alarm Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 140 of 348

Bedienen
Dagrijverlichting Voor het dagrijlicht zijn er afzonderlijke lam-
pen in de kopl
ampen op
genomen. Bij het in-
schakelen van de automatische dagrijverlich-
ting gaan die lampen branden 1)
››› .
Het dagrijlic ht
wordt ontstoken zodra het
contact wordt ingeschakeld, terwijl de scha-
kelaar in de standen of staat, al naar
gelang de stand voor de buitenverlichting is.
Wanneer de lichtschakelaar in de stand
staat, zorgt een verlichtingssensor voor het
automatisch in- en uitschakelen van het dim-
licht (inclusief de verlichting van het instru-
mentenpaneel) resp. het dagrijlicht, al naar
gelang de hoeveelheid daglicht. ATTENTIE
● U mag nooit met d
agrijlicht rijden als de
weg slecht verlicht is vanwege de weersom-
standigheden of als het het donker is. De
dagrijverlichting levert onvoldoende licht om
de weg goed te verlichten of om goed zicht-
baar te zijn voor andere weggebruikers.
● In wagens met achterlichten met lampen
gaan de achterlic
hten niet branden wanneer
de dagrijverlichting wordt ingeschakeld. Een
wagen zonder ingeschakelde achterlichten is
's nachts, bij regen of bij slecht zicht voor
achteropkomend verkeer niet zichtbaar. Knipperlicht- en grootlichthendel
Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 25
Zet de hendel in de basisstand om de betref-
fende functie in te schakelen.
Comfortlichten
Beweeg voor de comfortlichten de hendel
omhoog of omlaag tot aan het punt waar u
enige weerstand voelt en laat de hendel los.
Het knipperlicht knippert driemaal.
De comfortknipperlichten kunnen worden ge-
activeerd en gedeactiveerd in het Easy Con-
nect-systeem via toets en de functieknop
Set up
› ›
›
p
ag. 113.
Bij wagens die niet over het betreffende me-
nu beschikken, kan de functie worden ge-
deactiveerd in een gespecialiseerde werk-
plaats. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de knipperlichten, het
niet ge bruik
en of het vergeten uit te schake-
len daarvan kan andere weggebruikers in ver-
warring brengen. Dit kan ernstige ongevallen
tot gevolg hebben. ●
Geadv i
seerd wordt om tijdig het knipper-
licht te activeren als u van rijstrook wilt wis-
selen, inhalen of afslaan.
● Direct na het wisselen van rijstrook, inha-
len of afs
laan moet u het knipperlicht deacti-
veren. ATTENTIE
Een verkeerd gebruik van het grootlicht kan
on gev a
llen en ernstig letsel veroorzaken. Het
grootlicht kan andere bestuurders afleiden en
verblinden. Let op
● Indien de comfor tknip
perlichten in werking
zijn (driemaal knipperen) en het comfortknip-
perlicht van het tegenoverliggende deel
wordt geactiveerd, dan stopt het actieve deel
met knipperen en knippert het licht slechts
eenmaal in het nieuwe deel dat is geselec-
teerd.
● Het knipperlicht werkt alleen bij ingescha-
keld cont
act. De alarmlichten werken ook
wanneer het contact is uitgeschakeld.
● Als een knipperlicht op de aanhanger de-
fect is, g
aat het controlelampje (knipperlich-
ten op aanhanger) knipperen op dubbele fre-
quentie dan normaal in de wagen. 1)
In wagens uitgerust met led-achterlichten gaat ook
het st a
dslicht achteraan branden.
138
Page 144 of 348

Bedienen
De in-/uitschakeling van de functie vindt
p l
aats
via het menu van de radio. De vertra-
gingstijd voor uitschakeling van de functie
"Leaving Home" (standaard 30 s) kan ook
worden ingesteld.
Wagen met halogeenkoplamp
Bij de functie "Leaving Home" worden het
daglicht (DRL) van de koplampen, de achter-
ste stadslichten en de kentekenplaatverlich-
ting ingeschakeld.
Wagen met full-led koplamp
Bij de functie "Leaving Home" worden het
dimlicht en het daglicht (DRL) van de koplam-
pen, de achterste stadslichten, de kenteken-
plaatverlichting en de nabijheidslichten in de
achteruitkijkspiegel ("Welcome Light") inge-
schakeld.
Activering
● Bij het ontgrendelen van de wagen (druk-
ken op openen op de afst
andsbediening).
● De functie "Leaving Home" wordt enkel in-
gesc
hakeld wanneer de lichtschakelaar in
stand staat en de lichtsensor herkent
dat het donker is.
Buiten werking stellen
● Na het beëindigen van de vertragingstijd
van de "Leav
ing Home" (standaard 30 s). ●
Bij het ver
grendelen van de wagen (sluiten
met de afstandsbediening).
● Bij het draaien van de lichtschakelaar naar
een andere stand d
an .
● Bij het inschakelen van het contact.
Noodknipperlichten Afb. 135
Dashboard: schakelaar voor alarm-
lic ht
en. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 25
De alarmlichten dienen om in gevaarlijke si-
tuaties andere verkeersdeelnemers op uw
wagen attent te maken.
Als de wagen dienst weigert:
1. Uw wagen op een veilige afstand tot het rijdend verkeer
zetten. 2. Druk op de knop om de alarmlichten in te
schak
elen ››› .
3. Motor afzetten.
4. Handrem aantrekken.
5. Bij wagens met handgeschakelde versnel- ling
sb
ak de 1e versnelling inschakelen of
de keuzehendel in stand P zetten als de
wagen met een automatische versnel-
lingsbak is uitgerust.
6. Gebruik de gevarendriehoek om andere verkeersdeelnemer
s erop te attenderen
dat uw wagen stilstaat.
7. Neem altijd de sleutel mee wanneer u de wagen v
erlaat.
Als de alarmlichten zijn ingeschakeld, knip-
peren alle knipperlichten van de wagen tege-
lijkertijd. D.w.z. dat zowel de controlelampjes
van de knipperlichten als het controle-
lampje van de schakelaar tegelijkertijd
knipperen. De alarmlichten werken ook wan-
neer het contact is uitgeschakeld.
Functie noodremmen
Als u abrupt en continu met een hoge snel-
heid van ongeveer 80 km/u (50 mph) remt,
knipperen de remlichten enkele keren per se-
conde om de achter de wagen rijdende voer-
tuigen te waarschuwen. Als u blijft remmen,
gaan de alarmlichten automatisch branden
142
Page 145 of 348

Lichten en zicht
wanneer de wagen stopt. Deze worden auto-
m ati
sc
h uitgeschakeld wanneer de wagen
opnieuw gaat rijden. ATTENTIE
● Een op de we g s
tilgevallen wagen vormt
een groot gevaar. Gebruik altijd de alarmlich-
ten en een gevarendriehoek, om andere ver-
keersdeelnemers op uw stilstaande wagen
opmerkzaam te maken.
● Vanwege de hoge temperaturen van de ka-
talys
ator mag u de wagen nooit in de buurt
van licht ontvlambare materialen, zoals droog
gras of uitgelopen benzine, neerzetten –
brandgevaar! Let op
● De wag en
accu wordt (ook bij uitgeschakeld
contact) ontladen als de alarmlichten gedu-
rende langere tijd zijn ingeschakeld.
● Neem bij gebruik van de alarmlichten de
wettelijke bep
alingen in acht.Parkeerlicht
Wanneer het parkeerlicht ingeschakeld is
(r
ec
hter of
linker knipperlicht), gaan het
stadslicht voor en het achterlicht aan de des-
betreffende zijde van de wagen branden. Het
parkeerlicht kan uitsluitend worden inge-
schakeld als het contact uit staat en de knip- perlicht- en grootlichthendel in de midden-
stand st
aat na te zijn bediend.
Parkeerlicht aan beide zijden Als het contact uit en de lichtschakelaar in de
stand
staat, gaat bij het vergrendelen van
de wagen van buitenaf het parkeerlicht aan
beide zijden van de wagen branden. Hierbij
worden uitsluitend het stadslichten in beide
koplampen en de achterlichten gedeeltelijk
ontstoken.
Snelwegverlichting* Snelwegverlichting is beschikbaar voor wa-
g
en
s die
voorzien zijn van full-led koplam-
pen.
De in-/uitschakeling van de functie vindt
plaats via het overeenstemmende menu van
het Easy Connect-systeem.
● Activering: bij het ov
erschrijden van 110
km/u (68 mpu) gedurende meer dan 30 se-
conden wordt de bundel van het dimlicht iets
omhoog geplaatst voor een grote zichtbaar-
heid op de weg voor de bestuurder.
● Uitschakeling: bij het v
erlagen van de snel-
heid van de auto tot onder 100 km/u (62
mpu) wordt de lichtbundel onmiddellijk weer
teruggezet naar normale stand. In het buitenland rijden De lichtbundel van het dimlicht is asymme-
trisc
h: het
deel van de weg waarop wordt ge-
reden, wordt extra verlicht.
Indien een wagen die is geproduceerd voor
een land waarin rechts wordt gereden, naar
een land gaat waarin links wordt gereden (of
vice versa), moet normaliter een deel van het
glas van de koplamp worden afgeplakt met
zelfklevende maskers of de afstelling van de
koplampen worden aangepast om de overige
bestuurders niet te verblinden.
In dergelijke gevallen worden bepaalde ver-
lichtingswaarden voorgeschreven die moeten
worden ingehouden binnen het verlichtings-
veld. Dit wordt ook wel "reisverlichting" ge-
noemd.
De lichtverdeling die halogeen- en full-led ko-
plampen hebben maakt het mogelijk om te
voldoen aan de eisen gesteld aan "reisver-
lichting" zonder de noodzaak tot afplakken
of opnieuw afstellen. Let op
"Reisverlichting" is slechts voor een korte
periode toeg e
staan. Als iemand van plan is
om een grote afstand in een land waarin aan
tegenovergestelde zijde wordt gereden, af te
gaan leggen, dient deze naar een officiële
servicewerkplaats te gaan om de verlichting
te laten afstellen. 143
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 274 of 348

Bedienen
●
Plots r emmen en bruu
ske manoeuvres ver-
mijden.
● Zeer goed opletten bij het inhalen.
● De snelheid meteen verlagen wanneer u
merkt dat de aanh
angwagen slingert.
● Rijd niet harder dan 80 km/u (50 mph)
wanneer u een aanhang
wagen trekt (of 100
km/u (60 mph) in uitzonderlijke gevallen). Dit
geldt ook voor die landen waarin het toege-
staan is om met hogere snelheden te rijden.
Houd rekening met de maximaal toegestane
snelheid in het land in kwestie voor voertui-
gen met aanhangwagen; deze snelheid kan
lager zijn dan die voor voertuigen zonder
aanhangwagen.
● Probeer in geen geval de wagen met aan-
hangw
agen weer "recht te krijgen" door te
accelereren. ATTENTIE
Als de trekhaak achteraf werd ingebouwd
door een werkpl aat
s die niet behoort tot de
SEAT-groep, moet het start-stopsysteem
handmatig worden uitgeschakeld telkens
wanneer u met aanhangwagen gaat rijden.
Anders kan zich een defect voordoen aan het
remsysteem, met een ongeval en ernstige let-
sels tot gevolg.
● Schakel het start-stopsysteem altijd hand-
matig uit wanneer u rijdt
met een aanhang-
wagen gekoppeld aan een trekhaak die niet
door SEAT werd ingebouwd. Let op
● Voord at
u een aanhangwagen aan- of los-
koppelt, schakelt u altijd het alarmsysteem
uit ››› pag. 117. Anders kan de sensor hel-
lingshoek het alarm onbedoeld doen afgaan.
● Rijd niet met aanhangwagen de eerste
1000 km van de motor ›
›› pag. 194.
● SEAT beveelt aan om zo mogelijk de kogel-
kop uit te bou
wen of weg te klappen indien u
hem niet gaat gebruiken. Bij een aanrijding
van achteren kan de schade aan de wagen
groter zijn bij gemonteerde kogelkop.
● Sommige achteraf gemonteerde trekhaken
bedekken de behuizing
van het sleepoog
achteraan. In die gevallen kan het sleepoog
niet gebruikt worden voor het aanslepen of
wegslepen van andere voertuigen. Indien de
wagen naderhand is uitgerust met een trek-
haak, moet de kogelkop daarom altijd in de
wagen bewaard worden bij uitbouw. Controlelampje
De kogelkop voor aanhangwagen is
niet vergrendeld.
Controleer de vergrendeling van de trekhaak
››› pag.
274. Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
ol
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de over een
stemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neger
en.
● De wagen tot stilstand brengen zodra dat
veilig kan. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de over een
stemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Technische voorwaarden
Wagens die
af f
abriek zijn uit
gerust met een
trekhaak voldoen aan alle technische en wet-
telijke vereisten om te kunnen rijden met
aanhangwagen.
Als de wagens naderhand wordt uitgerust
met een trekhaak, mag enkel een trekhaak
worden gemonteerd die is goedgekeurd voor
het maximaal toegestane gewicht van de
aanhangwagen die getrokken zal worden. De
trekhaak moet geschikt zijn voor de wagen
en aanhangwagen, en goed vastgemaakt zijn
aan het chassis van de wagen. Gebruik enkel
een trekhaak die is goedgekeurd door SEAT
272
Page 278 of 348

BedienenLegenda van
afb. 218:
PinBetekenis
10Positieve laadkabel
11Massa voor pin 10
12Zonder functie
13Massa voor pin 9Stopcontact van aanhangwagen
Voor de elektri
s
che verbinding tussen de wa-
gen en de aanhangwagen beschikt de wagen
over een 13-polig stopcontact. Met draaien-
de motor ontvangen de verbruikers van de
aanhangwagen spanning via de elektrische
aansluiting (pin 9 en pin 10 van het stopcon-
tact voor de aanhangwagen).
Indien het systeem vaststelt dat een aan-
hangwagen elektrisch is aangesloten, ont-
vangen de verbruikers van de aanhangwagen
spanning via de elektrische aansluiting (pin
9 en pin 10). Pin 9 is continu plus. De bin-
nenverlichting van de aanhangwagen kan er
bijvoorbeeld mee worden gevoed. De verbrui-
kers zoals bijvoorbeeld de koelkast van een
caravan ontvangen enkel spanning indien de
motor draait (via pin 10).
Om het elektrische systeem niet te overbelas-
ten, is het niet toegestaan om de massaka-
bels pin 3, pin 11 en pin 13 onderling te ver-
binden. Wanneer de aanhangwagen een 7-polige s
t
e-
ker heeft, moet u een bijbehorende adapter-
kabel gebruiken. In dat geval is de functie
van pin 10 niet beschikbaar.
Kabel van aanhangwagen
De kabel van de aanhangwagen moet altijd
goed vastgemaakt zijn aan het trekkende
voertuig en met voldoende speling om pro-
bleemloos bochten te kunnen nemen. Houd
er echter wel rekening mee dat de kabel tij-
dens het rijden de grond niet mag raken.
Achterlichten van aanhangwagen
Zorg ervoor dat de achterlichten van de aan-
hangwagen correct functioneren en aan de
geldende wettelijke voorschriften voldoen.
Controleer of de maximale vermogensopna-
me van de aanhangwagen niet wordt over-
schreden ››› pag. 273.
Opnemen in alarmsysteem
De aanhangwagen is inbegrepen in het
alarmsysteem indien is voldaan aan de on-
derstaande voorwaarden:
● Indien de wagen af fabriek is uitgerust met
alarmsyst
eem en trekhaak.
● Indien de aanhangwagen elektrisch is aan-
geslot
en op het trekkende voertuig met het
stopcontact voor aanhangwagen. ●
Indien het elektris
che systeem van de wa-
gen en aanhangwagen in perfecte staat zijn,
zonder storingen of schade.
● Indien de wagen werd vergrendeld met de
sleutel
en het alarmsysteem actief is.
Wanneer de wagen vergrendeld is, gaat het
alarm af zodra de elektrische verbinding met
de aanhangwagen wordt onderbroken.
Voordat u een aanhangwagen aan- of loskop-
pelt, schakelt u altijd het alarmsysteem uit.
Anders kan de sensor hellingshoek het alarm
onbedoeld doen afgaan.
Aanhangwagens met led-achterlichten
Om technische redenen kunnen aanhangwa-
gens met led-achterlichten niet in het alarm-
systeem opgenomen worden.
Als de wagen vergrendeld is, wordt het alarm
niet geactiveerd wanneer de elektrische ver-
binding met de aanhangwagen onderbroken
wordt, indien die led-achterlichten heeft.
Indien bij het aankoppelen van de aanhang-
wagen het Eco-rijprofiel geselecteerd was,
wordt automatisch veranderd naar het profiel
Normal. Als het systeem de aangekoppelde
aanhangwagen niet kan detecteren of de
trekhaak achteraf werd gemonteerd door een
werkplaats die niet tot de SEAT-groep be-
hoort, moet het profiel Normal handmatig
worden gekozen voordat u begint te rijden
276
Page 279 of 348

Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
met aanhangwagen. Om het profiel Ec
o op-
nieu w in te schakelen na het loskoppelen van
de aanhangwagen, moet het contact een-
maal uit- en weer ingeschakeld worden. ATTENTIE
Indien de kabels verkeerd of op ongepaste
wijze w or
den verbonden, kan de aanhangwa-
gen te veel stroom krijgen. Dit kan leiden tot
storingen in het volledige elektronische sys-
teem van de wagen, alsook tot ongevallen en
ernstige letsels.
● Laat de werkzaamheden aan de elektrische
insta
llatie enkel uitvoeren in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Sluit het elektrische systeem van de aan-
hangw
agen nooit direct aan op de elektrische
aansluitingen van de achterlichten of andere
voedingsbronnen. ATTENTIE
Het contact tussen de pinnen van het stop-
contact
voor aanhangwagen kan leiden tot
kortsluiting, overbelasting van de elektrische
installatie of storing van het verlichtingssys-
teem; ongevallen en ernstige letsels kunnen
hiervan het gevolg zijn.
● Sluit de pinnen van het stopcontact voor
aanhangw
agen nooit op elkaar aan.
● Laat gebogen pinnen in een gespecialiseer-
de werkplaat
s repareren. VOORZICHTIG
Laat de aanhangwagen niet aan de wagen
aangek op
peld zitten als u de aanhangwagen
met behulp van de steunen of het hulpwiel
geparkeerd hebt. Als de wagen omhoog of
omlaag gaat, bijvoorbeeld wegens een varia-
tie van de last of een lekke band, wordt meer
druk uitgeoefend op de trekhaak en aanhang-
wagen; de wagen en aanhangwagen kunnen
hierdoor beschadigd raken. Let op
● Bij storin g
en in de elektrische installaties
van de wagen, aanhangwagen of het alarm-
systeem, laat u ze nakijken in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Als de accessoires van de aanhangwagen
energie verbruik
en via het stopcontact voor
aanhangwagen en de motor niet draait, zal
de accu leeg raken.
● Als de wagenaccu bijna leeg is, wordt de
elektrisc
he aansluiting met de aanhangwa-
gen automatisch onderbroken. Een aanhangwagen laden
Maximaal toegestane aanhangwagenge-
w
ic
ht en di
sselkogeldruk
Het maximaal toegestane aanhangwagenge-
wicht is het gewicht dat de wagen kan sle-
pen ››› . De disselkogeldruk is de last dieverticaal van boven wordt uitgeoefend op de
k
og
elk op
van de trekhaak ››› pag. 322.
De gegevens over het aanhangwagengewicht
en de disselkogeldruk die op het typeplaatje
van de trekhaak staan zijn enkel experimen-
tele waarden. De waarden met betrekking tot
de wagen, vaak lager dan deze waarden,
vindt u in de wagenpapieren. U moet altijd
uitgaan van de gegevens in de officiële wa-
genpapieren.
Om de veiligheid tijdens het rijden te bevor-
deren, beveelt SEAT aan om altijd de maxi-
maal toegestane disselkogeldruk optimaal te
benutten ››› pag. 271. Een te geringe kogeld-
ruk heeft een negatieve invloed op het rijg-
edrag van de wagen met aanhangwagen.
Door de kogeldruk neemt het gewicht op de
achteras toe, waardoor de nuttige last van de
wagen vermindert.
Gewicht van het geheel trekkende wagen en
aanhangwagen
Het gewicht van de combinatie is samenge-
steld uit het werkelijke gewicht van de bela-
den wagen en het werkelijke gewicht van de
beladen aanhangwagen.
In sommige landen zijn de aanhangwagens
ingedeeld in categorieën. SEAT beveelt u aan
om u in een gespecialiseerde werkplaats te
informeren over welke aanhangwagens het
meest geschikt zijn voor uw wagen. »
277
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 309 of 348

Controleren en bijvullen
● Het ruit
ens
proeiervloeistofreservoir is her-
kenbaar aan het symbool op de dop.
● Controleer of er voldoende ruitensproeier-
vloeistof
in het reservoir zit.
Aanbevolen ruitenwissers
● Voor de warmere jaargetijden adviseren wij
G 052 184 A1, voor helder
e ruiten in de zo-
mer. Mengverhoudingen in het waterreser-
voir: 1:100 (1 deel concentraat op 100 delen
water).
● Voor het gehele jaar rond, G 052 164 A2
voor heldere ruit
en. Mengverhouding bij be-
nadering voor de winter, tot -18°C (0°F): 1:2
(1 deel concentraat op 2 delen water); anders
1:4 in het waterreservoir.
Vulhoeveelheden
De vulhoeveelheid van het reservoir bedraagt
ongeveer 3 liter in versies zonder koplamps-
proeiers en 5 liter in versies met koplamps-
proeiers. ATTENTIE
Als het water voor de ruitensproeiers niet vol-
doende antivries bev at, k
an dit op de voorruit
en achterruit bevriezen en het zicht vooraan
en achteraan beperken.
● Gebruik in de winter alleen ruitensproeiers
met vo
ldoende antivries.
● Gebruik de ruitensproeierinstallatie niet bij
winterse t
emperaturen zonder eerst de voor- ruit met het ventilatiesysteem te verwarmen.
De antivries
k
an op de voorruit bevriezen en
zo het zicht bemoeilijken. ATTENTIE
Nooit antivries of andere soortgelijke toevoe-
gin gen aan de vloei
stof in het ruitensproeier-
vloeistofreservoir toevoegen. Dit kan een vet-
tige laag op het glas achterlaten die het zicht
belemmert.
● Schoon water met een door SEAT aanbevo-
len glasr
einiger gebruiken.
● Indien nodig, een geschikte antivries aan
de vloeist
of in het ruitensproeiervloeistofre-
servoir toevoegen. VOORZICHTIG
● Nooit door S EA
T aanbevolen reinigingsmid-
delen met andere reinigingsmiddelen men-
gen. De onderdelen kunnen gaan vlokken
waardoor de ruitenwissersproeiers verstopt
kunnen raken.
● In geen geval de werkzame vloeistoffen tij-
dens het
vullen niet verwisselen. Anders zijn
ernstige storingen en motorschade het ge-
volg!
● De afwezigheid van ruitensproeiervloeistof
leidt tot
een beperking van het zicht door de
voorruit en, in modellen met koplampsproei-
ers, tot een verlies van zicht in de lichten. Accu
A l
g emeen Lees aandachtig de aanvullende informatie
›››
p
ag. 52.
De accu bevindt zich in het motorcomparti-
ment en is nagenoeg onderhoudsvrij. Deze
wordt in het kader van onderhoud gecontro-
leerd. Controleer in de zomer en winter echter
wel of de aansluitingen van de accu schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
Losmaken van de accukabels
Ontkoppel de accu alleen in uitzonderlijke
gevallen. Bij het ontkoppelen van de accu
gaan enkele functie-instellingen van de wa-
gen "verloren" ( ›››
Tab. op pag. 307). De
functies moeten, nadat de kabels zijn aange-
sloten, weer worden geprogrammeerd.
Alvorens de minkabel van de accu los te ma-
ken, het alarmsysteem* uitschakelen. Anders
wordt het alarm geactiveerd.
FunctieHerprogrammeren
Openings-/sluitauto-
maat van de elektrische
ruitbediening››› pag. 134, Sluit-/ope-
ningsautomaat.
Sleutel met afstandsbe-
dieningAls de wagen niet reageert
op de sleutel, moet deze
worden gesynchroniseerd
››› pag. 126.
» 307
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 331 of 348

Trefwoordenlijst
Trefwoordenlijst Get a
ll
en en symbolen
4-wielaandrijving slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
A
Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Aanhaalmomenten van de wielbouten . . . . . . . . 322
Aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271 aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . 277
aanhangwagenstabilisator . . . . . . . . . . . . . . . 279
aankoppelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
aansluiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273, 276
alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
buitenspiegels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273
disselkogeldruk . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 271, 277
dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
een trekhaak achteraf inbouwen . . . . . . . . . . . 280
kabel van aanhangwagen . . . . . . . . . . . 273, 276
kogelkop elektrisch ontgrendelen . . . . . . . . . . 274
koplampen afstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 278
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Led-achterlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 273, 276
parkeerhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 258, 262
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 278
stopcontact . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
storing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
technische voorwaarden . . . . . . . . . . . . . . . . . 272
Aanhangwagengewichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . 322 de aanhangwagen laden . . . . . . . . . . . . . . . . . 277
Aanhangwagenstabilisator . . . . . . . . . . . . . . . . . 279
Aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
Aantal zitplaatsen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 70 Aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . . . 108
kilometer stand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 108
Aanwijzingen op het scherm aanbevolen versnelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
ACT . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 210
bandenspanningscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . 316
bestuurdersinformatiesysteem . . . . . . . . . . . . . 30
bewakingssysteem Front Assist . . . . . . . . . . . 220
buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
ECO . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
keuzehendelstanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
kompas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
MKB . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
motorolie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 35
portieren, motorkap en achterklep geopend . . 33
ritgegevens . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 34
SEAT Drive Profile . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 238
service-intervallen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 37
snelheidsbegrenzer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 205
snelheidswaarschuwing . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
standen van de keuzehendel . . . . . . . . . . . . . 187
Start-Stop . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
submenu assistenten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 33
tijd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
tweede snelheidsmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . 109
verkeersborden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 242
waarschuwings- en controlelampjes . . . . . . . . 210
waarschuwings- en informatieberichten . . . . . . 33
ABS zie Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209 radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
Accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156, 282
Accu energiemanagement . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308 ladingstoestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 292
vervan
gen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 309
Accu laden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 308
Accu van de wagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 52, 307 hulp bij het starten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 60
los- en vastmaken . . . . . . . . . . . . . . . . . . 38, 307
winterse omstandigheden . . . . . . . . . . . . . . . . 307
Achteraf inbouwen trekhaak . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 280
Achterbank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153 rugleuning neer- en terugklappen . . . . . . . . . . 153
Achterklep . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10, 11 zie ook Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Achterlampen in de achterklep fitting uitbouwen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 102
Achterlampen in het zijpaneel achterlicht demonteren . . . . . . . . . . . . . . . . . . 101
Achterlichten een lamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
Achterruitverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 45, 47
Achteruitkijkspiegel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Achteruitrijhulp . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267 bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
display . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
Gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 268
parkeren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 269
Achteruitrijhulpsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 267
Achteruit (automatische transmissie) . . . . . . . . . 187
AdBlue bijvullen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
informatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 298
minimale vulhoeveelheid . . . . . . . . . . . . . . . . 298
specificatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 298
tankinhoud . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 298
waarschuwingslampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297
Afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 327
329
Page 332 of 348

Trefwoordenlijst
Afstandsbediening zie
Sl eut
els . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 118
Afstandsbediening (interieurvoorverwarming) . 171 de batterij vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Afstandsregeling zie Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . 209
Afstelling lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 144
Afvoer gordelspanners . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 75
Airbagafdekkingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15
Airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 76 beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
Airbagsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 76 activering . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
beschrijving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
hoofdairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
knieairbag . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 16
voorairbag buiten werking stellen . . . . . . . . . . . 80
voorairbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 15, 78
werking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 77
zij-airbags . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17
Airconditioning Climatronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 44, 164
gebruiksaanwijzingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 166
interieurvoorverwarming . . . . . . . . . . . . . . . . . 170
Akoestisch signaal lichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 137
veiligheidsgordel niet vastgegespt . . . . . . . . . . 70
Alarmlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9, 125, 127 aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 276
bewaking van het interieur en beschermingtegen afslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Alcantara: reinigen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
Antiblokkeersysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Antivriesmiddel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 51 Area View
zie Sy steem voor perifeer gezichtsveld (Area
View) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 262
Armleuningen voor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 153
ASR zie Aandrijfslipregeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . 183
Assistentiesystemen ACC . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 209
automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . 209
bandenspanningscontrole . . . . . . . . . . . . . . . . 315
bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . 316
snelheidsregelsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . 204
Auto Hold . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 202
Auto Lock (centrale vergrendeling) . . . . . . . . . . . 117
Automatische aansturing rijverlichting . . . . . . . . 139
Automatische afstandsregeling . . . . . . . . . . . . . 209 aanwijzingen op het scherm . . . . . . . . . . . . . . 210
bedienen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 212
bijzondere rijsituaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 217
controle- en waarschuwingslampjes . . . . . . . . 210
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 210
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 211
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 216
Automatische transmissie aanwijzingen voor het rijden . . . . . . . . . . . . . . 190
bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
kickdown . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 191
noodontgrendelen van keuzehendel . . . . . . . . 43
noodprogramma . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 194
programma launch-control . . . . . . . . . . . . . . . 192
stuurwiel met hendels voor handmatig scha-kelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 190
Automatische versnellingsbak . . . . . . . . . . . . . . 187 keuzehendelvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . 188
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 92
standen van de keuzehendel . . . . . . . . . . . . . 187 tiptronic . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 187
uittrekblokk
ering contactsleutel . . . . . . . . . . . 174
Automatische wasinstallatie de functie Auto Hold uitschakelen . . . . . . . . . 204
Auto wegslepen bijzonderheden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
AUX-IN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 116
B Bagage . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Bagagenet bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
Bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10 afdekking . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 157
automatische blokkering . . . . . . . . . . . . . . . . . 131
Bagageruimteverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
bijzonderheden van de elektrische achterklep . . .130
elektrisch openen en sluiten . . . . . . . . . . . . . . 129
hoedenplank bewaren . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 158
nettas . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 160
noodontgrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11
verstelbare bodem van de bagageruimte . . . . 161
zie ook Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . 156
Bagageruimte beladen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 156
Banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310 accessoires . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
afmetingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
levensduur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
looprichtinggebonden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310
met verplichte looprichting . . . . . . . . . . . . . . . . 58
nieuwe banden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
reparatieset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
slijtage-indicaties . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
verwisselen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 56
Bandenafdichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55, 87
330
Page 333 of 348

Trefwoordenlijst
Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 55, 87 band af
dicht
en . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
band oppompen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Controle na 10 minuten rijden . . . . . . . . . . . . . . 89
onderdelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 88
Bandenprofiel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 312
Bandenreparatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Bandenreparatieset . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87 zie ook Bandenafdichtset . . . . . . . . . . . . . . . . . . 87
Bandenspanning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 310, 322
Bandenspanningscontrolesysteem . . . . . . . . . . 314
Bandenspanningscontrolesystemen bandenspanningsindicator . . . . . . . . . . . . . . . 316
Batterij . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125 vervangen in de afstandsbediening (interieur-voorverwarming) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 172
Batterij vervangen van de autosleutel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 125
Bedieningselementen op het stuur bediening van het audio- en telefoonsysteem 114
Bedieningselementen op het stuurwiel . . . . . . . 114
Bekleding: reinigen alcantara . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 290
Bekleding: schoonmaken weefsels . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 287
Benzine additieven . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
Bergafdaalhulp controlelampje . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 201
Bergafondersteuning . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Bescherming tegen afslepen . . . . . . . . . . . . . . . . 129
Bescherming tegen de zon . . . . . . . . . . . . . . . . . 145
Bescherming van voetgangers zie Voetgangerherkenningssysteem . . . . . . . . 225
Besparingstips (efficiencyprogramma) . . . . . . . . . 36
Bestuurder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 65, 66, 67 Bestuurdersinformatiesysteem
bediening met de ruiten wisserhendel . . . . . . . 30
indicatie cd/radio . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 30
motorolietemperatuurindicatie . . . . . . . . . . . . . 35
Bestuurdersruimte overzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 105
Bevestigingsogen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 159
Bewakingssysteem Front Assist aanwijzingen op het display . . . . . . . . . . . . . . 220
beperkingen van het systeem . . . . . . . . . . . . . 223
bewakingssysteem City . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
functiestoring . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 220
radarsensor . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 221
tijdelijk uitschakelen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 223
Bewaking van het interieur en afsleepalarm . . . 129
Bijrijder zie Juiste zithouding . . . . . . . . . . . . . . . 65, 66, 67
Bijzonderheden aanslepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 91
hogedrukreinigers . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 275
motor starten door slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . 90
Rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . 278
slepen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 90, 92
systeem voor perifeer gezichtsveld (AreaView) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 265
Binnenaanzicht stuur links . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7
stuur rechts . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8
Binnenspiegel zelfdimmend . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Binnenverlichting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 25
Biodiesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296
Blikjeshouders . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Bodem van de bagageruimte . . . . . . . . . . . . . . . 161
Brandstof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50, 295 besparing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 195
brandstofpeilmeter . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 111
diesel . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 296 ethanol . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
tanken . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 295
v
erbruik . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 321
Brandstof besparen inertiestand . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 193
Brandstofverbruik ontkoppeling door inertie . . . . . . . . . . . . . . . . 195
waarom neemt het brandstofverbruik toe? . . 197
BSD zie Dodehoekhulp (BSD) . . . . . . . . . . . . . . . . . 233
Buitenaanzicht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5, 6
Buitenantenne . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 282
Buitenspiegels buiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
de buitenspiegels verstellen . . . . . . . . . . . . . . 148
rijden met aanhangwagen . . . . . . . . . . . . . . . . 273
verstellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 14
verwarmd . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 148
Buitentemperatuur . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 32
Buitenverlichting Een lamp vervangen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 97
C Camera Lane Assist . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 228
reiniging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 241, 285
Capaciteiten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 50 AdBlue-tank . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 297, 298
ruitensproeiervloeistof . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 307
CD-ROM-lezer (navigatie) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 155
Centrale vergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 117 Alarmsysteem . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 127
instellen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 120
Keyless Access . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 121
noodvergrendeling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 10
ruitbediening . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 133
schakelaar van de centrale vergrendeling . . . 120
331