Peugeot Expert VU 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: Expert VU, Model: Peugeot Expert VU 2016Pages: 520, PDF Size: 11.35 MB
Page 231 of 520

229
GAP
MEM
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/ onderbroken.
7.
S
nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer ("LIMIt" )
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1.
S
electeren van de snelheidsbegrenzer.
2.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
4.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzing.
5.
W
eergeven van de lijst van opgeslagen
snelheden of opslaan van de door de
snelheidslimietherkenning weergegeven
snelheidslimiet.
Weergave op het instrumentenpaneel
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het afzetten
van het contact opgeslagen in het geheugen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over deze toets en de adaptieve
snelheidsregelaar .
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Head-up display
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning en
in het bijzonder het opslaan van de
weergegeven snelheidslimiet.
6
Rijden
Page 232 of 520

230
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4 te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F
u kunt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals op de toets 4 te drukken:
het onderbreken wordt bevestigd op het
display (Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-
d
ruk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
-
d
oor, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te
drukken:
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
De waarde wordt direct weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
om de snelheidsbegrenzer te kunnen inschakelen moet
de ingestelde snelheid minimaal 30 km/h bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer geschiedt
eveneens via de toets.
trap het gaspedaal voorbij de
weerstand in om de ingestelde
snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de
ingestelde maximumsnelheid het
gaspedaal los tot de wagensnelheid
weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
Rijden
Page 233 of 520

231
MEM
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, kan de
snelheidsbegrenzer niet altijd
voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan
tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde
snelheid knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden, knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Het knipperen van streepjes wijst op een storing in
de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het PE
u
g
Eo
t
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
F trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de
snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
F
D
raai de knop 1 in de stand "0" .
D
e informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
-
d
ruk, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :
F
d
e opgeslagen snelheid verschijnt op het
instrumentenpaneel,
F
druk nogmaals op de toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning . Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PE
u
g
Eo
t kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
6
Rijden
Page 234 of 520

232
MEM
MEM
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Snelheidsregelaar ("CRuISE")
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de
bestuurder met een constante ingestelde
snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bediening aan de stuurkolom
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. I
nstellen van een snelheid/ Verlagen van de
snelheid.
3.
I
nstellen van een snelheid/Verhogen van
de snelheid.
4.
o
nd
erbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5.
W
eergeven van de lijst van opgeslagen
snelheden of opslaan van de door de
snelheidslimietherkenning weergegeven
snelheidslimiet.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar moet de
bestuurder te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer blijven
vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de pedalen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
de snelheidslimietherkenning .
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over
het opslaan van snelheden .
Rijden
Page 235 of 520

233
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
Als uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie of elektronisch gestuurde
versnellingsbak, moet minimaal de tweede
versnelling zijn ingeschakeld.
6.
S
nelheidsregeling onderbroken/hervat.
7.
Sn
elheidsregelaar geselecteerd.
8.
I
ngestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Weergave op het head-up display
Inschakelen
F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE" :
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op de toets 2 of 3 : de actuele snelheid
van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (
oN
).Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
om w
eer terug te keren naar de
ingestelde snelheid is het voldoende
het gaspedaal los te laten tot de
wagensnelheid weer gelijk is aan de
geprogrammeerde snelheid.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40 km/h rijden.
6
Rijden
Page 236 of 520

234
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Onderbreken
Het onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door
het rem- of koppelingspedaal in te trappen
of om veiligheidsredenen, door activering
van de ESC.
-
d
ruk, indien uw auto is uitgerust met
snelheidslimietherkenning, op de toets 5 :
F
d
e opgeslagen snelheid verschijnt op het
instrumentenpaneel,
F
druk nogmaals op de toets 5 om de
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct op het
instrumentenpaneel weergegeven. Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door op
de toets 4 te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
u vervolgens de snelheid wijzigen:
-
m
et behulp van de toetsen 2 of 3 :
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van de oorspronkelijke
(ingestelde) snelheid
- door, indien uw auto is uitgerust met snelheidslimietherkenning, op de toets 5 te
drukken:
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
Het selectiescherm wordt na enkele seconden
gesloten.
De wijziging is opgeslagen. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidslimietherkenning
.
Rijden
Page 237 of 520

235
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
Uitschakelen
F Draai de knop 1 in de stand "0". D
e informatie van de snelheidsregelaar
wordt niet meer weergegeven. Als streepjes knipperen wijst dit op een storing
in de snelheidsregelaar.
Laat dit controleren door het PE
u
g
Eo
t
-
n
etwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
StoringLet tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
ge
bruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
op e
en steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door PE
u
g
Eo
t zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
om t
e voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
6
Rijden
Page 238 of 520

236
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Adaptieve snelheidsregelaar ("CRuISE")
Dit systeem zorgt er voor dat de auto
automatisch de door de bestuurder
ingestelde snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand,
die u zelf kunt selecteren, tussen uw auto
en de voorligger aanhouden.
op
en het menu Rijden en activeer/deactiveer
" Adaptieve snelheidsregelaar ".
Bij het afzetten van de motor wordt de
status van de functie opgeslagen.
Inschakelen / uitschakelen
De rolknop voor de selectie van de
snelheidsregelaar moet in de stand
"CR
uI
SE" staan, anders wordt uw
commando niet uitgevoerd.
De functie kan worden in-
en uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Met touchscreen
1. Selecteren van de snelheidsregelaar.
2. I nstellen van een snelheid/verlagen van de
snelheid.
3.
I
nstellen van een snelheid/verhogen van
de snelheid.
4.
o
nd
erbreken/hervatten van de
snelheidsregeling.
5.
A
fhankelijk van de uitvoering van
uw auto, weergave van het overzicht
van de opgeslagen snelheden of
opslaan van de snelheid die door de
snelheidslimietherkenning is aangegeven.
6.
S
electie van de afstand tot de voorligger
(" Dichtb. ", "Normaal ", "Ver ")
Bediening aan de stuurkolom
Standaard is de afstand tot de
voorligger ingesteld op " Normaal".
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde
waarde gebruikt bij het inschakelen van
de functie.
Rijden
Page 239 of 520

237
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie of elektronisch gestuurde versnellingsbak,
moet minimaal de tweede versnelling zijn ingeschakeld.
Bij een auto met handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde of
vierde versnelling zijn ingeschakeld.
7.
S
nelheidsregeling onderbroken/hervat.
8.
Sn
elheidsregelaar geselecteerd of
bijstelfase van de wagensnelheid.
9.
I
ngestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
Head-up display
De adaptieve snelheidsregelaar moet
handmatig worden ingeschakeld , daarbij moet
de wagensnelheid tussen 40 km/h en 150 km/h
liggen.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan
150
km/h, gaat de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch over op een conventionele
snelheidsregeling (zonder automatische
regeling van de afstand tot de voorligger).
Inschakelen
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het head-up
display . Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidsregelaar
. De adaptieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu Rijden
.
F
D
raai de rolknop 1 in de stand "
CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F
D
ruk op een van de toetsen 2 of 3
: de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (
oN
).
6
Rijden
Page 240 of 520

238
MEM
Expert_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Als de regelaar is ingeschakeld, kunt u
vervolgens de ingestelde kruissnelheid op de
volgende manieren wijzigen:
-
m
et de toets 2 of 3 :
F
h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1 km/h,
F
i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5 km/h.
Wijzigen van alleen de
kruissnelheid
- als uw auto is voorzien van de functie
opslaan van snelheden, door te drukken op
de toets 5 :
F
d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F
k
ies een snelheid: deze wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Na enkele ogenblikken wordt het
selectiescherm gesloten.
De wijziging is dan doorgevoerd. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
snelheidslimietherkenning
en in
het bijzonder het opslaan van de door
dit systeem aangegeven snelheid.
om
veiligheidsredenen is het raadzaam
een snelheid te selecteren die dicht bij
de actuele snelheid van uw auto ligt.
-
a
ls uw auto is voorzien van de
snelheidslimietherkenning, door te drukken
op de toets 5 :
F
d
e snelheid die moet worden
opgeslagen, wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel,
F druk
nogmaals op de toets 5 om deze
snelheid op te slaan.
De waarde wordt direct weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Afstand tot voorligger
Met behulp van een radar aan de voorzijde
van de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100
meter, signaleert het systeem een voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets "- ").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de adaptieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. De bestuurder
wordt dan gewaarschuwd door een
geluidssignaal en een melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de adaptieve
snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid
tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
adaptieve snelheidsregelaar tijdelijk toe
dat hij de voorligger dichter nadert om het
inhalen gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Rijden