sensor TOYOTA C-HR 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: C-HR, Model: TOYOTA C-HR 2023Pages: 522, PDF Size: 72.38 MB
Page 324 of 522

• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
–
Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het statische object bevindt zich
niet langer op een afstand van
ongeveer 2 tot 4 m van de auto in de
rijrichting van de auto.
Detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande objecten)
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie (voor stilstaande
objecten) verschilt van dat van de Toyota
Parking Assist-sensor. (→Blz. 304)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten) mogelijk niet geactiveerd, ook
al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een object en wordt er een
waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 306
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 307
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 308
Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→Blz. 318
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 309
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
322
Page 325 of 522

4.5.14 Parking Support Brake-functie (voor voertuigen die achterlangs
rijden)*
*: Indien aanwezig
Als een radarsensor achter een auto signaleert die van rechts of links achter nadert en
het systeem bepaalt dat de kans op een aanrijding groot is, activeert deze functie de
remmen om de kans op een aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van het in werking treden van de functie
Deze functie treedt in werking in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de
rijrichting van de auto een auto wordt gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Soorten sensoren
→Blz. 297
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert
(→
blz. 100, blz. 103) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.–
Voertuigen die de auto van rechts of
links achter naderen met een snelheid
van ongeveer 8 km/h of meer.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet
worden geremd om een aanrijding
met een naderende auto te
voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
323
4
Rijden
Page 328 of 522

Wijzigen van de ondersteuningsmodus
Wijzigen met de S-IPA-schakelaar
Druk op de schakelaar
Hiermee kunt u schakelen tussen de
functies en de ondersteuningsmodi uit-
of inschakelen.
Telkens wanneer de S-IPA-schakelaar
wordt ingedrukt terwijl het contact AAN
staat en de rijsnelheid ongeveer 30 km/h
of lager is, wijzigt de functie als volgt.
De geselecteerde functie wordt
weergegeven op het bedieningsdisplay
op het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 326)
Elke keer dat de S-IPA-schakelaar ingedrukt
wordt terwijl de selectiehendel niet in stand
P staat, wijzigt de modus als volgt:
Modus automatisch fileparkeren→Modus
automatisch haaks inparkeren*→Uit
Elke keer dat de S-IPA-schakelaar ingedrukt
wordt terwijl de selectiehendel in stand P
staat, wijzigt de modus als volgt:
Modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten→Uit
*: De modus automatisch haaks
inparkeren kan worden ingeschakeld
wanneer aan de desbetreffende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
(→blz. 330). Wanneer er niet aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt hij uitgeschakeld.Begeleidingsscherm
Het begeleidingsscherm wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
1Weergave bediening
Geeft de bedrijfsconditie van het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem weer.
2Stopweergave
Trap wanneer dit brandt het
rempedaal in en breng de auto direct
tot stilstand.
3Indicator mate van assistentie
Geeft een statusbalk weer waarop
wordt aangegeven hoe ver de auto is
verwijderd van zijn stoppositie/wat
de positie is waarbij de
ondersteuningsregeling eindigt.
4Icoon S-IPA-schakelaar
Wordt weergegeven wanneer de
ondersteuningsmodus kan worden
gewijzigd en het systeem kan worden
uit- of ingeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
5Weergave automatische bediening van
het stuurwiel
Geeft weer wanneer het stuurwiel
automatisch wordt bediend.
6Weergave Toyota Parking
Assist-sensor/weergave portierpositie
(open/dicht)
→Blz. 301
7Adviesweergave
Volg de op het display getoonde
aanwijzingen op en voer de
aangegeven handelingen uit.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
326
Page 330 of 522

Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 103)
Dit controlelampje gaat branden
wanneer het stuurwiel automatisch
wordt bediend door het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem.
Nadat de regeling wordt beëindigd,
knippert het controlelampje korte tijd en
dooft het vervolgens.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de PKSB
(Parking Support Brake) een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het
begeleidingsscherm (→blz. 301),
ongeacht of de PKSB (Parking Support
Brake) is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 315)
Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden. Trap, wanneer de melding
wordt weergegeven, het rempedaal
direct in om te decelereren. Als de auto
blijft accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 341)Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij
de auto parallel aan de stoeprand of de
weg. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk vervolgens
1 keer op de S-IPA-schakelaar om de
modus automatisch fileparkeren te
selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar de ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
328
Page 333 of 522

Hiermee is de modus automatisch
fileparkeren voltooid.
• Na het stoppen kunt u naar wens de
auto nog manoeuvreren om de
gewenste parkeerplaats te bereiken.
• Houd bij het achteruitrijden de
omgeving voor en achter de auto in
de gaten. Controleer de omgeving
ook via de (buiten)spiegels.
Werkingsvoorwaarden modus
automatisch fileparkeren
• Rijd langzaam (met een snelheid
waarbij de auto snel tot stilstand kan
worden gebracht) om de modus
automatisch fileparkeren goed te
laten werken. Houd de auto parallel
aan de weg (of stoeprand) terwijl u
een afstand van ongeveer 1 m tot de
geparkeerde auto's aanhoudt.
• De functie kan niet worden gebruikt
wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is.
• De zijsensoren voor en zijsensoren
achter worden gebruikt om
geparkeerde auto's te signaleren en
de parkeerplaats te bepalen. Daarom
wordt er geen begeleiding gegeven
wanneer signalering niet mogelijk is
(→blz. 347).
• Als er geen geparkeerde auto's zijn,
kan de parkeerplaats niet worden
bepaald. Daardoor kan de Parallel
Parking Assist-modus niet worden
bediend.
• Wanneer de omgeving van de
parkeerplaats niet kan worden
gesignaleerd, werkt de Parallel
Parking Assist-modus mogelijk niet.
• De begeleiding blijft werken totdat de
rijsnelheid ongeveer 30 km/h of
hoger wordt of totdat de functie
wordt uitgeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.Timing voor het indrukken van de
S-IPA-schakelaar
In de volgende gevallen werkt de
ondersteuningsmodus mogelijk ook tijdens
de stappen die worden gevolgd bij het
parkeren met behulp van de modus
automatisch fileparkeren. Voer in deze
gevallen echter de parkeerprocedures uit
overeenkomstig de informatie op het
multi-informatiedisplay.
•In stap1wordt de S-IPA-schakelaar
ingedrukt nadat de beoogde parkeer-
plaats al is gepasseerd.
Als de auto niet is gestopt in stap
1,
kunt u door de S-IPA-schakelaar 1 keer
in te drukken terwijl de auto rijdt, “Pa-
rallel Parking” (fileparkeren) selecteren
en direct verdergaan naar stap
2.
• De auto wordt naar de positie in stap3gereden zonder dat de
S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt.
Vervolgens wordt na het in stand R
zetten van de selectiehendel de
S-IPA-schakelaar ingedrukt.
OPMERKING
• Als er kuilen of hellingen in de weg
zitten, kan de beoogde parkeerplaats
niet goed worden ingesteld. Daardoor
wordt de auto mogelijk schuin of
deels buiten de parkeerplaats
geparkeerd. Gebruik in deze gevallen
de Parallel Parking Assist-modus niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
331
4
Rijden
Page 337 of 522

stuurwiel bedient, wordt de
ondersteuningsregeling op die positie
gestopt.
• De ondersteuningsregeling kan niet
worden gebruikt als er geen auto's
geparkeerd staan vóór de auto of als
er te veel ruimte zit tussen de
voorzijde van uw auto en de auto die
vóór u geparkeerd staat.
• Bij het gebruik van de modus
parkeerplaats fileparkeren verlaten
werkt afhankelijk van de omgeving de
ondersteuningsmodus mogelijk niet.
Gebruik van de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten om weg te rijden
Gebruik de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten niet in de volgende
situaties:
• Als het wegdek onverhard of slecht is,
zoals op grind.
• Bij een groef of gat in het wegdek aan
de kant van uw auto.
• Als het wegdek aan de kant van uw
auto overhelt.
• Als een van de volgende zaken achter
de auto aanwezig is binnen het gebied
waaruit de auto wegrijdt:
– Bomen of palen
– Brandkranen
– Hoog gras, bloemperken, enz.
– Muren die de auto omringen
– Auto's die wachten in de buurt van
het parkeervak
– Metalen I-balken
– Muren met uitsteeksels
– Gaten
WAARSCHUWING!
Gebruik van de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten
Rijd in de volgende situatie voorzichtig
omdat de sensoren opzij objecten
mogelijk niet juist detecteren,
waardoor er een ongeval kan ontstaan.
Als er een object aanwezig is in een
gebied dat buiten het detectiebereik
van de sensoren opzij valt.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
1Object
OPMERKING
• Gebruik de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten niet in een
andere situatie dan bij het verlaten
van een fileparkeerplek. Trap het
rempedaal in, breng de auto tot
stilstand en druk vervolgens de
S-IPA-schakelaar in om de
ondersteuningsregeling uit te
schakelen als de
ondersteuningsregeling onbedoeld
in werking treedt.
• Het detectiebereik van de sensoren
(→blz. 304) is beperkt. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is.
Breng, als de kans bestaat dat er iets
wordt geraakt, de auto tot stilstand
door het rempedaal in te trappen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich
dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is
en breng de auto tot stilstand door
het rempedaal in te trappen als het
lijkt alsof de auto mogelijk iets zal
raken.
• Controleer bij het wegrijden of het
gebied rondom uw auto veilig is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
335
4
Rijden
Page 341 of 522

Werkingsvoorwaarden modus
automatisch haaks inparkeren
•
Rijd langzaam (met een snelheid waarbij
de auto snel tot stilstand kan worden
gebracht) om de functie goed te laten
werken. Breng de auto volledig tot
stilstand op het punt waarbij het midden
van de parkeerplaats vrijwel haaks op de
auto staat en druk op de
S-IPA-schakelaar.
• De functie kan niet worden gebruikt
wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is.
• De zijsensoren voor en zijsensoren
achter worden gebruikt om
geparkeerde auto's te signaleren en
de parkeerplaats te bepalen. Daarom
wordt er geen begeleiding gegeven
wanneer signalering niet mogelijk is
(→blz. 347).
• Als er geen geparkeerde auto's zijn,
kan de parkeerplaats niet worden
bepaald. Daardoor kan de modus
automatisch haaks inparkeren niet
worden bediend.
•
Wanneer de omgeving van de parkeer-
plaats niet kan worden gesignaleerd,
werkt de modus automatisch haaks
inparkeren mogelijk niet.
•Als er, afhankelijk van de conditie van de
parkeerplaats, onvoldoende ruimte is
vóór de auto om de parkeerprocedure uit
te voeren, kan de beoogde parkeerplaats
mogelijk niet worden bereikt.
1Beoogde parkeerplaats
2Muur
Tips voor het gebruik van de modus
automatisch haaks inparkeren
1. Laat een ruimte van ongeveer 1 m
tussen uw auto en de geparkeerde
auto's en rijd richting de beoogde
parkeerplaats. Als de ruimte tussen
uw auto en de geparkeerde auto's te
groot is, kunnen de zijsensoren voor
en zijsensoren achter de geparkeerde
auto's mogelijk niet signaleren.
2. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk
bovendien pas op de S-IPA-
schakelaar wanneer de auto volledig
tot stilstand is gebracht.
OPMERKING
• Als er kuilen of hellingen in de weg
zitten, kan de beoogde parkeerplaats
niet goed worden ingesteld. Daardoor
wordt de auto mogelijk schuin of
deels buiten de parkeerplaats
geparkeerd. Gebruik in deze gevallen
de modus automatisch haaks
inparkeren niet.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
339
4
Rijden
Page 342 of 522

OPMERKING(Vervolg)
• Bij het parkeren in een smalle ruimtekomt de auto dicht bij nabij
geparkeerde auto's. Als het lijkt alsof
de auto mogelijk iets zal raken, breng
de auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is en
OPMERKING(Vervolg)
breng de auto tot stilstand door het
rempedaal in te trappen als het lijkt
alsof de auto mogelijk iets zal raken.
• Afhankelijk van de omgeving, zoals andere geparkeerde auto's, wordt de
auto mogelijk schuin of deels buiten
de parkeerplaats geparkeerd. Pas de
positie van de auto indien nodig
handmatig aan.
Meldingen multi-informatiedisplay
Wanneer het Simple Intelligent Parking Assist-systeem niet kan worden bediend of
wanneer de werking is beëindigd, het systeem is uitgeschakeld, enz., wordt een van de
onderstaande meldingen weergegeven op het multi-informatiedisplay. Neem de juiste
maatregelen overeenkomstig de weergave op het display.
Wanneer bediening niet mogelijk is
Melding Situatie/oplossing
“IPA System Check Visit Your
Dealer” (IPA-systeemcontrole.
Ga naar uw dealer.) Er is mogelijk een storing in het systeem aanwezig.
Zet het contact UIT en start vervolgens het hybridesys-
teem. Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige als de
melding opnieuw wordt weergegeven.
“Currently Unavailable” (mo-
menteel niet beschikbaar) Er zit mogelijk een storing in het systeem.
De stuurbekrachtiging is tijdelijk oververhit.
Zet het contact UIT, wacht een poosje en start vervol-
gens het hybridesysteem weer.
Het hybridesysteem werkt niet.
Schakel het hybridesysteem in.
Er zit mogelijk ijs, sneeuw, vuil, o.i.d. op een sensor.
Verwijder het ijs, de sneeuw, het vuil, enz.
De sensor is bevroren.
Zodra de sensor ontdooit, zal het systeem weer normaal
werken.
De 12V-accu is verwijderd en weer geplaatst.
Rijd gedurende ten minste 5 seconden recht vooruit met
een snelheid van ongeveer 35 km/h of hoger.
“Excessive Speed” (snelheid te
hoog) De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer de rijsnelheid
hoger is dan 30 km/h.
Bedien de schakelaar wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of lager is.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
340
Page 345 of 522

Melding Situatie/oplossing
“Resume” (hervatten)De ondersteuningsregeling wordt tijdelijk onderbroken
(kan opnieuw worden gestart)
Breng de auto tot stilstand en laat uw handen op het
stuurwiel rusten zonder druk uit te oefenen. Druk ver-
volgens op de S-IPA-schakelaar om de ondersteunings-
regeling weer te starten.
“Too Close to Obstacle at Front”
(te dicht bij obstakel voor de
auto)
“Back Up” (rijd achteruit)De auto kwam te dicht bij een obstakel voor de auto.
Druk, nadat u de selectiehendel in stand R hebt gezet, op
de S-IPA-schakelaar om de ondersteuningsregeling
weer te starten.
“Too Close to Obstacle at Rear”
(te dicht bij obstakel achter de
auto)
“Go Forward” (rijd vooruit)De auto kwam te dicht bij een obstakel achter de auto.
Druk, nadat u de selectiehendel in stand D hebt gezet, op
de S-IPA-schakelaar om de ondersteuningsregeling
weer te starten.
Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik
Sensoren
Signaleren de auto om de parkeerplaats
te helpen bepalen.
1Zijsensoren voor
2Zijsensoren achter
• Het sensordetectiegebied bij het
gebruik van de modus automatisch
haaks inparkeren
1Beoogde parkeerplaats
• Het detectiegebied van de sensor bij
het gebruik van de Parallel Parking
Assist-modus
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
343
4
Rijden
Page 348 of 522

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– De auto is zeer zwaar beladen
– De auto staat schuin doordat
bagage e.d. zich aan één kant van de
auto bevindt
– De parkeerplaats is voorzien van
wegverwarming om te voorkomen
dat het wegdek bevriest
Laat in eventuele andere gevallen
waarbij de instelde positie en de positie
van de auto erg verschillen de auto
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de modus
parkeerplaats fileparkeren verlaten
in acht.
De modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten is een functie die wordt
gebruikt bij het wegrijden van een
parkeerplaats na het fileparkeren. Deze
functie kan echter mogelijk niet worden
gebruikt wanneer obstakels of mensen
worden gesignaleerd vóór de auto.
Gebruik deze functie uitsluitend bij het
wegrijden van een parkeerplaats na het
fileparkeren. Wanneer de stuurregeling
in werking is, schakel dan het systeem
uit met de S-IPA-schakelaar of bedien
het stuurwiel om de regeling te
beëindigen.
• Als de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten in de volgende
gevallen abusievelijk wordt gebruikt,
raakt de auto mogelijk een obstakel.
De functie voor het verlaten van de
parkeerplaats wordt gebruikt in een
richting waar zich een obstakel bevindt,
maar het obstakel wordt niet
gesignaleerd door de zijsensoren
(bijvoorbeeld wanneer de auto direct
naast een paal staat).
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht,
aangezien de sensoren mogelijk niet
meer goed werken, wat een ongeval
tot gevolg kan hebben.
– Stel de sensor niet bloot aan sterke
schokken door er tegen te slaan,
enz. Anders werken de sensoren
mogelijk niet goed.
– Spuit bij het wassen van de auto
met een hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de sensoren. De
apparatuur werkt mogelijk niet
goed als gevolg van blootstelling
aan een sterke waterdruk. Wanneer
de bumper iets raakt, werkt de
apparatuur mogelijk niet goed meer
als gevolg van een storing in de
sensor. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
WAARSCHUWING!
• De sensoren werken in de volgende
situaties mogelijk niet goed, wat een
ongeval tot gevolg kan hebben. Rijd
met de nodige voorzichtigheid.
– Obstakels aan de zijkant kunnen
niet worden gesignaleerd totdat de
scan van de zijkanten is voltooid.
(→Blz. 306)
– Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels zoals
andere voertuigen, mensen of
dieren die vanaf opzij naderen niet
worden gesignaleerd.
– De sensor is bevroren (zodra de
sensor ontdooit, zal het systeem
weer normaal werken). Er wordt
mogelijk een
waarschuwingsmelding
weergegeven bij zeer lage
temperaturen doordat de sensor is
bevroren en hij daardoor mogelijk
geen geparkeerde auto's signaleert.
– De sensor wordt geblokkeerd door
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
346