sensor TOYOTA MIRAI 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: MIRAI, Model: TOYOTA MIRAI 2023Pages: 530, PDF Size: 103.29 MB
Page 66 of 530

Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs
wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
• Nadat de inbraaksensor en de
hellingsensor uitgeschakeld zijn,
worden deze opnieuw ingeschakeld
door op de startknop te drukken of de
portieren te ontgrendelen met de
instapfunctie of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor
zullen automatisch weer worden
ingeschakeld wanneer het
alarmsysteem gedeactiveerd wordt.
Informatie over de inbraaksensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• Er bevinden zich nog personen of
huisdieren in de auto.
• Er is een portierruit geopend.
In dit geval registreert de sensor
mogelijk het volgende:
– Wind of beweging van voorwerpen,
zoals bladeren en insecten, in de
auto
– Ultrasoongolven van apparaten,
zoals de inbraaksensoren van
andere auto's
– Het bewegen van mensen buiten de
auto• Kleine insecten, zoals motvlinders of
vliegen, in de auto.
• Er bevinden zich onstabiele
voorwerpen, zoals loshangende
accessoires of kleding aan
kledinghaakjes, in de auto.
• De auto is geparkeerd op een plek
waar extreme trillingen of geluiden
optreden, zoals in een parkeergarage.
• Er wordt ijs of sneeuw van de auto
verwijderd, waardoor de auto
herhaaldelijk wordt blootgesteld aan
schokken of trillingen.
1 .4 Antidiefstalsysteem
64
Page 67 of 530

• De auto staat in een wasstraat of een
hogedruk-wasinstallatie.
• De auto is blootgesteld aan schokken
die het gevolg zijn van hagel, onweer
of andere van buitenaf komende
herhaalde schokken of trillingen.
Informatie over de hellingsensor
De sensor activeert in de volgende
gevallen mogelijk het alarm:
• De auto wordt vervoerd per boot,
aanhangwagen, trein, enz.
• De auto staat geparkeerd in een
parkeergarage.
• De auto bevindt zich in een wasstraat
waarin de auto verplaatst wordt.
• Een van de banden verliest zijn
spanning.
• De auto wordt opgekrikt.
• Er doet zich een aardbeving of
wegverzakking voor.
• Er wordt bagage op het imperiaal
geladen of er vanaf gehaald.
OPMERKING
Om de inbraaksensor goed te laten
functioneren
• Raak de sensoren niet aan en bedek ze
ook niet, omdat hierdoor de werking
van de sensoren in negatieve zin
beïnvloed kan worden.
• Spuit geen luchtverfrisser of andere
producten rechtstreeks in de
openingen van de sensoren.
• Als u andere accessoires installeert
dan originele Toyota-onderdelen of
wanneer u voorwerpen achterlaat
tussen de bestuurdersstoel en de
stoel van de voorpassagier, werkt de
inbraaksensor mogelijk minder goed.
• De werking van de inbraaksensor
wordt mogelijk gestopt wanneer de
elektronische sleutel zich in de buurt
van de auto bevindt.
1 .4 Antidiefstalsysteem
65
1
Veiligheid en beveiliging
Page 78 of 530

WaterstofgasLPG (Liquid Petro-
leum Gas)Benzine
Normale toestandGasvormig (lichter
dan lucht)Gasvormig (zwaarder
dan lucht)Vluchtige vloeistof
(verdampt gemakke-
lijk) (zwaarder dan
lucht)
BrandbaarheidGroter dan die van
benzineGelijk aan die van
benzine—
Mate van accumulatie■Verspreidt zich
naar boven en
wordt in de open
lucht verdund tot
veilige
concentraties
■Hecht zich niet
aan kleding■Verspreidt zich op
de grond of vloer
■Hecht zich niet
aan kleding■Verspreidt zich op
de grond of vloer
■Hecht zich aan
kleding
Detecteerbaarheid■Door zijn kleur- en
geurloze staat
moeilijk te zien of
ruiken
■De waterstofdete-
ctoren in de auto
geven een
waarschuwing
weer op het
multi-
informatiedisplay■Detecteerbaar aan
de hand van de
geur en het geluid
van gaslekkage■Detecteerbaar aan
de hand van de
kleur en geur
Basisconcepten van veiligheid
waterstof
• Voorkom lekkage
De leidingkoppelingen van de
waterstofleidingen zijn ontwikkeld om
lekkage te voorkomen.
De koppelingen worden bij elke
officiële controle van de auto
gecontroleerd op gaslekkage.
• Detecteer om lekkage te stoppen
– De auto is uitgerust met
waterstofdetectoren. Als de
waterstofdetectoren een lek
signaleren, worden de kleppen van
de waterstoftanks automatisch
gesloten om te voorkomen dat er
meer waterstof ontsnapt.
– De auto is uitgerust met eenaanrijdingssensor. Als de
aanrijdingssensor een aanrijding
signaleert, worden de kleppen van
de waterstoftanks automatisch
gesloten om te voorkomen dat er
waterstofgas uit beschadigde
onderdelen lekt.
• Verspreid het gelekte waterstofgas
De waterstoftanks en de leidingen
bevinden zich buiten het
passagierscompartiment. Dankzij hun
ontwerp verspreidt gelekt gas zich
dus in de atmosfeer.
• Elimineer veroorzakers van brand
Dankzij het ontwerp bevinden zich
geen veroorzakers van brand in de
buurt van de waterstofleidingen.
2.1 Brandstofcel-elektrische auto
76
Page 87 of 530

Waarschuwingslampje
ABS*1(→blz. 385)
(Rood)Waarschuwingslampje elek-
trische stuurbekrachtiging
*1
(→blz. 386)
(Geel)Waarschuwingslampje elek-
trische stuurbekrachtiging
*1
(→blz. 386)
(Knippert of
brandt)Waarschuwingslampje
PCS*1(→blz. 386)
(Oranje)Controlelampje LTA
*2
(→blz. 386)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*4
(indien aanwezig)
(→blz. 386)
Controlelampje PKSB OFF*1
(indien aanwezig)
(→blz. 387)
(Knippert)Controlelampje RCTA OFF
*1
(indien aanwezig)
(→blz. 387)
(Knippert of
brandt)Controlelampje RCD OFF
*2
(indien aanwezig)
(→blz. 387)
Controlelampje Traction
Control*1(→blz. 387)
Waarschuwingslampje on-
juiste bediening pedaal*3
(→blz. 388)
(Knippert)Controlelampje Brake Hold-
systeem in werking
*1
(→blz. 388)
(Knippert)Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 388)
Waarschuwingslampje lage
bandenspanning*1
(→blz. 389)
Waarschuwingslampje laag
brandstofniveau*2
(→blz. 389)
Controlelampje
bestuurders- en voorpassa-
giersgordel (→blz. 389)
Controlelampjes achterpas-
sagiersgordels*2(→blz. 389)
*1Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
brandstofcelsysteem is ingeschakeld of
na enkele seconden. Er kan een storing in
een systeem aanwezig zijn als het lampje
niet gaat branden of uitgaat. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
*2Dit lampje brandt op het
multi-informatiedisplay.
*3Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*4Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld. Het gaat na enkele
seconden uit.
3.1 Instrumentenpaneel
85
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 88 of 530

WAARSCHUWING!
Als een waarschuwingslampje van
een veiligheidssysteem niet gaat
branden
Als een lampje van een
veiligheidssysteem zoals het
waarschuwingslampje ABS of SRS niet
gaat branden als u het
brandstofcelsysteem start, kan dat
betekenen dat deze systemen niet
beschikbaar zijn om u te beschermen
bij een ongeval, waardoor dodelijk of
ernstig letsel zou kunnen ontstaan.
Laat, als dit gebeurt, de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Controlelampjes
De controlelampjes informeren de
bestuurder over de bedrijfsstatus van de
verschillende systemen van de auto.
Controlelampje richtingaan-
wijzers (→blz. 160)
Controlelampje achterlicht
(→blz. 166)
Controlelampje grootlicht
(→blz. 168)
Controlelampje AHS (indien
aanwezig) (→blz. 169)
Controlelampje AHB (indien
aanwezig) (→blz. 172)
(Blauw)Controlelampje lage koel-
vloeistoftemperatuur
*1, 2
Controlelampje mistachter-
licht (→blz. 175)
Controlelampje Smart
entry-systeem met start-
knop
*3(→blz. 150)
Controlelampje cruise con-
trol*2(→blz. 212)
Controlelampje Dynamic
Radar Cruise Control*2
(→blz. 212)
Controlelampje cruise con-
trol SET*2(→blz. 212)
(*4)Controlelampje LTA
*2
(→blz. 187, blz. 203)
Controlelampje Toyota Par-
king Assist-sensor OFF*5, 6
(indien aanwezig)
(→blz. 228)
Controlelampje PKSB OFF*5,
7
(indien aanwezig)
(→blz. 247)
(Knippert)Controlelampje Traction
Control
*7(→blz. 284)
Controlelampje VSC OFF*5, 7
(→blz. 285)
Waarschuwingslampje
PCS*5, 7(→blz. 189)
BSM-indicatoren in de bui-
tenspiegels*7, 8(indien aan-
wezig) (→blz. 223, blz. 237)
Controlelampje BSM OFF*5, 7
(indien aanwezig)
(→blz. 223)
Controlelampje RCTA OFF*5,
7
(indien aanwezig)
(→blz. 238)
3.1 Instrumentenpaneel
86
Page 89 of 530

Controlelampje RCD OFF*2, 5
(indien aanwezig)
(→blz. 243)
Controlelampje stand-
bystand Brake Hold-
systeem
*7(→blz. 163)
Controlelampje Brake Hold-
systeem*7(→blz. 163)
Controlelampje antidiefstal-
systeem*9(→blz. 60, blz. 61)
Controlelampje READY
(→blz. 150)
Controlelampje lage buiten-
temperatuur*2, 10(→blz. 89)
Waarschuwingslampje par-
keerrem (→blz. 160)
Controlelampje Br-modus*2
(→blz. 156)
Controlelampje ECO-
rijmodus*2(→blz. 282)
Controlelampje SPORT-
modus*2(→blz. 282)
Controlelampje SNOW-
modus*2(→blz. 282)
Controlelampje PASSENGER
AIRBAG*7, 9(→blz. 38)
*1Geeft aan dat de
koelvloeistoftemperatuur laag is.
*2Dit lampje brandt op het
multi-informatiedisplay.
*3Dit lampje brandt op het multi-
informatiedisplay en er wordt een
melding weergegeven.
*4Afhankelijk van de bedrijfscondities
wijzigen de kleur en de status
(branden/knipperen) van het
controlelampje.
*5Het lampje gaat branden wanneer het
systeem wordt uitgeschakeld.
*6Het controlelampje Toyota Parking
Assist-sensor OFF gaat branden wanneer
het contact AAN wordt gezet, terwijl de
Toyota Parking Assist-sensor is
ingeschakeld. Het gaat na enkele
seconden uit.
*7Deze lampjes gaan branden als het
contact AAN wordt gezet om aan te
geven dat er een systeemcontrole wordt
uitgevoerd. Ze gaan uit nadat het
brandstofcelsysteem is ingeschakeld of
na enkele seconden. Er kan een storing in
een systeem aanwezig zijn als de lampjes
niet gaan branden of niet uitgaan. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
*8Dit lampje gaat branden in de
buitenspiegels.
*9Dit lampje brandt in het centrale
paneel.
*10Wanneer de buitentemperatuur
ongeveer 3°C of lager is, gaat het
controlelampje gedurende 10 seconden
knipperen en blijft het daarna branden.
3.1 Instrumentenpaneel
87
3
Voertuigstatusinformatie en controlelampjes
Page 110 of 530

EOpenen van de achterklep
(→blz. 115)
*Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Gebruik van de mechanische sleutel
Schuif het ontgrendelknopje
Aopzij om
de mechanische sleutel uit de
elektronische sleutel te verwijderen.
De mechanische sleutel kan maar in één
richting ingestoken worden, aangezien
slechts één zijde van de sleutel van een
groef is voorzien. Als u de sleutel niet in
de slotcilinder kunt steken, draait u de
sleutel om en probeert u het opnieuw.
Bewaar de mechanische sleutel na
gebruik in de elektronische sleutel. Zorg
dat u de mechanische sleutel en de
elektronische sleutel bij u hebt. Als de
batterij van de elektronische sleutel leeg
is of de instapfunctie niet goed werkt,
bent u op de mechanische sleutel
aangewezen. (→Blz. 408)
Wanneer u de sleutel van de auto moet
achterlaten bij een parkeerwachter
Zet de hoofdschakelaar van het
openingssysteem van de achterklep uit
(→blz. 116) en vergrendel het
dashboardkastje (→blz. 310) als de
omstandigheden daar om vragen.
Verwijder de mechanische sleutel vooreigen gebruik en geef alleen de
elektronische sleutel aan de
parkeerwachter.
Als u uw mechanische sleutels verliest
→Blz. 407
Als een verkeerde sleutel wordt
gebruikt
De slotcilinder zal vrij kunnen draaien.4.2 Openen, sluiten en
vergrendelen van de
portieren en de achterklep
4.2.1 Portieren
Van buitenaf ontgrendelen en
vergrendelen van de portieren
Smart entry-systeem met startknop
Zorg dat u de elektronische sleutel bij u
hebt om deze functie in te kunnen
schakelen.
1. Pak de voorportiergreep vast om de
portieren te ontgrendelen.
*
Zorg ervoor dat u de sensor aan de
achterzijde van de portiergreep
aanraakt.
De portieren en de achterklep kunnen
gedurende 3 seconden na het
vergrendelen niet worden
ontgrendeld.
2. Raak de vergrendelsensor (de
uitholling in het oppervlak van de
portiergreep) aan om alle portieren te
vergrendelen.
4.1 Informatie over sleutels
108
Page 111 of 530

Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
*De instellingen voor het ontgrendelen
van de portieren kunnen worden
gewijzigd.
Afstandsbediening
1. Vergrendelen van alle portieren
Controleer of het portier goed
vergrendeld is.
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te sluiten.
*
2. Ontgrendelen van alle portieren
Houd deze toets ingedrukt om de
ruiten te openen.
*
*
Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Instellen van de ontgrendelfunctie
Het is mogelijk om in te stellen welke
portieren met de instapfunctie via de
afstandsbediening worden ontgrendeld.
1. Zet het contact UIT.
2. Schakel de inbraaksensor van het
alarmsysteem uit om tijdens het
veranderen van de instellingen het
alarm niet onbedoeld te activeren.
(indien aanwezig) (→Blz. 63)3. Houd de toets
ofingedrukt
en houd tegelijkertijd de toets
gedurende ongeveer 5 seconden
ingedrukt als het controlelampje in de
sleutel uit is.
De instelling verandert telkens wanneer
een handeling wordt uitgevoerd, zoals
hieronder is aangegeven. (Als u de
instelling opnieuw wilt wijzigen, laat u de
toetsen los, wacht u ten minste
5 seconden en herhaalt u vervolgens stap
3.)
Multi-
informatiedisplay/
piepsignaalOntgrendelfunctie
(auto's met linkse
besturing)
(auto's met rechtse
besturing)
Exterieur: 3 keer
een piepsignaal
Interieur: Eén bel-
signaalAls u de portier-
greep van het be-
stuurdersportier
vasthoudt, wordt
alleen het bestuur-
dersportier ont-
grendeld.
Als u een portier-
greep van een pas-
sagiersportier vast-
houdt, worden alle
portieren ontgren-
deld.
Exterieur: Twee
piepsignalen
Interieur: Eén bel-
signaalAls u een portier-
greep vasthoudt,
worden alle portie-
ren ontgrendeld.
Voor auto's met een alarm: om te
voorkomen dat het alarm onbedoeld
wordt geactiveerd, moet u de portieren
ontgrendelen met de afstandsbediening
en een portier eenmaal openen en sluiten
als de instellingen zijn gewijzigd. (Als er
binnen 30 seconden nadat op
is
gedrukt geen portier wordt geopend,
worden de portieren weer vergrendeld en
wordt automatisch het alarm
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
109
4
Voordat u gaat rijden
Page 112 of 530

ingeschakeld.) Zet het alarm onmiddellijk
uit wanneer dit geactiveerd wordt.
(→Blz. 62)
Systeem voor
crashportierontgrendeling
Als de auto aan een sterke schok wordt
blootgesteld, worden alle portieren
ontgrendeld. Of het systeem in werking
treedt, is afhankelijk van de kracht van de
schok of het type ongeval.
Feedbacksignalen
De alarmknipperlichten knipperen om
aan te geven dat de portieren zijn
vergrendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld:
eenmaal; ontgrendeld: tweemaal)
Er klinkt een zoemer om aan te geven dat
de ruiten bediend worden.
Beveiligingsfunctie
Als er niet binnen ongeveer 30 seconden
na het ontgrendelen van de auto een
portier wordt geopend, zorgt de
beveiligingsfunctie ervoor dat de auto
weer automatisch wordt vergrendeld.
Wanneer de portieren niet kunnen
worden vergrendeld met de
vergrendelsensor op het oppervlak van
de portiergreep
Wanneer de portieren niet kunnen worden
vergrendeld, zelfs als u de vergrendelsensor
op het oppervlak van de portiergreep met
uw vinger aanraakt, raak dan de
vergrendelsensor aan met uw handpalm.
Als u handschoenen draagt, doe deze dan
uit.
Waarschuwingszoemer open
portier/achterklep
Als geprobeerd wordt de portieren te
vergrendelen wanneer een portier niet
geheel gesloten is, klinkt er gedurende
5 seconden een zoemer. Sluit het portier
volledig om de zoemer uit te schakelen en
vergrendel de portieren opnieuw.
Het alarm inschakelen (indien
aanwezig)
Wanneer de portieren worden
vergrendeld, wordt het alarmsysteem
ingeschakeld. (→Blz. 62)
Omstandigheden die de werking van
het Smart entry-systeem met
startknop en de afstandsbediening
beïnvloeden
→Blz. 118
Wanneer het Smart entry-systeem met
startknop of de afstandsbediening niet
goed werkt
Gebruik de mechanische sleutel om de
portieren te vergrendelen en
ontgrendelen. (→Blz. 408) Vervang de
sleutelbatterij door een nieuw exemplaar
als deze ontladen raakt. (→Blz. 366)
Als de 12V-accu is ontladen
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld en ontgrendeld met het
Smart entry-systeem met startknop of de
afstandsbediening. Vergrendel of
ontgrendel de portieren met de
mechanische sleutel. (→Blz. 408)
Herinneringsfunctie achterstoel
• Om u eraan te herinneren bagage e.d.
op de achterstoelen niet te vergeten,
klinkt er wanneer het contact UIT is
gezet en aan een van de volgende
voorwaarden is voldaan, een zoemer
en wordt gedurende ongeveer
6 seconden een melding weergegeven
op het multi-informatiedisplay.
• Het brandstofcelsysteem wordt
binnen 10 minuten na het openen en
sluiten van een achterportier gestart.
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
110
Page 121 of 530

– Metalen handwarmers
– Media zoals CD's en DVD's
• Als er andere sleutels met
afstandsbediening (die radiogolven
uitzenden) in de buurt gebruikt
worden
• Als u de elektronische sleutel bij u
draagt samen met de volgende
apparaten die radiogolven uitzenden
– Een andere elektronische sleutel of
afstandsbediening die radiogolven
uitzendt
– Computers of pda's
– Digitale audioapparatuur
– Draagbare spelcomputers
• Als een metalen coating of metalen
voorwerpen aan de achterruit zijn
bevestigd
• Wanneer de elektronische sleutel in
de buurt van een batterijlader of
elektronische apparaten wordt
gehouden
• Wanneer de auto op een
parkeerplaats voor betaald parkeren
staat waar radiogolven worden
verzonden.
Aanwijzing voor de instapfunctie
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
werkt het systeem in de volgende
gevallen mogelijk niet juist:
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de ruit of
buitenportiergreep, te dicht bij de
grond of te hoog als de portieren
worden vergrendeld of ontgrendeld.
– De elektronische sleutel bevindt
zich te dicht bij de grond of te hoog
of te dicht bij het midden van de
achterbumper bij het ontgrendelen
van de achterklep.
– De elektronische sleutel ligt op het
dashboard, de hoedenplank of de
vloer achter of in een portiervak of
het dashboardkastje als het
brandstofcelsysteem wordt gestart
of de standen van het contact
worden gewijzigd.• Laat de elektronische sleutel niet
boven op het dashboard of in de buurt
van de portiervakken liggen wanneer
u de auto verlaat. Afhankelijk van de
ontvangst van de radiogolven wordt
de sleutel mogelijk gesignaleerd door
de antenne buiten het interieur en
kunnen de portieren worden
vergrendeld vanaf de buitenzijde,
waardoor de elektronische sleutel
mogelijk in de auto wordt opgesloten.
• Zolang de elektronische sleutel zich
binnen het detectiegebied bevindt,
kunnen de portieren door een
willekeurige persoon worden
vergrendeld en ontgrendeld. De auto
kan echter alleen worden ontgrendeld
via de portieren die de elektronische
sleutel signaleren.
• Zelfs als de elektronische sleutel zich
buiten de auto bevindt, kan het
brandstofcelsysteem mogelijk worden
gestart als de elektronische sleutel
zich in de buurt van de ruit bevindt.
• Als de sleutel zich binnen het
ontvangstgebied bevindt en er een
grote hoeveelheid water op de
portiergreep terechtkomt
(bijvoorbeeld tijdens een zware
regenbui of het wassen van de auto),
kunnen de portieren worden
ontgrendeld of vergrendeld. (Als de
portieren niet worden geopend en
gesloten, worden deze na ongeveer
30 seconden automatisch weer
vergrendeld.)
• Als de afstandsbediening wordt
gebruikt om de portieren te
vergrendelen terwijl de elektronische
sleutel zich in de nabijheid van de auto
bevindt, bestaat de mogelijkheid dat
de portieren niet ontgrendeld worden
door de instapfunctie. (Gebruik de
afstandsbediening om de portieren te
ontgrendelen.)
• Wanneer u de vergrendelsensor
aanraakt terwijl u handschoenen
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren en de achterklep
119
4
Voordat u gaat rijden