sensor TOYOTA COROLLA CROSS 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: COROLLA CROSS, Model: TOYOTA COROLLA CROSS 2022Pages: 562, PDF Size: 89.56 MB
Page 243 of 562

– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remregeling
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) wordt
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied
Het detectiegebied van het systeem
verschilt van het detectiegebied van de
RCTA (→blz. 225). Daardoor wordt hetPKSB-systeem (Parking Support Brake)
mogelijk niet geactiveerd, ook al
signaleert de RCTA een object en wordt
er een waarschuwing gegeven.
RCTA-zoemer
Als, ongeacht of de RCTA is ingeschakeld
of uitgeschakeld, de PKSB (Parking
Support Brake) niet is uitgeschakeld en
de remregeling in werking is, klinkt de
zoemer om de bestuurder hierop te
attenderen.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 226
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 227
Voetgangers achter de auto (indien aanwezig)
Wanneer de camerasensor achter tijdens het achteruitrijden een voetganger signaleert
achter de auto en het systeem oordeelt dat de kans op een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is, klinkt er een zoemer. Wanneer het systeem oordeelt
dat de kans op een aanrijding met de gesignaleerde voetganger zeer groot is, worden de
remmen automatisch bekrachtigd om de impact van een aanrijding te helpen
verminderen.
Wanneer tijdens het achteruitrijden een voetganger wordt gesignaleerd achter de auto of
het rempedaal niet of te laat wordt ingetrapt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
4
Rijden
Page 244 of 562

Scherm audiosysteem
Geeft een melding weer om de bestuurder
aan te sporen om uit te wijken wanneer er
een voetganger wordt gesignaleerd in het
detectiegebied achter de auto.
AVoetgangerdetectie-icoon
BRemherinnering
WAARSCHUWING!
Als het systeem onnodig wordt
geactiveerd
Trap het rempedaal in direct nadat het
systeem in werking is getreden. (De
werking van de functie wordt
geannuleerd door het rempedaal in te
trappen.)
Juist gebruik van het systeem
→Blz. 228
Het systeem werkt wanneer
De functie werkt als het controlelampje
Driving Assist-informatie niet brandt
(→blz. 72, blz. 377) en aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het PKSB-systeem (Parking
Support Brake) is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is 15 km/h of lager.
– De selectiehendel staat in stand R.
– De camerasensor achter signaleert
tijdens het achteruitrijden een
voetganger achter de auto.
– Het systeem oordeelt dat de kans op
een aanrijding met de
gesignaleerde voetganger groot is.• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De PKSB (Parking Support Brake)
stelt vast dat een noodstop
noodzakelijk is om een aanrijding
met een voetganger te voorkomen.
De werking van het systeem stopt
wanneer
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
–
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– De voetganger wordt niet langer
achter de auto gesignaleerd.
• Remregeling
–
Het PKSB-systeem (Parking Support
Brake) wordt uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
Opnieuw inschakelen van het systeem
→Blz. 236
Detectiegebied
Het detectiegebied van het systeem ver-
schilt van het detectiegebied van de RCD-
functie (→
blz. 229). Daardoor wordt de
PKSB (Parking Support Brake) mogelijk
niet geactiveerd, ook al signaleert de
RCD-functie een voetganger en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 230
Situaties waarin het systeem mogelijk
onverwacht ingeschakeld wordt
→Blz. 231
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
Page 245 of 562

Stilstaande objecten rond de auto (auto's met Advanced Park) (indien aanwezig)
Als een sensor tijdens het parkeren een stilstaand object signaleert, zoals een muur, en de
kans op een aanrijding bestaat, zal het systeem in werking treden om de aanrijding te
voorkomen of de impact te verminderen.
Het systeem werkt in de volgende situaties wanneer in de omgeving van de auto een
stilstaand object wordt gesignaleerd.
Als er bij vooruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object
aan de binnenzijde van een bocht
Als er bij achteruitrijden een kans bestaat op een aanrijding met een stilstaand object
aan de buitenzijde van een bocht
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
Page 246 of 562

Voorwaarden voor werking
Deze functie is actief wanneer aan de
werkingsvoorwaarden voor het
signaleren van stilstaande objecten rond
de auto wordt voldaan en onder een van
de volgende omstandigheden.
• Nadat het hybridesysteem is gestart
en de auto maximaal 7 m heeft
gereden.
• Stand R is geselecteerd.
• Nadat de transmissie vanuit stand R in
stand D is gezet en de auto maximaal
7 m heeft gereden
De werking van het systeem stopt
wanneer
→Blz. 239
Detectiegebied
Het detectiebereik van het systeem
verschilt van het detectiebereik van de
Toyota Parking Assist-sensor.
Daardoor wordt het PKSB-systeem
(Parking Support Brake) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de Toyota
Parking Assist-sensor een stilstaand
object en geeft de Toyota Parking
Assist-sensor een waarschuwing.
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 217
Zoemer Toyota Parking Assist-sensor
Als, ongeacht of de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld of niet (→blz. 219), de
PKSB (Parking Support Brake-systeem)
is ingeschakeld (→blz. 233) en de
sensoren voor en achter een object
signaleren en de remregeling wordt
uitgevoerd, klinkt de zoemer van de
Toyota Parking Assist-sensor om de
geschatte afstand tot het obstakel aan
te geven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 217Omstandigheden waaronder het
systeem mogelijk werkt, zelfs als er
geen kans op een aanrijding is
Behalve in de situaties waarin
stilstaande objecten rond de auto
(→blz. 238) mogelijk niet door de
sensoren worden gesignaleerd, werkt
het systeem mogelijk ook niet in de
volgende gevallen:
Bij zijdelingse verplaatsingen, zoals
fileparkeren
Signaleren van objecten naast de auto
→Blz. 222
4.5.16 Toyota Teammate
Advanced Park*
*Indien aanwezig
Beschrijving functie
Advanced Park is een systeem dat helpt
bij het veilig en soepel parkeren in een
beoogd parkeervak door de dode hoeken
rond de auto en de parkeerplaats via een
vogelperspectief weer te geven en de
manoeuvre te begeleiden via
schermweergaves, de werking van een
zoemer en het bedienen van het
stuurwiel, gaspedaal en rempedaal. (De
bestuurder bedient de selectiehendel.)
Daarnaast kan de Panoramic View
Monitor* het gebied voor en achter de
auto en een beeld van boven de auto
weergeven om te helpen de situatie van
het gebied rondom de auto te
beoordelen.
Afhankelijk van bijvoorbeeld de staat van
het wegdek of de auto of de afstand
tussen de auto en het parkeervak is het
wellicht niet mogelijk om het parkeren in
het beoogde vak te begeleiden.
*Raadpleeg voor meer informatie over de
Panoramic View Monitor de handleiding
voor het multimediasysteem.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
244
Page 250 of 562

Soorten camera's en sensoren die
worden gebruikt voor Advanced Park
Camera's en sensoren worden gebruikt
om geparkeerde auto's te signaleren
waardoor het identificeren van
parkeervakken gemakkelijker wordt.
Camera voor
Camera's opzij
Camera achter
Sensoren
→Blz. 214Camerabeelden
Omdat er speciale camera's worden
gebruikt, wijken de kleuren in de
weergegeven afbeeldingen mogelijk af
van de werkelijke kleuren.
Voorzorgsmaatregelen voor het gebruik
Raadpleeg voor meer informatie over het
onderstaande “Panoramic view monitor
(auto's met Advanced Park)” of “Parking
Assist-systeem” in de handleiding voor
het multimediasysteem.
• Bereik dat kan worden weergegeven
op de schermen
• Camera's
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke weg
• Verschillen tussen de weergegeven
beelden en de werkelijke objecten
Detectiebereik van de camera's en
sensoren
• Als er een auto geparkeerd staat
achter het beoogde parkeervak en de
afstand tussen deze auto en uw auto
te groot wordt, kan deze auto mogelijk
niet meer worden gesignaleerd.
Afhankelijk van de vorm en de staat
van een geparkeerde auto, wordt het
detectiebereik mogelijk te kort of kan
de auto wellicht niet worden
gesignaleerd.
• Andere objecten dan geparkeerde
auto's, zoals een pilaar of muur,
worden mogelijk niet gesignaleerd. En
als ze wel worden gesignaleerd, wordt
het beoogde parkeervak mogelijk niet
goed ingesteld.
Situaties waarin witte
parkeervaklijnen mogelijk niet goed
worden herkend
• In de volgende situaties worden
parkeervaklijnen op het wegdek
mogelijk niet gesignaleerd:
– Als er voor het parkeervak geen
witte lijnen zijn gebruikt
(parkeervak is begrensd met
touwen, blokken, enz.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
248
Page 251 of 562

– Als de parkeervaklijnen vervaagd of
vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het wegdek een lichte kleur
heeft, zoals bij beton, en het
contrast met de witte
parkeervaklijnen klein is
– Als de parkeervaklijnen een andere
kleur hebben dan geel of wit
– Als de omgeving van het parkeervak
donker is, bijvoorbeeld 's nachts of
in een (ondergrondse)
parkeergarage
– Als het regent of geregend heeft
waardoor het wegdek nat is en
reflecteert of als er plassen op het
wegdek staan
– Als er zonlicht direct op een camera
valt, zoals bij laagstaande zon
– Als het parkeervak bedekt is met
sneeuw of strooizout
– Als er sporen van reparaties of
andere sporen zichtbaar zijn op het
wegdek of als er een verkeerszuil of
ander object aanwezig is op het
wegdek
– Als de kleur of de helderheid van het
wegdek niet overal gelijk is
– Als er warm of koud water op de
camera terecht is gekomen en de
lens is beslagen
– Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
– Als een cameralens vuil is of bedekt
is met waterdruppels
• In de volgende situaties wordt het
beoogde parkeervak mogelijk niet
goed herkend:
– Als er sporen van reparaties of
andere sporen zichtbaar zijn op het
wegdek of als er een parkeerblok,
verkeerszuil of ander object
aanwezig is op het wegdek
– Als het regent of geregend heeft
waardoor het wegdek nat is en
reflecteert of als er plassen op het
wegdek staan
– Als het gebied rond de auto donker
is of bij tegenlicht– Als de kleur of de helderheid van het
wegdek niet overal gelijk is
– Als het parkeervak zich op een
helling bevindt
– Als er zich diagonale lijnen
(toegangspad) in de buurt van het
parkeervak bevinden
–
Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw van
een geparkeerde auto (bijvoorbeeld
de schaduw van de grille of de dorpel)
– Als er accessoires zijn gemonteerd
die het zicht van de camera
belemmeren
– Als de parkeervaklijnen vervaagd of
vuil zijn, waardoor ze slecht
zichtbaar zijn
– Als het uiterlijk van het parkeervak
wordt beïnvloed door de schaduw
van een voertuig of bomen
Detectie-informatie sensoren
→Blz. 216
Objecten die mogelijk niet goed
worden gesignaleerd door de sensor
→Blz. 217
Situaties waarin de sensor mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 217
Situaties waarin de parkeerbegeleiding
mogelijk niet werkt, zelfs als er geen
kans op een aanrijding is
→Blz. 218
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen voor de
camera's en sensoren
• Vanwege de kenmerken van de
cameralens wijken de op het scherm
weergegeven positie en afstand van
mensen of objecten mogelijk af van
de werkelijke situatie. Raadpleeg
voor meer informatie “Panoramic
view monitor (auto's met Advanced
Park)” of “Parking Assist-systeem” in
de handleiding voor het
multimediasysteem.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
249
4
Rijden
Page 252 of 562

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Neem de voorzorgsmaatregelen voor
het gebruik van de Toyota Parking
Assist-sensor in acht, omdat anders
een sensor mogelijk niet goed werkt,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
• In de volgende situaties werken de
sensoren mogelijk niet goed,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
Rijd voorzichtig verder.
–
Als er zich een geparkeerde auto
naast het beoogde parkeervak be-
vindt en het weergegeven beoogde
parkeervak zich ver van het wer-
kelijke beoogde parkeervak bevindt,
is een sensor mogelijk verkeerd
uitgelijnd. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Plaats geen accessoires binnen het
detectiegebied van de sensoren.
In- en uitschakelen van Advanced Park
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park.
Als de schakelaar wordt ingedrukt terwijl
de begeleiding is gestart, wordt de
begeleiding uitgeschakeld.
Werkingsvoorwaarden van Advanced
Park
De begeleiding zal starten als aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan:
• Het rempedaal is ingetrapt• De auto staat stil
• De veiligheidsgordel van de
bestuurder is vastgemaakt
• Het stuurwiel wordt niet bediend
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• Alle portieren zijn gesloten
• De buitenspiegels zijn niet ingeklapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
• De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik is niet
ingeschakeld
• Het ABS, de VSC, de TRC, het PCS en
de PKSB werken niet
• De auto bevindt zich niet op een steile
helling
• De VSC en TRC zijn niet uitgeschakeld
Controleer de op het scherm van het
audiosysteem weergegeven melding als
de begeleiding niet kan worden gestart
(→blz. 267)
Begeleidingsschermen Advanced Park
Begeleidingsschermen worden
weergegeven op het scherm van het
audiosysteem.
Begeleidingsscherm (bij starten
begeleiding)
AVak beoogd parkeervak (blauw)
BAdviesweergave
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
250
Page 253 of 562

CToets wijzigen parkeertype
Als er meerdere toetsen worden
weergegeven, verschilt de functie
afhankelijk van de toestand van de
toets als volgt.
of: Wijzigen van het beoogde
parkeervak.
of: Selecteren van het
huidige beoogde parkeervak.
: Hiermee kunt u overschakelen
op de functie fileparkeren.
: Hiermee kunt u overschakelen
op de functie haaks inparkeren
(vooruit/achteruit)
DToets MODE
Hiermee kunt u wisselen tussen de
geheugenfunctie en de functie haaks
inparkeren en fileparkeren.
(→Blz. 261)
EToets “Start”
Hiermee kunt u de
parkeerbegeleiding starten.
FToets wijzigen richting haaks
inparkeren
Hiermee kunt u wisselen tussen de
functie parkeren (vooruit) en de
functie parkeren (achteruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (vooruit)
: Overschakelen naar functie
haaks inparkeren (achteruit)
GToets voor persoonlijke
voorkeursinstelling
Hiermee kunt u het instelscherm voor
Advanced Park weergeven.
(→Blz. 266)
HRegistratietoets
Selecteer deze toets om het
registreren van een parkeervak te
startenBegeleidingsscherm (bij achteruitrijden)
AWerkingsicoon
Wordt weergegeven als Advanced
Park is ingeschakeld.
BAfstandslijnen (geel en rood)
Geven punten aan vanaf het midden
van de rand van de voor- of
achterbumper tot aan de beoogde
stoppositie (geel)* en ongeveer 0,3 m
(rood) vanaf de auto.
CWaarschuwingsicoon bewegend
object
DDisplay werking remregeling in
noodgevallen
BRAKE! (remmen) wordt
weergegeven.
EWeergave Toyota Parking
Assist-sensor
→Blz. 214
*De gele lijn aan de zijkant wordt niet
weergegeven als de beoogde stoppositie
zich op een afstand van ongeveer 2,5 m
of meer van de auto bevindt.
Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Ongeacht of de Toyota Parking
Assist-sensor is uit- of ingeschakeld
(→blz. 215), wordt er automatisch een
pop-updisplay weergegeven over het
begeleidingsscherm als er een object
wordt gesignaleerd door de Toyota
Parking Assist-sensor terwijl Advanced
Park is ingeschakeld.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
4
Rijden
Page 258 of 562

Functie wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit)
Gebruik de functie wegrijden uit een
haaks parkeervak (vooruit/achteruit) niet
in een andere situatie dan bij het verlaten
van een haaks parkeervak. Trap het
rempedaal in, breng de auto tot stilstand
en druk vervolgens op de
hoofdschakelaar van Advanced Park om
de begeleiding uit te schakelen als de
begeleiding onbedoeld in werking is
getreden.
Situaties waarin de functie wegrijden
uit haaks parkeervak (vooruit/
achteruit) niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie
wegrijden uit haaks parkeervak
(vooruit/achteruit) niet:
• Wanneer een auto die wacht om te
parkeren zich in de wegrijrichting
bevindt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich
een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een binnenste sensor of
hoeksensor voor of achter bevindtFunctie fileparkeren Advanced Park
Beschrijving functie
De functie fileparkeren kan worden
gebruikt als het beoogde parkeervak kan
worden gesignaleerd wanneer de auto
dicht bij en in lijn met het midden van het
parkeervak tot stilstand wordt gebracht.
Ook kan, afhankelijk van de conditie van
het parkeervak enzovoort, de stand van
de transmissie worden gewijzigd door de
begeleidingsregeling als de rijrichting
van de auto moet worden veranderd.
Parkeren met behulp van de functie
fileparkeren
1. Breng de auto tot stilstand op een
punt in lijn met en dicht bij het
midden van het beoogde parkeervak.
Als het parkeervak is gemarkeerd met
lijnen
AOngeveer 1 m*
BOngeveer5-6m*
COngeveer 4,5 m of meer*
DOngeveer 8 m of meer*
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
Page 262 of 562

Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert:→blz. 254
4. Voer de handelingen uit
overeenkomstig de weergegeven
adviezen totdat de auto zich in een
positie bevindt waarin u kunt
wegrijden.
Als het stuurwiel niet bediend wordt,
zal de auto stoppen op de positie
waarin u kunt wegrijden. Zodra de
auto in een positie staat waaruit u
kunt wegrijden, wordt “You can exit by
moving the steering wheel” (u kunt
wegrijden door het stuurwiel te
bedienen) weergegeven. Als het
stuurwiel wordt bediend, wordt
“Advanced Park Finished” (Advanced
Park beëindigd) weergegeven en
wordt de begeleiding beëindigd. Pak
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel te dicht
nadert
→Blz. 254Functie wegrijden uit fileparkeervak
Gebruik de functie wegrijden uit een
fileparkeervak niet in een andere situatie
dan bij het verlaten van een
fileparkeervak. Trap het rempedaal in,
breng de auto tot stilstand en druk
vervolgens op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding uit te
schakelen als de begeleiding onbedoeld
in werking is getreden.
Situaties waarin de functie wegrijden
uit fileparkeervak niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie
wegrijden uit fileparkeervak niet:
• Als er in de vertrekrichting auto's
staan te wachten bij een verkeerslicht
• Als er een auto stilstaat op de rijbaan
achter de plek van waaruit de auto
vertrekt
• Als er wordt gesignaleerd dat er zich
een muur, pilaar of persoon in de
buurt van een zijsensor voor of achter
bevindt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
260