Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 81 of 312

79
Inschakelen
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie
weer uit te schakelen; het lampje van de toets
gaat uit.
Ontwasemen - ontdooien
achterruit en/of
buitenspiegels
Aan/Uit
F Druk op deze toets om de achterruit en buitenspiegels
te ontwasemen/ontdooien
(afhankelijk van de uitvoering
van uw auto).
Schakel, zodra de omstandigheden
het toelaten, de achterruit- en
buitenspiegelverwarming uit, omdat een
geringer stroomverbruik leidt tot een
verlaging van het brandstofverbruik.
F
D
ruk bij draaiende motor op deze toets; het
lampje van de toets gaat branden.
Extra verwarming/
ventilatie
Ver war ming
Dit is een aanvullend en afzonderlijk systeem
dat het interieur voor ver warmt en de ruiten
sneller ontdooit.
Dit lampje brandt als het systeem wordt
geprogrammeerd.
Dit lampje knippert als de verwarming
werkt of als de ver warming met de
afstandsbediening wordt ingeschakeld.
Het lampje gaat uit als de
verwarmingscyclus is beëindigd
of als de ver warming met de
afstandsbediening wordt uitgeschakeld.
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse
omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur heerst.
Programmeren
Met Bluetooth®-audiosysteem
F Druk op de toets MENU om het
hoofdmenu te openen.
F
Sel
ecteer " Voor ver w. / Voor ventil ".
F
D
ruk op deze toets om de
buitenspiegels te ontwasemen/
ontdooien.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
3
Ergonomie en comfort
Page 82 of 312

80
12:13
1 12:00 AM12:00 AM
2
23 °C
12:13
23 °C
OFF
OK
F Vink " Activering " aan en selecteer voor het
programmeren indien nodig " Parameters",
F
Sel
ecteer " Verwarming. " om de motor en
het interieur te ver warmen of " Ventilatie"
om het interieur te ventileren.
F
Selecteer:
-
h
et 1e klokje om het tijdstip te
programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur moet zijn
bereikt,
-
h
et 2e klokje om het tweede tijdstip te
programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur moet zijn
bereikt,
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld
afhankelijk van het seizoen, een keuze
maken uit twee inschakeltijdstippen.
Via een melding op het scherm wordt uw
keuze bevestigd. F
S
electeer het tabblad "Status" om het
systeem in of uit te schakelen.Met PEUGEOT Connect Radio
Druk op Applicaties om de
hoofdpagina weer te geven.
Druk ver volgens op " Programmeerbaar
verwarmings-/ventilatiesysteem ".
F Selecteer het tabblad "Overige instellingen"
voor het kiezen van " Verwarming." om
de motor en het interieur te ver warmen of
" Ventilatie " om het interieur te ventileren.
F
St
el vervolgens het tijdstip (vooraf)
in waarbij voor elke selectie de
voorverwarmingstemperatuur wordt moet zijn
bereikt.
Druk op deze toets om op te slaan.
Met PEUGEOT Connect Nav
F Druk op het menu "Applicaties ".
F
D
ruk op het tabblad " Voertuigapps".
F
D
ruk op " Programmeerbaar
verwarmings-/
ventilatiesysteem ".
F
S
electeer het tabblad " Status" om het
systeem in/uit te schakelen.
Ergonomie en comfort
Page 83 of 312

81
OK
00 00
00 00
F Stel ver volgens het tijdstip (vooraf) in waarbij voor elke selectie de
voorverwarmingstemperatuur moet zijn
bereikt.
F
D
ruk ten slotte op " OK" om te bevestigen.
Afstandsbediening met
groot bereik
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Op deze manier kunt u de ver warming in het
interieur op afstand in- of uitschakelen.
Het bereik van de afstandsbediening is
ongeveer 1
km, in een onbeschutte omgeving.
Inschakelen
F Houd deze toets ingedrukt om de ver warming direct in te
schakelen.
Het lampje van de afstandsbediening licht
gedurende ongeveer 2
seconden groen op om
te bevestigen dat het signaal door de auto is
ontvangen.
Uitschakelen
F Selecteer de modus " Ver war ming" om
de motor en het interieur te ver warmen of
" Ventilatie " om het interieur te ventileren.
F
H
oud deze toets ingedrukt om
de ver warming direct uit te
schakelen.
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2
seconden
als de auto het signaal niet heeft
ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Het lampje van de afstandsbediening licht
gedurende ongeveer 2
seconden rood op om
te bevestigen dat het signaal door de auto is
ontvangen.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
F
D
raai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij.
De maximale werkingsduur van de
ver warming bedraagt ongeveer 45
min,
afhankelijk van de weersomstandigheden.
3
Ergonomie en comfort
Page 84 of 312

82
Het extra ver warmingssysteem werkt op
brandstof uit de brandstoftank van de
auto.
Verzeker u er vóór gebruik van dat er
voldoende brandstof in de tank zit.
Als de brandstoftank bijna leeg is, kan het
systeem niet worden gebruikt.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
-
d
e laadtoestand van de accu dat
toelaat,
-
h
et brandstofniveau dat toelaat,
-
d
e motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een
keer is gestart.
Zorg er voor dat de extra ver warming altijd
is uitgeschakeld tijdens het tanken; kans
op brand- en explosiegevaar! Glazen opper vlakken zoals de achterruit
en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voor werpen op deze
oppervlakken; raak deze oppervlakken
nooit aan; kans op brandwonden!
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het
milieu. Lever lege batterijen in bij een
speciaal verzamelpunt.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
programmeerbare verwarming niet
worden gebruikt, ook niet voor korte
perioden, in afgesloten ruimten, zoals
een garage of een werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). – Brandgevaar!
Ergonomie en comfort
Page 85 of 312

83
Instructies
Neem voor een optimale werking van deze
systemen de volgende gebruiksadviezen in
acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het
interieur de uitstroomopening
onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en
overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening achterin vrij blijven.
F
D
ek de zonnesensor boven in de voorruit
niet af; deze wordt gebruikt voor het
regelen van het airconditioningssysteem.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot
twee keer per maand 5 tot 10
minuten
aan om het systeem in per fecte staat te
houden.
F
O
m te voorkomen dat de ruiten beslaan en
de luchtkwaliteit in het interieur achteruit
gaat, dient u het systeem niet te lang uit
te schakelen en langdurig gebruik van het
luchtrecirculatiesysteem tijdens het rijden
te vermijden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen. Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de
lucht in het interieur goed ver verst wordt.
Het airconditioningssysteem is chloor vrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Bevat gefluoreerde broeikasgas
R13 4A .
Afhankelijk van de uitvoering en
het land van bestemming bevat het
airconditioningssysteem gefluoriseerde
broeikasgassen R134A.
Wij raden u een gecombineerd interieurfilter
aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een
gezuiverde lucht voor de inzittenden en
een schoon interieur (vermindering van
allergische reacties, onaangename geuren en
vetaanslag).
F
L
aat de airconditioning regelmatig
controleren volgens de aanbevelingen in
het garantie- en onderhoudsboekje, om
het systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Condensvorming door de airconditioning kan ertoe
leiden dat zich een klein plasje water onder de
auto vormt. Dit is een normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op
het door u gewenste niveau wilt houden,
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
3
Ergonomie en comfort
Page 86 of 312

84
Plafonnier
Automatisch inschakelen/
uitschakelen
Leeslampjes (afhankelijk van de uitvoering)
Deze kunnen worden in- en
uitgeschakeld met behulp van een
schakelaar.
Bedien bij aangezet contact de
desbetreffende schakelaar.
De plafonnier vóór gaat automatisch branden
als de sleutel uit het contact wordt gehaald.
Bij het ontgrendelen van de auto, zodra een
portier wordt geopend of als de auto wordt
gelokaliseerd met de afstandsbediening, gaan
alle plafonniers branden.
De plafonniers gaan geleidelijk uit nadat
het contact is aangezet en nadat de auto is
vergrendeld.
Let op dat u nergens mee tegen de
plafonniers stoot.
Ty p e 1
Blijft branden, bij aangezet contact. Gaat branden als een van de
voor- of achterportieren wordt
geopend.
Permanent uit.
Ty p e 2
Voorin: de plafonniers gaan
branden zodra een van de
portieren of deuren (schuifdeur en
afhankelijk van de uitvoering de
linker achterdeur of de achterklep)
wordt geopend.
Blijft branden, bij aangezet contact.
Permanent uit.
Ergonomie en comfort
Page 87 of 312

85
Lichtschakelaar
Selecteren van de stand
van de hoofdverlichting
Draai aan de ring om het symbool van de gewenste
stand tegenover het merkteken te zetten.
Automatische verlichting/
dagrijverlichting.
Alleen parkeerlichten.
Dimlicht of grootlicht.
Het branden van het desbetreffende
lampje op het instrumentenpaneel geeft
aan dat de geselecteerde verlichting is
ingeschakeld. Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Overschakelen van dim- naar grootlicht
In de stand "
AUTO" en wanneer de
parkeerlichten zijn ingeschakeld, kan de
bestuurder een grootlichtsignaal geven door
aan de hendel te trekken.
Ring voor de selectie van
de mistverlichting
Mistachterlicht
Trek de hendel naar u toe om over te schakelen
van dim- naar grootlicht en terug. Het mistachterlicht werkt als
minimaal de parkeerlichten zijn
ingeschakeld.
F
D
raai de ring naar voren om het
mistachterlicht in te schakelen en naar
achteren om het uit te schakelen.
Wanneer de verlichting automatisch wordt
uitgeschakeld (stand " AUTO"), blijven het
mistachterlicht en het dimlicht branden.
Met mistlichten vóór en
mistachterlicht
De mistlampen vóór werken als
de dimlichten zijn ingeschakeld
(handmatig of in de stand AUTO).
4
Verlichting en zicht
Page 88 of 312

86
Draai aan de ring.
F é én stand naar voren om de mistlampen
vóór in te schakelen,
F
e
en tweede maal naar voren om de
mistachterlichten in te schakelen.
F
e
enmaal naar achteren om de
mistachterlichten uit te schakelen,
F
n
ogmaals naar achteren om de mistlampen
vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch (stand " AUTO")
wordt uitgeschakeld of als het dimlicht
handmatig wordt uitgeschakeld, blijven de
mistverlichting en de parkeerlichten branden.
F
D
raai de ring naar achteren om de
mistverlichting uit te schakelen.
De parkeerlichten worden dan ook
uitgeschakeld.
Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de
verlichting wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar. Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in een
land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik
van de mistlampen vóór en de
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn
onder deze omstandigheden namelijk
verblindend voor medeweggebruikers.
Gebruik de mistlampen vóór en de
mistachterlichten uitsluitend bij mist of
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de lichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Schakel de mistlampen uit zodra ze niet
meer nodig zijn.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van
de led-koplampen. U kunt daarbij ernstig
oogletsel oplopen.Richtingaanwijzers
Drie keer knipperen
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag, zonder deze door de
weerstand te drukken. De desbetreffende
richtingaanwijzers zullen drie keer
knipperen.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
Met behulp van een zonlichtsensor
schakelen bij onvoldoende omgevingslicht de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch in. Bij neerslag kan
de verlichting gelijktijdig met het automatisch
inschakelen van de ruitenwissers vóór worden F
L
inks: beweeg de verlichtingsschakelaar
omlaag voorbij het weerstandspunt.
F
R
echts: beweeg de verlichtingsschakelaar
omhoog voorbij het weerstandspunt.
Verlichting en zicht
Page 89 of 312

87
ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
F
D
raai de ring in de stand " AUTO". Het
activeren van de functie wordt bevestigd
door een melding.
F
D
raai de ring in een andere stand . Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd
door een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat
de verlichting branden en wordt
dit pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en/of een
melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Als de lichtsensor bij mist of sneeuw
voldoende licht waarneemt, wordt de
verlichting niet automatisch ingeschakeld.
Dek de met de regensensor
gecombineerde lichtsensor, die zich
op het dashboard of aan de bovenzijde
van de voorruit achter de binnenspiegel
(afhankelijk van de uitvoering) bevindt, niet
af. De aan de sensor gekoppelde functies
worden dan niet meer bediend.
Dagrijverlichting/
parkeerlichten
De verlichting vóór wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
-
D
agrijverlichting (lichtschakelaar in stand
" AUTO " bij voldoende omgevingslicht).
-
P
arkeerlicht (lichtschakelaar in stand
" AUTO " bij weinig omgevingslicht of in stand
"Parkeerlicht" of "Dim-/grootlicht"). Als de functie dagrijverlichting is
ingeschakeld, hebben de leds een grotere
lichtsterkte.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door
het inschakelen van de parkeerlichten aan de
kant van het verkeer.
F
A
fhankelijk van de uitvoering: duw de
lichtschakelaar binnen één minuut na het
afzetten van het contact omhoog of omlaag
om de parkeerlichten aan de kant van het
verkeer in te schakelen (voorbeeld: rechts
van de weg parkeren: lichtschakelaar
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door een
geluidssignaal en het branden van het lampje
van de desbetreffende richtingaanwijzer op het
instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de
lichtschakelaar in de middelste stand.
4
Verlichting en zicht
Page 90 of 312

88
Follow me home-verlichting
Handmatig
Inschakelen
F G eef bij afgezet contact eenmaal een
"lichtsignaal" met de lichtschakelaar.
F
G
eef nogmaals een "lichtsignaal" om de
functie uit te schakelen.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting
wordt na een bepaalde tijd automatisch
uitgeschakeld.
Automatisch
Als de ring in de stand " AUTO" staat, wordt bij
gering omgevingslicht het dimlicht automatisch
ingeschakeld zodra u het contact uitschakelt.
U kunt de functie in- en
uitschakelen en de tijdsduur van
de follow me home-verlichting
instellen via het configuratiemenu
van de auto.
Automatische
instapverlichting buitenzijde
Als de functie "automatische verlichting" is
geactiveerd, gaan bij een geringe lichtsterkte
van de omgeving na het ontgrendelen van
de auto de parkeerlichten en het dimlicht
automatisch branden.
Het in- en uitschakelen en de
duur van het branden van de
instapverlichting kunnen worden
ingesteld via het configuratiemenu
van de auto.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch tussen
dim- en grootlicht, afhankelijk van het
omgevingslicht en de rijomstandigheden, met
behulp van een camera aan de bovenzijde van
de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk voor
de verlichting van zijn auto en de aanpassing
van de verlichting aan de lichtsterkte van de
omgeving, het zicht en het verkeer en voor het
naleven van de verkeersregels.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15
km/h wordt,
werkt de functie niet meer.
Verlichting en zicht