kinderen Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 40 of 312

38
De centrale vergrendeling/ontgrendeling
en supervergrendeling werken niet:
-
a
ls het contact is aangezet,
-
a
ls een van de te openen
carrosseriedelen nog geopend is,
-
a
ls een sleutel van het Keyless entry
and start-systeem zich nog in de auto
bevindt.
Als de auto is vergrendeld en per
ongeluk wordt ontgrendeld (met de
afstandsbediening of via het Keyless
entry and start-systeem), wordt de auto
binnen 30
seconden automatisch weer
vergrendeld tenzij binnen deze tijd een
portier wordt geopend.
Het alarmsysteem (indien aanwezig) wordt
in dat geval weer ingeschakeld (inclusief
de interieurbeveiliging, zelfs als u deze
had uitgeschakeld).
Het in- en uitklappen van de
buitenspiegels kan worden uitgeschakeld
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de Keyless entry
and start-afstandsbediening mee te
nemen.
Wees bedacht op diefstal als de Keyless
entry and start-afstandsbediening zich
binnen het detectiebereik bevindt terwijl
uw auto ontgrendeld is.
Om te voorkomen dat de batterij van de
elektronische sleutel ontladen raakt, gaan
de "Keyless entry"-functies over in de
waakfase als de auto langer dan 21 dagen
niet is gebruikt.
Om de functies weer te activeren,
dient u op een van de knoppen van de
afstandsbediening te drukken of de motor
te starten ter wijl u de afstandsbediening
tegen de noodlezer houdt.Volledige of selectieve
ontgrendeling
De selectieve ontgrendeling van
de cabine
of de laadruimte is een
veiligheidsmaatregel.
Dit systeem wordt gebruikt om de toegang
af te sluiten naar het deel van de auto
waar u niet aanwezig bent.
De volledige ontgrendeling ontgrendelt alle
te
openen carrosseriedelen van de auto (voor, zij,
achter).
De selectieve ontgrendeling ontgrendelt de
portieren van de cabine of de te openen
carrosseriedelen van de laadruimte (zij en
achter).
Toegang tot de auto
Page 44 of 312

42
Vergrendelen
Met de sleutel
F Steek de sleutel in het slot van het bestuurdersportier en draai hem richting de
achterzijde van de auto om de auto te vergrendelen.
Met de afstandsbediening
F Druk op deze knop om de auto te vergrendelen. Als u deze knop ingedrukt
houdt, worden de ruiten gesloten
(afhankelijk van de uitvoering).
Als u de knop loslaat, stopt de
beweging van de ruit.
Let erop dat niets of niemand het correcte
sluiten van de ruiten in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
Als uw auto niet is uitgerust met het
alarmsysteem, wordt de vergrendeling/
supervergrendeling bevestigd door het
gedurende ongeveer 2
seconden blijven
branden van de richtingaanwijzers.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
worden gelijktijdig de buitenspiegels
ingeklapt.
Met de Keyless entry and
start-afstandsbediening op zak
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de
schakelaar voor het ontgrendelen van de
achterklep om de auto te ontgrendelen.
F
O
pen de achterklep.
F
D
ruk, als de afstandsbediening zich binnen
het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
portiergrepen voor of achter om de auto te
vergrendelen.Met achterdeuren/achterklep
Let erop dat niets of niemand het correcte
sluiten van de ruiten in de weg staat.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruit niet
kunnen bezeren.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, op de merktekens op de portiergreep van de linker
achterdeur of op de schakelaar voor het vergrendelen van de
achterklep om de auto te vergrendelen.
Als u op de merktekens of op de
schakelaar blijft drukken, worden
de ruiten gesloten (afhankelijk
van de uitvoering). Wanneer u
de merktekens of de schakelaar
loslaat, stopt de beweging van
de ruit.
Toegang tot de auto
Page 45 of 312

43
Als een portier of deur, of de achterklep
niet goed is gesloten (behalve de rechter
achterdeur):
-
b
randt, bij stilstaande auto
en draaiende motor, dit
lampje in combinatie met een
waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
b
randt tijdens het rijden
(wagensnelheid hoger dan
10
km/h) dit lampje in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding die gedurende
enkele seconden wordt weergegeven.
Supervergrendeling
Met de sleutel
F Steek om de super vergrendeling in te schakelen de sleutel in het slot en draai de
sleutel in de richting van de achterzijde van
de auto.
F
Draai binnen vijf seconden de sleutel
nogmaals in de richting van de achterzijde.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
werken de binnen- en buitenportiergrepen
niet.
Als de supervergrendeling is ingeschakeld,
is ook de toets van de centrale
vergrendeling in het interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand in
de auto bevindt.
Met de afstandsbediening
F Druk om de supervergrendeling
in te schakelen op deze knop.
F
Druk binnen 5
seconden na het
vergrendelen nogmaals op deze
knop.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering van de auto, de buitenspiegels
elektrisch ingeklapt.
Met de Keyless entry and start-
afstandsbediening op zak
Met achterdeuren/achterklep
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het detectiegebied A bevindt, met uw
vinger op de merktekens van een van de
voor- of achterportiergrepen om de auto te
vergrendelen.
F
Druk binnen vijf seconden nogmaals op
de merktekens om de supervergrendeling in
te schakelen.
Als u de vergrendelknop
ingedrukt houdt, worden de
ruiten gesloten (afhankelijk van
de uitvoering). Wanneer u de
knop loslaat, stoppen de ruiten.
Het rijden met vergrendelde portieren
kan in noodgevallen de toegang tot
het interieur voor de hulpdiensten
bemoeilijken.
Verlaat om veiligheidsredenen (kinderen
in de auto) de auto nooit, zelfs niet voor
een korte tijd, zonder de sleutel mee te
nemen.
F Druk, als de afstandsbediening zich binnen het
detectiegebied A bevindt, op de merktekens
van de portiergreep van de linker achterdeur of
op de schakelaar voor het vergrendelen van de
achterklep om de auto te vergrendelen.
2
Toegang tot de auto
Page 49 of 312

47
F Zet het contact aan door op de knop "START/STOP " te drukken.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig. F
H
oud de afstandsbediening tegen de
noodsleutellezer op de stuurkolom tot u het
contact aanzet.
F
Z
et bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingshendel in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
F
S
electeer bij een auto met een
automatische transmissie stand P en trap
ver volgens het rempedaal stevig in. Sleutels of afstandsbediening verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker
met de sleutelcode naar het PEUGEOT-
netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken
en een nieuwe bestellen.
Elektrische storingen
De afstandsbediening van het Keyless entry
and start-systeem werkt in sommige gevallen
niet correct in de nabijheid van elektronische
apparatuur: telefoon, laptop, sterke
magnetische velden, enz.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is
een systeem met een groot bereik. Het is
raadzaam om niet met de knoppen van
de afstandsbediening te spelen, om te
voorkomen dat de portieren per ongeluk
ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening kan
dan onbruikbaar worden en moet in dat geval
opnieuw worden gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet functioneren
als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als
het contact is afgezet.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan bij
een noodgeval de toegang tot de auto voor de
hulpdiensten bemoeilijken.
Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in
de auto) de sleutel uit het contact of neem de
afstandsbediening mee als u de auto verlaat,
zelfs al is dit voor korte duur. Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Vergeet niet aan het stuur wiel te draaien om
het stuurslot te activeren.
Bij het aanschaffen van een gebruikte
auto
Laat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk
in het elektronische geheugen van de auto
opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat
de in uw bezit zijnde sleutels de enige zijn
waarmee de auto kan worden gestart.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 312

50
Vervoer van lange of grote voorwerpen
Wanneer u wilt rijden met geopende
achterklep, dient u op de schakelaar van
de centrale vergrendeling te drukken om
de portieren te vergrendelen. Wanneer
u dit niet doet, hoort u elke keer dat u de
10 km/h overschrijdt de vergrendeling
'terugspringen', met de bijbehorende
bovenstaande waarschuwingen.
Wanneer u nogmaals op de schakelaar
van de centrale vergrendeling drukt, wordt
de auto weer ontgrendeld.
Bij snelheden boven 10
km/h is dit
ontgrendelen slechts tijdelijk.
Achterdeuren
De linker achterdeur gesloten
houden bij geopende rechter
achterdeur Openen tot ongeveer 180°
Er kan worden gereden met een
geopende rechter deur voor het vervoeren
van lange ladingen.
De linker
deur wordt gesloten gehouden
door het opvallende gele slot aan de
onderzijde van de deur.
Deze gesloten deur mag niet worden
gebruikt voor het vastzetten van ladingen.
Rijd alleen met een geopende rechter
achterdeur als het niet anders kan. Neem
de wettelijke veiligheidsvoorschriften
in acht om medeweggebruikers op de
uitstekende lading te attenderen.Algemene aanbevelingen
voor de schuifdeuren
Bedien de schuifdeuren uitsluitend bij stilstaande
auto.
Omwille van de veiligheid van uzelf en uw
passagiers en voor een goede werking van de
schuifdeuren is het raadzaam niet te gaan rijden
met geopende schuifdeuren.
Controleer voordat u een schuifdeur bedient altijd
of de omstandigheden veilig zijn, en zorg er voor
dat kinderen en huisdieren zich niet onbewaakt
in de omgeving van de bedieningselementen van
de schuifdeuren bevinden.
Een geluidssignaal, het branden van het lampje
"geopend portier" en een melding op het display
herinneren u eraan dat de deur is geopend.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om deze
waarschuwing uit te schakelen.
Vergrendel uw auto tijdens het wassen in een
wasstraat.
De deur vangers (afhankelijk van de uitvoering)
maken het mogelijk de achterdeuren in een
hoek van ongeveer 90° tot ongeveer 180° te
openen.
F
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Toegang tot de auto
Page 58 of 312

56
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
mee.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze er van
verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van de ruit hindert.
De bestuurder moet er van verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruikmaken van de elektrische
ruitbediening.
Zorg er voor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruiten niet kunnen
bezeren.Uitstelbare
achterportierruiten
Openen
F Draai de hendel naar buiten.
F D uw de hendel zo ver mogelijk naar
buiten om de ruit in de geopende stand te
vergrendelen.
Sluiten
F Trek de hendel naar binnen om de ruit te ontgrendelen.
F
B
eweeg de hendel volledig naar binnen om
de ruit in de gesloten stand te vergrendelen.
Toegang tot de auto
Page 107 of 312

105
Instructies
Alvorens te gaan rijden dient de
bestuurder te controleren of alle
passagiers hun veiligheidsgordel goed
hebben omgedaan en vastgemaakt.
Zorg er voor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Wissel de gespen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de
gordels zijn dan niet voldoende effectief.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van
een oprolautomaat die er voor zorgt dat de
lengte van de gordel automatisch wordt
aangepast aan de lichaamsbouw van de
gebruiker. De gordel wordt automatisch
opgerold als deze niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik
van de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op
het bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het
holle gedeelte van de schouder worden
geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat
de riem weer een stukje wordt opgerold.Instructies
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of
rafels vertonen,
-
m
ag er om te voorkomen dat de gordel
niet goed werkt, niets aan worden
gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, om te
garanderen dat de werkzaamheden
volgens de voorschriften worden
uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw
auto regelmatig controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats, vooral als de
gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het PEUGEOT-netwerk.
Controleer na het neerklappen of
verstellen van een stoel of de achterbank
of de gordel zich op de juiste plaats
bevindt en goed is opgerold. Instructies voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12
jaar of kleiner
dan 1,50
m gebruik van een geschikt
kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer
dan één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten
tijdens het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk
van de aard en de kracht van de
aanrijding, vóór en onafhankelijk van
de airbags afgaan. Het afgaan van de
gordelspanners gaat gepaard met wat
onschadelijke rook en een knal, als gevolg
van de activering van de pyrotechnische
lading die in het systeem is geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het lampje van de
airbag branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen
door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
5
Veiligheid
Page 110 of 312

108
Veiligheidsvoorschriften
Houd u aan de onderstaande
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten, enz.) en bevestig
niets in de buurt van de airbags of in het
gebied waar de airbags afgaan. Dit kan
de inzittende bij het afgaan van de airbag
verwonden.
Plaats geen voor werpen op het
dashboard.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke
ontwerp van uw auto, vooral niet in de
directe omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan het airbagsysteem
mogen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften
worden nageleefd, blijft de kans bestaan
op letsel of lichte brandwonden aan het
hoofd, de borst of de armen als de airbag
wordt geactiveerd. De airbag wordt
namelijk zeer snel opgeblazen (binnen
enkele milliseconden) en loopt vervolgens
even snel leeg, waarbij de hete gassen via
de daar voor bestemde openingen naar
buiten stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten
niet op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten
of een pijp brandwonden of ander letsel
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen
gaten in de stuur wielbekleding en sla er
niet op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op
het stuur wiel of op het dashboard. Deze
kunnen bij het afgaan van de airbags
letsel veroorzaken.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan
van de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het
dak (indien aanwezig); deze maken deel
uit van de bevestiging van de window-
airbags.
Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn
met zijairbags. Voor informatie over
stoelhoezen die geschikt zijn voor uw auto
kunt u zich wenden tot het PEUGEOT-
netwerk.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning
van de stoelen (kleding...): dit zou bij het
afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
ver wondingen aan armen of de borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
De portierpanelen van de voorportieren
bevatten de zijdelingse schoksensoren
van de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren
van werkzaamheden (wijzigingen of
reparaties) die niet aan de voorschriften
voldoen, kan ertoe leiden dat deze
sensoren niet meer goed werken – In dat
geval werken de zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de
voorportieren uitsluitend uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Veiligheid
Page 111 of 312

109
Algemene informatie met
betrekking tot kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het
vervoer van kinderen zijn per land
verschillend. Raadpleeg de in uw land
geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
-
C
onform de Europese wetgeving dienen
kinderen jonger dan 12
jaar of kleiner
dan 1,50
m in gehomologeerde, aan
het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen
te worden vervoerd
-
D
e veiligste plaats voor het ver voeren
van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van uw
auto.
-
K
inderen tot 9 kg moeten zowel voor-
als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd.
Het is raadzaam om kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te
vervoeren:
-
t
ot 3 jaar "met de rug in de rijrichting ",
-
v
anaf 3 jaar "met het gezicht in de
rijrichting ".
Controleer of de veiligheidsgordel goed
gepositioneerd is en strak staat.
Controleer bij kinderzitjes met een steun
of deze steun stevig en stabiel op de vloer
staat.
Voorin: verstel indien nodig de
passagiersstoel.
Achterin: verstel indien nodig de
betreffende voorstoel.
Ver wijder de hoofdsteun en berg hem
op alvorens een kinderzitje met een
rugleuning te bevestigen op een zitplaats.
Plaats de hoofdsteun terug zodra het
kinderzitje is verwijderd.
Kinderzitje op de voorpassagiersstoel
Zet als een kinderzitje op de
voorpassagiersstoel is geplaatst, de stoel in
de hoogste stand en in de achterste stand
van de verstelling in lengterichting en zet
de rugleuning rechtop .
"Rug in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
zijn uitgeschakeld. Gebeurt dit niet, dan
kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken .
"Gezicht in de rijrichting"
De airbag vóór aan passagierszijde moet
zijn ingeschakeld.
5
Veiligheid
Page 115 of 312

113
Adviezen
Een onjuist bevestigd kinderzitje kan de
veiligheid van het kind in gevaar brengen
in het geval van een ongeval.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gesp van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het
zitje in gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels
of het tuigje van het kinderzitje, zelfs bij
korte ritten, worden vastgemaakt waarbij
de speling ten opzichte van het lichaam
van het kind zoveel mogelijk moet worden
beperkt.
Zorg er bij het bevestigen van het
kinderzitje met de veiligheidsgordel voor
dat de veiligheidsgordel correct tegen het
kinderzitje is gespannen en dat de gordel
het kinderzitje stevig op zijn plaats houdt.
Schuif de passagiersstoel, wanneer deze
versteld kan worden, indien nodig naar
voren.
Verwijder de hoofdsteun alvorens
een kinderzitje met een rugleuning te
plaatsen op een passagiersstoel.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de
auto vliegt bij krachtig afremmen. Plaats
de hoofdsteun terug zodra het kinderzitje
is verwijderd.Kinderen voorin
Schakel de airbag vóór aan
passagierszijde uit zodra een kinderzitje
met de rug in de rijrichting op de
voorpassagiersstoel wordt geplaatst.
Anders kan het kind bij het afgaan van de
airbag levensgevaarlijk gewond raken.Plaatsen van een stoelverhoger
Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder
van het kind liggen zonder de hals te
raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.
We adviseren een stoelverhoger met
rugleuning te gebruiken voorzien van
een gordelgeleider ter hoogte van de
schouder.
Extra beveiliging
Gebruik de kinderbeveiliging om te
voorkomen dat de portieren en de
portierruiten achter per ongeluk geopend
worden.
Zorg er voor dat de achterzijruiten niet
verder dan voor 1/3 deel worden geopend.
Plaats zonneschermen op de zijruiten
achter om jonge kinderen tegen de zon te
beschermen.
Laat uit veiligheidsoverwegingen:
-
g
een kinderen zonder toezicht achter
in een auto,
-
n
ooit een kind of een dier in een auto
achter wanneer alle ruiten gesloten zijn
en de auto in de zon staat,
-
d
e sleutels nooit binnen bereik van de
kinderen achter in de auto.Kinderen achterin
Laat bij de achterzitplaatsen altijd voldoende
ruimte tussen de voorstoel en:
-
e
en kinderzitje dat met de rug in de
rijrichting wordt geplaatst,
-
d
e voeten van het kind wanneer het
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting
wordt geplaatst.
Schuif daartoe de voorstoel naar voren en zet
de rugleuning er van, indien nodig, rechter op.
Voor een optimale bevestiging van het
kinderzitje met het gezicht in de rijrichting is
het noodzakelijk dat de afstand tussen de
rugleuning van het kinderzitje en de rugleuning
van de stoel van de auto zo klein mogelijk is.
5
Veiligheid