sensor TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2019 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2019, Model line: COROLLA HATCHBACK, Model: TOYOTA COROLLA HATCHBACK 2019Pages: 690, PDF Size: 111.12 MB
Page 288 of 690

287
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
2Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand of
staat.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem gaat branden als het
systeem werkt.
■Voorwaarden voor het automatisch
in- en uitschakelen van het grootlicht
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld (na ongeveer 1
seconde):
• De rijsnelheid is ongeveer 40 km/h of hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of ach-
terlichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
●Als aan een van onderstaande voor-
waarden wordt voldaan, wordt het groot-
licht automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 30
km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers of voorliggers hebben de
koplampen of achterlichten ingescha-
keld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op
de weg voor u.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt het groot-
licht mogelijk niet automatisch uitge-
schakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een
bocht opdoemt • Als plotseling een andere auto voor de
eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers niet kun- nen worden gesignaleerd als gevolg van
een reeks bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen in de
rechter tegemoetkomende rijstrook op
een brede weg
• Wanneer de verlichting van tegenliggers
of voorliggers niet is ingeschakeld
●Het grootlicht wordt mogelijk uitgescha-
keld als een tegenligger wordt gesigna-
leerd die zijn mistlampen aan heeft
terwijl de koplampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlich-
ting, straatverlichting, verkeerslichten of
verlichte billboards en andere reflecte-
rende objecten wordt mogelijk gescha-
keld van grootlicht naar dimlicht of blijft
het dimlicht mogelijk ingeschakeld.
●De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het in-
of uitschakelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlam-
pen en achterlichten van tegenliggers
en voorliggers
• De beweging en richting van tegenlig-
gers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of
voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingsper- centage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveel- heid bagage in de auto
●Het grootlicht wordt mogelijk onverwacht
in- of uitgeschakeld.
●Fietsen of vergelijkbare voertuigen wor-
den mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het sys-
teem de helderheid van het omgevings-
licht mogelijk niet juist signaleren.
Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk
branden of gaat het grootlicht knipperen
of worden voetgangers, tegenliggers of
voorliggers verblind. Als dat het geval is,
moet handmatig geschakeld worden
tussen grootlicht en dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 287 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 289 of 690

288
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
• Als het zicht door de voorruit wordt belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil,
enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd
is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasen-
sor extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevings- licht overeenkomt met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van tegenliggers of voorliggers zijn uitge-
schakeld, vuil zijn, een andere kleur
hebben of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen.
• Als geregeld en herhaaldelijk over stij- gende en dalende wegen wordt gere-
den, of over wegen met een slecht of
oneffen wegdek (zoals klinkerwegen,
grindwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch-
tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voor- werp, zoals een verkeersbord of spiegel,
voor de auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger
sterk spiegelend is, zoals een container
op een truck
• Als de koplampen van de auto bescha-
digd of vuil zijn, of niet correct zijn afge-
steld
• Als de auto naar één kant overhelt door
bijvoorbeeld een lekke band, of aan de
achterzijde wat lager ligt doordat een
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier wordt geschakeld tussen groot-
licht en dimlicht
• Als de bestuurder meent dat het groot- licht mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
■ Dimlicht inschakelen
Trek de hendel in de oorspronkelijke
stand.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft.
Duw de hendel van u af om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schake-
len.
■ Grootlicht inschakelen
Druk de Automatic High Beam-scha-
kelaar in.
Het controlelampje van het Automatic
High Beam-systeem dooft en het contro-
lelampje van het grootlicht gaat branden.
Druk de schakelaar in om het Automatic
High Beam-systeem weer in te schake-
len.
Handmatig in- en
uitschakelen van het
grootlicht
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 288 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 290 of 690

289
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
*: Indien aanwezig
Past de helderheid en het verlichte
gebied van het grootlicht aan op
basis van de rijsnelheid.
Past de intensiteit van het groot-
licht tijdens het rijden in bochten
aan, zodat het gebied in de rich-
ting waarin de auto draait helder-
der wordt verlicht dan andere
gebieden.
Regelt het variabel afgeschermde
grootlicht zo, dat het gebied rond
tegenliggers en voorliggers
gedeeltelijk niet wordt verlicht ter-
wijl andere gebieden wel verlicht
worden door het grootlicht.
Het variabel afgeschermde grootlicht
helpt het zicht naar voren te verbeteren
terwijl tegenliggers en voorliggers minder
verblind worden.
Past het stralingsbereik van de
dimlichten aan in overeenstem-
ming met de afstand tot een voor-
ligger.
AHS (Adaptive High
Beam-systeem)*
Het Adaptive High Beam-sys-
teem gebruikt een camerasensor
aan de bovenzijde van de voor-
ruit om de helderheid van de ver-
lichting van tegenliggers en
voorliggers, straatverlichting,
enz. te beoordelen en, indien
nodig, automatisch de versprei-
ding van het licht van de kop-
lampen te regelen.
WAARSCHUWING
■Beperkingen van het Adaptive
High Beam-systeem
Vertrouw niet blindelings op het Adap-
tive High Beam-systeem. Rijd altijd
voorzichtig en houd hierbij de omgeving
in de gaten en schakel indien nodig
handmatig het grootlicht in of uit.
■Voorkomen van onjuiste werking
van het Adaptive High Beam-sys-
teem
Voorkom overbelading van uw auto.
Systeemfuncties
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 289 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 291 of 690

290
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
1Druk op de schakelaar van het
Adaptive High Beam-systeem.
2 Duw de hendel van u af terwijl de
lichtschakelaar in de stand of
staat.
Het controlelampje van het AHS gaat
branden als het systeem werkt.
■Werkingsvoorwaarden voor het
Adaptive High Beam-systeem
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het grootlicht auto-
matisch ingeschakeld en werkt het sys-
teem:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of
hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
●Als aan alle onderstaande voorwaarden
wordt voldaan, wordt het variabel afge-
schermde grootlicht ingeschakeld en
wordt het stralingsbereik van het dim-
licht automatisch aangepast, afhankelijk van de locatie van tegenliggers en voor-
liggers:
• De rijsnelheid is ongeveer 60 km/h of hoger.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde koplampen of achterlich-
ten.
●Als aan een van onderstaande voor-
waarden wordt voldaan, wordt automa-
tisch geschakeld van grootlicht of
variabel afgeschermd grootlicht naar
dimlicht:
• De rijsnelheid is lager dan ongeveer 60
km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Er zijn veel tegenliggers en/of voorlig-
gers.
• De positie van tegenliggers of voorlig- gers verandert snel en het grootlicht kan
de bestuurders van de andere voertui-
gen verblinden.
■Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt mogelijk
niet automatisch geschakeld van groot-
licht naar variabel afgeschermd grootlicht:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als tegenliggers of voorliggers aan het
zicht zijn onttrokken als gevolg van een
reeks bochten, wegafscheidingen of
bomen langs de weg
• Wanneer tegenliggers opdoemen uit de rechter tegemoetkomende rijstrook op
een brede weg
• Wanneer er tegenliggers of voorliggers met uitgeschakelde verlichting zijn
●Er wordt mogelijk niet geschakeld van
grootlicht naar variabel afgeschermd
grootlicht als een tegenligger wordt
gesignaleerd die zijn mistlampen aan
heeft terwijl de koplampen uit zijn.
●Door de aanwezigheid van huisverlich-
ting, straatverlichting, verkeerslichten of
verlichte billboards en andere reflecte-
rende objecten wordt mogelijk gescha-
keld van grootlicht naar variabel
afgeschermd grootlicht, wordt mogelijk
niet geschakeld van grootlicht naar vari-
abel afgeschermd grootlicht of wordt het
niet verlichte gebied mogelijk gewijzigd.
Het Adaptive High
Beam-systeem activeren
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 290 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 292 of 690

291
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
●De volgende factoren kunnen van
invloed zijn op de reactietijd voor het in-
of uitschakelen van het grootlicht of op
de snelheid waarmee de niet verlichte
gebieden veranderen:
• De helderheid van koplampen, mistlam- pen en achterlichten van tegenliggers
en voorliggers
• De beweging en richting van tegenlig- gers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een
voertuig op twee wielen betreft
• De toestand van de weg (stijgingsper- centage, bochten, toestand van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveel- heid bagage
●De regeling van de lichtverspreiding van
de koplampen kan onverwacht verande-
ren.
●Fietsen of vergelijkbare objecten worden
mogelijk niet gesignaleerd.
●In de volgende situaties kan het sys-
teem de helderheid van het omgevings-
licht mogelijk niet juist signaleren.
Hierdoor blijven de dimlichten mogelijk
branden of gaat het grootlicht knipperen
of worden voetgangers, tegenliggers of
voorliggers verblind. Als dat het geval is,
moet handmatig geschakeld worden
tussen grootlicht en dimlicht.
• Bij rijden in slecht weer (zware regenval, mist, sneeuw, zandstormen, enz.)
• Als het zicht door de voorruit wordt
belemmerd door damp, wasem, ijs, vuil,
enz.
• Als de voorruit gebarsten of beschadigd
is
• Als de camerasensor vervormd of vuil is
• Als de temperatuur van de camerasen-
sor extreem hoog is
• Als de helderheid van het omgevings- licht overeenkomt met die van koplam-
pen, achterlichten of mistlampen
• Als de koplampen of achterlichten van tegenliggers of voorliggers zijn uitge-
schakeld, vuil zijn, een andere kleur
hebben of niet correct zijn afgesteld
• Als de auto wordt geraakt door water,
sneeuw, stof, enz. van een voorligger
• In gebieden waar lichte en donkere stuk- ken elkaar afwisselen. • Als geregeld en herhaaldelijk over stij-
gende en dalende wegen wordt gere-
den, of over wegen met een slecht of
oneffen wegdek (zoals klinkerwegen,
grindwegen, enz.)
• Als geregeld en herhaaldelijk over boch- tige wegen wordt gereden.
• Als er zich een sterk spiegelend voor- werp, zoals een verkeersbord of spiegel,
voor de auto bevindt
• Als de achterzijde van een voorligger sterk spiegelend is, zoals een container
op een truck
• Als de koplampen van de auto bescha- digd of vuil zijn, of niet correct zijn afge-
steld
• Als de auto naar één kant overhelt door bijvoorbeeld een lekke band, of aan de
achterzijde wat lager ligt doordat een
aanhangwagen is aangekoppeld, enz.
• Als herhaaldelijk op een abnormale manier wordt geschakeld tussen groot-
licht en dimlicht
• Als de bestuurder meent dat het groot- licht mogelijk knippert of voetgangers of
andere bestuurders verblindt
• Als de auto wordt gebruikt in een gebied waar men aan de andere kant van de
weg rijdt. Bijvoorbeeld, een auto
bestemd voor rechtsrijdend verkeer in
een gebied voor linksrijdend verkeer of
vice versa
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aange-
past aan de persoonlijke voorkeur.
(→ Blz. 659)
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 291 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 295 of 690

294
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
Het wisinterval kan worden gewijzigd
als de intervalstand wordt geselec-
teerd.
5 Verhoogt de frequentie van het
interval
6 Verlengt het interval van de wis-
serwerking 7
Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de
ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
Ruitenwissers met regensensor
1 Stand AUTO
2 Lage snelheid ruitenwissers
3 Hoge snelheid ruitenwissers
4 Enkele slag
In de stand AUTO werken de ruitenwis-
sers automatisch wanneer de sensor sig-
naleert dat het regent. De wissnelheid
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 294 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 296 of 690

295
4
COROLLA_TMUK_EE 4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
Rijden
wordt automatisch afgestemd op de hoe-
veelheid neerslag en de rijsnelheid.
In de stand AUTO kan de gevoelig-
heid van de sensor als volgt worden
ingesteld door de schakelaarring te
draaien.
5Verhoogt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
6 Verlaagt de gevoeligheid van de
ruitenwisser met regensensor
7 Gelijktijdig inschakelen rui-
tensproeiers en ruitenwissers
Door aan de hendel te trekken treden de
ruitenwissers en -sproeiers in werking.
De ruitenwissers maken automatisch een
aantal wisbewegingen nadat de sproeier
in werking treedt.
Auto's met koplampsproeiers: Als de kop-
lampen aan zijn en u de hendel naar u toe
getrokken houdt, werken de koplamp-
sproeiers één keer. Daarna werken de
koplampsproeiers elke vijfde keer dat u
de hendel naar u toe trekt.
■De ruitenwissers en ruitensproeiers
kunnen worden bediend als
Het contact AAN staat.
■Effecten van de rijs nelheid op de rui-
tenwisserwerking (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
De rijsnelheid heeft invloed op de interval-
werking.
■Regensensor (auto's met ruitenwis-
sers met regensensor)
●De regensensor registreert de hoeveel-
heid neerslag.
De auto is voorzien van een optische
sensor. Deze werkt mogelijk niet goed
als zonlicht van de opkomende of onder-
gaande zon af en toe op de voorruit valt
of als er insecten o.i.d. op de voorruit zit-
ten.
●Als de ruitenwisser in de AUTO-modus
wordt gezet terwijl het contact AAN
staat, maken de ruitenwissers één wis-
slag om aan te geven dat de
AUTO-modus is ingeschakeld.
●Als de temperatuur van de regensensor
85°C of hoger is, of -15°C of lager, werkt
de automatische functie mogelijk niet.
Zet de ruitenwisserschakelaar in dat
geval in een andere modus dan AUTO.
■Als er geen ruitens proeiervloeistof
op de voorruit terechtkomt
Controleer of er ruitensproeiervloeistof in
het reservoir aanwezig is en controleer als
dat het geval is of de sproeierkoppen niet
verstopt zijn.
■Bij het uitzetten van de motor in een
noodgeval tijdens het rijden
Als de ruitenwissers voor werken wanneer
de motor wordt uitgezet, zullen ze op hoge
snelheid werken. Zodra de auto stilstaat,
wordt de werking weer normaal als het
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 295 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 297 of 690

296
COROLLA_TMUK_EE4-3. Bedienen van verlic
hting en ruitenwissers
contact AAN wordt gezet, of stopt de wer-
king als het bestuurdersportier wordt
geopend.
WAARSCHUWING
■Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van de ruitenwissers in
de stand AUTO (auto's met ruiten-
wissers met regensensor)
De ruitenwissers voor kunnen onver-
wacht in werking treden als de sensor
wordt aangeraakt of als de voorruit aan
trillingen wordt blootgesteld terwijl de
ruitenwissers in de stand AUTO staan.
Let erop dat er niets bekneld raakt als
de ruitenwissers in werking treden.
■Waarschuwing met betrekking tot
het gebruik van ruitensproeier-
vloeistof
Gebruik bij koud weer de ruitensproeier-
vloeistof pas wanneer de voorruit warm
is. De vloeistof kan anders op de voor-
ruit bevriezen en zo het zicht belemme-
ren. Dit kan leiden tot een ongeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
OPMERKING
■Als er geen ruiten sproeiervloeistof
uit de sproeierkoppen komt
Als u de hendel gedurende langere tijd
naar u toe getrokken houdt, kan de
sproeierpomp beschadigd raken.
■Wanneer een sproeier verstopt
raakt
Neem in dit geval contact op met een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar beho-
ren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Probeer als een sproeierkop verstopt is
geraakt deze niet schoon te maken met
een naald of iets dergelijks. Hierdoor
kan de sproeierkop beschadigd raken.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 296 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 302 of 690

301
4
COROLLA_TMUK_EE 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
4-5.Gebruik van de ondersteunende systemen
*: Indien aanwezig
■
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
→ Blz. 312
■ LTA (Lane Tracing Assist)
*
→Blz. 319
*: Indien aanwezig
■ LDA (Lane Departure Alert met
stuurregeling)
*
→Blz. 329
*: Indien aanwezig
■ AHS (Adaptive High Beam-sys-
teem)
*
→Blz. 289
*: Indien aanwezig
■ Automatic High Beam-systeem*
→Blz. 286
*: Indien aanwezig
■ RSA (Road Sign Assist)*
→Blz. 363
*: Indien aanwezig
■ Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
*
→Blz. 337
*: Indien aanwezig
■ Dynamic Radar Cruise Control*
→Blz. 348
*: Indien aanwezig
Twee soorten sensoren, die zich ach-
ter de grille en de voorruit bevinden,
signaleren informatie die nodig is
voor de werking van de ondersteu-
nende systemen.
Radarsensor
Camera voor
Toyota Safety Sense*
Toyota Safety Sense bestaat uit
de volgende ondersteunende
systemen en draagt bij aan een
veilige en comfortabele rijerva-
ring:
Ondersteunend systeem
WAARSCHUWING
■Toyota Safety Sense
Toyota Safety Sense is ontworpen om
te werken met als uitgangspunt dat de
bestuurder voorzichtig rijdt om te helpen
de gevolgen van een aanrijding voor de
inzittenden en de auto te beperken of
de bestuurder te assisteren onder nor-
male rijomstandigheden.
Vertrouw niet bli ndelings op het sys-
teem, aangezien er een grens is aan de
mate van nauwkeurigheid bij de herken-
ning en de ondersteunende mogelijkhe-
den die dit systeem kan bieden. Het is
altijd de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om de omgeving van de
auto in de gaten te houden en veilig te
rijden.
Sensoren
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 301 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM
Page 303 of 690

302
COROLLA_TMUK_EE4-5. Gebruik van de ond
ersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Voorkomen van storingen in de
radarsensor
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Als u dat niet doet, werkt de radarsen-
sor mogelijk niet goed, hetgeen kan lei-
den tot een ongeval waarbij ernstig
letsel kan ontstaan.
●Houd de radarsensor en de lenskap
altijd schoon.
Radarsensor
Lenskap
Reinig de voorzijde van de radarsensor
of de voor- of achterzijde van de lens-
kap als ze vuil zijn of als er waterdrup-
pels, sneeuw, enz. op zit(ten).
Reinig de radarsensor en de lenskap
met een zachte doek om te voorkomen
dat er beschadigingen ontstaan.
●Bevestig geen accessoires, (door-
zichtige) stickers of andere zaken op
de radarsensor, de lenskap of het
omliggende gebied.
●Stel de radarsensor en de omgeving
van de sensor niet bloot aan krach-
tige schokken.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige als de radarsensor,
de grille of de voorbumper is blootge-
steld aan krachtige schokken.
●Haal de radarsensor niet uit elkaar.
●Wijzig of spuit de radarsensor of de
lenskap niet.
●Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
de radarsensor, de grille of de voor-
bumper moet worden verwijderd en
geplaatst of vervangen.
■Storingen in de camera voor voor-
komen
Neem de volgende voorzorgsmaatrege-
len in acht.
Als u dat niet doet, werkt de camera
voor mogelijk niet goed, hetgeen kan
leiden tot een ongeval waarbij ernstig
letsel kan ontstaan.
●Houd de voorruit te allen tijde schoon.
• Reinig de voorruit als deze vuil is of als er een dun olielaagje, waterdrup-
pels, sneeuw, enz. op zit(ten).
• Als er een ruitencoating op de voor- ruit is aangebracht, moeten water-
druppels e.d. nog steeds met de
ruitenwissers voor worden verwijderd
van het gedeelte van de voorruit vóór
de camera voor.
• Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren gekwali-
ficeerde en uitgeruste deskundige als
de binnenzijde van de voorruit waar
de camera voor is geplaatst vuil is.
COROLLA(TMUK)_OM_Europe_OM12L 25E.book Page 302 Thursday, November 8, 2018 10:31 AM