sensor TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 446 of 522

*3: Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel bestuurder en voorpassagier: De
waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de bestuurder en de
voorpassagier eraan de veiligheidsgordel om te doen. Als de veiligheidsgordel wordt
losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een bepaalde tijd met tussenpozen wanneer de
auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
Waarschuwingszoemer veiligheidsgordel achterpassagiers: De waarschuwingszoemer
voor de veiligheidsgordel herinnert de achterpassagiers eraan de veiligheidsgordel om te
doen. Als de veiligheidsgordel wordt losgemaakt klinkt de zoemer gedurende een
bepaalde tijd met tussenpozen wanneer de veiligheidsgordel is vastgemaakt en
losgemaakt en de auto een bepaalde snelheid heeft bereikt.
Waarschuwingslampje
(waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is
of tijdelijk daalt, kan het
waarschuwingslampje van de elektrische
stuurbekrachtiging gaan branden en kan
er een waarschuwingszoemer klinken.
Als het motorcontrolelampje tijdens het
rijden gaat branden
Bij sommige uitvoeringen gaat het
motorcontrolelampje branden als de
brandstoftank geheel leeg gereden is. Vul
de brandstoftank onmiddellijk als deze
leeg is. Het motorcontrolelampje gaat na
enkele ritten weer uit.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige
als het motorcontrolelampje niet uitgaat.
Detectiesensor voorpassagier,
controlelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
• Als er bagage wordt geplaatst op de
passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en
de waarschuwingszoemer laten
klinken, ook al zit er niemand op de
passagiersstoel.
• Als er op de stoel een kussen wordt
geplaatst, werkt de sensor wellicht
niet goed, waardoor ook het
waarschuwingslampje niet goed
werkt.Werking waarschuwingslampje bij
losgemaakte achterpassagiersgordels
• Na het openen en sluiten van het
achterportier brandt het
waarschuwingslampje gedurende een
bepaalde tijd.
• Als een van de veiligheidsgordels
achter wordt losgemaakt, gaat het
waarschuwingslampje branden.
Als de achterportieren geopend en
gesloten worden terwijl het
waarschuwingslampje brandt, gaat het
waarschuwingslampje uit na een
bepaalde tijd.
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden
Controleer het uiterlijk van de band om
na te gaan of de band niet lek is.
Als de band lek is:→blz. 451, blz. 468
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer
de banden voldoende zijn afgekoeld.
• Controleer de bandenspanning en
breng hem op het juiste niveau.
• Als het waarschuwingslampje zelfs na
enkele minuten niet uitgaat,
controleer dan of de bandenspanning
in orde is en voer de initialisatie uit.
(→Blz. 398)
Het waarschuwingslampje kan weer
gaan branden wanneer bovenstaande
handelingen zijn uitgevoerd zonder
eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
444
Page 447 of 522

Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk
branden door een natuurlijke oorzaak
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak, zoals het
onvermijdelijke spanningsverlies dat op
den duur optreedt of een veranderde
bandenspanning die veroorzaakt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat
geval zal het waarschuwingslampje na
een paar minuten uitgaan als de banden
weer op de juiste spanning gebracht zijn.
Als een wiel is vervangen door een
reservewiel (indien aanwezig)
Auto's met volwaardig reservewiel: Ook
het volwaardige reservewiel is voorzien
van een bandenspanningssensor en
-zender. Als de bandenspanning van het
reservewiel te laag is, zal het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaan branden. Bij een
lekke band zal het waarschuwingslampje
lage bandenspanning niet uitgaan, ook
al is het wiel met de lekke band
vervangen door het reservewiel.
Vervang het reservewiel door het wiel
met de gerepareerde band en breng de
band op de juiste spanning. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning zal na een paar
minuten uitgaan.
Auto's met compact reservewiel: Het
compacte reservewiel is niet voorzien
van een bandenspanningssensor en
-zender. Bij een lekke band zal het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning niet uitgaan, ook al is
het wiel met de lekke band vervangen
door het reservewiel. Vervang het
reservewiel door het wiel met de
gerepareerde band en breng de band op
de juiste spanning. Het
waarschuwingslampje lage
bandenspanning zal na een paar
minuten uitgaan.Omstandigheden waaronder het
bandenspanningswaarschuwings-
systeem mogelijk niet juist werkt
→Blz. 399
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende
1 minuut heeft geknipperd
Als het waarschuwingslampje lage
bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd
heeft wanneer het contact AAN wordt
gezet, laat het systeem dan controleren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet
hoorbaar, zoals in een luidruchtige
omgeving of wanneer het volume van de
audio hoog staat.
WAARSCHUWING!
Als de waarschuwingslampjes van het
ABS en het remsysteem blijven branden
Breng de auto onmiddellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op
met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. De auto kan tijdens het
remmen extreem onstabiel worden en het
ABS-systeem treedt mogelijk niet in
werking. Dit kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Als het waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging gaat branden
Als het lampje geel gaat branden, wordt
de stuurbekrachtiging beperkt. Als het
lampje rood gaat branden, werkt de
stuurbekrachtiging niet meer en gaat
het draaien van het stuurwiel zeer
zwaar. Als het stuurwiel zwaarder werkt
dan gebruikelijk, houd het dan stevig
vast en oefen meer kracht uit dan
anders.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
445
7
Bij problemen
Page 452 of 522

Als “Traction battery needs to be
protected. Refrain from the use of
position.” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Shift is in
Release Accelerator
Before Shifting” (Selectiehendel staat
in stand N. Laat vóór het schakelen het
gaspedaal los) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven wanneer
het gaspedaal wordt ingetrapt en de
selectiehendel in stand N staat.
Laat het gaspedaal los en zet de
selectiehendel in stand D of R.
Als “Shift to
Before Exiting Vehicle”
(Zet selectiehendel in stand P voordat
u de auto verlaat) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is
gezet en de selectiehendel in een andere
stand dan P staat. Zet de selectiehendel
in stand P.
Als “Auto Power OFF to Conserve
Battery” (Automatische uitschakeling
contact om batterij te sparen) wordt
weergegeven
Het contact is UIT gezet door de Auto
power off-functie.
Bedien de volgende keer dat u het
hybridesysteem start het
hybridesysteem gedurende ongeveer
5 minuten om de 12V-accu op te laden.Als “A New Key has been Registered.
Contact Your Dealer for Details.” (Er is
een nieuwe sleutel geregistreerd.
Neem voor meer informatie contact op
met uw dealer) wordt weergegeven
Deze melding wordt weergegeven elke
keer dat het bestuurdersportier wordt
geopend als de portieren van buitenaf
worden ontgrendeld gedurende
ongeveer een week nadat er een nieuwe
elektronische sleutel is geregistreerd.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de melding
wordt weergegeven, maar u geen nieuwe
elektronische sleutel hebt geregistreerd,
om te controleren of er een onbekende
elektronische sleutel (anders dan de
sleutels die u in uw bezit hebt) is
geregistreerd.
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de camera voor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 243, blz. 439)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*
• RSA (Road Sign Assist)*
• Automatic High Beam*
*
: Indien aanwezig
Als er een melding wordt weergegeven
dat er een storing in de radarsensor
aanwezig is
De onderstaande systemen worden
mogelijk tijdelijk uitgeschakeld tot het in
de melding aangegeven probleem is
opgelost. (→Blz. 243, blz. 439)
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*
• LTA (Lane Tracing Assist)*
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
450
Page 466 of 522

24. Breng de auto na ongeveer 5 km tot
stilstand op een veilige plaats met een
stevige, vlakke ondergrond en sluit de
compressor weer aan.
25. Controleer de bandenspanning.
1Als de bandenspanning lager is
dan 130 kPa (1,3 kg/cm2of bar,
19 psi): De band kan niet worden
gerepareerd. Neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
2Als de bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm2of bar, 19 psi) of hoger is,
maar lager dan de voorgeschreven
spanning: Ga door naar
26.
3Als de bandenspanning juist is
(→blz. 498): Ga door naar
27.
26. Zet de compressor aan (
)omde
band op de voorgeschreven spanning
te brengen. Rijd ongeveer 5 km en
voer dan
uit.
27. Berg de compressor op in de
bagageruimte.
28. Voorkom plotseling remmen,
plotseling accelereren en scherpe
bochten. Rijd voorzichtig met een
snelheid van maximaal 80 km/h naar
de dichtstbijzijnde erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige voor het
repareren of vervangen van de band.Als de band te hard wordt opgepompt
1. Druk op de knop om wat lucht te laten
ontsnappen.
Ty p e A
Ty p e B
2. Controleer of de
bandenspanningsmeter de
voorgeschreven spanning aangeeft.
Zet de compressor weer aan als de
spanning onder de voorgeschreven
waarde ligt, zet de compressor aan
(type A) of zet hem in stand
(aan)
(type B) en vul de band tot de juiste
spanning is bereikt.
Het ventiel van een gerepareerde band
Nadat de band met de
bandenreparatieset is gerepareerd, moet
het ventiel bij een definitieve reparatie
worden vervangen.
Nadat een band is gerepareerd met de
bandenreparatieset
• Vervang de bandenspanningssensor
en -zender.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
464
Page 469 of 522

WAARSCHUWING!
Rijden om de
bandenreparatievloeistof gelijkmatig
te verdelen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Rijd langzaam en voorzichtig. Wees
extra voorzichtig bij het maken van
bochten.
• Breng de auto tot stilstand wanneer
de auto niet rechtuit wil rijden of als
u voelt dat er aan het stuurwiel wordt
getrokken en controleer het
volgende.
– Toestand van de band. De band kan
van de velg zijn afgelopen.
– Bandenspanning. Als de
bandenspanning 130 kPa
(1,3 kg/cm
2of bar, 19 psi) of lager is,
is de band mogelijk ernstig
beschadigd.
OPMERKING
Een noodreparatie uitvoeren
• Een band mag alleen met de
bandenreparatieset worden
gerepareerd indien de beschadiging is
veroorzaakt door perforatie van het
loopvlak door een scherp voorwerp,
zoals een spijker of een schroef.
Verwijder de spijker of de schroef niet
uit de band. Door het verwijderen van
de spijker of de schroef kan het gat
groter worden waardoor de band niet
meer tijdelijk gerepareerd kan
worden.
• De reparatieset is niet
waterbestendig. Zorg dat de
bandenreparatieset niet in aanraking
komt met water, bijvoorbeeld bij
gebruik tijdens regen.
• Zet de bandenreparatieset niet op een
OPMERKING(Vervolg)
stoffige ondergrond, zoals in het zand
of in de berm. Als de reparatieset stof
e.d. opzuigt, kunnen er storingen
optreden.
• Houd de fles tijdens het gebruik niet
ondersteboven, om schade aan de
compressor te voorkomen.
Voorzorgsmaatregelen voor de
bandenreparatieset
• De reparatieset heeft als voeding
12V-gelijkstroom nodig. Sluit de
reparatieset niet aan op andere
voedingsbronnen.
• Als er benzinedruppels op de
reparatieset terechtkomen, kan de set
defect raken. Zorg dat de set niet met
benzine in aanraking kan komen.
• Berg de reparatieset op, zodat de set
beschermd is tegen vuil en vocht.
• Berg de reparatieset op in de
gereedschapshouder onder de
afdekmat, buiten bereik van kinderen.
• Demonteer de reparatieset niet en
breng geen wijzigingen aan. Stel
onderdelen als de
bandenspanningsmeter niet bloot aan
schokken. Hierdoor kunnen storingen
optreden.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige. Vervang na het gebruik van
bandenreparatievloeistof de
bandenspanningssensor en -zender
wanneer de band wordt gerepareerd of
vervangen. (→Blz. 398)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
467
7
Bij problemen
Page 476 of 522

3. Laat de auto zakken.
4. Draai iedere moer twee of drie keer
aan in de volgorde die in de afbeelding
is aangeven.
Aanhaalmoment:
103 Nm (10,5 kgm, 76 ft·lbf )
5. Berg het wiel met de lekke band, de
krik en het gereedschap op.
Het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
• Op de band van het compacte
reservewiel staat aan de zijkant de
aanduiding TEMPORARY USE ONLY
(alleen voor tijdelijk gebruik). Gebruik
het compacte reservewiel alleen
tijdelijk en alleen in noodgevallen.
• Controleer de bandenspanning van
het compacte reservewiel.
(→Blz. 498)
Gebruik van het compacte reservewiel
(indien aanwezig)
Het compacte reservewiel is niet
voorzien van een
bandenspanningssensor en -zender,
waardoor een te lage bandenspanning
hiervan niet wordt aangegeven door het
bandenspanningswaarschuwingssysteem.
Verder zal, als u het compacte
reservewiel monteert nadat het
waarschuwingslampje voor een lage
bandenspanning is gaan branden, dit
lampje blijven branden.Gebruik van het compacte reservewiel
(indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden.
Als uw auto een lekke voorband krijgt
op een weg die bedekt is met sneeuw
of ijs (auto's met een compact
reservewiel)
Vervang een van de achterwielen van de
auto door het compacte reservewiel.
Voer onderstaande stappen uit en
monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen:
1. Vervang het wiel links of rechts achter
door het compacte reservewiel.
2. Vervang het wiel met de lekke
voorband door het wiel dat van de
achterzijde afkomstig is.
3. Monteer sneeuwkettingen op de
voorwielen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
474
Page 478 of 522

WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
compacte reservewiel speciaal
ontworpen is voor gebruik onder uw
auto. Gebruik uw reservewiel
daarom niet onder een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
• ABS en Brake Assist
• VSC
•TRC
• EPS
• Automatic High Beam
*
• PCS (Pre-Crash Safety-systeem)*
• LTA (Lane Tracing Assist)
• Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*
• Cruise control*
• BSM (Blind Spot Monitor)*
• Toyota Parking Assist-sensor*
• S-IPA (Simple Intelligent Parking
Assist-systeem)*
• Rear View Monitor-systeem*
• Navigatiesysteem*
*
: Indien aanwezig
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is. (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel. De
sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
476
Page 479 of 522

OPMERKING(Vervolg)
deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
Voorkomen van schade aan de
bandenspanningssensoren en
-zenders
Als een band is gerepareerd met
bandenreparatievloeistof, werken de
bandenspanningssensor en -zender
mogelijk niet goed. Neem wanneer
bandenreparatievloeistof is gebruikt zo
snel mogelijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vervang bij het vervangen van de band
de bandenspanningssensor en -zender.
(→Blz. 398)
7.2.7 Als het hybridesysteem
niet kan worden gestart
Het niet starten van het
hybridesysteem kan verschillende
oorzaken hebben. Raadpleeg het
volgende overzicht en onderneem de
bijpassende acties:
Het hybridesysteem kan niet worden
gestart, ook al is de startprocedure
correct uitgevoerd. (→Blz. 204)
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De elektronische sleutel werkt
mogelijk niet goed. (→Blz. 478)
• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank. (→Blz. 78)
• Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (→Blz. 82)
• Er kan een storing aanwezig zijn in het
stuurslotsysteem.
• Het hybridesysteem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladenbatterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat
echter, afhankelijk van het soort
storing, een noodmaatregel om het
hybridesysteem te starten.
(→Blz. 478)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan zwakker branden of de
claxon maakt geen of weinig geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 479)
• De accuklemmen zitten mogelijk los of
zijn gecorrodeerd. (→Blz. 392)
De interieurverlichting en de
koplampen gaan niet branden of de
claxon maakt geen geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De 12V-accu is mogelijk te ver
ontladen. (→Blz. 479)
• Een of beide klemmen van de
12V-accu kunnen loszitten.
(→Blz. 392)
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem niet
verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Noodstartfunctie
Wanneer het hybridesysteem niet start
maar de startknop normaal werkt, kan het
systeem aan de hand van de volgende
stappen voorlopig worden gestart.
Gebruik deze startprocedure alleen in
noodgevallen.
1. Activeer de parkeerrem.
2. Zet de selectiehendel in stand P.
3. Zet het contact in stand ACC.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
477
7
Bij problemen
Page 502 of 522

FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Pop-updisplay Aan Uit O – –
*1: De standaardinstelling verschilt per land.
*2: Duits, Frans, Spaans, Italiaans, Portugees, Nederlands, Zweeds, Noors, Deens, Russisch,
Fins, Grieks, Pools, Oekraïens, Turks, Hongaars, Tsjechisch, Slowaaks, Roemeens
*3: 2 van de volgende items: actueel brandstofverbruik (weergave meter), actueel
brandstofverbruik (numeriek display), gemiddeld brandstofverbruik (sinds resetten),
gemiddeld brandstofverbruik (sinds starten), gemiddeld brandstofverbruik (sinds tanken),
gemiddelde rijsnelheid (sinds resetten), gemiddelde rijsnelheid (sinds starten), verstreken
tijd (sinds resetten), verstreken tijd (sinds starten), afstand (actieradius), afstand (sinds
starten), leeg.
*4: Alleen navigatie-/multimediasysteem type A
Instrumentenpaneel (→blz. 100)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Sensorgevoeligheid voor ver-
mindering van de helderheid
van het instrumentenpaneel
afhankelijk van de lichtsterkte
buitenStandaard -2 - 2 – – O
Sensorgevoeligheid voor te-
rugzetten van de helderheid
van het instrumentenpaneel
op het oorspronkelijke niveau
afhankelijk van de lichtsterkte
buitenStandaard -2 - 2 – – O
Smart entry-systeem met startknop en afstandsbediening (→blz. 122, blz. 126, blz.
130)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Bedieningssignaal (alarm-
knipperlichten)Aan Uit – O O
OntgrendelenAlle portieren in
één keer ont-
grendelenBestuur-
dersportier ont-
grendelen in
één keer, ove-
rige portieren in
twee keer–OO
Tijd tot na het ontgrendelen,
zonder dat een portier wordt
geopend, de portieren auto-
matisch weer worden ver-
grendeld30 seconden60 seconden
–OO
120 seconden
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
500
Page 504 of 522

Richtingaanwijzerschakelaar (→blz. 215)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Aantal keren knipperen bij
het veranderen van rijstrook3Uit
––O 5
7
Automatische verlichting (→blz. 220)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Gevoeligheid lichtsensor Niveau 0 Niveau -2 - 2 – O O
Tijd die verstrijkt voordat de
koplampen uitgaan (Exten-
ded Headlight Lighting)30 seconden60 seconden
––O 90 seconden
120 seconden
Toyota Parking Assist-sensor*(→blz. 301)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Toyota Parking Assist-sensor Aan Uit O – –
Detectieafstand van de zij-
sensoren
*Ver weg Dichtbij – – O
Zoemervolume 2 1 - 3 O – –
*: Indien aanwezig
RCTA (Rear Crossing Traffic Alert)
*(→blz. 310)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
RCTA (Rear Crossing Traffic
Alert)Aan Uit O – –
Zoemervolume 2 1 - 3 O – –
*: Indien aanwezig
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
*(→blz. 244)
FunctieStandaardin-
stellingPersoonlijke
voorkeursin-
stelling123
Pre-Crash Safety-systeem Aan Uit O – –
Waarschuwingstijdstip GemiddeldVroeg
O– –
Laat
*: Indien aanwezig
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
502