sensor Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 127 of 348

Openen en sluiten
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te r
aa
dplegen.
● Afhankelijk van de functie ingesteld in het
infotainmentsy
steem voor buitenspiegels,
worden de buitenspiegels ingeklapt en gaat
de omgevingsverlichting branden bij het ont-
grendelen van de wagen via het sensoropper-
vlak in de portiergrepen van de bestuurder en
bijrijder ››› pag. 148.
● Als er zich geen enkele passende sleutel
binnenin de wagen bev
indt of het systeem
hem niet herkent, zal er een melding verschij-
nen op het display van het instrumentenpa-
neel. Dit zou kunnen gebeuren als er een an-
der radiofrequentiesignaal zou interfereren
met het signaal van de sleutel (bijv. van een
of andere accessoire voor mobiele apparaten)
of als de sleutel afgedekt wordt door een
voorwerp (bijv. door een metalen koffer).
● De werking van de sensoren aan de portier-
grepen van de deur
en kan aangetast geraken
als de sensoren veel vuil vertonen, bijvoor-
beeld, een laagje zout. Reinig zo nodig de
wagen.
● Als de wagen uitgerust is met een automa-
tische
versnellingsbak, kan hij enkel vergren-
deld worden als de versnellingspook in de
stand P staat. Alarmsysteem (Safelock)*
Zodra de wagen van buitenaf wordt vergren-
del
d, w
ordt
tevens het inbraakbeveiliging ge- activeerd; ter informatie voor de bestuurder
wordt dit
als volgt weergegeven op het dis-
play in het instrumentenpaneel Atten-
tie: Safelock. Zie het Instruc-
tieboekje . De wagen kan niet meer van
binnenuit worden geopend. Dit maakt het
moeilijker voor onbevoegden om de wagen
binnen te dringen ››› in Beschrijving op
p ag. 118
.
D e inbr
aakbeveiliging kan worden uitgescha-
keld telkens wanneer de wagen wordt ver-
grendeld:
● Draai de sleutel nogmaals naar de vergren-
delstand in het
portierslot binnen de volgen-
de 2 seconden. Laat vervolgens de afdekking
van de handgreep van het bestuurdersportier
los ›››
pag. 9, of
● Druk een tweede maal op knop van de
af s
tand
sbediening binnen de volgende 2 se-
conden.
Aan de knipperfrequentie van de LED in de
portierdrempel ziet u de bevestiging van de-
ze procedure. Aanvankelijk knippert de led
korte tijd snel, blijft vervolgens gedurende
30 seconden uit en gaat daarna langzaam
knipperen. Batterij vervangen
Afb. 125
Autosleutel: openen van het deksel
v an b
atterij
compartiment. Afb. 126
Autosleutel: batterij verwijderen. SEAT adviseert om de batterij te laten vervan-
g
en in de w
erkpl
aats van een officiële dealer.
De batterij bevindt zich aan de achterzijde
van de autosleutel, onder een deksel. »
125
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 130 of 348

Bedienen
contact blijven alle portieren onbeveiligd -
maar niet ont
gr
endeld - en wordt de druk-
knop voor de centrale vergrendeling geacti-
veerd.
● Als de wagenaccu helemaal of voor de helft
ontladen is, w
erkt het alarmsysteem niet cor-
rect.
● De wagenbewaking blijft ook gegarandeerd
als de ac
cukabels worden losgemaakt of de
accu niet meer werkt indien het alarmsys-
teem geactiveerd is.
● Als een van de beide accukabels bij een ge-
activeerd al
armsysteem wordt losgemaakt,
treedt het alarmsysteem in werking. Interieurbewaking en afsleepalarm*
Bewakings- of controlefunctie inbegrepen in
het
al
armsy s
teem*, dat via ultrasoon geluid
de niet-geautoriseerde toegang tot de wagen
opspoort.
Activering
– Wordt automatisch ingeschakeld bij het in-
schak
elen van het alarmsysteem.
Buiten werking stellen – Open de wagen met de mechanische sleu-
tel of met
de toets van de afstandsbe-
dienin g. T
u
ssen het openmaken van het
portier en de sleutel in het contactslot ste- ken mag niet meer dan 15 seconden zitten
omdat anders
het alarmsysteem afgaat.
– Druk tweemaal op toets van de afstands-
bedienin g. D
e v
olumetrische sensor en de
hellingshoeksensor worden gedeactiveerd.
Het alarmsysteem blijft geactiveerd.
De interieurbewaking en het afsleepalarm
worden automatisch opnieuw ingeschakeld
wanneer de wagen weer wordt vergrendeld.
De interieurbewaking en de sensor van het
afsleepalarm (hellingshoeksensor) worden
samen met het alarmsysteem automatisch in-
geschakeld. Voor het inschakelen ervan moe-
ten alle portieren en de achterklep gesloten
zijn.
Indien u de interieurbewaking en het weg-
sleepalarm wenst uit te schakelen, moet u dit
telkens opnieuw doen wanneer de wagen
vergrendeld wordt, anders worden deze sys-
temen automatisch ingeschakeld.
De interieurbewaking en het afsleepalarm
moeten uitgeschakeld worden indien dieren
in de binnenruimte van de vergrendelde wa-
gen gelaten worden (anders gaat het alarm-
systeem af wegens hun bewegingen) of bij-
voorbeeld wanneer de wagen vervoerd wordt
of wordt weggesleept met twee wielen van de
grond.
Valse alarmen
De interieurbewaking zal alleen correct wer-
ken indien de wagen volledig gesloten is. Hierbij moeten de wettelijke voorschriften
worden opg
evolgd.
In onderstaande gevallen kan een loos alarm
optreden:
● Geopende ruiten (geheel of gedeeltelijk).
● Panoramadak/kanteldak open (geheel of
gedeeltelijk).
● Bew
eging van voorwerpen in de wagen,
zoals
losse papieren, accessoires aan de bin-
nenspiegel (luchtverfrissers) enz. Let op
● Als de w
agen automatisch opnieuw ver-
grendeld wordt en het alarmsysteem zonder
de functie volumetrische sensor geactiveerd
is, dan wordt het alarmsysteem met alle func-
ties ingeschakeld, behalve die van de volu-
metrische sensor. Deze wordt pas weer geac-
tiveerd de volgende keer dat het alarmsys-
teem ingeschakeld wordt, tenzij deze opzet-
telijk uitgeschakeld wordt.
● Indien het alarm is afgegaan als gevolg van
de volumetri
sche sensor, dan wordt dit bij
het openen van de wagen aangegeven via het
knipperen van het controlelampje van het be-
stuurdersportier. Dit knipperen is anders dan
wanneer het alarmsysteem aanstaat.
● De trilling van een mobiele telefoon die in
de wagen is
achtergelaten kan ervoor zorgen
dat de interieurbewaking wordt geactiveerd, 128
Page 131 of 348

Openen en sluiten
aangezien de sensoren reageren op de bewe-
gingen en s
c
hokken die optreden in de wa-
gen.
● Indien bij het activeren van het alarmsys-
teem nog een portier of de ac
hterklep open
is, wordt enkel het alarmsysteem geacti-
veerd. Enkel wanneer alle portieren gesloten
zijn (met inbegrip van de achterklep), worden
de interieurbewaking en het afsleepalarm ge-
activeerd. Bewaking van het interieur en af-
s
l
eep a
larm uitschakelen* Afb. 128
Toets voor interieurbewaking/af-
s l
eep al
arm. Bij een vergrendelde wagen activeren bewe-
gin
g
en in het int
erieur (bijv. dieren) of een
verandering in de hellingshoek van de wagen
(bijv. wagentransport) het alarm. U voorkomt
onbedoeld alarm door de interieurbewaking
en het afsleepalarm uit te schakelen. –
Zet het c
ontact uit en druk op de knop
››› afb. 128 om de interieurbewaking en het
afsleepalarm uit te schakelen. Het controle-
lampje van de toets gaat branden.
– Bij het opnieuw vergrendelen van de wa-
gen worden de int
erieurbewaking en het af-
sleepalarm weer uitgeschakeld en blijven
uitgeschakeld tot het portier opnieuw
wordt geopend.
Als de inbraakbeveiliging (Safelock)* ››› pag.
125 wordt uitgeschakeld, worden ook de in-
terieurbewaking en het afsleepalarm auto-
matisch uitgeschakeld. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Beschrijving
op pag. 118 in ac ht
nemen. Achterklep (kofferbak)
A c
ht erk
lep met elektrische opening
en sluiting* Afb. 129
Achterklep open: toets om de klep
met een t
e sluit
en. Afb. 130
Middenconsole: toets om de achter-
k l
ep t e openen en s
luiten.
››› T
ab. op pag. 2
»
129
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 132 of 348

Bedienen
Achterklep openen
● Ontgrendel de wagen ››
›
p ag. 117 en druk
kort op de greep aan de achterklep. In wa-
gens met Keyless Access kunt u direct druk-
ken op de greep van de achterklep. De ach-
terklep wordt ontgrendeld als een passende
sleutel wordt herkend in de buurt van de wa-
gen.
● OF: druk minstens één seconde op de toets
van de middenc
onsole ››› afb. 130. De toets
werkt ook wanneer het contact is uitgescha-
keld.
● OF: houd de toets v
an de wagensleutel
ingedrukt gedurende ca. 1 seconde. Als de
wagen vergrendeld is, wordt enkel de achter-
klep ontgrendeld (de portieren blijven ver-
grendeld).
● OF: in wagens met Keyless Access en sen-
sorge
stuurd openen kan de achterklep wor-
den geopend door een voet door het bereik
van de sensoren onder de achterbumper te
brengen (Easy Open). De achterklep gaat
vanzelf open.
Achterklep sluiten
● Druk kort op de toets aan de achterkl
ep
››› afb. 129 ››› .
● OF: druk op de toets
in de mid
dencon-
so
le tot de achterklep gesloten is ›››
afb. 130.
● OF: in wagens met Keyless Access houdt u
de toets
van de wagensleutel ingedrukt
tot de klep gesloten is of brengt u een voet door het bereik van de sensoren onder de
achterbumper (E
asy Open) ››› pag. 121. De
wagensleutel mag zich niet op een afstand
bevinden van meer dan ca. 1,5 m van de ba-
gageruimte en mag niet in de wagen liggen.
● OF: breng de achterklep met de hand in
sluiting
srichting tot ze automatisch wordt ge-
sloten.
● De achterklep beweegt automatisch om-
laag tot de eind
stand en gaat dan vanzelf toe
››› .
Het openen of
sluit
en onderbreken
Het openen of sluiten van de achterklep kan
worden onderbroken door te drukken op een
van de toetsen .
Blijf de klep met de hand openen of sluiten.
Hiervoor is meer krachtsinspanning nodig.
Als u opnieuw drukt op een van de toetsen
, beweegt de klep weer in vertrekrichting.
Als de achterklep hinder ondervindt of een
obstakel tegenkomt tijdens het automatisch
openen of sluiten, wordt dat proces meteen
onderbroken. Bij het sluitingsproces gaat de
klep weer een beetje open.
● Controleer waarom de klep niet geopend of
geslot
en kon worden.
● Probeer de klep opnieuw te openen of slui-
ten. ●
De klep k
an eventueel handmatig geopend
of gesloten worden wanneer u voldoende
kracht uitoefent.
Indien u met aanhangwagen rijdt
Als de af fabriek gemonteerde trekhaak elek-
trisch is verbonden met een aanhangwagen
››› pag. 271, kan de elektrische achterklep
enkel geopend of gesloten worden met de
daarvoor bestemde toetsen.
Akoestische waarschuwingen
Tijdens het openen of sluiten van de achter-
klep klinken akoestische signalen. Uitzonde-
ring: wanneer de klep handmatig wordt geo-
pend met de greep of aan de hand van de Ea-
sy Open-functie met een voetbeweging, of
wordt gesloten met de daarvoor bestemde
toets ››› afb. 129.
De openingshoek wijzigen en opslaan
Als de beschikbare ruimte achter of boven de
wagen kleiner is dan het bewegingsgebied
van de achterklep, kan de openingshoek van
de klep worden aangepast.
Om een nieuwe openingshoek op te slaan,
moet de achterklep minstens tot de helft
openstaan. ● Onderbreek het openingsproces in de ge-
wenst
e stand.
130
Page 140 of 348

Bedienen
Dagrijverlichting Voor het dagrijlicht zijn er afzonderlijke lam-
pen in de kopl
ampen op
genomen. Bij het in-
schakelen van de automatische dagrijverlich-
ting gaan die lampen branden 1)
››› .
Het dagrijlic ht
wordt ontstoken zodra het
contact wordt ingeschakeld, terwijl de scha-
kelaar in de standen of staat, al naar
gelang de stand voor de buitenverlichting is.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
staat, zorgt een verlichtingssensor voor het
automatisch in- en uitschakelen van het dim-
licht (inclusief de verlichting van het instru-
mentenpaneel) resp. het dagrijlicht, al naar
gelang de hoeveelheid daglicht. ATTENTIE
● U mag nooit met d
agrijlicht rijden als de
weg slecht verlicht is vanwege de weersom-
standigheden of als het het donker is. De
dagrijverlichting levert onvoldoende licht om
de weg goed te verlichten of om goed zicht-
baar te zijn voor andere weggebruikers.
● In wagens met achterlichten met lampen
gaan de achterlic
hten niet branden wanneer
de dagrijverlichting wordt ingeschakeld. Een
wagen zonder ingeschakelde achterlichten is
's nachts, bij regen of bij slecht zicht voor
achteropkomend verkeer niet zichtbaar. Knipperlicht- en grootlichthendel
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 25
Zet de hendel in de basisstand om de betref-
fende functie in te schakelen.
Comfortlichten
Beweeg voor de comfortlichten de hendel
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal.
De comfortknipperlichten kunnen worden ge-
activeerd en gedeactiveerd in het Easy Con-
nect-systeem via toets en de functieknop
Set up
› ›
›
p
ag. 113.
Bij wagens die niet over het betreffende me-
nu beschikken, kan de functie worden ge-
deactiveerd in een gespecialiseerde werk-
plaats. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de knipperlichten, het
niet ge bruik
en of het vergeten uit te schake-
len daarvan kan andere weggebruikers in ver-
warring brengen. Dit kan ernstige ongevallen
tot gevolg hebben. ●
Geadv i
seerd wordt om tijdig het knipper-
licht te activeren als u van rijstrook wilt wis-
selen, inhalen of afslaan.
● Direct na het wisselen van rijstrook, inha-
len of afs
laan moet u het knipperlicht deacti-
veren. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
on gev a
llen en ernstig letsel veroorzaken. Het
grootlicht kan andere bestuurders afleiden en
verblinden. Let op
● Indien de comfor tknip
perlichten in werking
zijn (driemaal knipperen) en het comfortknip-
perlicht van het tegenoverliggende deel
wordt geactiveerd, dan stopt het actieve deel
met knipperen en knippert het licht slechts
eenmaal in het nieuwe deel dat is geselec-
teerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld cont
act. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld.
● Als een knipperlicht op de aanhanger de-
fect is, g
aat het controlelampje (knipperlich-
ten op aanhanger) knipperen op dubbele fre-
quentie dan normaal in de wagen. 1)
In wagens uitgerust met led-achterlichten gaat ook
het st a
dslicht achteraan branden.
138
Page 141 of 348

Lichten en zicht
●
Het groo tlic
ht kan alleen bij ingeschakeld
dimlicht worden aangezet.
● Bij koude of vochtige weersomstandighe-
den kunnen de kop
lampen, achterlichten en
knipperlichten tijdelijk beslagen zijn aan de
binnenzijde. Dit is een normaal verschijnsel
en heeft totaal geen invloed op de levensduur
van het verlichtingssysteem van de wagen. Automatische aansturing rijverlich-
ting
*De automatische rijlichtregeling is slechts
een hu
lp en k
an niet al
le rijsituaties herken-
nen.
Wanneer de lichtschakelaar in stand
staat, worden automatisch de lichten van de
wagen en de verlichting van de instrumenten
en schakelaars in- en uitgeschakeld in de vol-
gende omstandigheden ››› in Dagrijver-
lic htin
g op p ag. 138
:
Automatisch inschake-
lenAutomatisch uitscha-
kelen
De lichtsensor detecteert
dat het donker wordt, bij-
voorbeeld bij het inrijden
van een tunnel.Wanneer voldoende licht
wordt gedetecteerd.
De regensensor detecteert
de neerslag en schakelt de
ruitenwisser in.Wanneer de ruitenwisser
niet ingeschakeld wordt
na enkele minuten. ATTENTIE
Als de weg slecht verlicht is en andere weg-
gebruik er
s de wagen niet of slecht kunnen
zien, kan dit tot ongevallen leiden.
● De automatische rijlichtregeling ()
schak
elt het dimlicht alleen in bij verandering
van de lichtsterkte, maar niet bij mist bijvoor-
beeld. Grootlichtregeling*
Grootlichtregeling (Light Assist)
D
e gr
ootlic htr
egeling werkt binnen de gren-
zen van het systeem en afhankelijk van de
omgevingscondities en het verkeer op de
weg. Na inschakeling wordt het systeem ge-
activeerd vanaf een snelheid van ongeveer
60 km/u (37 mph); bij snelheden lager dan
30 km/u (18 mph) wordt het weer gedeacti-
veerd ››› .
W anneer het
sys
teem is geactiveerd en de
camera andere voertuigen detecteert die ver-
blind kunnen worden, wordt het routelicht
automatisch uitgeschakeld. Anders wordt het
routelicht automatisch ingeschakeld.
De grootlichtregeling detecteert onder nor-
male omstandigheden de verlichte wegdelen
en deactiveert dan het grootlicht bij nadering
van bijv. een woonwijk. Grootlichtregeling in- en uitschakelen
FunctieHandeling
Inschake-
len:
- Schakel het contact in en draai de licht-
schakelaar naar de stand .
– Druk de knipperlicht- en grootlichthendel
vanuit de uitgangsstand naar voren ››› pag.
138. Zodra het controlelampje
op het
display in het instrumentenpaneel ver-
schijnt, is de grootlichtregeling geacti-
veerd.
Uitscha- kelen:
– Schakel het contact uit.
– OF: draai de lichtschakelaar naar een an-
dere stand dan
››› pag. 137.
– OF: Trek, terwijl het grootlicht brandt, de
knipperlicht- en grootlichthendel naar ach-
ter.
– OF: duw de knipperlicht- en grootlicht-
hendel naar voren om het grootlicht hand-
matig te activeren. De grootlichtregeling
blijft vervolgens gedeactiveerd. Functiestoringen
D
e
vo
lgende omstandigheden kunnen ver-
hinderen dat de grootlichtregeling dit licht op
tijd uitschakelt of geheel uitschakelt:
● Op slecht verlichte wegen met sterk reflec-
terende borden;
● Bij on
voldoende verlichte weggebruikers
(bijvoorbeel
d voetgangers of fietsers);
● In scherpe bochten waarin het tegemoetko-
mende verk eer g
edeeltelijk verdekt blijft en
op sterke hellingen (drempels); »
139
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 143 of 348

Lichten en zicht
Hoekverlichting* 1)Bij langzaam draaien of in erg gesloten boch-
ten, wor
dt
automatisch de hoekverlichting in-
geschakeld. De hoekverlichting kan geïnte-
greerd zijn in de mistlichten en gaat uitslui-
tend branden bij snelheden lager dan 40
km/u (25 mph).
Bij het kiezen van de achteruit wordt de
hoekverlichting aan beide zijden van de wa-
gen ontstoken, om een beter zicht te ver-
schaffen rondom om te manoeuvreren.
Functie "Coming home"
››› T
ab. op pag. 2
De in-/uitschakeling van de functie vindt
plaats via het menu van de radio. De vertra-
gingstijd van "Coming Home" en/of "Leaving
Home" (standaard 30 s) kan ook worden in-
gesteld.
Wagen met halogeenkoplamp
Bij de functie "Coming Home" worden het
daglicht (DRL) van de koplampen, de achter-
ste stadslichten en de kentekenplaatverlich-
ting ingeschakeld. Wagen met full-led koplamp
Bij de functie "C
omin
g Home" worden het
dimlicht en het daglicht (DRL) van de koplam-
pen, de achterste stadslichten, de kenteken-
plaatverlichting en de nabijheidslichten in de
achteruitkijkspiegel ("Welcome Light") inge-
schakeld.
Automatisch "Coming Home" activeren*
Voor wagens met licht- en regensensor (licht-
schakelaar met stand ).
● De wagen uitschakelen en de sleutel uit het
contactslot
nemen met de lichtschakelaar in
stand ›››
pag. 24.
● De automatische functie "Coming Home"
wordt al
leen ingeschakeld wanneer de licht-
sensor herkent dat het donker is.
● De "Coming Home" verlichting wordt inge-
schak
eld bij het openen van het wagenpor-
tier.
Handmatig "Coming Home" activeren
Voor wagens zonder licht- en regensensor
(lichtschakelaar zonder stand ).
● Schakel de wagen uit en trek de sleutel uit
het contacts
lot. ●
Schakel
het grootlichtsignaal ca. 1 seconde
in.
● Ingeschakeld voor elke stand van de licht-
schak
elaar.
● De "Coming Home" verlichting wordt inge-
schak
eld bij het openen van het wagenpor-
tier. De uitschakeltijd van de koplampen (60
s) start bij het openen van het wagenportier.
Buiten werking stellen
● Indien er geen portier gesloten werd, auto-
matisc
h na het beëindigen van de uitschakel-
tijd van de koplampen (60 s).
● Tijdens de uitschakeltijd van de koplampen
bij het sluit
en van het laatste portier, wordt
de "Coming Home" uitgeschakeld na het ver-
strijken van de (in het menu van de radio in-
gestelde) vertragingstijd.
● Bij het draaien van de lichtschakelaar in
stand
›››
pag. 24.
● Bij het inschakelen van het contact (starten
van de motor).
Fu
nctie "Leaving Home" De functie "Leaving Home" is enkel beschik-
b
aar
voor w
agens met licht- en regensensor
(lichtschakelaar met stand ).»1)
Deze functie is niet beschikbaar in wagens voor-
zien v an f
ull-led koplampen. 141
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 144 of 348

Bedienen
De in-/uitschakeling van de functie vindt
p l
aats
via het menu van de radio. De vertra-
gingstijd voor uitschakeling van de functie
"Leaving Home" (standaard 30 s) kan ook
worden ingesteld.
Wagen met halogeenkoplamp
Bij de functie "Leaving Home" worden het
daglicht (DRL) van de koplampen, de achter-
ste stadslichten en de kentekenplaatverlich-
ting ingeschakeld.
Wagen met full-led koplamp
Bij de functie "Leaving Home" worden het
dimlicht en het daglicht (DRL) van de koplam-
pen, de achterste stadslichten, de kenteken-
plaatverlichting en de nabijheidslichten in de
achteruitkijkspiegel ("Welcome Light") inge-
schakeld.
Activering
● Bij het ontgrendelen van de wagen (druk-
ken op openen op de afst
andsbediening).
● De functie "Leaving Home" wordt enkel in-
gesc
hakeld wanneer de lichtschakelaar in
stand staat en de lichtsensor herkent
dat het donker is.
Buiten werking stellen
● Na het beëindigen van de vertragingstijd
van de "Leav
ing Home" (standaard 30 s). ●
Bij het ver
grendelen van de wagen (sluiten
met de afstandsbediening).
● Bij het draaien van de lichtschakelaar naar
een andere stand d
an .
● Bij het inschakelen van het contact.
Noodknipperlichten Afb. 135
Dashboard: schakelaar voor alarm-
lic ht
en. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 25
De alarmlichten dienen om in gevaarlijke si-
tuaties andere verkeersdeelnemers op uw
wagen attent te maken.
Als de wagen dienst weigert:
1. Uw wagen op een veilige afstand tot het rijdend verkeer
zetten. 2. Druk op de knop om de alarmlichten in te
schak
elen ››› .
3. Motor afzetten.
4. Handrem aantrekken.
5. Bij wagens met handgeschakelde versnel- ling
sb
ak de 1e versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten als de
wagen met een automatische versnel-
lingsbak is uitgerust.
6. Gebruik de gevarendriehoek om andere verkeersdeelnemer
s erop te attenderen
dat uw wagen stilstaat.
7. Neem altijd de sleutel mee wanneer u de wagen v
erlaat.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knip-
peren alle knipperlichten van de wagen tege-
lijkertijd. D.w.z. dat zowel de controlelampjes
van de knipperlichten als het controle-
lampje van de schakelaar tegelijkertijd
knipperen. De alarmlichten werken ook wan-
neer het contact is uitgeschakeld.
Functie noodremmen
Als u abrupt en continu met een hoge snel-
heid van ongeveer 80 km/u (50 mph) remt,
knipperen de remlichten enkele keren per se-
conde om de achter de wagen rijdende voer-
tuigen te waarschuwen. Als u blijft remmen,
gaan de alarmlichten automatisch branden
142
Page 149 of 348

Lichten en zicht
sproeiers van de bumper kan hebben verza-
mel d. Moc
ht het
nodig zijn, dan kan het ijs
met een antivriesspray worden verwijderd. Let op
Bij een obstakel op de voorruit probeert de
ruitenw i
sser dit obstakel weg te schuiven. In-
dien het obstakel de ruitenwisser blijft blok-
keren, blijft de ruitenwisser stil staan. Verwij-
der het obstakel en zet de ruitenwisser weer
aan. Regensensor*
Afb. 138
Ruitenwisserhendel: regensensor Aafstellen. Afb. 139
Gevoelig oppervlak van de regen-
sensor. De geactiveerde regensensor stuurt de rui-
t
en
wi
sserinterval afhankelijk van de regenval
››› . De gevoeligheid van de regensensor
k an h
andm atig w
orden ingesteld. Ruitenwis-
sers handmatig bedienen ››› pag. 146.
Hendel in de gewenste stand drukken ››› afb.
138:
Regensensor gedeactiveerd.
Regensensor actief; wis/was-automaat
indien nodig.
De gevoeligheid van de regensensor af-
stellen– de knop naar rechts instellen: hogere
gevoeligheid.
– de knop naar links instellen: lagere ge-
voeligheid.
Na het uitschakelen en opnieuw inschakelen
van het contact, blijft de regensensor geacti- 0 1
A veerd en werkt hij weer zodra de ruitenwis-
ser
s
in s t
and 1 staan en er harder dan 16
km/u (10 mph) w or
dt g
ereden.
Gewijzigd gedrag van de regensensor
Mogelijke oorzaken van storingen en verkeer-
de interpretaties in het gebied van het gevoe-
lige oppervlak ››› afb. 139 van de regensen-
sor zijn o.a.:
● Beschadigde wisserbladen: een laagje wa-
ter op de besc
hadigde wisserbladen kan de
activeringstijd verlengen, de sproei-interval-
len verminderen of snel en continu wissen
veroorzaken.
● Insecten: door de aanwezigheid van insec-
ten kunnen de ruit
enwissers geactiveerd wor-
den.
● Strooizout op straat: in de winter kan het
zout dat
op de straten wordt gestrooid een
overdreven lang wissen met vrijwel droge rui-
tenwissers veroorzaken.
● Vuil: droog stof, was, glasbekleding (lotus-
effect) of re
sten reinigingsmiddel (wasstraat)
kunnen de effectiviteit van de regensensor
verminderen of tot gevolg hebben dat deze
later of langzamer reageert of niet werkt.
● Barstje in de voorruit: door de inslag van
een steen wor
dt één wisbeweging met inge-
schakelde regensensor teweeggebracht. Ver-
volgens detecteert de regensensor dat het
gevoelige oppervlak verminderd is en stelt
zichzelf af. Afhankelijk van de omvang van de »
147
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 150 of 348

Bedienen
inslag van de steen kan het gedrag van de
sen sor ander
s
zijn. ATTENTIE
Het is mogelijk dat de regensensor de regen
niet v o
ldoende detecteert en de ruitenwissers
niet inschakelt.
● Indien nodig schakelt u de ruitenwissers
met de hand in wanneer het
water het zicht
door de voorruit hindert. Let op
● Maak r e
gelmatig het gevoelige oppervlak
van de regensensor schoon en controleer de
wisserbladen op mogelijke beschadigingen
››› afb. 139 (pijl).
● Om was en afzettingen te verwijderen
wordt het
gebruik van een glasreiniger met
alcohol aanbevolen. Achteruitkijkspiegel
Z elf dimmende b
innen
spiegelOm veilig te kunnen rijden, is het belangrijk
een g
oed
zic
ht door de achterruit naar achter-
en te hebben. Binnenspiegel met automatische dimfunc-
tie*
Elke keer dat
u het contact inschakelt, wordt
de dimfunctie ingeschakeld.
Wanneer de dimfunctie is ingeschakeld,
wordt de binnenspiegel afhankelijk van de
lichtinval automatisch in de antiverblindings-
stand gezet. De dimfunctie wordt geannu-
leerd bij het inschakelen van de achteruitver-
snelling. ATTENTIE
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende binnens pie
gel breekt, kan er elektro-
lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof is irrite-
rend voor de huid, de ogen en de ademha-
lingsorganen. Bij aanraking onmiddellijk met
veel water afspoelen. Raadpleeg direct een
arts! VOORZICHTIG
Wanneer het glas van een automatisch dim-
mende binnens pie
gel breekt, kan er elektro-
lytvloeistof vrijkomen. Deze vloeistof kan de
kunststof oppervlakken aantasten. Reinig het
zo snel mogelijk met een vochtige spons. Let op
● Als de lic
htinval op de binnenspiegel wordt
beperkt (bijv. door een zonnescherm*), wer-
ken de zelfdimmende spiegels niet probleem-
loos. ●
Bij inge s
chakelde binnenverlichting of in-
geschakelde achteruitversnelling worden de
zelfdimmende spiegels niet gedimd. Buitenspiegels verstellen
Afb. 140
Bestuurdersportier: bediening van
de b uit
ens
piegel. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 14
Synchrone elektrische buitenspiegelverstel-
ling
● Selecteer in het menu Instellingen -
Comfort of de buiten
spiegels synchroon
moeten worden ingesteld.
148