TESLA MODEL S 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: TESLA, Model Year: 2015, Model line: MODEL S, Model: TESLA MODEL S 2015Pages: 164, PDF Size: 22.08 MB
Page 61 of 164

Parkeerhulp
RIJDEN4.21
AANWIJZING: Zorg ervoor dat sensoren schoon zijn en vrij van sneeuw, modder en vuil. Richt een hogedrukspuit niet rechtstreeks op de sensoren en reinig ze niet met een scherp of schurend voorwerp, dat veroorzaakt krassen en kan het oppervlak beschadigen.
AANWIJZING: Plak geen stickers op de parkeersensoren en monteer ook geen accessoires voor de sensoren.
Hoorbare feedback regelen
U kunt de parkeerhulp met en zonder geluidssignaal gebruiken. Tik op Controls > Settings > Safety & Security > Park Assist Chimes om het geluid in- en uit te schakelen.
U kunt dit geluid ook met behulp van het scrollwieltje aan de linkerzijde op het stuur uitschakelen. Het geluid blijft uitgeschakeld tot u de selectiehendel in een andere stand zet of tot u harder rijdt dan 4,8 km/h.
Beperkingen en valse
waarschuwingen
De parkeerhulp kan in de volgende omstandigheden geen obstakels waarnemen:
•Een of meer parkeersensoren is beschadigd, vuil of bedekt (met sneeuw, bladeren, ijs).
•Het obstakel is te laag, ongeveer 20 cm (bijvoorbeeld een trottoirband of een drempel).
•We e r s o m st a n d i g h e d e n ( z wa re re g e n , sneeuw, mist) die de goede werking van de sensoren belemmeren.
•Het obstakel is dun (bijvoorbeeld een dun paaltje).
•Het obstakel is buiten het bereik van de sensor.
•Het object absorbeert geluid of is zacht (bijvoorbeeld poedersneeuw).
•Het obstakel is afgeschuind (bijvoorbeeld een oprit).
•Bij extreem koude of warme temperaturen.
•De sensoren worden gestoord door andere elektrische apparaten die ultrasone geluidsgolven produceren.
•Het object bevindt zich te dicht bij de bumper.
•De bumper beschadigd is of scheef hangt.
•Er iets op de bumper is gemonteerd waardoor de sensor wordt afgedekt (bijvoorbeeld een fietsenrek of een bumpersticker).
Andere parkeerhulpen
In aanvulling op de parkeerhulp is er ook het beeld van de achteruitrijcamera dat bij het inschakelen van de achteruit automatisch op het scherm verschijnt. Zie blz. 4.29.
Als de auto het obstakel tot op een afstand van ongeveer 40 cm in stand D (Drive) en ongeveer 30 cm in stand R (Reverse) van de bumper is genaderd, wordt de rode gevarenzone weergegeven en verschijnt er een waarschuwing op het scherm. De toon van het waarschuwingssignaal wordt hoger.
Als een sensor geen signaal doorgeeft, verschijnt er een waarschuwing op het instrumentenpaneel.
Page 62 of 164

Informatie dagtellerInformatie dagteller
4.22GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Informatie dagtellerWeergave informatie dagteller
De informatie van de dagteller kunt u op het touchscreen opvragen door op Controls > Trips te tikken. Er zijn twee dagtellers, A and B. Tik op RESET van de bijbehorende dagteller om deze te resetten.
OPMERKING: U kunt de informatie van de dagteller ook op het instrumentenpaneel laten weergeven (zie blz. 4.3).
Page 63 of 164

Energieverbruik
RIJDEN4.23
EnergieverbruikWeergave energieverbruik
Tik op de Energy-app aan de bovenzijde van het touchscreen voor een grafische weergave van het energieverbruik van de Model S.
De grafiek toont het energieverbruik en de resterende actieradius. De actieradius wordt berekend op basis van de verbruik van de laatste 0,16 km.
Snel accelereren en rijden op hoge snelheid zorgen voor pieken in het verbruik. Rustig rijden spaart energie. Momenten waarop er meer energie werd teruggewonnen dan verbruikt (een overschot dat gebruikt wordt om de batterij op te laden) worden in het groen aangegeven.
U kunt de schaal van de weergave veranderen door in of uit te zoomen met de gebruikelijke vingerbewegingen op het scherm. U kunt het energieverbruik van de laatste 10, 25, of 50 km bekijken. U kunt de schaal ook veranderen door op Controls > Settings > Apps > Energy te tikken.
OPMERKING: U kunt de grafiek ook op het instrumentenpaneel laten weergeven, gebruik daarvoor het scrollwieltje op het stuur (zie blz. 4.3).
Tips om actieradius te vergroten
U kunt uw actieradius vergroten door zuinig te rijden op dezelfde manier als u deed om benzine te besparen.
Het energieverbruik is sterk afhankelijk van de rijstijl van de bestuurder en externe omstandigheden (koud weer, zware belading, rijden in bergen enz.). Houd de volgende punten in gedachten als u het maximale uit een lading wilt halen:
•Rijden op hoge snelheid kost veel energie en verkort de actieradius.
•Vo o r ko m v a a k e n s n e l a c c e l e r e re n .
•Neem bijtijds de voet van het gaspedaal in plaats van te remmen. Elke keer dat u tijdens het rijden de voet van het gas neemt, verliest de auto door regeneratief remmen snelheid terwijl de daarbij opgewekte energie wordt gebruikt om de batterij op te laden (zie blz. 4.25).
•Zorg voor de juiste bandenspanning (zie blz. 7.4).
•Neem geen onnodige bagage mee.
•Beperk het gebruik van elektrische verbruikers zoals de verwarming en de airconditioning. Het gebruik van de stoelverwarming is efficiënter dan het hele interieur verwarmen.
De energiemeter op het instrumentenpaneel en de Energy-app (zie blz. 4.23) geven informatie over het energieverbruik. Dankzij deze informatie weet u al snel hoeveel invloed uw rijstijl en de externe omstandigheden hebben op het energieverbruik van de Model S.
Page 64 of 164

RemmenRemmen
4.24GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
RemmenRemsystemen
De Model S is uitgerust met ABS, een systeem dat voorkomt dat de wielen bij een eventuele noodstop blokkeren. Hierdoor blijft de auto in de meeste omstandigheden bestuurbaar.
Bij een noodstop controleert het ABS de draaisnelheid van de wielen en regelt het systeem de remdruk naar elk wiel aan de hand van de grip.
Het aanpassen van de remdruk zorgt voor een pulserende beweging van het rempedaal. Dit is een normaal verschijnsel en geeft aan dat het ABS actief is. Houd het rempedaal stevig ingetrapt als u deze pulserende beweging voelt.
Het ABS-controlelampje op het instrumentenpaneel knippert heel even als u de auto start. Als het lampje op enig ander moment gaat branden, is er een storing geconstateerd en werkt het ABS niet. Neem contact op met Tesla. Het remsysteem blijft normaal functioneren en wordt niet beïnvloed door het uitvallen van het ABS. De remweg kan echter groter worden.
Als dit controlelampje brandt, anders dan alleen kortstondig tijdens het starten, is er een storing in het remsysteem geconstateerd of is het remvloeistofniveau te laag. Neem onmiddellijk contact op met Tesla.
Noodstop
Tr a p b i j e e n n o o d s t o p z o h a r d m o g e l i j k o p h e t rempedaal en houd het pedaal ingetrapt, ook als het glad is. Het ABS past de remdruk van elk wiel aan aan de grip die het wiel heeft. Zo wordt voorkomen dat de wielen blokkeren en kunt u op een zo veilig mogelijke manier stoppen.
WA A R S C H U W I N G : N o o i t p o m p e n d remmen. Dit verstoort de goede werking van het ABS en de remweg zal toenemen.
WA A R S C H U W I N G : H o u d a l t i j d voldoende afstand tot uw voorganger en wees bij gevaarlijke omstandigheden extra voorzichtig. Alhoewel het ABS de remweg kan verkorten, het kan de wetten van de natuur niet verslaan. Het voorkomt ook geen aquaplaning (een laagje water verhindert het contact tussen de band en het wegdek).
Remblokslijtage
De remblokken van de Model S zijn standaard voorzien van slijtage-indicatoren. Als het remblok is versleten, raakt een dunne metalen strip in het remblok de remschijf en gaat daardoor hard piepen. Dit geluid geeft aan dat de remblokken versleten zijn en vervangen moeten worden. Neem contact op met het Te s l a S e r v i c e C e n t e r o m h e t p i e p e n t e s t o p p e n .
De remmen moeten regelmatig gecontroleerd worden waarbij de wielen gedemonteerd moeten worden. Kijk voor technische details en de minimumdikte van remschijven en -blokken op blz. 8.6.
WA A R S C H U W I N G : A l s u v e r s l e t e n remblokken niet op tijd laat vervangen, kan het remsysteem beschadigd raken en bestaat de kans op gevaar tijdens het remmen.
Page 65 of 164

Remmen
RIJDEN4.25
Regeneratief remmen
Elke keer dat u tijdens het rijden de voet van het gas neemt, verliest de auto door regeneratief remmen snelheid terwijl de daarbij opgewekte energie wordt gebruikt om de batterij op te laden.
Door goed te anticiperen en tijdig uw voet van het gaspedaal te nemen, kunt u de voordelen van regeneratief remmen optimaal benutten en de actieradius vergroten. Natuurlijk is dit geen volwaardig alternatief voor het echte remmen om gevaarlijke situaties te voorkomen.
OPMERKING: Als de auto door het regeneratief remmen sterk afremt, bijvoorbeeld tijdens een afdaling, dan gaan de remlichten branden om het achteropkomend verkeer te waarschuwen.
De energiemeter op het instrumentenpaneel geeft real-time informatie over de hoeveelheid energie die wordt herwonnen
De hoeveelheid energie die op deze manier wordt herwonnen en in de batterij wordt opgeslagen, is afhankelijk van de staat van de batterij en het door u ingestelde laadniveau. Als het regeneratief remmen is beperkt, verschijnt er een gele stippellijn op de energiemeter. Het regeneratief remmen kan bijvoorbeeld beperkt worden omdat de batterij te koud of te heet is, de extra energie wordt dan gebruikt om de batterij te verwarmen of te koelen. Regeneratief remmen wordt ook beperkt als de batterij helemaal volgeladen is.
Niveau regeneratief remmen instellen
U kunt het niveau voor het regeneratief remmen via het touchscreen instellen.
1.Tik op "Controls".
2.U kunt kiezen uit 2 niveaus:
•Standard - maximaal regeneratief remmen Als u het gas loslaat, zal de Model S sterk afremmen, zo kunt u de remmen sparen.
•Low - beperkt regeneratief remmen Als u het gas loslaat, zal de auto minder sterk afremmen en langer doorrollen.
OPMERKING: Bij het starten van de Model S wordt het regeneratief remmen altijd automatisch op "Standard" gezet.
Parkeerrem
De parkeerrem wordt automatisch aangetrokken als u de selectiehendel in stand P (Parkeren) zet. De parkeerrem wordt automatisch gelost als u een andere versnelling kiest.
OPMERKING: De parkeerrem werkt alleen op de achterwielen en is onafhankelijk van de voetrem.
U kunt de parkeerrem handmatig lossen via het touchscreen (de Model S wordt tegelijkertijd in stand N (Neutraal) gezet):
1.Tik op het touchscreen op Controls > E-Brake & Power Off.
2.Tr a p h e t r e m p e d a a l i n e n t i k o p Parking Brake. Als de auto in stand P (Parkeren) stond, wordt deze nu automatisch in stand N (Neutraal) gezet.
Het controlelampje van de parkeerrem op het instrumentenpaneel gaat branden als u de parkeerrem via het touchscreen aantrekt.
Als er een elektrische storing wordt geconstateerd aan de parkeerrem, verschijnt er aan de bovenzijde van het touchscreen een oranje gekleurde foutmelding.
AANWIJZING: In het uitzonderlijke geval dat de Model S helemaal zonder stroom komt te staan, kunt u de parkeerrem niet lossen.
Page 66 of 164

Traction ControlTraction Control
4.26GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Tr a c t i o n C o n t r o lHoe het werkt
Tr a c t i o n c o n t r o l i s e e n s y s t e e m d a t voortdurend controleert of de voor- en achterwielen even snel draaien. Als de wielen hun grip verliezen, wordt het doorslippen van de wielen tegengegaan door de remmen te bedienen en het motorvermogen te beperken.
Het controlelampje van de Traction control op het instrumentenpaneel gaat branden als het systeem actief is.
WA A R S C H U W I N G : D e Tr a c t i o n c o n t r o l kan geen ongelukken door te hard rijden (in bochten) voorkomen.
Uitschakelen
Laat de Traction control onder normale omstandigheden altijd ingeschakeld. U kunt de Tr a c t i o n c o n t r o l i n u i t z o n d e r l i j k e g e v a l l e n uitschakelen als u juist wilt dat de wielen doorslippen, zoals:
•We g r i j d e n o p e e n g l a d d e o n d e rg ro n d zo a l s grind of sneeuw
•Rijden in diepe sneeuw, zand of modder
•Schommelen om uit een kuil of een gat weg te komen
Uitschakelen van de Traction control kan via het touchscreen door op Controls > Driving > Tra c t i o n C o n t r o l > O f f te tikken.
Aan de bovenzijde van het touchscreen gaat het controlelampje Traction Control Off branden als het systeem is uitgeschakeld.
Alhoewel de Traction control elke keer als u de auto opnieuw start, automatisch weer ingeschakeld wordt, is beter om het systeem zelf via het touchscreen weer in te schakelen zodra de omstandigheden dit toelaten.
TC
Page 67 of 164

Cruise control
RIJDEN4.27
Cruise controlCruise control bedienen
Met Cruise control kunt u gemakkelijk een constante snelheid aanhouden en heel comfortabel uw voet van het gaspedaal nemen. Vo o r a l h a n d i g b i j h e t r i j d e n va n l a n g e a f s t a n d e n met een constante snelheid.
De Cruise control werkt alleen bij snelheden boven 32 km/h.
WA A R S C H U W I N G : G e b r u i k d e C r u i s e control niet op gladde wegen, bij sterke wind en als de verkeersdrukte dit niet toelaat.
Cruise control bedienen:
1.Druk bij een snelheid van minstens 32 km/h, op het uiteinde van de Cruise control-hendel. Het lampje in de hendel gaat branden.
2.Geef gas tot de auto de gewenste kruissnelheid heeft bereikt.
3.Beweeg de hendel omhoog of omlaag en laat hem dan los.
Op het instrumentenpaneel verschijnt het bericht "Cruise On" boven de snelheidsmeter en een wit pijltje geeft de ingestelde snelheid aan.
U kunt op elk willekeurig moment gas geven als de Cruise control in werking is. Als u het gas loslaat, zal de snelheid van de auto terugzakken tot de ingestelde snelheid.
WA A R S C H U W I N G : Ti j d e n s a f d a l i n g e n kan de snelheid stijgen, waardoor de auto boven de ingestelde snelheid uitkomt.
Kruissnelheid veranderen
Beweeg de hendel omhoog (sneller) of omlaag (langzamer).
•Duw de hendel één stapje omhoog/omlaag en laat deze dan los om de snelheid van de auto met 1,6 km/h te verhogen/verlagen.
•Duw de hendel twee stapjes omhoog/omlaag en laat deze dan los om de snelheid van de auto met 8 km/h te verhogen/verlagen.
•Houd de hendel omhoog/omlaag om de snelheid in stappen van 3 km/h te verhogen/verlagen tot de gewenste snelheid is bereikt.
OPMERKING: Het kan even duren om de nieuwe kruissnelheid te bereiken. Als u de kruissnelheid tot minder dan 32 km/h verlaagt, wordt de Cruise control uitgeschakeld en de ingestelde snelheid uit het geheugen verwijderd.
Page 68 of 164

Cruise controlCruise control
4.28GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S
Onderbreken en hervatten
De Cruise control wordt automatisch uitgeschakeld als u:
•Het rempedaal intrapt.
•Met een snelheid van minder dan 32 km/h rijdt.
•De selectiehendel uit stand D (Rijden) zet.
Druk de Cruise control-hendel even van u af om de werking van de Cruise control handmatig te onderbreken. Het bericht op het instrumentenpaneel verdwijnt, maar de ingestelde kruissnelheid blijft aangegeven tot ude Model S uitschakelt.
Tr e k d e h e n d e l e v e n n a a r u t o e o m d e Cruise control te activeren en de ingestelde kruissnelheid weer aan te houden. De Cruise control werkt alleen bij snelheden boven 32 km/h.
Page 69 of 164

Achteruitrijcamera
RIJDEN4.29
AchteruitrijcameraPlaats van camera
De Model S is uitgerust met een achteruitrijcamera die zich boven de kentekenplaat achter bevindt.
Zodra de achteruit wordt ingeschakeld, wordt het beeld van de camera op het touchscreen weergegeven.
OPMERKING: Als uw auto met de optie Park Assist is uitgerust, verschijnt ook de informatie van de parkeerhulp onder het beeld van de achteruitrijcamera. Zie blz. 4.20.
WA A R S C H U W I N G : H o u d i n g e d a c h t e n dat overhangende obstakels die letsel of schade zouden kunnen veroorzaken, buiten het bereik van de camera vallen en niet in beeld gebracht kunnen worden.
Camera reinigen
Zorg dat de lens van de camera altijd schoon is, voor een helder beeld. Veeg de lens van de camera regelmatig met een vochtige, zachte doek schoon.
AANWIJZING: Gebruik geen chemische of schurende reinigingsmaterialen, die kunnen het lensoppervlak onherstelbaar beschadigen.
Page 70 of 164

AchteruitrijcameraAchteruitrijcamera
4.30GEBRUIKERSHANDLEIDING MODEL S