display TOYOTA HIGHLANDER 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: HIGHLANDER, Model: TOYOTA HIGHLANDER 2023Pages: 498, PDF Size: 69.85 MB
Page 253 of 498

Instellen van het zoemervolume
(auto's met Toyota Parking
Assist-sensor)
Het zoemervolume kan worden
aangepast op het
multi-informatiedisplay.
Het volume van de RCTA-zoemer kan
worden ingesteld via
van het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 415)
Tijdelijk dempen van het geluid van
een zoemer (auto's met Toyota Parking
Assist-sensor)
Op het multi-informatiedisplay wordt
een toets MUTE weergegeven wanneer
een voertuig of object wordt
gesignaleerd. Druk op
om het geluid
van de zoemer te dempen.
Het volume van de zoemers voor de
RCTA en de Toyota Parking Assist-sensor
wordt gelijktijdig onderdrukt.
In de volgende gevallen wordt het
dempen automatisch geannuleerd:
• Als de stand van de selectiehendel
wordt gewijzigd.
• Als de rijsnelheid hoger wordt dan een
bepaalde snelheid.
• Als er een storing in een sensor
aanwezig is of het systeem tijdelijk
niet kan worden gebruikt.
• Als de actieve functie handmatig
wordt uitgeschakeld.
• Als het contact UIT wordt gezet.
Situaties waarin het systeem geen
auto signaleert
De RCTA is niet ontworpen om de
volgende typen voertuigen en/of
objecten te signaleren:
• Auto's die direct van achteren naderen
• Voertuigen die achteruit inparkeren in
een parkeerruimte naast uw auto
• Voertuigen die niet kunnen worden
gesignaleerd door de sensoren als
gevolg van obstakels• Vangrails, muren, bebording,
geparkeerde auto's en vergelijkbare
stilstaande objecten
*
• Kleine motorfietsen, fietsen,
voetgangers, enz.*
• Voertuigen die van de auto af
bewegen
• Voertuigen die naderen vanuit
parkeerruimtes naast uw auto
*
• De afstand tussen de sensor en de
naderende auto wordt te klein
*Afhankelijk van de omstandigheden
wordt er mogelijk een auto en/of object
gesignaleerd.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
Onder de volgende omstandigheden
signaleert de RCTA auto's mogelijk niet
correct:
• Als de sensor niet goed is uitgelijnd
doordat de sensor of de omgeving
ervan is blootgesteld aan hevige
schokken
• Wanneer de sensor of de omgeving
ervan op de achterbumper is bedekt
door modder, sneeuw of ijs of
wanneer er een sticker op is geplakt
• Bij het rijden op een nat wegdek als
gevolg van slecht weer, zoals zware
regenval, sneeuw, of mist
• Wanneer meerdere auto's naderen
met slechts weinig ruimte tussen elke
auto
• Wanneer een auto met hoge snelheid
nadert
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
251
4
Rijden
Page 257 of 498

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de banden zeer versleten zijn
• Wanneer er sneeuwkettingen
worden gebruikt, een compact
reservewiel is gemonteerd of een
bandenreparatieset is gebruikt
• Bij het rijden met een aanhangwagen
of tijdens het slepen in een
noodgeval
OPMERKING
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF knippert
Als deze melding direct nadat het
contact AAN is gezet wordt
weergegeven, bedien de auto dan
voorzichtig en let daarbij goed op de
omgeving. Het is wellicht nodig om een
bepaalde tijd met de auto te rijden
voordat het systeem weer normaal
werkt. (Als het systeem nog niet
normaal werkt nadat een poosje met de
auto gereden is, reinig dan de sensoren
en hun omgeving op de bumpers.)
Inschakelen/uitschakelen van de
Parking Support Brake
De Parking Support Brake kan worden
ingeschakeld/uitgeschakeld via het
multi-informatiedisplay. Alle functies van
de Parking Support Brake (voor
stilstaande objecten en voor voertuigen
die achterlangs rijden) worden gelijktijdig
ingeschakeld/uitgeschakeld.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om de Parking
Support Brake in of uit te schakelen.
(→Blz. 87)
1. Selecteer
van het multi-
informatiedisplay en druk vervolgens
op
.
2. Druk op
ofomte
selecteren en druk vervolgens op.Wanneer de Parking Support Brake wordt
uitgeschakeld, gaat het controlelampje
PKSB OFF (→blz. 72) op het
instrumentenpaneel branden.
Als het systeem is uitgeschakeld en u het
weer wilt inschakelen, selecteer dan
op het multi-informatiedisplay, selecteeren schakel het systeem in. Wanneer
het systeem is uitgeschakeld, blijft het
uitgeschakeld, zelfs als het contact AAN
wordt gezet nadat dit UIT was gezet.
Weergaven en zoemers voor
begrenzingsregeling hybridesysteem
en remregeling
Als de begrenzingsregeling van het
hybridesysteem of de remregeling in
werking is, klinkt een zoemer en wordt
een melding weergegeven op het scherm
van het audiosysteem en multi-
informatiedisplay om de bestuurder te
waarschuwen.
Afhankelijk van de situatie werkt de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem om hetzij de acceleratie
te begrenzen hetzij het vermogen zo veel
mogelijk te beperken.
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(begrenzing acceleratie)
Het systeem begrenst sneller
accelereren dan een bepaalde waarde.
Scherm audiosysteem (Panoramic
View Monitor) (indien aanwezig):
Geen waarschuwing weergegeven
Multi-informatiedisplay: “Object
Detected Acceleration Reduced”
(Object gesignaleerd, acceleratie
begrensd)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Klinkt niet
• De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking
(vermogen zo veel mogelijk beperkt)
Het systeem heeft bepaald dat er
harder moet worden geremd dan
normaal.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
255
4
Rijden
Page 258 of 498

Scherm audiosysteem (Panoramic
View Monitor) (indien aanwezig):
“BRAKE!” (Remmen!)
Multi-informatiedisplay/head-up
display (indien aanwezig): “BRAKE!”
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt niet
Zoemer: Kort piepsignaal
• De remregeling is in werking
Het systeem heeft bepaald dat een
noodstop noodzakelijk is
Scherm audiosysteem (Panoramic
View Monitor) (indien aanwezig):
“BRAKE!” (Remmen!)
Multi-informatiedisplay/head-up
display (indien aanwezig): “BRAKE!”
(Remmen!)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt nietZoemer: Kort piepsignaal
• Auto tot stilstand gebracht door de
werking van het systeem
De auto is tot stilstand gebracht door
de remregeling.Scherm audiosysteem (Panoramic View
Monitor) (indien aanwezig): “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in)
Multi-informatiedisplay/head-up
display (indien aanwezig): “Switch to
Brake” (verplaats voet naar
rempedaal) (Als het gaspedaal niet
wordt ingetrapt, wordt “Press Brake
Pedal” (trap rempedaal in) niet
weergegeven.)
Controlelampje PKSB OFF: Brandt
Zoemer: Kort piepsignaal
Overzicht systeem
Als de Parking Support Brake bepaalt dat er een risico op een aanrijding met een gesignaleerd
object bestaat, wordt het vermogen van het hybridesysteem verminderd om een toename van
de rijsnelheid te beperken. (Begrenzingsregeling hybridesysteem: zie afbeelding 2.) Bovendien
treedt wanneer u het gaspedaal ingetrapt blijft houden automatisch het remsysteem in werking
om de rijsnelheid te verlagen. (Remregeling: zie afbeelding 3.)
• Afbeelding 1. Wanneer de PKSB (Parking Support Brake) wordt uitgeschakeld
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
256
Page 259 of 498

• Afbeelding 2. Wanneer de begrenzingsregeling voor het hybridesysteem in werking is
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling hybridesysteem
treedt in werking
ESysteem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is
FVermogen hybridesysteem
gereduceerd
GVoorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (REMMEN!)
• Afbeelding 3. Wanneer de remregeling in werking is
AVermogen hybridesysteem
BRemkracht
CTijd
DBegrenzingsregeling hybridesysteem
treedt in werking
ESysteem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object groot is
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
257
4
Rijden
Page 260 of 498

FVermogen hybridesysteem
gereduceerd
GSysteem bepaalt dat de kans op een
aanrijding met een gesignaleerd
object zeer groot is
HRemregeling treedt in werking
IKracht remregeling vergroot
JVoorbeeld: multi-informatiedisplay:
BRAKE! (Remmen!)
KVoorbeeld: multi-informatiedisplay:
“Switch to Brake” (verplaats voet
naar rempedaal)
Als de Parking Support Brake in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking van
de Parking Support Brake, wordt de Parking
Support Brake uitgeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF branden. Als de
Parking Support Brake onnodig in werking
treedt, kan de remregeling worden
geannuleerd door het rempedaal in te
trappen of door ongeveer 2 seconden te
wachten totdat deze automatisch wordt
geannuleerd. Vervolgens kunt u verder
rijden door het gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van de Parking
Support Brake
Voer een van de onderstaande
handelingen uit om de Parking Support
Brake weer in te schakelen wanneer deze
door het systeem is uitgeschakeld.
Op dat moment dooft het controlelampje
PKSB OFF (→blz. 72)
• Schakel de PKSB (Parking Support
Brake) in (→blz. 255)
• De selectiehendel staat in stand P.
• Rijd zonder bedieningsdoelen in de
rijrichting van de auto
• Wijzig de rijrichting van de auto
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB niet
beschikbaar) op het multi-informatiedis-
play wordt weergegeven en het
controlelampje PKSB OFF knippert
• Wanneer deze melding alleen wordt
weergegeven wanneer de
selectiehendel in een andere stand
dan R staat, is een sensor op de voor-
of achterbumper mogelijk vuil. Reinig
de sensoren en het omliggende
gebied op de bumpers.Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) en “Parking Support
Brake Unavailable Remove the Dirt of
Rear Camera” (Parking Support Brake
niet beschikbaar, verwijder het vuil
van de camera achter) wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay en het
controlelampje PKSB OFF knippert
•
Mogelijk is een van de sensoren bedekt
met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of vuil.
Verwijder dan het ijs, de sneeuw, het vuil
e.d. van de sensor om te zorgen dat het
systeem weer normaal werkt. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als deze melding ook na het
verwijderen van het vuil van de sensor
wordt weergegeven of wordt
weergegeven wanneer de sensor
helemaal niet vuil was.
• Mogelijk is een van de sensoren
bevroren. Zodra het ijs smelt, zal het
systeem weer normaal werken.
• Er kan continu water over de sensor
stromen, zoals bij zware regenval. Als
het systeem signaleert dat de
toestand weer normaal is, zal het
systeem weer normaal werken.
Als een accuklem is losgenomen en
weer is aangesloten
Het systeem moet worden
geïnitialiseerd. Rijd om het systeem te
initialiseren gedurende ten minste
5 seconden recht vooruit met een
snelheid van ongeveer 35 km/h of
hoger.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
258
Page 264 of 498

Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt of knippert (→blz. 71,
blz. 72) en aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Voertuigen die de auto van rechts of
links achter naderen met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De selectiehendel staat in stand R.
–
De Parking Support Brake stelt vast
dat er harder dan normaal moet wor-
den geremd om een aanrijding met
een naderende auto te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– De Parking Support Brake stelt vast
dat een noodstop noodzakelijk is om
een aanrijding met een naderende
auto te voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
–
Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die achter-
langs rijden) verschilt van dat van de RCTA
(→
blz. 250). Daardoor wordt de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de RCTA
een auto en wordt er een waarschuwing
gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 251
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 252
4.5.12 Rijmodusselectieschakelaar
De rijmodi kunnen worden geselecteerd
overeenkomstig de rij- en
gebruiksomstandigheden.
Selecteren van een rijmodus
AMulti-informatiedisplay
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
262
Page 265 of 498

BRijmodusselectieschakelaar
Beweeg de
rijmodusselectieschakelaar naar
voren of achteren om de gewenste
rijmodus te selecteren op het
multi-informatiedisplay.
1. Normal-modus
Biedt een optimale balans tussen
brandstofverbruik, laag geluidsniveau
en dynamische prestaties. Geschikt
voor normaal rijden.
2. Sportmodus
Regelt het hybridesysteem voor een
snelle en krachtige acceleratie. In deze
modus wordt ook het stuurgevoel
gewijzigd, waardoor deze modus
geschikt is voor wanneer wendbaarheid
is gewenst, bijvoorbeeld bij het rijden op
zeer bochtige wegen.
Wanneer de sportmodus geselecteerd
wordt, gaat de sportmodusindicator
branden.
3. ECO-rijmodus
Helpt de bestuurder op
milieuvriendelijke wijze te accelereren
en het brandstofverbruik te verlagen
door een gematigde afstelling van de
smoorklep en door het regelen van de
werking van de airconditioning
(verwarmen/koelen).
Wanneer de ECO-rijmodus
geselecteerd wordt, gaat de
ECO-rijmodusindicator branden.
Werking airconditioningsysteem in
ECO-rijmodus
In de ECO-rijmodus worden de
verwarming/koeling en de
aanjagersnelheid geregeld voor een zo
laag mogelijk brandstofverbruik. Voer de
volgende procedures uit om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren.
• Auto's met 12,3 inch scherm van
audiosysteem: Schakel de ECO-modus
van de airconditioning uit (→blz. 284)
• Wijzig de aanjagersnelheid
(→blz. 281)
• Annuleren ECO-rijmodusAnnuleren van een rijmodus
• De sportmodus wordt automatisch
geannuleerd als de rijmodus naar de
normale modus gaat als het contact
UIT staat.
• De normale modus en de
ECO-rijmodus worden niet
geannuleerd zolang er geen andere
rijmodus wordt geselecteerd. (Zelfs
als het contact UIT staat, worden de
normale modus en de ECO-rijmodus
niet automatisch geannuleerd.)
4.5.13 Trail-modus
De Trail-modus is een systeem die de
geïntegreerde regeling uitvoert voor het
AWD-systeem, remsysteem en het
regelsysteem voor de aandrijfkracht voor
een betere aandrijving op hobbelige
wegen, enz.
WAARSCHUWING!
Voordat u de Trail-modus gebruikt
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht.
Wanneer u deze voorzorgsmaatregelen
niet in acht neemt, kan een ongeval
ontstaan.
• Controleer of het controlelampje
TRAIL brandt alvorens weg te rijden.
De Trail-modus werkt niet wanneer
het controlelampje uit is.
• De Trail-modus is niet ontworpen
voor het vergroten van de limieten
van de auto. Controleer altijd
zorgvuldig de conditie van de weg en
rijd veilig.
• Controleer voor het rijden altijd
zorgvuldig de conditie van de weg.
De Trail-modus is geschikt voor het
rijden op hobbelige wegen. Het kan
daardoor gebeuren dat de
Trail-modus niet de meest geschikte
modus is voor wat andere
wegomstandigheden betreft.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
263
4
Rijden
Page 266 of 498

De Trail-modus inschakelen
Druk op de schakelaar Trail-modus
Als de schakelaar wordt ingedrukt, wordt
de Trail-modus ingeschakeld en gaat het
controlelampje TRAIL op het
multi-informatiedisplay branden.
Als de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, dooft het controlelampje
TRAIL.
Trail-modus
•
De Trail-modus is ontworpen voor het
gebruik op hobbelige wegen. Schakel de
schakelaar in andere situaties niet in.
• De Trail-modus regelt de auto zo dat
deze bij het rijden op hobbelige wegen
over de maximale aandrijfkracht
beschikt. Het resultaat kan zijn dat het
brandstofverbruik toeneemt
vergeleken met wanneer de
Trail-modus uit is.
•
Als de Trail-modus gedurende een
langere periode continu wordt gebruikt,
kan de belasting op gerelateerde
onderdelen toenemen en werkt het
systeem mogelijk niet goed.
Als de Trail-modus wordt
uitgeschakeld
In de volgende situaties wordt de
Trail-modus automatisch uitgeschakeld,
zelfs wanneer de modus was
ingeschakeld.
• Als de rijmodus wordt gewijzigd
(→blz. 262)
• Als het contact UIT wordt gezetTijdens de werking van de Trail-modus
De volgende situaties kunnen zich
voordoen maar zij duiden niet op
storingen.
• Er kunnen trillingen gevoeld worden
in de carrosserie en de stuurinrichting
• Er kunnen werkingsgeluiden hoorbaar
zijn uit het motorcompartiment.
Wanneer een controle door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige nodig is
In de volgende situaties is er mogelijk
een storing aanwezig in het systeem.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Als het controlelampje Traction
Control gaat branden als de
Trail-modus is ingeschakeld
• Als het controlelampje TRAIL niet gaat
branden, ook al wordt de schakelaar
van de Trail-modus ingedrukt
4.5.14 GPF-systeem
(benzineroetfilter)*
*Indien aanwezig
Het benzineroetfiltersysteem verzamelt
met behulp van een uitlaatgasfilter
roetdeeltjes in de uitlaatgassen. Het
systeem werkt om het filter automatisch
te regenereren, afhankelijk van de
voertuigcondities.
Als “Exhaust Filter Full See Owner’s
Manual” (Uitlaatgasfiltersysteem vol,
zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.
• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
264
Page 267 of 498

wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
• Roetdeeltjes hopen zich sneller op
wanneer er regelmatig korte ritten
worden gereden met de auto,
wanneer er met lage snelheden wordt
gereden of als het hybridesysteem
regelmatig wordt gestart in een
extreem koude omgeving. Overmatige
ophoping van roetdeeltjes kan
worden voorkomen door periodiek
lange afstanden te rijden waarbij het
gaspedaal af en toe wordt losgelaten,
zoals bij het rijden op autowegen en
snelwegen.
Als “Engine Maintenance Required
Visit Your Dealer” (motor moet worden
onderhouden, ga naar uw dealer)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen dat het
benzineroetfiltersysteem niet goed
werkt
• Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
• Breng geen wijzigingen aan de
uitlaatpijp aan
4.5.15 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties tijdens
het rijden te verbeteren is uw auto
uitgerust met de volgende systemen die
automatisch in werking treden als deomstandigheden daar om vragen. Houd
er echter rekening mee dat dit
aanvullende systemen zijn en vertrouw
niet in al te sterke mate op deze systemen
als u de auto bedient.
Overzicht van de ondersteunende
systemen
ECB (elektronisch geregeld remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen. Zorgt ervoor dat
de voertuigstabiliteit behouden blijft bij
uitwijkmanoeuvres op een glad wegdek
door de stuurcommando's aan te passen.
Trailer Sway Control
Helpt de bestuurder om de
aanhangwagen weer onder controle te
krijgen door op afzonderlijke wielen
remdruk uit te oefenen en het
aandrijfkoppel te verminderen wanneer
wordt gesignaleerd dat de
aanhangwagen slingert.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
265
4
Rijden
Page 268 of 498

TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het
ronddraaien van het stuurwiel te
verminderen
E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem)
Regelt automatisch het aandrijfsysteem
zoals voorwielaandrijving of AWD
(vierwielaandrijving) overeenkomstig
verschillende rijomstandigheden,
waaronder normaal rijden, het nemen van
bochten, op een helling, bij het wegrijden,
tijdens accelereren of op door sneeuw of
regen gladde wegen en draagt zo bij aan
een stabiele bediening en rijstabiliteit.
VDIM (Vehicle Dynamics Integrated
Management)
Zorgt voor een geïntegreerde regeling
van de ABS-, BA-, TRC-, VSC-, Hill Start
Assist Control- en EPS-systemen
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres op
een glad wegdek door de remkracht, het
vermogen van het hybridesysteem en de
mate van stuurbekrachtiging aan te
passen.Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te
waarschuwen.
Secondary Collision Brake
Als de airbagsensor een aanrijding
signaleert en het systeem in werking is,
worden de remmen en remlichten
automatisch geregeld om de rijsnelheid
te verlagen en te helpen de kans op
verdere schade ten gevolge van een
tweede aanrijding te verkleinen.
Als de TRC/VSC/ABS/Trailer Sway
Control in werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer de TRC/VSC/ABS/
Trailer Sway Control in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
hybridesysteem naar de wielen beperken.
Als u op de schakelaar
drukt om het
systeem uit te schakelen, kunt u de auto
mogelijk gemakkelijker loskrijgen door te
‘schommelen’.
Schakel het TRC-systeem uit door de
schakelaar
snel in te drukken en weer
los te laten.
“Traction Control Turned OFF” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
266