stop start TOYOTA MIRAI 2020 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2020, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2020Pages: 572, PDF Size: 97.42 MB
Page 213 of 572

213
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-4. Tanken
Rijden
1Plaats de dop.
2 Sluit de tankdopklep.
■Functie om fouten te voorkomen
Het brandstofcelsysteem kan niet worden
gestart als de tankdopklep open is. Als het
controlelampje READY brandt, gaat de
tankdopklep niet open.
■Als “Open Filler Door Detected Stop in
Safe Place Close Hydrogen Filler Door”
(open klep waterstoftank, stop op een
veilige plaats, sluit klep waterstoftank)
wordt weergegeven op het multi-infor-
matiedisplay
De tankdopklep is open. Breng de auto op
een veilige plaats tot stilstand en sluit de
tankdopklep.
■Als “Open Filler Door Detected Close
Hydrogen Filler Door Restart Vehicle”
(open tankklep gesignaleerd, sluit klep
waterstoftank, start auto weer) wordt
weergegeven op het multi-informatie-
display
De tankdopklep is open en het brandstofcel-
systeem kan niet worden gestart. Zet de
selectiehendel in stand P en zet het contact
UIT. Vervolgens:
1 Controleer of de dop weer is geplaatst.
2 Sluit de tankdopklep.
Als op dat moment de waarschuwingsmel-
ding op het multi-informatiedisplay uitgaat, is
er geen storing aanwezig. Als de melding
echter nog steeds wordt weergegeven, is de
sensor mogelijk beschadigd. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
Het systeem kan 1 keer worden gestart door
de startprocedure 5 keer te herhalen (druk
met ingetrapt rempedaal de startknop 9 keer
in met intervallen van maximaal 2 seconden).
Bedien de auto nadat u gecontroleerd hebt of
het vulpistool voor waterstofgas niet is aan-
gesloten op de auto.Sluiten van de tankdopklep
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 213 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 298 of 572

298
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Als het mogelijk is om hier te filepar-
keren, selecteer dan het parkeervak
en selecteer vervolgens om
over te schakelen op de functie file-
parkeren.
Afhankelijk van de omgeving kan
deze functie mogelijk niet worden
gebruikt. Gebruik de functie voor
een ander parkeervak overeenkom-
stig de informatie die wordt weerge-
geven op het multimedia-display.
3 Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een melding
met betrekking tot de werking weergegeven
op het multi-informatiedisplay en de begelei-
ding wordt gestart.
Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forwar d...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding
uit te schakelen.
Als de begeleiding wordt uitgeschakeld,
wordt “Advanced Park Cancelled” (Advan-
ced Park uitgeschakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig, object,
persoon of greppel in de buurt te dicht
nadert: → Blz. 299
4Voer de handelingen uit overeen-
komstig de weergegeven adviezen
totdat de auto stopt in het beoogde
parkeervak.
Als de auto tot stilstand komt, wordt “Advan-
ced Park Finished” (Advanced Park beëin-
digd) weergegeven en wordt de begeleiding
beëindigd.
Als u selecteert op het multime-
dia-display, zal de op het voltooiings-
scherm van de Parking Assist
weergegeven auto draaien.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 298 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 300 of 572

300
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
2Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park en controleer of er
een mogelijk parkeervak wordt
weergegeven op het multimedia-
display.
Als er een parkeerplaats wordt
gesignaleerd waar uw auto kan wor-
den geparkeerd, wordt er een vak
met het beoogde parkeervak weer-
gegeven.
Als het mogelijk is om hier haaks in
te parkeren, selecteer dan het par-
keervak en selecteer vervolgens
om over te schakelen op de
functie haaks inparkeren. 3
Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een melding
met betrekking tot de werking weergegeven
op het multi-informatiedisplay en de begelei-
ding wordt gestart.
Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forward...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
Druk op de hoofdschakelaar van
Advanced Park om de begeleiding
uit te schakelen.
Als de begeleiding wordt uitgeschakeld,
wordt “Advanced Park Cancelled” (Advan-
ced Park uitgesc hakeld) weergegeven.
Als u merkt dat de auto een voertuig, object,
persoon of greppel in de buurt te dicht
nadert: → Blz. 301
4Voer de handelingen uit overeen-
komstig de weergegeven adviezen
totdat de auto stopt in het beoogde
parkeervak.
Als de auto tot stilstand komt, wordt “Advan-
ced Park Finished” (Advanced Park beëin-
digd) weergegeven en wordt de begeleiding
beëindigd.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 300 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 303 of 572

303
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
Trap, als de auto stopt in een positie waarin
u het vak kunt verlaten, het rempedaal of
gaspedaal in. “Advanced Park Finished”
(Advanced Park beëindigd) wordt weergege-
ven en de begeleiding wordt beëindigd. Pak
het stuurwiel vast en rijd vooruit.
■Als u merkt dat de auto een voertuig,
object, persoon of greppel in de buurt
te dicht nadert
Trap het rempedaal in om de auto tot stil-
stand te brengen en zet de selectiehendel in
een andere stand om de koers van de auto te
veranderen. Op dat moment wordt de bege-
leiding onderbroken. Als de toets “Start” ech-
ter wordt geselecteerd, wordt de begeleiding
hervat en beweegt de auto in de richting die
overeenkomt met de geselecteerde stand
van de selectiehendel.
■Functie wegrijden na fileparkeren●Als de bestuurder terwijl de begeleiding in
werking is bepaalt dat de auto het parkeer-
vak kan verlaten en het stuurwiel bedient,
wordt de begeleiding op die positie beëin-
digd.
●Gebruik de functie wegrijden na fileparke-
ren niet in een andere situatie dan bij het
verlaten van een fileparkeerplek. Trap het
rempedaal in, breng de auto tot stilstand
en druk vervolgens op de hoofdschakelaar
van Advanced Park om de begeleiding uit
te schakelen als de begeleiding onbedoeld
in werking is getreden.
■Situaties waarin de functie wegrijden na
fileparkeren niet werkt
In de volgende situaties werkt de functie
wegrijden na fileparkeren niet:
●Als er in de vertrekrichting auto's staan te
wachten bij een verkeerslicht
●Als er een auto stilstaat in het gebied ach-
ter de plek van waaruit de auto vertrekt
●Als er wordt gesignaleerd dat er zich een
muur, pilaar of persoon in de buurt van een
zijsensor voor of achter bevindt
●Wanneer de auto geparkeerd staat op een
stoeprand en een zijsensor het wegdek
signaleert
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 303 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 306 of 572

306
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
5Selecteer de toets “Start”.
Er klinkt een zoemer, er wordt een melding
met betrekking tot de werking weergegeven
op het multi-informatiedisplay en de begelei-
ding wordt gestart.
Als u merkt dat de auto een voertuig, object,
persoon of greppel in de buurt te dicht
nadert: → Blz. 307
Als het rempedaal wordt losgelaten,
wordt “Moving Forwar d...” (rijdt naar
voren...) weergegeven en begint de
auto vooruit te rijden.
6 Voer de handelingen uit overeen-
komstig de weergegeven adviezen
totdat de auto stopt in het beoogde
parkeervak. 7
Controleer de positie waarop de
auto tot stilstand is gekomen. Pas
indien nodig de positie van het te
registreren parkeervak aan met
behulp van de pijltoetsen en selec-
teer vervolgens de registratietoets.
“Registration Completed” (registratie vol-
tooid) wordt weergegeven op het scherm
van het multimediasysteem.
Registreer het parkeervak alleen als
er geen obstakels aanwezig zijn bin-
nen het met de dikke lijnen aange-
geven gebied.
De mate waarin de positie van het te
registreren parkeervak kan worden
aangepast, is beperkt.
■Bij het parkeren in een met behulp
van de geheugenfunctie geregis-
treerd parkeervak
1 Breng de auto tot stilstand op een
punt haaks op het midden van het
beoogde parkeervak.
1 m
A
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 306 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 309 of 572

309
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
De volgende meldingen worden in de
volgende situaties weergegeven op het
multimedia-display als Advanced Park
niet kan werken of als de werking is uit-
geschakeld of onderbroken. Voer de
juiste corrigerende maatregelen uit
overeenkomstig de weergegeven mel-
ding.
■Als Advanced Park niet kan wor-
den ingeschakeld• Als de hoeveelheid zonlicht afwijkt van toen de registratie werd uitgevoerd
(door de weersomstandigheden of het
tijdstip van de dag)
• Als er een helder licht op het parkeervak schijnt
• Als het parkeervak tij delijk verlicht wordt
(verlichting van een andere auto, bevei-
ligingslicht, enz.)
• Als een cameralens vuil is of bedekt is met waterdruppels
Als de begeleiding wordt beëindigd tijdens
de registratie, voer de registratie dan
opnieuw uit.
●Als tijdens het registreren van een par-
keervak met behulp van de geheugen-
functie het wegdek niet kan worden
gesignaleerd, wordt “No available par-
king space to register” (geen parkeer-
vak beschikbaar om te registreren)
weergegeven.
●Stop bij het gebruik van de geheugen-
functie altijd direct vóór de stoppositie.
Anders kan het parkeervak mogelijk niet
goed worden gesignaleerd en wordt u
mogelijk niet begeleid tot het punt
waarop het parkeren helemaal is afge-
rond.
●Gebruik de geheugenfunctie niet als
een camera is blootgesteld aan krach-
tige schokken of beelden van de Pano-
ramic View Monitor niet goed zijn
uitgelijnd.
●Omdat als een camera is vervangen de
plaatsingshoek van de camera gewij-
zigd zal zijn, moeten de parkeervakken
van de geheugenfunctie opnieuw wor-
den geregistreerd.
Weergegeven meldingen
MeldingConditie/corrige- rende maatregel
“Advanced Park
malfunction. Visit
your dealer.” (storing
Advanced Park, ga
naar uw dealer)
Er is mogelijk een
storing aanwezig in
Advanced Park
→ Zet het contact UIT
en start vervolgens
het brandstofcelsys-
teem. Laat de auto
nakijken door een
erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/repa-
rateur of een andere
naar behoren gekwa-
lificeerde en uitge-
ruste deskundige als
de melding opnieuw
wordt weergegeven.
“Parking brake is
applied” (parkeerrem
is geactiveerd)
De hoofdschakelaar
van Advanced Park
werd ingedrukt ter-
wijl de parkeerrem
was geactiveerd
→ Deactiveer de par-
keerrem en druk ver-
volgens nogmaals op
de hoofdschakelaar
van Advanced Park.
“Remove dirt from
camera” (verwijder
vuil van camera)
Een cameralens is
bedekt met ijs,
sneeuw, modder,
enz. (de camera
waarvan het beeld op
wordt weergegeven
op het multimedia-
display)
→ Verwijder de ijs,
sneeuw, modder,
enz.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 309 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 322 of 572

322
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■ECB (elektronisch geregeld rem-
systeem)
Het elektronisch geregelde remsys-
teem genereert remkracht overeen-
komstig de bediening van de remmen.
■ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
■Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het sys-
teem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
■VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder con-
trole te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.
■TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de aan-
drijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
■Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
■Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achter-
uit rolt bij helling op wegrijden
■EPS (elektrische stuurbekrachti-
ging)
Maakt gebruik van een elektromotor om
de benodigde kracht voor het rond-
draaien van het stuurwiel te verminde-
ren.
■VDIM (Vehicle Dynamics Integra-
ted Management)
Zorgt voor een geïntegreerde regeling
van de ABS-, BA-, TRC-, VSC-, Hill
Start Assist Control- en EPS-systemen.
Zorgt ervoor dat de voertuigstabiliteit
behouden blijft bij uitwijkmanoeuvres
op een glad wegdek door de remkracht,
het vermogen van het brandstofcelsys-
teem, de stuurbekrachtiging en de
overbrengingsverhouding van de
stuurinrichting aan te passen
Ondersteunende systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is
uw auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in wer-
king treden als de omstandighe-
den daar om vragen. Houd er
echter rekening mee dat dit aan-
vullende systemen zijn en ver-
trouw niet in al te sterke mate op
deze systemen als u de auto
bedient.
Overzicht van de
ondersteunende systemen
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 322 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 327 of 572

327
5
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
5-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
WAARSCHUWING
■Het ABS werkt niet effectief als
●De maximale grip van de banden over-
schreden wordt (bijvoorbeeld versleten
banden op een weg die bedekt is met
sneeuw).
●Er sprake is van aquaplaning bij hoge
snelheid op een nat of glad wegdek.
■De remweg met ABS in werking kan
langer zijn dan onder normale
omstandigheden
Het ABS is niet ontworpen om de remweg
van de auto te verkorten. Houd altijd vol-
doende afstand tot uw voorligger, met
name in de volgende gevallen:
●Als wordt gereden op wegen met grind,
zand en dergelijke, of op besneeuwde
wegen
●Als wordt gereden met sneeuwkettingen
●Als wordt gereden op slechte wegen
●Als wordt gereden over wegen met
diepe gaten of andere grote oneffenhe-
den
■De TRC/VSC werkt mogelijk niet
effectief als
Het insturen van de juiste richting en het
overbrengen van de aandrijfkracht kunnen
op een gladde weg niet onder alle omstan-
digheden gerealiseerd worden, zelfs niet
als het TRC/VSC-systeem in werking is.
Rijd voorzichtig met de auto onder
omstandigheden waarbij de stabiliteit en
de aandrijfkracht verloren kunnen gaan.
■De Active Cornering Assist werkt niet
effectief als
●Vertrouw niet alleen op de Active Cor-
nering Assist. De Active Cornering
Assist werkt mogelijk niet effectief bij het
accelereren op een helling of bij het rij-
den op een glad wegdek.
●Wanneer de Active Cornering Assist
vaak in werking is getreden, wordt de
werking ervan mogelij k tijdelijk gestopt
om een goede werking van de remmen,
TRC en VSC te garanderen.
■De Hill Start Assist Control werkt niet
effectief wanneer
●Vertrouw niet uitsluitend op de Hill Start
Assist Control. De Hill Start Assist Con-
trol werkt mogelijk niet effectief op steile
hellingen en op met ijs bedekte wegen.
●In tegenstelling tot de parkeerrem is de
Hill Start Assist Control niet bedoeld om
de auto gedurende langere tijd op zijn
plaats te houden. Gebruik de Hill Start
Assist Control niet om de auto op een
helling op zijn plaats te houden omdat
dat kan leiden tot een ongeval.
■Als de TRC/het ABS/de VSC is geacti-
veerd
Het controlelampje Traction Control knip-
pert. Rijd altijd voorzichtig. Roekeloos rij-
gedrag kan leiden tot ongevallen. Wees
bijzonder voorzichtig als het controle-
lampje knippert.
■Als het TRC/VSC-systeem is uitge-
schakeld
Wees zeer voorzichti g en pas uw snelheid
aan de conditie van het wegdek aan.
Schakel de TRC en de VSC alleen in
geval van nood uit, aangezien deze syste-
men zorgdragen voor de voertuigstabiliteit
en het aandrijfvermogen.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 327 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 339 of 572

339
6
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
6-1. Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
Voorzieningen in het interieur
●Tijdens het gebruik kunnen verschillende
geuren van binnen en buiten de auto in het
airconditioningsysteem terechtkomen. Dit
kan tot gevolg hebben dat de lucht die uit
de uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
●Om geuren die bij het inschakelen van de
airconditioning optreden te onderdrukken,
wordt de luchtcirculatiemodus mogelijk
gewijzigd om lucht naar de voeten te bla-
zen of stopt het systeem kortstondig met
lucht blazen direct nadat de airconditioning
in de automatische modus wordt ingescha-
keld.
●Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in voor
een betere luchtcirculatie in de auto, wat
helpt om geuren bij het starten van de auto
te verminderen.
■Interieurfilter
→ Blz. 320
■Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden aangepast
aan de persoonlijke voorkeur.
(Systemen met mogelijkheden voor persoon-
lijke voorkeur sinstellingen: →Blz. 485)
1 Druk op de toets AUTO op het
bedieningspaneel voor de aircondi-
tioning.
2 Wijzig de ingestelde temperatuur.
3 Druk op de toets OFF op het bedie-
ningspaneel voor de airconditioning
om de werking te beëindigen.
Als de instelling van de aanjagersnel-
heid of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van
de automatische modus. De automati-
sche modus blijft echter ingeschakeld
voor de andere functies dan die worden
bediend.
■Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen tempera-
tuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van de schakelaar
voor de automatische modus kan de aanja-
ger even worden uitgeschakeld tot er vol-
doende warme of koude lucht voorhanden is.
WAARSCHUWING
■Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de voorruitont-
waseming niet in combinatie met koele
lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de buitentemperatuur
en de temperatuur van de voorruit zorgt
ervoor dat de buitenkant van de voorruit
beslaat, waardoor het zicht wordt belem-
merd.
■Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de buiten-
spiegels niet aan wanneer de buitenspie-
gelverwarming is ingeschakeld.
OPMERKING
■Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het brandstofcelsysteem is uitge-
schakeld, de aircondi tioning niet langer
ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische
modus
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 339 Friday, November 6, 2020 11:27 AM
Page 362 of 572

362
MIRAI Handleiding_Europa_M62035_nl
6-4. Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
• Knippert eens per seconde herhaal-delijk (oranje)
• Knippert continu 3 keer herhaaldelijk (oranje)
• Knippert continu 4 keer herhaaldelijk (oranje)■De draadloze lader kan worden bediend
als
Het contact in stand ACC of AAN staat.
■Bruikbare draagbare apparaten
●Standaard Wireless Qi-laders kunnen wor-
den gebruikt voor draagbare apparaten.
Niet voor alle standaard Qi-apparaten is
echter compatibiliteit gegarandeerd.
●De draadloze lader is bedoeld voor draag-
bare apparaten met een laag vermogen
van niet meer dan 5 W, zoals mobiele tele-
foons en smartphones.
■Wanneer er hoesjes of accessoires aan
de draagbare apparaten zijn bevestigd
Laad niet op wanneer er een hoesje of
accessoire aan het draagbare apparaat is
bevestigd dat niet compatibel is met Qi.
Afhankelijk van het type hoesje of accessoire
kan het zijn dat het laden niet mogelijk is.
Verwijder het hoesje of accessoire als het
draagbare apparaat op het laadgebied is
geplaatst, ook al wordt er niet geladen.
■Tijdens het laden is via AM-radio ruis te
horen
Schakel de draadloze lader uit en controleer
of de ruis is afgenomen. Als de ruis afneemt,
druk dan gedurende 2 seconden op de voe-
dingsschakelaar van de draadloze lader.
Hiermee kan de frequentie van de lader wor-
den gewijzigd en de ruis worden verminderd.
In dat geval gaat ook de werkingsindicator 2
keer oranje knipperen.
■Belangrijke punten met betrekking tot
de draadloze lader
●Als de elektronische sleutel niet in het inte-
rieur kan worden gesignaleerd, kan er niet
worden geladen. Wanneer het portier
wordt geopend en gesloten, wordt het
laden mogelijk tijdelijk onderbroken.
●Tijdens het laden worden de draadloze
lader en het draagbare apparaat warmer.
Dit duidt echter niet op een storing.
Wanneer een draagbaar apparaat tijdens
het laden warm wordt, stopt het laden
mogelijk als gevolg van de beschermings-
functie van het draagbare apparaat. In dit
geval kunt u weer laden nadat de tempera-
tuur van het draagbare apparaat aanmer-
kelijk is afgenomen.
Vermoedelijke
oorzakenOplossing
Fout in communicatie
tussen auto en lader.
Neem contact op met
een erkende Toyota-
dealer of herstel-
ler/reparateur of een
andere naar beho-
ren gekwalificeerde
en uitgeruste des-
kundige.
Vermoedelijke oorzakenOplossing
Er bevindt zich een
vreemde substantie
tussen het draag-
bare apparaat en het
laadgebied.
Verwijder de
vreemde substantie.
Het draagbare appa-
raat is niet synchroon
doordat het van het
midden van het laad-
gebied is geschoven.Plaats het draagbare
apparaat in het mid-
den van het laadge-
bied.
Vermoedelijke oorzakenOplossing
De temperatuur in de
draadloze lader stijgt.
Stop direct met laden
en start het laden
weer na een poos te
hebben gewacht.
MIRAI_OM_Europe_OM62035E.book Page 362 Friday, November 6, 2020 11:27 AM