dashboard TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2023Pages: 530, PDF Size: 103.29 MB
Page 12 of 530

GMotorkap blz. 340
Openen blz. 340
Afdekkap ruimte brandstofcelmodule
blz. 343
In geval van oververhitting blz. 416
Waarschuwingsmeldingen blz. 391
Lampen voor verlichting buitenzijde tij-
dens rijden
(Vervangingsmethode: blz. 373)
HKoplampen/parkeerlichten
voor/dagrijverlichting blz. 166
IRichtingaanwijzers blz. 160
JAchterlichten blz. 166
KAchterlichten blz. 166
Remlichten
LKentekenplaatverlichting blz. 166
MAchteruitrijlichten
De selectiehendel in stand R zetten
blz. 156
NMistachterlicht blz. 175
*Indien aanwezig
Dashboard (auto's met linkse besturing)
ARichtingaanwijzerschakelaar blz. 160
Lichtschakelaar blz. 166
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 166
AHS (Adaptive High
Beam-systeem)
*1blz. 168
AHB (Automatic High
Beam)
*1blz. 172
Mistachterlicht blz. 175
BMulti-informatiedisplay blz. 90
Display blz. 90
Energiemonitor blz. 101
Wanneer een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven blz. 391
Overzicht
10
Page 14 of 530

Schakelaars (auto's met linkse besturing)
AToets H2O Blz. 165
BToets ODO/TRIP Blz. 89
CDimmer dashboardverlichting blz. 89
DToets HUD (head-up display)*1Blz. 97
ESchakelaar Adaptive High
Beam-systeem*1blz. 168
Automatic High
Beam-schakelaar
*1blz. 172
FSchakelaar VSC (Vehicle Stability
Control) OFF blz. 284
GCameraschakelaar*1, 2
HSchakelaar SNOW-modus blz. 282
ISchakelaar AC 220V*1blz. 323
JOntgrendelschakelaar achterklep
blz. 114
KOntgrendelschakelaar tankdopklep
Blz. 181
LSchakelaar stand P blz. 156
MHoofdschakelaar Advanced Park
(Parking Assist-systeem)*1blz. 257
NRijmodusselectieschakelaar blz. 282
OParkeerremschakelaar blz. 160
Activeren/deactiveren blz. 160
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 291
Waarschuwingszoemer/-melding
blz. 163, blz. 384
PBrake Hold-schakelaar blz. 163
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
Overzicht
12
Page 17 of 530

ASchakelaar elektrisch bedienbaar
zonnescherm*1blz. 314
BLeeslampjes blz. 308
CToets SOS blz. 52
DUitschakeltoets
inbraaksensor*1blz. 63
EBinnenspiegel*1blz. 128
Digitale binnenspiegel*1blz. 129
FInterieurverlichting blz. 308
GAan de bediening van het portier
gekoppelde schakelaar van de
interieurverlichting blz. 308
HMake-upspiegels blz. 328
IZonnekleppen*2blz. 328
*1Indien aanwezig
*2Gebruik NOOIT een tegen de rijrichting in geplaatst baby- of kinderzitje op een stoel
met een INGESCHAKELDE AIRBAG, omdat het KIND anders DODELIJK of ERNSTIG
LETSEL kan oplopen als de airbag wordt geactiveerd. (→Blz. 41)
Dashboard (auto's met rechtse besturing)
Overzicht
15
Overzicht
Page 19 of 530

Schakelaars (auto's met rechtse besturing)
ASchakelaar stand P blz. 156
BParkeerremschakelaar blz. 160
Activeren/deactiveren blz. 160
Voorzorgsmaatregelen bij rijden in de
winter blz. 291
Waarschuwingszoemer/-melding
blz. 163, blz. 384
CBrake Hold-schakelaar blz. 163
DHoofdschakelaar Advanced Park
(Parking Assist-systeem)*1blz. 257
ERijmodusselectieschakelaar blz. 282
FToets H2O Blz. 165
GToets HUD (head-up
display)*1Blz. 97
HDimmer dashboardverlichting blz. 89
IToets ODO/TRIP Blz. 89
JSchakelaar AC 220V*1blz. 323
KSchakelaar SNOW-modus blz. 282
LCameraschakelaar*1, 2
MSchakelaar VSC (Vehicle Stability
Control) OFF blz. 284
NSchakelaar Adaptive High
Beam-systeem*1blz. 168
Automatic High
Beam-schakelaar
*1blz. 172
OOntgrendelschakelaar tankdopklep
Blz. 179
POntgrendelschakelaar achterklep
blz. 114
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
Overzicht
17
Overzicht
Page 34 of 530

Wanneer moet u contact opnemen met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige
In de volgende gevallen zal controle
en/of reparatie van de auto nodig zijn.
Neem zo snel mogelijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Nadat een of meer airbags zijn
geactiveerd.
• De voorzijde van de auto is
beschadigd of vervormd of de auto
was betrokken bij een ongeval dat niet
van zodanige aard was dat de airbags
vóór werden geactiveerd.
• Bij beschadiging of vervorming van
een gedeelte van een portier of het
omliggende gebied, wanneer er een
gat in is gemaakt of bij een ongeval
dat niet van zodanige aard was dat deside airbags en curtain airbags werden
geactiveerd.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan het
stuurwielkussen of het dashboard bij
de voorpassagiersairbag of het
onderste gedeelte van het
instrumentenpaneel.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen aan de zijkant van de
leuning van een voorstoel met een
side airbag.
• Bij krassen, scheuren of andere
beschadigingen in het deel van de
voor- en achterstijl en de
1 .1 Voor een veilig gebruik
32
Page 35 of 530

daklijstbekleding met de curtain
airbags.
WAARSCHUWING!
Voorzorgsmaatregelen airbags
Neem met betrekking tot de airbags de
volgende voorzorgsmaatregelen in
acht. Het niet in acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
• Alle inzittenden dienen hunveiligheidsgordel op de juiste manier
te dragen. De airbags zijn
aanvullende middelen die samen
met de veiligheidsgordels gebruikt
moeten worden.
• De bestuurdersairbag wordt met een aanzienlijke kracht geactiveerd,
waardoor dodelijk of ernstig letsel
kan ontstaan, vooral wanneer de
bestuurder zich erg dicht bij de
airbag bevindt.
Het gevaarlijkst bij de activering van
de airbag zijn de eerste 50 - 75 mm;
door een afstand van minimaal
250 mm tot het stuurwiel aan te
houden, hanteert u een veilige
marge. Dit is de afstand gemeten
vanaf het midden van het stuurwiel
tot aan uw borstbeen. Als u nu
minder dan 250 mm van de airbag
zit, kunt u uw zitpositie op
verschillende manieren wijzigen:– Plaats uw stoel zo ver mogelijk naar achteren terwijl de pedalen
nog goed kunnen worden bediend.
– Zet de rugleuning iets achterover.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
Hoewel auto's verschillen,
verkrijgen veel bestuurders, zelfs
met de bestuurdersstoel helemaal
naar voren, de afstand van
250 mm door simpelweg de
rugleuning iets achterover te
zetten. Als u door het achterover
zetten van uw stoel de weg niet
goed meer kunt zien, kunt u een
stevig, niet-glad kussen gebruiken
om hoger te zitten, of uw stoel
hoger zetten wanneer uw auto
deze mogelijkheid biedt.
– Als het stuurwiel verstelbaar is, kantel het dan naar beneden.
Hierdoor wijst de airbag naar uw
borst in plaats van naar uw hoofd
en nek.
De stoel dient te worden afgesteld
zoals hierboven aanbevolen, terwijl de
pedalen en het stuurwiel nog steeds
goed bediend kunnen worden en u het
instrumentenpaneel nog goed kunt
zien.
• De voorpassagiersairbag wordt ook met een aanzienlijke kracht
geactiveerd wat dodelijk of ernstig
letsel tot gevolg kan hebben, vooral
wanneer de voorpassagier zich erg
dicht bij de airbag bevindt. De
voorpassagiersstoel dient zo ver
mogelijk van de airbag af te staan,
met de rugleuning rechtop.
• Kinderen die niet goed op de stoel zitten en/of niet goed vastzitten,
kunnen dodelijk of ernstig letsel
oplopen door een geactiveerde
airbag. Gebruik de veiligheidsgordels
nooit voor baby's of kleine kinderen,
maar zet hen goed vast in een baby-
of kinderzitje. Toyota beveelt ten
zeerste aan dat alle kinderen op de
achterstoelen plaatsnemen en op de
juiste wijze vastzitten. Achterin
zitten kinderen veiliger dan op de
voorpassagiersstoel. (→Blz. 39)
• Ga niet op het puntje van de stoel zitten en leun niet op het dashboard.
1 .1 Voor een veilig gebruik
33
1
Veiligheid en beveiliging
Page 36 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Laat een kind niet op de
voorpassagiersstoel staan of bij een
voorpassagier op schoot zitten.
• Sta niet toe dat voorpassagiers
voorwerpen op hun knieën
vasthouden.
• Leun niet tegen het portier, de
dakzijrail en de voor-, midden- en
achterstijl.
• Laat niemand knielen op de
passagiersstoel in de richting van
het portier of hoofd en handen
buiten de auto steken.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Bevestig niets aan en laat niets
rusten tegen componenten als het
dashboard, het stuurwielkussen of
het onderste deel van het
dashboard. Dergelijke voorwerpen
kunnen als een projectiel worden
gelanceerd als de
bestuurdersairbag, de
voorpassagiersairbag en de
knie-airbag worden geactiveerd.
• Bevestig niets aan het portier, de
voorruit, de zijruiten, de voor- en
achterstijl, de dakzijrail of de
handgreep. (Behalve het label voor
de snelheidsbeperking:→Blz. 399)
1 .1 Voor een veilig gebruik
34
Page 37 of 530

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Hang geen kleerhangers of harde
voorwerpen aan de kledinghaakjes.
Al deze voorwerpen kunnen
projectielen worden en dodelijk of
ernstig letsel veroorzaken als de
curtain airbags worden geactiveerd.
• Zorg ervoor dat het gedeelte waar de
knie-airbag wordt geactiveerd niet
door iets wordt afgedekt.
• Gebruik geen accessoires op de
stoelen die het gedeelte van de stoel
waarin de side airbags aanwezig zijn
afdekken omdat dat een negatieve
invloed kan hebben op een juiste
werking van de side airbags.
Dergelijke accessoires kunnen tot
resultaat hebben dat de side airbags
niet op de juiste wijze geactiveerd
worden, helemaal niet geactiveerd
worden of per ongeluk geactiveerd
worden, waardoor dodelijk of
ernstig letsel kan ontstaan.
• Oefen geen overmatige kracht uit op
delen waarin onderdelen van het
airbagsysteem aanwezig zijn of op
de voorportieren. Als dat wel
gebeurt, kunnen er storingen aan de
airbags ontstaan.
• Raak onderdelen van het
airbagsysteem niet aan direct nadat
de airbags geactiveerd zijn, omdat
deze heet kunnen zijn.
• Als u na het activeren van de airbags
moeilijkheden met de ademhaling
ondervindt, open dan een portier of
ruit om frisse lucht binnen te laten
of verlaat de auto als u dat op een
veilige manier kunt doen. Als er
poederdeeltjes op uw huid zijn
terechtgekomen, was deze er dan zo
snel mogelijk af om huidirritatie te
voorkomen.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de delen van de auto waarin
airbags ondergebracht zijn, zoals
het stuurwielkussen en de bekleding
van de voor- en achterstijlen,
beschadigd of gescheurd zijn, laat
deze dan vervangen door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen aan en afvoeren van
onderdelen van het airbagsysteem
Voer uw auto niet af en voer geen van
onderstaande veranderingen uit
zonder eerst een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige te raadplegen. De airbags
kunnen defect raken of per ongeluk
worden geactiveerd, wat dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg kan hebben.
• Plaatsen, verwijderen, demonteren
en repareren van de airbags
• Reparatie, aanpassing, verwijdering
of vervanging van stuurwiel,
instrumentenpaneel, dashboard,
stoelen of stoelbekleding, voor-,
midden- en achterstijlen, dakzijrails,
voorportierpanelen,
voorportierbekleding of
luidsprekers in de voorportieren
• Aanpassing van het
voorportierpaneel (bijvoorbeeld een
gat erin maken)
• Reparaties of wijzigingen aan het
voorspatbord, de voorbumper of de
zijkant van het
passagierscompartiment
• Plaatsen van een bullbar,
sneeuwploeg of lier
• Wijzigingen aan de wielophanging
van de auto
• Plaatsen van elektronische
apparatuur als een mobiele
tweewegradio (zend-/
ontvanginstallatie) of CD-speler
1 .1 Voor een veilig gebruik
35
1
Veiligheid en beveiliging
Page 91 of 530

Weergave buitentemperatuur
• Onder de volgende omstandigheden
wordt mogelijk niet de juiste
buitentemperatuur weergegeven of
duurt het langer voordat de weergave
wordt gewijzigd.
– Wanneer de auto stilstaat of met
lage snelheid rijdt (lager dan
20 km/h)
– Wanneer de buitentemperatuur
plotseling verandert (bijvoorbeeld
bij het in- of uitrijden van een
garage of tunnel)
• Wanneer -- of E wordt weergegeven,
zit er mogelijk een storing in het
systeem. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Geeft de buitentemperatuur aan
binnen het bereik -40°C tot 50°C.
• Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje
gedurende
10 seconden knipperen en blijft
daarna branden.
LCD-scherm
→Blz. 91
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijvoorbeeld de
weergave van het instrumentenpaneel)
kunnen worden gewijzigd op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 428)
Weergave kilometerteller en dagteller
Onderwerpen die worden weergegeven
• Kilometerteller
Geeft de totale afstand weer die met
de auto gereden is.
• Dagteller A/dagteller B
Geeft de afstand weer die met de auto
gereden is sinds de teller de laatste
keer op nul is gezet. Dagteller A en Bkunnen onafhankelijk van elkaar
worden gebruikt en verschillende
afstanden weergeven.
De weergave wijzigen
Het onderwerp verandert iedere keer dat
op de toets ODO/TRIP wordt gedrukt. Als
de dagteller wordt weergegeven, wordt
deze gereset als de toets ingedrukt wordt
gehouden.
Dimmer dashboardverlichting
De helderheid van de
dashboardverlichting kan worden
ingesteld.
1. Helderder
2. Donkerder
Afstellen helderheid
instrumentenpaneel
De helderheid van de verlichting van het
instrumentenpaneel kan afzonderlijk
worden aangepast wanneer de
achterlichten branden en wanneer de
achterlichten uit zijn. Wanneer de
omgeving echter licht is (bijvoorbeeld
overdag), wordt de helderheid van de
3.1 Instrumentenpaneel
89
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 110 of 530

EOpenen van de achterklep
(→blz. 115)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Gebruik van de mechanische sleutel
Schuif het ontgrendelknopje
Aopzij om
de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te verwijderen.
De mechanische sleutel kan maar in één
richting ingestoken worden, aangezien
slechts één zijde van de sleutel van een
groef is voorzien. Als u de sleutel niet in
de slotcilinder kunt steken, draait u de
sleutel om en probeert u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel. Zorg
dat u de mechanische sleutel en de
elektronische sleutel bij u hebt. Als de
batterij van de elektronische sleutel leeg
is of de instapfunctie niet goed werkt,
bent u op de mechanische sleutel
aangewezen. (→Blz. 408)
Wanneer u de sleutel van de auto moet
achterlaten bij een parkeerwachter
Zet de hoofdschakelaar van het
openingssysteem van de achterklep uit
(→blz. 116) en vergrendel het
dashboardkastje (→blz. 310) als de
omstandigheden daar om vragen.
Verwijder de mechanische sleutel vooreigen gebruik en geef alleen de
elektronische sleutel aan de
parkeerwachter.
Als u uw mechanische sleutels verliest
→Blz. 407
Als een verkeerde sleutel wordt
gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.4.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren en de achterklep
4.2.1 Portieren
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1. Pak de voorportiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
2. Raak de vergrendelsensor (de
uitholling in het oppervlak van de
portiergreep) aan om alle portieren te
vergrendelen.
4.1 Informatie over sleutels
108