sensor Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 223 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
Bij ingeschakelde Front Assist, kunnen de
aanwijz in
gen van het display van het instru-
mentenpaneel van andere functies verborgen
zijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-
roep. Radarsensor
Afb. 185
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r a
darsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r a
darsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ›››
afb. 185.
Met deze sensor kunnen voorliggers herkend worden op een afstand tot ca. 120 m.
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt het bewakingssys-
teem Front Assist niet. De informatietekst op het display in het instrumentenpaneel luidt:
Front Assist: Sensor zonder
zicht! Reinig zo nodig het
gebied aan het
SEAT-embleem ››› .
W anneer de r
ad
arsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Structurele wijzigingen aan de wagen, bijv.
de vering wordt verlaagd of de bekleding
vooraan wordt gewijzigd, kunnen de werking
van de Front Assist beïnvloeden. Daarom die-
nen structurele wijzigingen enkel door ge-
specialiseerde werkplaatsen te worden uitge-
voerd. Om die reden beveelt SEAT aan om
naar een SEAT-dealer te gaan.
Als reparatiewerkzaamheden aan de voorzij-
de van de wagen niet op geschikte wijze uit-
gevoerd worden, kan de radarsensor ontre-
geld worden en wordt de werking van de
Front Assist aangetast. Daarom dienen repa- ratiewerkzaamheden alleen door gespeciali-
seerde werkpl
aatsen te worden uitgevoerd.
Om die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
besc h
adigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Zo vermijdt u mogelijke schade. Laat hem
in dat geval afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijvoorbeel
d bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ont
dooispray zonder oplos-
middelen. 221
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 225 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Het omgevingsbewakingssysteem
Fr ont
Ass
ist tijdelijk uitschakelen in
onderstaande omstandigheden In onderstaande omstandigheden moet het
bewakin
g
ssysteem Front Assist uitgescha-
keld worden vanwege beperkingen van dit
systeem ››› :
● Wanneer de wagen weggesleept wordt.
● Wanneer de wagen op een rolllenbak staat.
● Wanneer de radarsensor defect is.
● Wanneer de radarsensor een schok krijgt,
b ijv
oorbeel
d bij een botsing aan de achter-
kant.
● Wanneer hij verschillende keren onnodig
ingrijpt.
● Al
s de radarsensor tijdelijk afgedekt wordt
met een acce
ssoire, zoals bijvoorbeeld een
bijkomende koplamp e.d.
● Wanneer de wagen in een vrachtwagen,
een veerpont of
een trein zal worden gela-
den. ATTENTIE
Als de Front Assist in de beschreven situaties
niet uitg e
schakeld wordt, kunnen ongevallen
en ernstige letsels optreden.
● De Front Assist in kritische situaties uit-
schak
elen. Beperkingen van het systeem
Het bewakingssysteem Front Assist heeft be-
paalde f
y
sieke beperkingen eigen aan het
systeem. Zo kunnen bijvoorbeeld sommige
reacties van het systeem onder bepaalde om-
standigheden ongeschikt zijn of met vertra-
ging optreden vanuit het standpunt van de
bestuurder. Daarom moet de bestuurder al-
tijd aandachtig zijn om in te grijpen waar no-
dig.
Onderstaande omstandigheden kunnen ver-
oorzaken dat het bewakingssysteem Front
Assist niet of te laat zou reageren:
● Bij het nemen van scherpe bochten.
● Als het gaspedaal helemaal ingetrapt
wordt .
● A
ls de Front Assist uitgeschakeld of defect
is.
● Als
de ASR handmatig uitgeschakeld werd.
● Als de ESC regelt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektrisc
h vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de radarsensor vuil of bedekt is.
● Als er zich metalen voorwerpen bevinden
zoals
bijv. rails op de rijbaan of platen ge-
bruikt bij werkzaamheden.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Als de wagen krachtig versneld wordt. ●
Bij sneeuw of hev
ige regenval.
● Bij smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen.
● Bij v
oertuigen die uit de lijn rijden.
● Bij voertuigen die elkaar kruisen.
● Bij voertuigen die naderbij komen in tegen-
gest
elde richting.
● De speciale lading en accessoires van an-
dere voer
tuigen die aan de zijkant, achterzij-
de of bovenzijde uitsteken.
Functie noodremmen City Afb. 187
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: aan w
ijzing van de voorwaarschu-
wing. De functie noodremmen City maakt deel uit
v
an het
bewak
ingssysteem Front Assist en is
altijd actief als het systeem ingeschakeld is. »
223
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 226 of 348

Bedienen
Afhankelijk van de uitrusting, kan de City
noodr emf
unctie w
orden in- of uitgeschakeld
in het Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ››
p
ag. 27.
D e f
unctie noodremmen City herkent, bij een
snelheid tussen ca. 4 km/u (2,5 mph) en 30
km/u (19 mph), de verkeerstoestand voor de
wagen tot een maximumafstand van ca. 15
m.
Wanneer het systeem een mogelijke botsing
met een voorligger detecteert, wordt de wa-
gen voorbereid om plotseling te kunnen rem-
men ››› .
A l
s de be
stuurder niet reageert op botsings-
gevaar, kan het systeem de wagen automa-
tisch remmen door de remkracht geleidelijk
te verhogen om de snelheid te verminderen
in het geval er zich een botsing voordoet. Op
deze manier kan het systeem helpen de ge-
volgen van een ongeval te beperken.
Statusweergave op het display
De automatische deceleratie door de functie
noodremmen City wordt getoond op het dis-
play van het instrumentenpaneel met de aan- duiding van de voorwaarschuwing
››› afb
.
187 1)
. ATTENTIE
De intelligente technologie van de functie
noodremmen City k
an de door de natuurkun-
dige wetten gestelde grenzen niet overwin-
nen. Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder op tijd te remmen.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de
voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● De functie noodremmen City kan zelf geen
ernstige on
gevallen of letsel voorkomen.
● In moeilijke rijsituaties kan de functie
noodremmen City on
gewenst ingrijpen op de
remmen zoals bijvoorbeeld bij werkzaamhe-
den of wanneer er zich metalen rails bevin-
den.
● Als de werking van de City noodremfunctie
verst
oord is, bijvoorbeeld door vuil of de ont-
regeling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● De functie noodremmen City reageert enkel
bij personen indien het sy
steem van voetgan-
gersherkenning beschikbaar is. Het systeem reageert niet bij dieren, noch bij kruisende
voert
uig
en of bij een tegemoetkomend voer-
tuig op dezelfde rijstrook. Let op
● Wanneer de City noodr
emfunctie een rem-
manoeuvre als gevolg heeft, is het rempedaal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de functie noodremmen C
ity kunnen worden
onderbroken door het koppelingspedaal of
het gaspedaal in te trappen of door te draaien
aan het stuurwiel.
● De functie noodremmen City kan de snel-
heid van de wag
en doen afnemen tot de wa-
gen volledig stilstaat. Het remsysteem doet
de wagen echter niet permanent stilstaan.
Trap het rempedaal in!
● Doen zich verschillende ongeschikte ingre-
pen voor, s
chakel dan de Front Assist uit en
hiermee de functie noodremmen City. Rijd
naar een gespecialiseerde werkplaats, SEAT
beveelt aan een SEAT-specialist op te zoeken.
● Als zich talrijke ingrepen zonder reden
voordoen, is
het mogelijk dat de functie
noodremmen City automatisch uitgeschakeld
wordt. 1)
Het symbool heeft een kleur op het instrumenten-
paneel met k
leurendisplay.
224
Page 227 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Voetgangersherkenning* 1)Afb. 188
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel:
Aanwijzing van de voorwaar-
schuwing. Voetgangerherkenning uitge-
schakeld. Het systeem van voetgangersherkenning kan
helpen om on
g
ev al
len met voetgangers te
voorkomen of de gevolgen van een ongeval
te beperken.
Het systeem waarschuwt bij botsingsgevaar,
bereidt de wagen voor op het noodremmen,
helpt bij het remmen en voert een automati-
sche remming uit.
Indien het systeem een mogelijke botsing
met een voetganger vaststelt, waarschuwt
het de bestuurder met een geluidssignaal en een indicatie op het scherm van het instru-
mentenpaneel
›
›› afb. 188.
Het systeem van voetgangersherkenning, in-
clusief de voorwaarschuwing, wordt automa-
tisch geactiveerd wanneer het contact wordt
ingeschakeld ››› pag. 174.
SEAT beveelt aan om het voetgangersherken-
ningssysteem steeds ingeschakeld te laten.
De uitzonderingen beschreven voor het om-
gevingsbewakingssysteem zijn tevens geldig
voor de voetgangersherkenning ››› pag. 223.
Het systeem van voetgangersherkenning uit-
of inschakelen
Met ingeschakeld contact kan het systeem
van voetgangersherkenning als volgt in- of
uitgeschakeld worden:
● Schakel het systeem in of uit in het info-
tainmentsyst
eem met de toets en de
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ›
›
p
ag. 27.
W
anneer het systeem van voetgangersbe-
scherming wordt uitgeschakeld, verschijnt op
het scherm van het instrumentenpaneel een
overeenkomstige indicatie ››› afb. 188 . Het
systeem van voetgangersherkenning wordt
samen met de Front Assist-functie uitgescha-
keld. ATTENTIE
De intelligente technologie in het systeem
van v oet
gangersherkenning kan de limieten
opgelegd door de natuurkundige wetten niet
overwinnen en werkt enkel binnen de eigen
grenzen van het systeem. Het is de verant-
woordelijkheid van de bestuurder op tijd te
remmen. Indien het systeem van voetgan-
gersherkenning een waarschuwing geeft, rem
dan meteen met het rempedaal of ontwijk de
voetganger, naargelang de verkeerssituatie.
● Het voetgangersherkenningssysteem kan
zelf geen on
gevallen of ernstige letsels voor-
komen.
● In moeilijke rijsituaties kan het voetgan-
gersherkennin
gssysteem onnodig waarschu-
wen en ingrijpen op de remmen zonder dat
dit wenselijk is, zoals bijvoorbeeld hoofdwe-
gen die splitsen.
● Indien de werking van het systeem ver-
stoord i
s, bijvoorbeeld omdat de radarsensor
of camera bedekt is of slecht is afgesteld, kan
het systeem ongepaste waarschuwingen ge-
ven en ongewenst ingrijpen op de remmen.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de control
e van de wagen over te nemen. »1)
Naargelang de uitrusting van de wagen is de voet-
gang er
sherkenning niet beschikbaar in alle landen. 225
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 235 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Dodehoekhulp (BSD) met uit-
p ark
eerhu lp (RCT
A)*
Inleiding tot thema
››› T
ab. op pag. 2
De dodehoekhulp (BSD) helpt om de ver-
keerssituatie te detecteren aan de achterkant
van de wagen.
De ingebouwde uitparkeerhulp (RCTA) helpt
de bestuurder om naar achteren een schuine
parkeerplek te verlaten en te manoeuvreren.
De dodehoekhulp is ontwikkeld voor het rij-
den op verhard wegdek. ATTENTIE
De intelligente technologie in de dodehoek-
hulp (BSD) met inbe gr
epen uitparkeerhulp
(RCTA) kan de limieten opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. Indien de dodehoekhulp of uitparkeer-
hulp op nalatige of onbedoelde wijze wordt
gebruikt, kunnen ongevallen en ernstige let-
sels optreden. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de
voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer. ●
Houd de handen st eed
s op het stuur en
wees klaar om op elk moment zelf te kunnen
sturen.
● Houd rekening met de controlelampjes die
gaan branden in de buit
enspiegels en op het
scherm van het instrumentenpaneel, en han-
del overeenkomstig.
● De dodehoekhulp kan reageren bij speciale
constructie
s aan de zijkant, zoals bijv. hoge
of niet in lijn staande vangrails. In dergelijke
geval kunnen er verkeerde waarschuwingen
optreden.
● Gebruik de dodehoekhulp met uitparkeer-
hulp nooit op onv
erharde wegen. De dode-
hoekhulp met uitparkeerhulp is bestemd voor
gebruik op wegen met verhard wegdek.
● Let altijd goed op de omgeving van de wa-
gen.
● Gebruik de dodehoek
hulp of uitparkeer-
hulp nooit indien de ra
darsensoren vuil zijn.
● Bij zonnestraling zijn de controlelampjes
van de buiten
spiegels mogelijk slechts be-
perkt zichtbaar. VOORZICHTIG
● De ra d
arsensoren van de achterbumper
kunnen beschadigd of verschoven worden in-
dien ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of uit-
parkeren. Als gevolg hiervan kan het systeem
automatisch worden uitgeschakeld of min-
stens de werking ervan verstoord worden. ●
Om de juist e w
erking van de radarsensoren
te garanderen, houdt u de achterbumper vrij
van sneeuw en ijs, en dekt u hem niet af.
● De achterbumper mag enkel gelakt worden
met door SEA
T goedgekeurde laksoorten. In-
dien andere laksoorten worden gebruikt, kan
de dodehoekhulp mogelijk enkel beperkt of
verkeerd werken. Let op
Indien de dodehoekhulp met uitparkeerhulp
niet werkt
zoals beschreven in dit hoofdstuk,
gebruik deze dan niet en raadpleeg een ge-
specialiseerde werkplaats. Controlelampjes
Controlelampje in de buitenspiegels:
Gaat branden
Gaat eenmaal kort branden: de dodehoekhulp is geacti-
veerd en bedrijfsklaar.
Gaat branden: de dodehoekhulp detecteert een voertuig
in de dode hoek.
Knippert
Er is een voertuig gedetecteerd in de dode hoek en
daarnaast is het knipperlicht bediend in de richting van
dat voertuig
›››
.» 233
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 236 of 348

Bedienen
Knippert
In wagens die ook zijn uitgerust met de rijstrookassis-
tent
››› pag. 226, wordt de bestuurder ook bij het niet
bedienen van het knipperlicht gewaarschuwd indien
hij/zij de rijstrook verlaat (dodehoekhulp "Plus"). Na het inschakelen van het contact gaan ter
contro
l
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes.
Is er geen indicatie door het controlelampje
in de buitenspiegel, betekent dit dat de do-
dehoekhulp op dat moment geen enkel voer-
tuig detecteert in de omgeving van de wagen
››› .
W anneer de rij
verlic
hting is ingeschakeld,
wordt de intensiteit waarmee de controle-
lampjes gaan branden in de buitenspiegels
verminderd (nachtmodus). ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de over een
stemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neger
en.
● De noodzakelijke handelingen uitvoeren. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de over een
stemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Dodehoekhulp (BSD)
Afb. 192
In de buitenspiegels: indicatie van
de dodehoek hulp
. Afb. 193
Achteraanzicht van de wagen: zones
van de ra d
arsensoren. De dodehoekhulp bewaakt de zone aan de
ac
ht
erk ant
van de wagen met behulp van ra-
darsensoren ››› afb. 193. Daarvoor meet het
systeem de afstand en het snelheidsverschil
ten opzichte van andere voertuigen. De dode-
hoekhulp werkt niet bij snelheden onder ca.
15 km/u (9 mph). Het systeem informeert de
bestuurder via optische signalen in de bui-
tenspiegels.
Indicatie in de buitenspiegel
Het controlelampje (uitvergrote afbeelding)
informeert in de overeenkomstige buiten-
spiegel ››› afb. 192 over de verkeerssituatie
achter de wagen indien die kritiek geacht
wordt. Het controlelampje van de linker bui-
tenspiegel informeert over de verkeerssitua-
tie aan de linkerzijde van de wagen, het con-
trolelampje van de rechter buitenspiegel over
de situatie aan de rechterzijde.
234
Page 237 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bij gekleurde ruiten of ruiten met achteraf ge-
mont eer
de g ek
leurde folie is het mogelijk dat
de indicaties van de buitenspiegel niet dui-
delijk of niet juist worden opgemerkt.
Houd de buitenspiegels schoon, zonder
sneeuw of ijs, en dek ze niet af met stickers
e.d.
Radarsensoren
De radarsensoren bevinden zich links en
rechts achter de achterbumper en zijn van buiten niet zichtbaar
››› afb . 193. De senso-
ren bewaken een gebied van ca. 20 meter
achter de wagen, alsook de dode hoeken aan
de linker- en rechterzijde. Het gebied aan de
zijkanten van de wagen reikt tot iets voorbij
de breedte van een rijstrook.
De breedte van de rijstrook wordt niet indivi-
dueel gedetecteerd, maar ligt vast in het sys-
teem. Om die reden kunnen de indicaties ver-
keerd zijn indien men rijdt op smalle rijstro-
ken of in het midden van twee rijstroken. Het systeem kan ook voertuigen die op de aan-
grenzende rij
strook rijden (indien aanwezig)
of vaste voorwerpen, zoals vangrails, detec-
teren en een verkeerde indicatie tonen.
235
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 239 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● bij s
lec
hte weersomstandigheden;
● bij speciale constructies aan de zijkant,
zoals
bijv. hoge of niet in lijn staande van-
grails.
Uitparkeerhulp (RCTA) Afb. 196
Schematische voorstelling van de
uitp ark
eerhu lp: bew
aakt gebied rond de wa-
gen die een parkeerplaats verlaat. De uitparkeerhulp bewaakt met behulp van
de r
a
d ar
sensoren in de achterbumper ››› afb.
193 het verkeer in dwarsrichting achter de
wagen wanneer die achteruit uit een schuine
parkeerplaats rijdt of manoeuvreert, bijvoor-
beeld in onoverzichtelijke situaties.
Wanneer het systeem een relevante wegge-
bruiker detecteert die nadert aan de achter- zijde van de wagen
››› afb
. 196, klinkt een ge-
luidssignaal.
● Het geluidssignaal is afkomstig van dezelf-
de geluidsindic
ator als de Park Pilot.
Naast het geluidssignaal wordt de bestuur-
der ook op de hoogte gebracht via een aan-
wijzing op het scherm van de radio. Deze
aanwijzing wordt in de vorm van een rode
band getoond aan de achterzijde van de af-
beelding van de wagen op het scherm van de
radio. De band geeft de kant van de wagen
aan waar het verkeer in dwarsrichting nadert.
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
Indien de uitparkeerhulp een weggebruiker
detecteert die nadert aan de achterzijde van
de wagen zonder dat de bestuurder het rem-
pedaal intrapt, bedient het systeem automa-
tisch de remmen.
Het uitparkeersysteem helpt de bestuurder
met remmen, zodat de omvang van de scha-
de beperkt blijft. De remmen worden automa-
tisch bediend indien men achteruit rijdt met
een snelheid van ca. 1-12 km/u (1-7 mpu).
Zodra het systeem detecteert dat de wagen
stilstaat, wordt hij onbeweeglijk gehouden
gedurende ca. 2 seconden.
Na het automatisch bedienen van de remmen
om de schade te verminderen, moeten onge-
veer 10 seconden voorbijgaan voordat het systeem opnieuw kan ingrijpen in het rem-
systeem.
Het
automatisch bedienen van de remmen
kan worden onderbroken door het gas- of
rempedaal krachtig in te trappen, waardoor
de bestuurder opnieuw de controle over de
wagen krijgt. ATTENTIE
De intelligente technologie in de uitparkeer-
hulp kan de limiet en op
gelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. De functie van het inparkeersysteem
mag geen aanleiding zijn voor het nemen van
risico's. Ondanks het systeem moet de be-
stuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Gebruik het systeem nooit wanneer het
zicht beperkt
is of in complexe verkeerssitua-
ties, bijv. op erg drukke wegen of om ver-
scheidene rijstroken over te steken.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aangez
ien het systeem bijv. fietsen
of voetgangers niet in alle situaties perfect
opmerkt.
● De uitparkeerhulp remt de wagen niet altijd
vanzelf
af tot volledige stilstand. 237
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 240 of 348

Bedienen
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
arkeerhu
lp (RCTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA) in- en uits
c
hakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu Assistenten op het scherm van het instru-
mentenpaneel met behulp van de bedie-
ningselementen op het stuur. Indien de wa-
gen is uitgerust met multifunctionele camera,
is toegang ook mogelijk met de toets van de
bestuurdershulpsystemen op de grootlicht-
hendel.
Menu Assistenten openen.
● Dodehoekhulp (BSD)
● Uitp
arkeerhulp
Indien het sel
ectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op- nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en weer in
s
chakelen van het contact.
Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
De radarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht.
Rijden met aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu. Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoekhu
lp en uitparkeer-
hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhangwagen wordt gereden.
SEAT-rijmodi (SEAT Drive Profi-
le)*
Inleidin
g De bestuurder heeft dankzij SEAT Drive Profi-
l
e de k
euze uit
vier profielen of modi, Eco,
Normal , Sport en Individual , waarbij
het gedrag van de diverse functies van de
wagen wordt aangepast voor uiteenlopende
rijervaringen.
In de versie 4Drive zijn daarnaast ook de pro-
fielen Offroad en Snow beschikbaar.
Individual kan worden geconfigureerd
naar wens. De overige profielen beschikken
over een vaste configuratie.
Beschrijving Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,
beïn
vloedt
S
EAT Drive Profile de volgende on-
derdelen:
238
Page 247 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
door op de knop te drukken op de rui-
t en
wi
sserhendel of de toets aan het multi-
f u
nctie- s
tuur ›››
pag. 30.
Via de multifunctie-indicatie ›››
pag. 30
kan worden teruggekeerd naar weergave van
het bericht op het display van het instrumen-
tenpaneel.
Bedrijfscondities
Het rijgedrag wordt uitsluitend berekend bij
snelheden tussen 65 km/u (40 mph) en ca.
200 km/u (125 mph).
Uit- en inschakelen
De detectie van vermoeidheid kan worden
geactiveerd en gedeactiveerd in het Easy
Connect-systeem met de toets en de
f u
nctiet oets
› ›
› p ag. 113. Een markering
g
eeft aan of de instelling is geactiveerd.
Beperkingen aan de werking
De detectie van vermoeidheid kent een aan-
tal beperkingen. In de volgende gevallen is
het mogelijk dat de detectie van vermoeid-
heid beperkt of niet werkt: ● Bij snelheden lager dan 65 km/h (40 mph).
● Bij snelheden hoger dan 200 km/h (125
mph).
● Op bochtige wegen.
● Op wegen met slecht wegdek. ●
Onder slecht
e klimatologische omstandig-
heden.
● Bij een sportieve rijstijl.
● Als de bestuurder in ernstige mate wordt
afgeleid.
D
e detectie van vermoeidheid wordt gereset
zodra de wagen langer dan 15 minuten heeft
stilgestaan, het contact wordt uitgeschakeld
of de bestuurder de veiligheidsgordel heeft
ontgrendeld en het portier heeft geopend.
Als gedurende langere tijd langzaam wordt
gereden (trager dan 65 km/u (40 mph)), re-
set het systeem de vermoeidheidsbereke-
ning automatisch. Zodra weer sneller wordt
gereden, wordt de rijstijl opnieuw berekend.
Inparkeersysteem (Park As-
sist)*
In
leiding tot thema
››› T
ab. op pag. 2
Het inparkeersysteem is een bijkomende
functie van ParkPilot ›››
pag. 253 en helpt de
bestuurder om:
● een geschikte plek te vinden om te parke-
ren
● een park eermodu
s te selecteren ●
recht en s
chuin achteruit te parkeren in een
geschikte plek
● recht vooruit te parkeren in een geschikte
plek
● vooruit
een rechte parkeerplaats te verlaten
In auto's met inp
arkeersysteem en in de fa-
briek ingebouwde radio worden het gebied
vooraan, achteraan en aan de zijkanten, als-
ook de positie van de obstakels ten opzichte
van de auto getoond.
Het inparkeersysteem heeft een aantal be-
perkingen die eigen zijn aan het systeem en
het gebruik ervan vereist bijzondere aan-
dacht door de bestuurder ››› .
ATTENTIE
De intelligente technologie in het inparkeer-
syst eem k
an de limieten opgelegd door de
natuurkundige wetten niet overwinnen en
werkt enkel binnen de eigen grenzen van het
systeem. Het grotere comfort dat het inpar-
keersysteem biedt mag nooit aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's. Ondanks
het systeem moet de bestuurder te allen tijde
opmerkzaam blijven.
● Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan ernstig l
etsel tot gevolg hebben.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het w
eer, het wegdek en het verkeer.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kleding
stukken kan de signalen van de ultra-
soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem » 245
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten