sensor TOYOTA MIRAI 2020 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2020Pages: 572, PDF Size: 97.42 MB
Page 84 of 572

84
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
1-4. Antidiefstalsysteem
■De inbraaksensor en hellingsen-
sor instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, wor-
den de inbraaksensor en de hellingsen-
sor automatisch ingesteld. ( →Blz. 82)
■De inbraaksensor en de helling-
sensor uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende voor-
werpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor
en de hellingsensor uitschakelt voordat
u het alarm instelt, omdat deze senso-
ren reageren op bewegingen binnen in
de auto.
1 Zet het contact UIT.
2 Druk op de uitschakeltoets van de
inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de inbraak-
sensor en de hellingsens or weer in te scha-
kelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor worden uitgeschakeld/inge-
schakeld, wordt er een melding weergege-
ven op het multi-informatiedisplay.
■Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
●Het alarm wordt ingeschakeld zelfs wan-
neer de inbraaksensor en de hellingsensor
zijn uitgeschakeld.
●Nadat de inbraaksensor en de hellingsen-
sor uitgeschakeld zijn, worden deze
opnieuw ingeschakeld door op de start-
knop te drukken of de portieren te ontgren-
delen met de instapfunctie of de
afstandsbediening.
●De inbraaksensor en de hellingsensor zul-
len automatisch weer worden ingescha-
keld wanneer het alarmsysteem
gedeactiveerd wordt.
■Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende gevallen
mogelijk het alarm:
●Er bevinden zich nog personen of huisdie-
ren in de auto.
●Er is een portierruit geopend.
In dit geval registreert de sensor mogelijk het
volgende:
• Wind of beweging van voorwerpen, zoals bladeren en insecten, in de auto
• Ultrasoongolven van apparaten, zoals de inbraaksensoren van andere auto's
• Het bewegen van mensen buiten de auto
●Kleine insecten, zoals motvlinders of vlie-
gen, in de auto.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 84 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 85 of 572

85
1
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
1-4. Antidiefstalsysteem
Veiligheid en beveiliging
●Er bevinden zich onstabiele voorwerpen,
zoals loshangende accessoires of kleding
aan kledinghaakjes, in de auto.
●De auto is geparkeerd op een plek waar
extreme trillingen of geluiden optreden,
zoals in een parkeergarage.
●Er wordt ijs of sneeuw van de auto verwij-
derd, waardoor de auto herhaaldelijk wordt
blootgesteld aan schokken of trillingen.
●De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
●De auto is blootgesteld aan schokken die
het gevolg zijn van hagel, onweer of
andere van buitenaf komende herhaalde
schokken of trillingen.
■Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende gevallen
mogelijk het alarm:
●De auto wordt vervoerd per boot, aanhang-
wagen, trein, enz.
●De auto staat geparkeerd in een parkeer-
garage.
●De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
●Een van de banden verliest zijn spanning.
●De auto wordt opgekrikt.
●Er doet zich een aardbeving of wegverzak-
king voor.
●Er wordt bagage op het imperiaal geladen
of er vanaf gehaald.
OPMERKING
■Om de inbraaksensor goed te laten
functioneren
●Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking van
de sensoren in negatieve zin beïnvloed
kan worden.
●Spuit geen luchtverfrisser of andere pro-
ducten rechtstreeks in de openingen
van de sensoren.
●Als u andere accessoires installeert dan
originele Toyota-onderdelen of wanneer
u voorwerpen achterlaat tussen de
bestuurdersstoel en de stoel van de
voorpassagier, werkt de inbraaksensor
mogelijk minder goed.
●De werking van de inbraaksensor wordt
mogelijk gestopt wanneer de elektroni-
sche sleutel zich in de buurt van de auto
bevindt.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 85 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 97 of 572

97
2
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
2-1. Brandstofcelauto
Brandstofcelsysteem
■Basisconcepten van veiligheid water-
stof
●Voorkom lekkage
De leidingkoppelingen van de waterstofleidin-
gen zijn ontwikkeld om lekkage te voorko-
men.
De koppelingen worden bij elke officiële con-
trole van de auto gecontroleerd op gaslekk-
age.
●Detecteer om lekkage te stoppen
• De auto is uitgerust met waterstofdetecto- ren. Als de waterstofdetectoren een lek
signaleren, worden de kleppen van de
waterstoftanks automatisch gesloten om te
voorkomen dat er meer waterstof ontsnapt.
• De auto is uitgerust met een aanrijdings- sensor. Als de aanrijdingssensor een aan-
rijding signaleert, worden de kleppen van
de waterstoftanks automatisch gesloten
om te voorkomen dat er waterstofgas uit
beschadigde onderdelen lekt.
●Verspreid het gelekte waterstofgas
De waterstoftanks en de leidingen bevinden
zich buiten het passagierscompartiment.
Dankzij hun ontwerp verspreidt gelekt gas
zich dus in de atmosfeer.
●Elimineer veroorzakers van brand
Dankzij het ontwerp bevinden zich geen ver-
oorzakers van brand in de buurt van de
waterstofleidingen.
WAARSCHUWING
■Waterstofgerelateerde onderdelen
●Breng geen wijzigingen aan in de water-
stofgerelateerde onderdelen en demon-
teer ze niet.
●De waterstoftanks, het brandstofcelpak-
ket, de waterstofleidingen en de verbin-
dende onderdelen zijn gevuld met
waterstofgas. Verwijder en demonteer
deze onderdelen niet. Anders kan er
waterstofgaslekkage ontstaan, hetgeen
kan leiden tot brand of een explosie in
de auto, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
■Als er waterstofgas lekt of een
andere storing wordt gesignaleerd
●Als gesignaleerd wordt dat er een grote
hoeveelheid waterstofgas lekt, zet dan
het contact uit, verlaat de auto en ga er
ver vandaan. Plaats waarschuwingsbor-
den en houd veroorzakers van brand uit
de buurt van de auto. Schakel indien
mogelijk hulp in. Als u het bovenstaande
hebt gedaan, neem dan onmiddellijk
contact op met een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
●Als u geluid van een gaslekkage of een
andere storing opmerkt, breng de auto
dan onmiddellijk tot stilstand op een vei-
lige, goed geventileerde plaats, verlaat
de auto en ga er ver vandaan.
●Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven op het multi-informatiedis-
play, breng de auto dan onmiddellijk tot
stilstand op een veilige, goed geventi-
leerde plaats buiten.
■Uitlaatpijp
●Raak het water of de stoom die uit de
uitlaatpijp komt niet direct aan. Anders
kunt u brandwonden door lage tempera-
turen oplopen.
●De brandstofcelauto genereert water tij-
dens het opwekken van vermogen. Het
gegenereerde water dat via de uitlaat-
pijp wordt afgevoerd, is niet geschikt als
drinkwater. Drink het water dat uit de uit-
laatpijp komt nooit op.
●U kunt na het aanschaffen van een
nieuwe auto of na een lange periode
van stilstand een tijdje een vreemde
geur uit de uitlaatpijp ruiken, maar dit
duidt niet op een storing. De geur is niet
schadelijk, maar kan als onaangenaam
ervaren worden. Adem de lucht dus niet
in.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 97 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 107 of 572

107
3
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
3-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Waarschuwingslampjes informeren de
bestuurder over storingen in de aange-
geven systemen van de auto.
Waarschuwingslampjes
Waarschuwingslampje
waterstoflekkage*1 (→ Blz. 425)
(Rood) Waarschuwingslampje
remsysteem
*1 (
→ Blz. 425)
(Geel) Waarschuwingslampje
remsysteem
*1 (
→ Blz. 426)
(Rood) Waarschuwingslampje hoge
koelvloeistoftemperatuur
*2
( → Blz. 426)
Waarschuwingslampje overver-
hitting brandstofcelsysteem
*3
( → Blz. 426)
Laadstroomcontrolelampje
*3
( → Blz. 426)
Waarschuwingslampje SRS
*1
( → Blz. 427)
Waarschuwingslampje actieve
motorkap
*1 ( → Blz. 427)
Waarschuwingslampje ABS
*1
( → Blz. 427)
(Rood) Waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging
*1
( → Blz. 428)
(Geel) Waarschuwingslampje elektri-
sche stuurbekrachtiging
*1
( → Blz. 428)
(Knippert of brandt) Waarschuwingslampje PCS
*1
( → Blz. 428)
(Oranje) Controlelampje LTA
*2
( → Blz. 428)
(Knippert) Controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF
*4 (indien
aanwezig) ( →Blz. 429)
(Knippert) Controlelampje PKSB OFF
*1
(indien aanwezig) ( →Blz. 429)
(Knippert) Controlelampje RCTA OFF
*1
(indien aanwezig) ( →Blz. 429)
(Knippert) Controlelampje RCD OFF
*1, 2
(indien aanwezig) ( →Blz. 430)
Controlelampje Traction
Control
*1 ( → Blz. 430)
Waarschuwingslampje
Brake Override-systeem/
wegrijregeling
*3 ( → Blz. 431)
(Knippert) Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
( → Blz. 431)
(Knippert) Waarschuwingslampje
parkeerrem (
→Blz. 431)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning
*1 ( → Blz. 432)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau
*2 ( → Blz. 432)
Controlelampje bestuurders- en
voorpassagiersgordel
( → Blz. 432)
Controlelampjes achterpassa-
giersgordels
*2 ( → Blz. 433)
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 107 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 108 of 572

108
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
3-1. Instrumentenpaneel
*1: Deze lampjes gaan branden als het con-tact AAN wordt gezet om aan te geven
dat er een systeemcontrole wordt uitge-
voerd. Ze gaan uit nadat het brandstof-
celsysteem is ingeschakeld of na enkele
seconden. Er kan een storing in een sys-
teem aanwezig zijn als het lampje niet
gaat branden of uitgaat. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en uitge-
ruste deskundige.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatie-display.
*3: Dit lampje brandt op het multi-informatie-display en er wordt een melding weerge-
geven.
*4: Het controlelampje Toyota Parking Assist-sensor OFF gaat branden wan-
neer het contact AAN wordt gezet, terwijl
de Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld. Het gaat na enkele seconden
uit.
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van
de verschillende syst emen van de auto.
WAARSCHUWING
■Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een veiligheidssys-
teem, zoals het waarschuwingslampje
ABS of SRS, niet gaat branden als u het
brandstofcelsysteem st art, kan dat beteke-
nen dat deze systemen niet beschikbaar
zijn om u te beschermen in geval van een
ongeval, waardoor ernstig letsel zou kun-
nen ontstaan. Laat, als dit gebeurt, de
auto onmiddellijk nakijken door een
erkende Toyota-dealer of hersteller/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwa-
lificeerde en uitgeruste deskundige.
Controlelampjes
Controlelampje richtingaanwij-
zers ( →Blz. 190)
Controlelampje achterlicht
( → Blz. 197)
Controlelampje grootlicht
( → Blz. 198)
Controlelampje AHS
(indien aanwezig) ( →Blz. 200)
Controlelampje AHB
(indien aanwezig) ( →Blz. 203)
(Blauw) Controlelampje lage koelvloei-
stoftemperatuur
*1, 2
Controlelampje mistachterlicht
(
→ Blz. 206)
Controlelampje Smart entry-
systeem met startknop
*3
( → Blz. 180)
Controlelampje cruise control
*2
( → Blz. 245)
Controlelampje Dynamic Radar
Cruise Control
*2 ( → Blz. 245)
Controlelampje cruise control
SET
*2 ( → Blz. 245)
(
*4) Controlelampje LTA
*2
( → Blz. 220, 237)
Controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF
*5, 6
(indien aanwezig) ( →Blz. 263)
Controlelampje PKSB OFF
*5, 7
(indien aanwezig) ( →Blz. 282)
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 108 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 109 of 572

109
3
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
3-1. Instrumentenpaneel
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
*1: Geeft aan dat de koelvloeistoftempera-tuur laag is.
*2: Dit lampje brandt op het multi-informatie-
display.
*3: Dit lampje brandt op het multi-informatie-display en er wordt een melding weerge-
geven.
*4: Afhankelijk van de bedr ijfscondities wijzi-
gen de kleur en de status (branden/knip-
peren) van het controlelampje.
*5: Het lampje gaat branden wanneer het systeem wordt uitgeschakeld.
*6: Het controlelampje Toyota Parking Assist-sensor OFF gaat branden wan-
neer het contact AAN wordt gezet, terwijl
de Toyota Parking Assist-sensor is inge-
schakeld. Het gaat na enkele seconden
uit.
*7: Deze lampjes gaan branden als het con-tact AAN wordt gezet om aan te geven
dat er een systeemcontrole wordt uitge-
voerd. Ze gaan uit nadat het brandstof-
celsysteem is ingeschakeld of na enkele
seconden. Er kan een storing in een sys-
teem aanwezig zijn als de lampjes niet
gaan branden of niet uitgaan. Laat de
auto nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*8: Dit lampje gaat branden in de buitenspie-gels.
*9: Dit lampje brandt in het centrale paneel.
*10: Wanneer de buitentemperatuur onge- veer 3°C of lager is, gaat het controle-
lampje gedurende 10 seconden
knipperen en blijft daarna branden.
(Knippert)
Controlelampje Traction
Control
*7 (
→ Blz. 323)
Controlelampje VSC OFF
*5, 7
( → Blz. 324)
Waarschuwingslampje PCS
*5, 7
( → Blz. 223)
BSM-indicatoren in de buiten-
spiegels
*7, 8 (indien aanwezig)
( → Blz. 258, 272)
Controlelampje BSM OFF
*5, 7
(indien aanwezig) ( →Blz. 258)
Controlelampje RCTA OFF
*5, 7
(indien aanwezig) ( →Blz. 273)
Controlelampje RCD OFF
*2, 5, 7
(indien aanwezig) ( →Blz. 278)
Controlelampje stand-bystand
Brake Hold-systeem
*7
( → Blz. 193)
Controlelampje Brake Hold-
systeem
*7 ( → Blz. 193)
Controlelampje antidiefstal-
systeem
*9 ( → Blz. 80, 82)
Controlelampje READY
( → Blz. 180)
Controlelampje lage buitentem-
peratuur
*2, 10 ( → Blz. 111)
Waarschuwingslampje parkeer-
rem ( →Blz. 191)
Controlelampje Br-modus
*2
( → Blz. 189)
Controlelampje ECO-
rijmodus
*2 ( → Blz. 320)
Controlelampje SPORT-
modus
*2 ( → Blz. 320)
Controlelampje SNOW-modus*2
( → Blz. 321)
Controlelampje PASSENGER
AIRBAG
*7, 9 ( → Blz. 50)
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 109 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 135 of 572

135
4
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
4-2.Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
■Smart entry-systeem met start-
knop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1 Pak de voorportiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de achter-
zijde van de portiergreep aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen gedu-
rende 3 seconden na het vergrendelen niet
worden ontgrendeld.
2Raak de vergrendelsensor (de uit-
holling in het oppervlak van de por-
tiergreep) aan om alle portieren te
vergrendelen.
Controleer of het portier goed vergrendeld
is.
*: De instellingen voor het ontgrendelen van
de portieren kunnen worden gewijzigd.
■Afstandsbediening
1 Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed vergrendeld
is.
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te
sluiten.
*
2Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de ruiten te
openen.*
*
: Deze instellingen moeten aan de per- soonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
■Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke portie-
ren met de instapfunctie via de afstandsbe-
diening worden ontgrendeld.
1 Zet het contact UIT.
2 Schakel de inbraaks ensor van het alarm-
systeem uit om tijdens het veranderen
van de instellingen het alarm niet onbe-
doeld te activeren. (indien aanwezig)
( → Blz. 84)
3 Houd de toets of ingedrukt
en houd tegelijkertijd de toets gedu-
rende ongeveer 5 seconden ingedrukt
als het controlelampje in de sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer een
handeling wordt uitgevoerd, zoals hieronder
is aangegeven. (Als u de instelling opnieuw
wilt wijzigen, laat u de toetsen los, wacht u
ten minste 5 seconden en herhaalt u vervol-
gens stap 3.)
Por tieren
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 135 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 136 of 572

136
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voor auto's met een alarm: om te voorkomen
dat het alarm onbedoeld wordt geactiveerd,
moet u de portieren ontgrendelen met de
afstandsbediening en een portier eenmaal
openen en sluiten als de instellingen zijn
gewijzigd. (Als er binnen 30 seconden nadat
op is gedrukt geen portier wordt
geopend, worden de portieren weer vergren-
deld en wordt het alarm automatisch inge-
schakeld.)
Zet het alarm onmiddellijk uit wanneer dit
wordt geactiveerd. ( →Blz. 82)
■Systeem voor crashportierontgrende-
ling
Als de auto aan een sterke schok wordt
blootgesteld, worden alle portieren ontgren-
deld. Of het systeem in werking treedt, is
afhankelijk van de kracht van de schok of het
type ongeval.
■Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om aan te
geven dat de portieren zijn vergrendeld/ont-
grendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgren-
deld: tweemaal)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat de
ruiten bediend worden.
■Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden na
het ontgrendelen van de auto een portier
wordt geopend, zorgt de beveiligingsfunctie
ervoor dat de auto weer automatisch wordt
vergrendeld.
■Wanneer de portieren niet kunnen wor-
den vergrendeld met de vergrendelsen-
sor op het oppervlak van de
portiergreep
Wanneer de portieren niet kunnen worden
vergrendeld, zelfs als u de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep met uw
vinger aanraakt, raak dan de vergrendelsen-
sor aan met uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan
uit.
■Waarschuwingszoemer open por-
tier/achterklep
Als geprobeerd wordt de portieren te ver-
grendelen wanneer een portier niet geheel
gesloten is, klinkt er gedurende 5 seconden
een zoemer. Sluit het portier volledig om de
zoemer uit te schakelen en vergrendel de
portieren opnieuw.
■Het alarm inschakelen (indien aanwe-
zig)
Wanneer de portieren worden vergrendeld,
wordt het alarmsysteem ingeschakeld.
( → Blz. 82)
■Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening beïnvloeden
→ Blz. 144
Multi-informatie-
display/piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse besturing)
(auto's met rechtse besturing)
Exterieur: 3 keer een piepsignaal
Interieur: Eén belsig- naal
Als u de portiergreep
van het bestuurders-
portier vasthoudt,
wordt alleen het
bestuurdersportier
ontgrendeld.
Als u een portier-
greep van een pas-
sagiersportier
vasthoudt, worden
alle portieren ont-
grendeld.
Exterieur: Twee piep-signalen
Interieur: Eén belsig- naal
Als u een portier-
greep vasthoudt,
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 136 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 145 of 572

145
4
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
Voordat u gaat rijden
■Aanwijzing voor de instapfunctie●Zelfs als de elektronische sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, werkt het
systeem in de volgende gevallen mogelijk
niet juist:
• De elektronische sleut el bevindt zich te
dicht bij de ruit of buitenportiergreep, te
dicht bij de grond of te hoog als de portie-
ren worden vergrendeld of ontgrendeld.
• De elektronische sleut el bevindt zich te
dicht bij de grond of te hoog of te dicht bij
het midden van de achterbumper bij het
ontgrendelen van de achterklep.
• De elektronische sleut el ligt op het dash-
board, de hoedenplank of de vloer achter
of in een portiervak of het dashboardkastje
als het brandstofcelsysteem wordt gestart
of de standen van het contact worden
gewijzigd.
●Laat de elektronische sleutel niet boven op
het dashboard of in de buurt van de por-
tiervakken liggen wanneer u de auto ver-
laat. Afhankelijk van de ontvangst van de
radiogolven wordt de sleutel mogelijk
gesignaleerd door de antenne buiten het
interieur en kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde, waar-
door de elektronische sleutel mogelijk in de
auto wordt opgesloten.
●Zolang de elektronisc he sleutel zich bin-
nen het detectiegebied bevindt, kunnen de
portieren door een willekeurige persoon
worden vergrendeld en ontgrendeld. De
auto kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische sleu-
tel signaleren.
●Zelfs als de elektronis che sleutel zich bui-
ten de auto bevindt, kan het brandstofcel-
systeem mogelijk worden gestart als de
elektronische sleutel zi ch in de buurt van
de ruit bevindt.
●Als de sleutel zich binnen het ontvangstge-
bied bevindt en er een grote hoeveelheid
water op de portiergreep terechtkomt (bij-
voorbeeld tijdens een zware regenbui of
het wassen van de auto), kunnen de por-
tieren worden ontgrendeld of vergrendeld.
(Als de portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer 30
seconden automatisch weer vergrendeld.)
●Als de afstandsbediening wordt gebruikt
om de portieren te vergrendelen terwijl de
elektronische sleutel zi ch in de nabijheid
van de auto bevindt, bestaat de mogelijk-
heid dat de portieren niet ontgrendeld wor-
den door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te ont-
grendelen.)
●Wanneer u de vergrendelsensor aanraakt
terwijl u handschoenen draagt, kan de
reactie van het systeem trager zijn of wor-
den de portieren mogelijk niet ontgrendeld.
●Sommige uitvoeringen: Wanneer de ver-
grendelactie is uitgevoerd met de vergren-
delsensor, worden maximaal tweemaal
achter elkaar identificatiesignalen getoond.
Vervolgens worden geen identificatiesig-
nalen gegeven.
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de
elektronische sleutel zich binnen het werk-
zame gebied bevindt, kan het portier her-
haaldelijk worden vergrendeld en
ontgrendeld. Volg in dit geval de correctie-
procedure hieronder bij het wassen van de
auto:
• Plaats de elektronische sleutel op een afstand van ten minste 2 meter van de
auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet
gestolen wordt.)
• Schakel de energiebespaarmodus van de elektronische sleutel in om het Smart
entry-systeem met startknop uit te schake-
len. ( →Blz. 144)
●Als de elektronische sl eutel zich in de auto
bevindt en een portiergreep wordt nat tij-
dens het wassen van de auto, wordt er
mogelijk een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay en klinkt er een
zoemer buiten de auto. Vergrendel alle
portieren om het alarm uit te schakelen.
●De vergrendelsensor werkt mogelijk niet
goed wanneer deze in contact komt met
ijs, sneeuw, modder, enz. Maak de ver-
grendelsensor schoon en probeer deze
nogmaals te bedienen.
●Bij een plotselinge nadering van het detec-
tiegebied of de portiergreep kan het voor-
komen dat de portieren niet ontgrendeld
worden. Laat in dat geval de portiergreep
los en controleer of de portieren worden
ontgrendeld voordat u opnieuw aan de por-
tiergreep trekt.
●Als er zich een andere elektronische sleu-
tel binnen het detectiegebied bevindt, is de
reactietijd voor het ontgrendelen van de
portieren nadat een portiergreep is vastge-
pakt, mogelijk langer.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 145 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 155 of 572

155
4
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
4-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
Voordat u gaat rijden
*: Indien aanwezig
De hoogte van de binnenspiegel kan
worden afgestemd op uw houding ach-
ter het stuur.
Stel de hoogte van de binnenspiegel af
door de spiegel omhoog of omlaag te
bewegen.
De hoeveelheid gereflecteerd licht
wordt automatisch gereduceerd op
basis van de helderheid van de kop-
lampen van achteropkomend verkeer.
Schakel de automatische antiverblin-
dingsstand in/uit
Wanneer de automatische antiverblindings-
stand is ingeschakeld, brandt het controle-
lampje .
De functie wordt ingeschakeld telkens wan-
neer het contact AAN wordt gezet.
Druk op de toets om de functie uit te schake-
len. (Het controlelampje gaat ook uit.)
■Voorkomen van een onjuiste werking
van de sensoren
Raak de sensoren niet aan en bedek ze ook
niet, omdat hierdoor de werking van de sen-
soren in negatieve zin beïnvloed kan worden.
Binnenspiegel*
De positie van de binnenspiegel
kan worden afgesteld zodat de
bestuurder voldoende zicht naar
achteren heeft.
Afstellen van de hoogte van de
binnenspiegel
WAARSCHUWING
■Wees voorzichtig tijdens het rijden
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur
verliezen en een ongeval veroorzaken,
waardoor ernstig letsel kan ontstaan.
Antiverblindingsstand
A
A
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 155 Friday, November 6, 2020 11:27 AM