TESLA MODEL S 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: TESLA, Model Year: 2015, Model line: MODEL S, Model: TESLA MODEL S 2015Pages: 164, PDF Size: 22.08 MB
Page 51 of 164

Instrumentenpaneel
RIJDEN4.11
Controlelampjes
Als u het rempedaal intrapt, knipperen de controlelampjes even ter bevestiging. De lampjes moeten uitgaan tenzij ze vanwege een actuele situatie worden aangestuurd. Neem contact op met Tesla als een controlelampje niet brandt of niet uitgaat.
In aanvulling op de controlelampjes verschijnen er ook berichten boven of onder op het instrumentenpaneel. Als er een waarschuwing is afgegeven, verschijnt er een uitroepteken op het touchscreen. Tik op dit uitroepteken voor nadere omschrijving van de waarschuwing.
Controle-lampje Omschrijving
Airbag. Neem direct contact op met Tesla als dit lampje bij het starten niet knippert en als het blijft branden. Zie blz. 3.18.
Een veiligheidsgordel is niet goed vastgemaakt. Zie blz. 3.4.
De airbag aan passagierszijde is via het touchscreen uitgeschakeld. Zie blz. 3.17.
Mistachterlichten ingeschakeld. Zie blz. 4.13.
Parkeerlichten (contourverlichting, achterlichten en kentekenplaatverlichting) ingeschakeld.
Dimlicht ingeschakeld.
Grootlicht ingeschakeld. Zie blz. 4.16.
Elektronische stabiliteitssystemen bedienen de rem van een wiel om het doorslippen ervan te voorkomen (controlelampje knippert).
Tr a c t i o n c o n t r o l u i t g e s c h a k e l d . Z i e b l z . 4 . 2 6 .
Er is een defect aan de luchtvering vastgesteld. Neem contact op met Tesla. Zie blz. 5.12.
Automatische niveauregeling uitgeschakeld. In andere woorden, de Model S is in de Jack-stand en kan op een autoambulance getakeld worden. De Jack-stand wordt automatisch uitgeschakeld als de auto harder dan 7 km/h rijdt. Zie blz. 5.13.
De parkeerrem is handmatig aangetrokken. Zie blz. 4.25.
TC
Page 52 of 164

InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel
4.12GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Er is een defect aan de parkeerrem vastgesteld. Neem contact op met Tesla. Zie blz. 4.25.
Er is een defect aan het ABS vastgesteld. Zie blz. 4.24. Neem onmiddellijk contact op met Tesla.
Er is een defect aan het remsysteem vastgesteld of het remvloeistofniveau is te laag. Zie blz. 4.24. Neem onmiddellijk contact op met Tesla.
Wa a r s c h u w i n g b a n d e n s p a n n i n g D e b a n d e n s panning van een van de banden is te laag. Het lampje knippert als er een defect aan het bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) is vastgesteld. Neem bij een defect aan het TPMS contact op met Tesla. Zie blz. 7.4.
Een portier of de achterklep/voorklep is open. Zie blz. 2.4.
Knippert groen als de linker richtingaanwijzer is ingeschakeld. Beide lampjes knipperen groen als de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld.
Knippert groen als de rechter richtingaanwijzer is ingeschakeld. Beide lampjes knipperen groen als de alarmknipperlichten zijn ingeschakeld.
De auto is in de Tow-stand en kan vrij rollen. De auto wordt niet automatisch in stand P (Parkeren) gezet als u de auto verlaat. Zie blz. 9.3.
Controle-lampje Omschrijving
Page 53 of 164

Verlichting
RIJDEN4.13
Ve r l i c h t i n g
Bediening verlichting
Tik op Controls linksonder op het touchscreen voor het bedienen van de verlichting. De verlichting van de auto is via het touchscreen te bedienen, daarnaast heeft de Model S een binnenverlichting die automatisch aan en uitgaat op basis van wat u op dat moment doet. Zo gaat de binnenverlichting, de contourverlichting, de achterlichten en de verlichting van de portiergrepen branden als u de Model S ontgrendelt, een portier opent en als u de selectiehendel in stand P (Parkeren) zet. Na ongeveer 2 minuten gaat de verlichting automatisch weer uit of eerder als u een versnelling inschakelt of de Model S vergrendelt.
Page 54 of 164

VerlichtingVerlichting
4.14GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
1.Als DOME op AUTO staat, gaat de binnenverlichting automatisch aan bij het ontgrendelen van de auto, bij het openen van een portier en als de selectiehendel in de stand P (Parkeren) wordt gezet. De verlichting gaat na 60 seconden vanzelf weer uit of eerder als de Model S vergrendeld wordt en als er een versnelling wordt ingeschakeld.
U kunt de binnenverlichting ook in- en uitschakelen door op de lens te drukken. Als de binnenverlichting met de hand is ingeschakeld, gaat deze automatisch uit als de Model S afgezet wordt. Als de auto al afgezet is en u schakelt de binnenverlichting met de hand in, dan gaat deze na verloop van 60 minuten automatisch weer uit.
2.Als u de AMBIENT verlichting inschakelt, gaat de verlichting van de armleuningen op de portieren branden als de koplampen branden.
3.Selecteer FOG om de mistachterlichten in- en uit te schakelen.
Het controlelampje van de mistachterlichten op het instrumentenpaneel gaat branden als de mistachterlichten zijn ingeschakeld.
De mistachterlichten werken alleen als het dimlicht van de auto is ingeschakeld. Bij het uitschakelen van het dimlicht worden ook de mistachterlichten uitgeschakeld.
4.De Model S met schroefveren heeft koplamphoogteverstelling om te voorkomen dat tegenliggers verblind worden als de auto zwaar beladen is. U kunt bij een zwaar beladen auto de lichtbundel naar beneden stellen om te voorkomen dat tegenliggers verblind worden. Tik op LEVEL en sleep het schuifknopje in de gewenste stand.
OPMERKING: Koplamphoogteverstelling is niet verkrijgbaar op de Model S met luchtvering omdat deze de wagenhoogte automatisch corrigeert.
5.Bij het starten van de Model S wordt de buitenverlichting altijd automatisch op AUTO gezet.
De buitenverlichting (koplampen, achterlichten, parkeerlichten en kentekenplaatverlichting) wordt automatisch ingeschakeld als er onvoldoende daglicht is. Deze wordt bij een volgende rit altijd weer AUTO gezet, ongeacht of er tijdens de vorige rit voor een andere instelling is gekozen.
OPMERKING: Als de verlichting op AUTO staat, gaat het dimlicht automatisch branden als het
0Koplampen in hoogste stand Ve r st e l l e n i s n i e t n o d i g a l s a l l e stoelen bezet zijn en er alleen bagage in de bagageruimte voorin is opgeborgen.
1Koplampen een of twee standen lager Als alle stoelen bezet zijn en er bagage in de bagageruimte achter is opgeborgen. Zie blz. 8.3 voor meer informatie over het beladen van de auto.
2
AUTO
Page 55 of 164

Verlichting
RIJDEN4.15
schemert. Bij een heldere lucht en een laagstaande zon kan de verlichting ook automatisch inschakelen.
Kies één van deze opties om de instellingen van de verlichting tijdelijk te veranderen:
Koplampen, achterlichten en kentekenplaatverlichting gaan uit tot u ze handmatig weer inschakelt of de volgende keer dat u de Model S start. Alleen de dagrijverlichting (voor) brandt.
Alleen de dagrijverlichting, de achterlichten en de kentekenplaatverlichting zijn ingeschakeld.
De buitenverlichting (koplampen, achterlichten, parkeerlichten en kentekenplaatverlichting) wordt ingeschakeld.
OFF
Page 56 of 164

VerlichtingVerlichting
4.16GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Grootlicht
Duw de hendel aan de linkerzijde van het stuur van u af. Trek de hendel naar u toe om het grootlicht weer uit te schakelen.
Het controlelampje van het grootlicht op het instrumentenpaneel gaat branden als het grootlicht ingeschakeld is.
Tr e k d e h e n d e l h e l e m a a l n a a r u t o e e n l a a t h e m los om een lichtsignaal te geven.
Headlights After Exit
Als de auto in het donker wordt geparkeerd, zal de buitenverlichting automatisch zijn ingeschakeld. Deze verlichting gaat na 2minuten automatisch uit en ook wanneer udeauto vergrendelt.
Deze functie kan via het touchscreen in- en uitgeschakeld worden. Kies hiervoor Controls > Settings > Vehicle > Headlights After Exit.
Bochtverlichting
Als de Model S is uitgerust met het optionele Te c h - p a k k e t , z o r g t d e L E D - b o c h t v e r l i c h t i n g voor extra brede lichtbundel als u met een snelheid van 40 km/h of minder door een bocht rijdt.
Page 57 of 164

Verlichting
RIJDEN4.17
Richtingaanwijzers
Duw de hendel aan de linkerzijde van het stuur omhoog (rechtsaf) of omlaag (linksaf).
De richtingaanwijzers gaan automatisch uit als het stuur weer rechtuit staat en u kunt de hendel in de middelste stand terugzetten.
Het controlelampje van de desbetreffende richtingaanwijzers op het instrumentenpaneel gaat knipperen als de richtingaanwijzers zijn ingeschakeld. Uhoort ook een klikkend geluid.
Passeerfunctie
Duw de hendel even tegen de veerdruk in omhoog of omlaag en laat hem dan weer los. De desbetreffende richtingaanwijzers knipperen 3 keer.
Alarmknipperlichten
Druk op de schakelaar links naast het touchscreen om de alarmknipperlichten in te schakelen. Alle richtingaanwijzers knipperen. Druk nog een keer op de schakelaar om de alarmknipperlichten weer uit te schakelen.
OPMERKING: De alarmknipperlichten werken ook als er geen sleutel in de buurt van de auto is.
Page 58 of 164

Ruitenwissers en -sproeiersRuitenwissers en -sproeiers
4.18GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Ruitenwissers en -sproeiersRuitenwissers
Draai het uiteinde van de hendel aan de linkerzijde van het stuur naar voren. U kunt kiezen uit 4 standen:
•1e: Automatisch met lage gevoeligheid.*
•2e: Automatisch met hoge gevoeligheid.*
•3e: Continu op lage snelheid.
•4e: Continu op hoge snelheid.
Druk op het uiteinde van de hendel om één keer te wissen.
Als de ruitenwissers op automatische bediening staan en de regensensor geen water op de voorruit waarneemt, dan zullen de ruitenwissers niet werken.
Als u de ruitenwissers inschakelt, wordt automatisch ook het dimlicht ingeschakeld (als dat nog niet het geval was).
*De Model S heeft een regensensor die in de steun van de binnenspiegel achter de voorruit is weggewerkt. Als de ruitenwissers op automatische bediening staan is de frequentie van het wissen afhankelijk van de hoeveelheid neerslag op de voorruit. Als de ruitenwissers in stand 2 staan, is de regensensor gevoeliger.
Ve r w i j d e r eve n t u e e l i j s v a n d e w i s s e r b l a d e n voordat u de ruitenwissers inschakelt, dat zorgt voor een langere levensduur. IJs heeft scherpe kanten waardoor het rubber van de wisserbladen beschadigd kan raken.
Controleer en reinig de wisserbladen regelmatig. Vervang de wisserbladen direct als ze beschadigd zijn. Voor details over het controleren en vervangen van wisserbladen, zie blz. 7.17.
AANWIJZING: Controleer bij extreme kou altijd of de ruitenwissers niet aan de voorruit vastgevroren zijn.
Ruitenwissers ontdooien
Als de Model S is uitgerust met het optionele Cold Weather-pakket kunt u de ruitenwisserbladen ontdooien via Controls > Cold Weather > Heated Wipers op het touchscreen. De verwarming werkt 15 minuten en gaat dan automatisch uit.
,
Page 59 of 164

Ruitenwissers en -sproeiers
RIJDEN4.19
Sproeiers
Druk de knop op het uiteinde van de hendel aan de linkerzijde van het stuur in en houd deze ingedrukt om de ruitensproeiers te bedienen. De ruitenwissers worden ingeschakeld.
Als u de knop loslaat, maken de ruitenwissers nog een paar slagen en dan stoppen ze.
Vul de ruitensproeier vloeistof regelmatig bij (zie blz. 7.20).
Ruitensproeiers ontdooien
Als de Model S is uitgerust met het optionele Cold Weather-pakket worden de ruitensproeiers verwarmd als de omgevingstemperatuur het vriespunt nadert en als u de ruitenwisserverwarming inschakelt (via Controls > Cold Weather > Heated Wipers op het touchscreen). De sproeierverwarming schakelt uit als de ruitenwisserverwarming wordt uitgeschakeld (na 15 minuten) en als de omgevingstemperatuur hoog genoeg is.
Page 60 of 164

ParkeerhulpParkeerhulp
4.20GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
ParkeerhulpWerking van parkeerhulp
Als uw auto met de optie Park Assist is uitgerust, is deze voorzien van sensoren in de voor- en achterbumper. Als u langzaam voor of achteruit rijdt, waarschuwen deze sensoren voor eventuele objecten in de directe nabijheid van de auto.
De sensoren worden ingeschakeld bij een snelheid lager dan 4,8 km/h.
WA A R S C H U W I N G : Ve r t r o u w d a a r o m nooit alleen op de informatie van de parkeerhulp maar overtuig u er zelf van dat er geen personen en/of obstakels in de buurt van de auto zijn. De goede werking van de parkeerhulp kan verstoord worden door een aantal externe factoren (zie blz. 4.21). Als u alleen afgaat op de informatie van de parkeerhulp bestaat de kans op het verwonden van personen en/of schade aan goederen. Houd de directe omgeving van de auto altijd zelf goed in de gaten. Kijk bij het achteruitrijden over uw schouder en gebruik alle spiegels. Park Assist kan geen kinderen, voetgangers, fietsers,
dieren en bewegende voorwerpen detecteren die zich te ver of te dichtbij vóór, achter, boven of onder de sensoren bevinden. De parkeerhulp helpt de bestuurder bij het parkeren en is niet bedoeld ter vervanging van de eigen waarnemingen van de bestuurder. De parkeerhulp is geen garantie voor veilig rijden.
Visuele en hoorbare feedback
Als u langzaam vooruit of achteruit rijdt met een snelheid van minder dan 4,8 km/h verschijnt op het linker gedeelte van het instrumentenpaneel een waarschuwing dat er een obstakel vóór of achter de auto is geconstateerd. Bij het achteruitrijden wordt ugeholpen door het beeld van de achteruitrijcamera op het touchscreen (zie blz. 4.29).
Als het geluid is ingeschakeld (zie blz. 4.21), hoort u een waarschuwingssignaal tijdens het manoeuvreren. U kunt dit geluid met behulp van het scrollwieltje aan de linkerzijde op het stuur doen tijdelijk uitschakelen.
De auto ziet een obstakel tot op een afstand van ongeveer 120 cm in stand D (Rijden) en ongeveer 160 cm van de achterbumper in stand R (Achteruit). Er klinkt een waarschuwings-signaal (indien ingeschakeld).
Als het obstakel dichterbij komt, wordt de gele gevarenzone en de afstand tot het object weergegeven.