dashboard TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2023Pages: 530, PDF Size: 103.29 MB
Page 118 of 530

Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop of de
afstandsbediening niet goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel om de
achterklep te ontgrendelen. (→Blz. 409)
Vervang de sleutelbatterij door een
nieuw exemplaar als deze ontladen
raakt.
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
→Blz. 112
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 428)
Beveiligingssysteem bagageruimte
De schakelaar van het openingssysteem
van de achterklep kan tijdelijk worden
uitgeschakeld om bagage in de
bagageruimte tegen diefstal te
beschermen.
Schakel de hoofdschakelaar in het
dashboardkastje uit om het
openingssysteem van de achterklep uit te
schakelen.
AAan
BUit
De achterklep kan nu ook niet worden
geopend met de afstandsbediening of de
instapfunctie.
Wanneer u een sleutel achterlaat bij een
parkeerwachter
→Blz. 108
4.2.3 Smart entry-systeem met
startknop
De volgende handelingen kunnen worden
uitgevoerd als u de elektronische sleutel
bij u hebt, bijvoorbeeld in uw zak. De
bestuurder moet de elektronische sleutel
altijd bij zich hebben.
• Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren (→blz. 108)
• Openen van de achterklep (→blz. 114)
• Starten van het brandstofcelsysteem
(→blz. 150)
Plaats van antenne
AAntennes aan de buitenzijde
BAntennes in het interieur
CAntenne in de bagageruimte
DAntenne buiten de bagageruimte
Bereik (gebieden waarin de
elektronische sleutel wordt
gesignaleerd)
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
116
Page 121 of 530

– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– Een andere elektronische sleutel of
afstandsbediening die radiogolven
uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden.
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de grond of te hoog
of te dicht bij het midden van de
achterbumper bij het ontgrendelen
van de achterklep.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, de hoedenplank of de
vloer achter of in een portiervak of
het dashboardkastje als het
brandstofcelsysteem wordt gestart
of de standen van het contact
worden gewijzigd.• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
de sleutel mogelijk gesignaleerd door
de antenne buiten het interieur en
kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde,
waardoor de elektronische sleutel
mogelijk in de auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
brandstofcelsysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
119
4
Voordat u gaat rijden
Page 149 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Selecteer tijdens het achteruitrijden
geen vooruitversnelling. Als u dat wel
doet, kan er schade aan de
transmissie ontstaan waardoor u de
controle over de auto kunt verliezen.
• Als stand N wordt ingeschakeld
terwijl de auto rijdt, wordt het
brandstofcelsysteem uitgeschakeld.
Regeneratief remmen is niet
beschikbaar als het
brandstofcelsysteem is
uitgeschakeld.
• Zet de selectiehendel niet in een
andere stand wanneer het gaspedaal
ingetrapt is. Als op dat moment een
andere schakelstand dan P of N
wordt geselecteerd, kan de auto
onverwacht snel accelereren,
waardoor een aanrijding en dodelijk
of ernstig letsel kunnen ontstaan.
Nadat u de schakelstand gewijzigd
hebt, moet u de actuele schakelstand
controleren die op de
schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven.
Als u een piepend of krassend geluid
hoort (slijtage-indicatoren
remblokken)
Laat de remblokken zo snel mogelijk
nakijken en indien nodig vervangen
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
De remschijven kunnen beschadigd
raken als de remblokken niet op tijd
worden vervangen.
Het rijden met een auto waarvan de
remblokken en/of de remschijven de
slijtagelimiet hebben overschreden, is
gevaarlijk.
Bij stilstaande auto
• Trap het gaspedaal niet onnodig in.
Als op dat moment een andere
schakelstand dan P of N is
geselecteerd, kan de auto
onverwachts in beweging komen,
WAARSCHUWING!(Vervolg)
waardoor er een ongeval kan
ontstaan.
• Houd, om ongevallen door het
wegrollen van de auto te voorkomen,
altijd het rempedaal ingetrapt zolang
het controlelampje READY brandt en
activeer de parkeerrem indien nodig.
• Voorkom voor- of achteruitrollen van
de auto bij stoppen op een helling,
waardoor een ongeval kan ontstaan:
trap altijd het rempedaal in en
activeer de parkeerrem indien nodig.
Als de auto geparkeerd is
• Laat geen brillen, aanstekers,
spuitbussen of blikken frisdrank in de
auto liggen als deze in de zon
geparkeerd staat. Dit kan resulteren
in het volgende:
– Een aansteker of spuitbus kan gas
gaan lekken, waardoor brand kan
ontstaan.
– De temperatuur in de auto kan zo
hoog oplopen dat kunststof
brillenglazen en kunststof
monturen kunnen vervormen of
barsten.
– Blikjes frisdrank kunnen
openbarsten, waardoor de inhoud
in het interieur terechtkomt.
Bovendien kan de vloeistof
kortsluiting in de elektrische
componenten van de auto
veroorzaken.
• Laat geen aanstekers achter in de
auto. Als een aansteker in het
dashboardkastje of op de vloer ligt,
kan deze per ongeluk gaan branden
als er bagage wordt geplaatst of een
stoel wordt afgesteld en brand
veroorzaken.
• Plak geen parkeerschijven op de
voorruit of andere ruiten. Plaats
geen reservoirs zoals luchtverfrissers
op het instrumentenpaneel of
dashboard. Deze parkeerschijven of
reservoirs kunnen als een lens
werken en brand veroorzaken in de
auto.
5.1 Voordat u gaat rijden
147
5
Rijden
Page 152 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorzorgsmaatregelen bij opbergen
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Het niet
in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan ertoe leiden
dat de pedalen niet goed kunnen
worden ingetrapt, dat het zicht van de
bestuurder wordt gehinderd of dat de
bestuurder of passagiers door
voorwerpen geraakt worden, wat een
ongeval kan veroorzaken.
• Vervoer lading en bagage indien
mogelijk altijd in de bagageruimte.
• Leg geen lading of bagage op de
volgende plaatsen:
– In de voetenruimte bij de
bestuurder
– Op de voorpassagiersstoel of de
achterstoelen (als er goederen op
elkaar gestapeld worden)
– Op de hoedenplank
– Op het instrumentenpaneel
– Op het dashboard
• Zorg dat alle voorwerpen die zich in
het passagierscompartiment
bevinden, zijn opgeborgen of
vastgezet.
Lading en gewichtsverdeling
• Overlaad uw auto niet.
• Verdeel het gewicht gelijkmatig. Een
onjuiste belading kan de besturing
en de remwerking in negatieve zin
beïnvloeden, waardoor een ongeval
kan ontstaan met dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg.
OPMERKING
Dakfolie (auto's met elektrisch
bedienbaar zonnescherm)
Bevestig geen dakdrager op de dakfolie.
Anders kan de laag beschadigd raken.
5.1.3 Rijden met een
aanhangwagen
Toyota adviseert u niet met een
aanhangwagen te rijden. Toyota
adviseert u bovendien geen trekhaak te
laten monteren voor het gebruik van
bijvoorbeeld een fietsendrager. Uw auto
is niet ontworpen voor het rijden met een
aanhangwagen of het gebruik van op de
trekhaak bevestigde dragers.
5.2 Rijprocedures
5.2.1 Startknop
Als u de volgende handelingen uitvoert
terwijl u de elektronische sleutel bij u
hebt, wordt het brandstofcelsysteem
gestart of worden de standen van het
contact gewijzigd.
Starten van het brandstofcelsysteem
1. Trek aan de parkeerremschakelaar om
te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 160)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
2. Trap het rempedaal stevig in.
en een melding worden op het
multi-informatiedisplay
weergegeven. Als dit niet wordt
weergegeven, kan het
brandstofcelsysteem niet worden
gestart.
Wanneer stand N geselecteerd is, kan
het brandstofcelsysteem niet worden
gestart. Zet de selectiehendel in stand
P wanneer u het brandstofcelsysteem
start. (→Blz. 156)
5.1 Voordat u gaat rijden
150
Page 168 of 530

Er worden meldingen over de uitstoot van
water uit het systeem en het voltooien
van de uitstoot weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Functie voor afvoer van water bij koud
weer
Het is mogelijk dat onder de volgende
omstandigheden het automatisch
waterafvoersysteem van het
brandstofcelsysteem niet goed werkt.
Mogelijk kan het brandstofcelsysteem
niet worden gestart doordat het
brandstofcelpakket, de
waterstofleidingen, enz. bevroren zijn.
• Bij het vervoeren of slepen van de
auto wanneer het vriest
• Wanneer de kabels van de 12V-accu
zijn losgenomen wanneer het vriest
Bedien preventief de functie voor afvoer
van water aan de hand van de
onderstaande procedure om te
voorkomen dat water in het systeem
bevriest.
1. Zet het contact AAN en druk op de
toets H
2O.
Controleer of de melding “Active
Purge Mode ON” (modus actieve
uitstoot AAN) wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2. Trap het rempedaal in en druk op de
startknop om het
brandstofcelsysteem te starten.
Controleer of het controlelampje
READY gaat branden.
3. Druk op de startknop om het
brandstofcelsysteem uit te schakelen.
Het water wordt automatisch
afgevoerd. (langer dan bij de normale
afvoer van water)
Uitstoot van water tijdens parkeren
De functie voor afvoer van water
voorkomt de uitstoot van water tijdens
parkeren niet volledig. De
uitstootcapaciteit tijdens parkeren wijzigt
afhankelijk van de buitentemperatuur en
de werkingsvoorwaarden. Als hetcontrolelampje READY blijft branden
nadat het water is afgevoerd, wordt er
mogelijk water gegenereerd en
uitgestoten tijdens parkeren.
5.3 Bedienen van
verlichting en ruitenwissers
5.3.1 Lichtschakelaar
De koplampen kunnen handmatig of
automatisch worden bediend.
Bedieningsinstructies
Bedien de schakelaar
om de
verlichting als volgt in te schakelen:
1.
De parkeerlichten voor,
achterlichten, kentekenplaat- en
dashboardverlichting gaan branden.
2.
De koplampen en alle hierboven
genoemde lichten gaan branden.
3.
De koplampen, de
dagrijverlichting (→blz. 167) en alle
verlichting die hieronder genoemd is,
worden automatisch in- en
uitgeschakeld.
De AUTO-modus kan worden gebruikt
als
Het contact AAN staat.
5.2 Rijprocedures
166
Page 304 of 530

Overzicht en bediening
uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
Afstellen van de richting van de
luchtstroom en openen/sluiten van de
uitstroomopeningen
Voor
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluitenAchter
1. Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden
2. De uitstroomopening openen
3. De uitstroomopening sluiten
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de werking van de
voorruitontwaseming wordt
gehinderd
Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de uitstroomopeningen
kunnen bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
6.1.3 Automatische
airconditioning achter*
*Indien aanwezig
De uitstroomopeningen en de
aanjagersnelheid worden automatisch
geregeld op basis van de ingestelde
temperatuur.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
302
Page 312 of 530

6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
6.3.1 Overzicht van opbergmogelijkheden
Plaats van de opbergmogelijkheden
AExtra opbergvakken*(→Blz. 312)
BBekerhouders (→blz. 311)
CConsolevak (→blz. 312)
DPasjeshouders (→blz. 312)
EDashboardkastje (→blz. 310)
*Indien aanwezig
WAARSCHUWING!
Zaken die niet in de opbergvakken
moeten worden achtergelaten
Laat geen brillen, aanstekers of
spuitbussen in de opbergvakken liggen.
Als u dat wel doet, kan dat bij hoge
temperaturen leiden tot het volgende:
• Brillen kunnen vervormen als de
temperatuur in de auto te hoog
oploopt of barsten als ze in contact
komen met andere voorwerpen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Aanstekers en spuitbussen kunnen
exploderen. Als ze in contact komen
met andere voorwerpen, kunnen
aanstekers vlam vatten en kunnen
spuitbussen gas gaan lekken,
waardoor brand kan ontstaan.
Dashboardkastje
Trek de hendel omhoog om het
dashboardkastje te openen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
310
Page 313 of 530

1. Ontgrendelen met de mechanische
sleutel
2. Vergrendelen met de mechanische
sleutel
Verlichting dashboardkastje
De verlichting van het dashboardkastje
gaat branden als de achterlichten
branden.
Hoofdschakelaar openingssysteem
achterklep
In het dashboardkastje bevindt zich de
hoofdschakelaar van het
openingssysteem van de achterklep.
(→Blz. 116)
WAARSCHUWING!
Wees voorzichtig tijdens het rijden
Houd het dashboardkastje gesloten. Bij
plotseling remmen of uitwijken kan letsel
ontstaan doordat een inzittende wordt
geraakt door het open dashboardkastje of
door items in het dashboardkastje.
Bekerhouders
VoorAchter (auto's zonder stoelverwarming
achter)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
Achter (auto's met stoelverwarming achter)
Druk de knop in en laat deze vervolgens
los.
WAARSCHUWING!
Voorwerpen die niet in de
bekerhouder mogen worden
geplaatst
Zet niets anders in de bekerhouders
dan bekers of blikjes. Er mogen geen
ongeschikte voorwerpen in de
bekerhouders worden opgeborgen,
ook niet als het deksel is gesloten.
Andere voorwerpen kunnen bij een
ongeval of plotseling remmen uit de
bekerhouders worden geslingerd en
letsel veroorzaken. Dek indien mogelijk
warme dranken af om verbranding te
voorkomen.
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden
311
6
Voorzieningen in het interieur
Page 325 of 530

OPMERKING(Vervolg)
losgekoppeld zijn van de
accessoireaansluiting als het contact UIT
wordt gezet.
Als een dergelijk accessoire niet
losgekopppeld is, kan het volgende
gebeuren:
• De portieren kunnen niet worden
vergrendeld met het Smart
entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening.
• Het beginscherm wordt op het
multi-informatiedisplay
weergegeven.
• De interieurverlichting, de
dashboardverlichting, enz. gaan
branden.
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Gebruik de accessoireaansluiting niet
langer dan noodzakelijk is als het
brandstofcelsysteem is uitgeschakeld.
Accessoireaansluiting (220 V AC)
(indien aanwezig)
Dit systeem maakt het gebruik van
elektrische apparaten met een totaal
stroomverbruik van 1500 W bij 220 V AC
in de auto mogelijk. Het wordt niet
aanbevolen elektrische apparaten buiten
de auto van stroom te voorzien,
aangezien dit mogelijk in strijd is met de
wet- en regelgeving van het land of de
regio waar hij wordt gebruikt. Als u
elektrische apparaten buiten de auto van
stroom voorziet, controleer dan vooraf de
wet- en regelgeving bij de
desbetreffende lokale overheid van het
land of de regio. Zorg er ook voor dat u
geen elektrische apparaten en snoeren
meesleept wanneer u de auto verplaatst.Gebruik van de accessoireaansluiting
Open de klep.
Bij het inschakelen van de
accessoireaansluiting
1. Controleer of de parkeerrem is
geactiveerd, trap het rempedaal
stevig in en druk op de startknop.
2. Controleer of het controlelampje
READY brandt en druk op de
schakelaar AC 220V.
De accessoireaansluiting kan worden
gebruikt wanneer het controlelampje
in de schakelaar AC 220V brandt.
Telkens wanneer de schakelaar AC
220V wordt ingedrukt, wordt de
accessoireaansluiting
uitgeschakeld/ingeschakeld.
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het interieur
323
6
Voorzieningen in het interieur
Page 337 of 530

OPMERKING(Vervolg)
aangebracht. Anders kan het systeem
beschadigd raken.
• Houd de sproeierkop uit de buurt van
hoezen (rubberen of kunststof
afdekkingen), stekkers of de volgende
onderdelen. Wanneer onderdelen in
aanraking komen met sterke
waterstralen, kunnen ze beschadigd
raken.
– Brandstofcelpakket
– Aan tractie gerelateerde onderdelen
– Onderdelen stuurinrichting
– Onderdelen wielophanging
– Onderdelen remsysteem
• Houd de sproeierkop op ten minste
30 cm van de carrosserie. Anders
kunnen kunststof delen, zoals lijsten
en bumpers, vervormd of beschadigd
raken.
• Houd de sproeierkop ook niet de hele
tijd op dezelfde plek.
• Spuit niet continu met water op het
onderste gedeelte van de voorruit.
• Daar bevindt zich de
luchtinlaatopening voor de
airconditioning en als daar water
doorheen komt, werkt de
airconditioning mogelijk niet goed.
• Reinig de onderzijde van de auto niet
met een hogedrukreiniger.
7.1.2 Reinigen en beschermen
van het interieur van uw auto
Reinig de onderdelen en materialen op de
daarvoor juiste wijze.
Beschermen van het interieur
• Verwijder vuil en stof met een
stofzuiger. Veeg vuile oppervlakken
schoon met een in lauw water
gedompelde doek.
• Als het vuil niet kan worden
verwijderd, verwijder het dan met een
zachte doek met water met ongeveer
1% reinigingsmiddel. Verwijder alle
sporen van het reinigingsmiddel en
water grondig met een schone,
vochtige doek.Schoonmaken van de vloerbedekking
Er zijn verschillende reinigingsmiddelen
op schuimbasis in de handel verkrijgbaar.
Gebruik een spons of een borstel om het
schuim aan te brengen. Wrijf met elkaar
overlappende cirkels. Gebruik geen water.
Veeg vuile oppervlakken schoon en laat
ze drogen. Het beste resultaat wordt
verkregen als de vloerbedekking zo droog
mogelijk wordt gehouden.
Omgaan met de veiligheidsgordels
Maak de veiligheidsgordels schoon met
een mild sop, lauw water en een doek of
spons. Controleer ook de gordels
regelmatig op overmatige slijtage, rafels
en scheuren.
Bij het reinigen van de beklede delen
van het dashboardkastje, het
consolevak, enz.
Wanneer er plakband met sterke
hechting wordt gebruikt, kan het
oppervlak van de bekleding beschadigd
raken.
Zijruiten voor met UV- of IR-
beschermende laag
De zijruiten voor hebben een UV- of
IR-beschermende laag. Houd u aan het
volgende om schade aan de UV- of
IR-beschermende laag te voorkomen:
• Wanneer de ruiten vuil zijn, veeg ze
dan zo snel mogelijk voorzichtig
schoon met een natte (lauwwarme)
doek.
• Wanneer de ruiten zeer vuil zijn, open
en sluit ze dan niet herhaaldelijk.
WAARSCHUWING!
Water in de auto
• Giet of mors geen vloeistof in de
auto, zoals op de vloer, in de
ventilatieopeningen van de
tractiebatterij of in de bagageruimte.
(→Blz. 80) Dit kan brand of storingen
in de tractiebatterij, de elektrische
componenten, enz. veroorzaken.
7.1 Onderhoud en verzorging
335
7
Onderhoud en verzorging