Peugeot Expert VU 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: Expert VU, Model: Peugeot Expert VU 2016Pages: 520, PDF Size: 11.35 MB
Page 191 of 520

189
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Gewicht van het kind / leeftijds indicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
to
t ca.
6 maanden Tot 10 kg
(groep 0) Tot13 kg
(groepe 0+)
to
t ca. 1 jaar 9 - 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg"rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting""gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
2e zitrij met
tweezitsbank op 1e zitrij Buitenste zitplaats
links -
*
Middelste zitplaats Geen ISOFIX
Buitenste zitplaats rechts -
*
IUF
Z
itplaats geschikt voor de bevestiging van
een universeel gehomologeerd IS
oF
IX-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
en een bovenste riem.
IL
Z
itplaats geschikt voor de bevestiging
van een semi-universeel gehomologeerd
IS
o
F
IX-kinderzitje:
-
r
ug in de rijrichting voorzien van een
bovenste riem of een steun,
-
g
ezicht in de rijrichting voorzien van een
steun,
-
r
eiswieg voorzien van een bovenste riem
of een steun. * In afwachting van homologatie. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen
en de bovenste riem.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
X
Z
itplaats die niet geschikt is voor een
kinderzitje of IS
oF
IX-reiswieg voor de
aangegeven gewichtscategorie.
5
Veiligheid
Page 192 of 520

190
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
overeenkomstig de Europese wetgeving geeft het overzicht de mogelijkheden aan voor het bevestigen van een ISoFIX-kinderzitje op een
plaats in de auto voorzien van ISoF IX-bevestigingen.
Bij universele en semi-universele IS
oF
IX-kinderzitjes wordt de IS
oF
IX-maat op het kinderzitje naast het IS
oF
IX-logo aangegeven met een
letter ( A t /m G ).
Gewicht van het kind / leeftijdsindicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
to
t ca.
6 maanden Tot 10 kg
(groep 0)
Tot 13 kg
(groep 0+)
to
t ca. 1 jaarVan 9 tot 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1)"rug in de rijrichting" "rug in de
rijrichting" "gezicht in de
rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
1e zitrij (a)
Individuele
passagiersstoel of tweezitsbank
met passagiersairbag uitgeschakeld " OFF" Geen ISOFIX
met passagiersairbag ingeschakeld " ON" Geen ISOFIX
2e zitrij Buitenste zitplaats links
XIL (3) IL (2) IL IL (2) I U F, I L
Middelste zitplaats (b) XIL (3) IL (2) IL IL (2) I U F, I L
Buitenste zitplaats rechts XIL (3) IL (2) IL IL (2) I U F, I L
Veiligheid
Page 193 of 520

191
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Gewicht van het kind / leeftijds indicatie
Tot 10 kg
(groep 0)
to
t ca.
6
maanden Tot 10 kg
(groep 0) Tot13 kg
(groepe 0+)
to
t ca. 1 jaar 9 - 18 kg (groep 1)
Van 1 tot ca. 3 jaar
Type ISOFIX-kinderzitje Reiswieg (1) "rug in de rijrichting"
"rug in de rijrichting""gezicht in de rijrichting"
ISOFIX-maat F G C D E C D A B B1
3e zitrij Buitenste zitplaats
links X
XXI U F, I L
Middelste zitplaats (b) X
XXI U F, I L
Buitenste zitplaats rechts X
XXI U F, I L
(a)
R
aadpleeg de wetgeving in uw land
alvorens een kinderzitje op deze zitplaats
te bevestigen.
(b)
A
ls een kinderzitje op de middelste
zitplaats is bevestigd, kunnen de buitenste
zitplaatsen niet worden gebruikt. (1)
A
ls een reiswieg op deze zitplaats is
bevestigd, kunnen één of beide andere
zitplaatsen van dezelfde zitrij mogelijk niet
meer worden gebruikt.
(2)
u
i
tsluitend geschikt voor bevestiging
achter de bestuurdersstoel.
(3)
u
i
tsluitend geschikt voor bevestiging
achter de bestuurdersstoel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel.
5
Veiligheid
Page 194 of 520

192
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
IUF Zitplaats geschikt voor de bevestiging van een universeel gehomologeerd ISoF IX-
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
en een bovenste riem.
IL
Z
itplaats geschikt voor de bevestiging
van een semi-universeel gehomologeerd
IS
o
F
IX-kinderzitje:
-
r
ug in de rijrichting voorzien van een
bovenste riem of een steun,
-
gezicht in de rijrichting voorzien van een steun,- reiswieg voorzien van een bovenste riem of een steun.
X:
Z
itplaats die niet geschikt is voor een
kinderzitje of IS
oF
IX-reiswieg voor de
aangegeven gewichtscategorie. Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ISOFIX-
bevestigingen
en in het bijzonder de
bovenste riem.
Veiligheid
Page 195 of 520

193
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
KinderzitjesPlaatsen van een
zitverhoger
Adviezen
De regelgeving met betrekking tot
het vervoer van kinderen op de
voorpassagiersstoel verschilt per land. Houd
u aan de regels die gelden in het land waar u
zich bevindt.
Schakel de passagiersairbag vóór uit zodra
een kinderzitje "met de rug in de rijrichting"
op de voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Het kind kan anders bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met "het gezicht in de rijrichting" is het
noodzakelijk dat de afstand tussen de rugleuning
van het kinderzitje en de rugleuning van de stoel
van de auto zo klein mogelijk is.
Voordat u een kinderzitje met rugleuning op een
passagiersstoel plaatst, moet u de hoofdsteun van
de desbetreffende passagiersstoel verwijderen.
Zorg ervoor dat de hoofdsteun goed is
opgeborgen of vastgemaakt om te voorkomen
dat de hoofdsteun bij plotseling remmen een
gevaarlijk projectiel wordt.
Vergeet niet de hoofdsteun weer aan te brengen
nadat u het kinderzitje weer hebt verwijderd.De onjuiste bevestiging van een kinderzitje
brengt de veiligheid van het kind in gevaar bij
een aanrijding.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het
tuigje van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten,
worden vastgemaakt waarbij de speling ten
opzichte van het lichaam van het kind zoveel
mogelijk moet worden beperkt .
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel het
kinderzitje stevig op zijn plaats houdt. Schuif
de passagiersstoel, wanneer deze versteld
kan worden, indien nodig naar voren.
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
h
et kinderzitje "met de rug in de rijrichting",
-
d
e voeten van het kind in het kinderzitje
"met het gezicht in de rijrichting".
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en
zet de rugleuning ervan, indien nodig, meer
rechtop.
Kinderen voorin
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van
het kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
PE
u
g
Eo
t beveelt aan een zitverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van een
gordelgeleider ter hoogte van de schouder.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter in
een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.
ge
bruik de kindersloten om te voorkomen
dat de achterportieren per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterportierruiten niet
verder dan voor 1/3 deel geopend worden.
Plaats zonneschermen om jonge kinderen
tegen de zon te beschermen.
5
Veiligheid
Page 196 of 520

194
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Mechanisch
kinderslot
Vergrendelen
Ontgrendelen
Beide schuifdeuren zijn voorzien van een
kinderslot om het openen van binnenuit te
verhinderen.
Elektrische kinderbeveiliging
De elektrische kinderbeveiliging, die met de afstandsbediening kan worden
ingeschakeld, voorkomt dat de deuren achter (schuifdeuren en achterdeuren of
achterklep) van binnenuit worden geopend.
Het verklikkerlampje van de knop gaat
branden in combinatie met een melding die het
inschakelen bevestigt.
Het lampje blijft branden zolang de elektrische
kinderbeveiliging is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te
openen. Het verklikkerlampje van de knop gaat
uit in combinatie met een melding die het
uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Inschakelen
F Druk bij ingeschakeld contact op
deze knop. F
D
ruk nogmaals bij ingeschakeld
contact op deze knop.
Uitschakelen
F Draai de knop op de zijkant van de schuifdeur omhoog.
F
D
raai de rode knop op de zijkant
van de schuifdeur omlaag.
op a
fstand bedienbaar systeem waarmee wordt voorkomen dat de elektrisch
bedienbare schuifdeur(en) van binnenuit kunnen worden geopend.
Veiligheid
Page 197 of 520

195
Expert_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Kinderbeveiliging
van de ruitbediening
achter
Met dit mechanische systeem kan het openen
van de zijruit links en/of rechts achter worden
voorkomen.
F
V
ergrendel/ontgrendel het systeem met
de sleutel met afstandsbediening of de
noodsleutel van het Keyless entry and
start-systeem.
Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Bij een zware aanrijding wordt
de elektrische kinderbeveiliging
automatisch uitgeschakeld.
Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
Rijd niet met geopende schuifdeuren.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
5
Veiligheid
Page 198 of 520

196
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.Rijd nooit met aangetrokken handrem -
kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Kans op brand!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm.
Parkeer daarom uw auto niet en zet uw
auto niet met draaiende motor stil op
een plaats waar brandbaar materiaal
(gras, afgevallen blad enz.) in contact
kan komen met het uitlaatsysteem.
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P
, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
k
ijk of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
s
chakel het Stop & Start-systeem uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PE
u
g
Eo
t
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Rijden
Page 199 of 520

197
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Voor een lange levensduur van uw auto en
voor uw eigen veiligheid is het raadzaam om de
volgende voorzorgsmaatregelen te nemen bij
het gebruik van de auto:
Laad de auto op de juiste
wijze
Het gewicht van de lading en de auto mag
niet hoger zijn dan het maximaal toegestane
treingewicht.
om t
e voorkomen dat de auto uit balans
raakt, moet de lading gecentreerd worden en
moet de zwaarste lading op de vloer vóór de
achterwielen, worden geplaatst.
Manoeuvreer voorzichtig en
met lage snelheid
De afmetingen van deze auto, in de breedte, hoogte
en lengte, verschillen sterk van een personenauto.
Daardoor zijn bepaalde obstakels lastig te zien.
Rijd langzaam tijdens het manoeuvreren.
Controleer alvorens te draaien of er zich
halver wege de hoogte van de auto geen obstakels
bevinden naast de auto.
Controleer alvorens achteruit te rijden met name of
er zich geen hooggeplaatste obstakels bevinden
achter de auto.
Wees erop bedacht dat bijvoorbeeld ladders de
buitenmaten van de auto vergroten.
Vervoer geen zware voor werpen op het
imperiaal.
oo
k mag de maximale belasting van de
verankeringspunten van het imperiaal niet
worden overschreden. Houd u aan de
maximaal toegestane belasting zoals die door
het PE
u
g
Eo
t
-
netwerk is gecommuniceerd.
De lading moet stevig zijn vastgezet.
Niet goed vastgezette lading in de laadruimte
kan het rijgedrag van de auto negatief
beïnvloeden en vergroot zo de kans op een
ongeval.
Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg
er dan voor dat de lading niet hoger of breder is
dan de auto zelf.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem de bochten met lage snelheid.
Anticipeer op het remmen, want de remweg is
langer, met name op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Door milieuvriendelijk te rijden kunt u liters
brandstof besparen: accelereer geleidelijk,
anticipeer op het remmen en pas uw snelheid
aan de situatie aan.
ge
ef ruim van te voren richting aan zodat
andere weggebruikers hierop kunnen
anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de
auto
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; op lange ritten
is het raadzaam de bandenspanning met 0,2 -
0,3 bar te verhogen.
Controleer voordat u een portier sluit of het
portier ongehinderd kan worden gesloten en
begeleid vervolgens het portier door het met
een gematigde snelheid te sluiten.
6
Rijden
Page 200 of 520

198
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij het trekken van een aanhanger
Gewichtsverdeling
F Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
houd u aan de toegestane kogeldruk.
Door een geringere luchtdichtheid nemen
de prestaties van de motor af als men op
grotere hoogte boven de zeespiegel komt.
tr
ek boven de 1000 m 10% van het maximale
aanhangergewicht af en herhaal dit voor elke
volgende 1000 m.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de zijwindgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het toerental te
beperken.
Het maximale aanhangergewicht is
afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Let in elk geval goed op de aanwijzing van de
koelvloeistoftemperatuurmeter.
F
A
ls het waarschuwingslampje
van de koelvloeistoftemperatuur
gaat branden in combinatie met
het waarschuwingslampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet
de motor af.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen oververhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gewichten
.
om b
ij het gebruik van een originele
PE
u
g
Eo
t
-
trekhaak het onnodig
activeren van het geluidssignaal te
voorkomen, wordt de parkeerhulp
achter hierbij automatisch
uitgeschakeld.
Als de buitentemperatuur hoog is, is
het raadzaam de motor, als de auto
stilstaat, 1 tot 2 minuten stationair
te laten draaien om de koeling te
vergemakkelijken. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
handmatige hoogteverstelling van
de koplampen
.
Rijden