TOYOTA PRIUS 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS, Model: TOYOTA PRIUS 2023Pages: 510, PDF Size: 109.67 MB
Page 281 of 510

Melding Situatie/oplossing
De S-IPA-schakelaar wordt bediend wanneer er onvoldoende
ruimte voor en achter de auto is bij het wegrijden van een par-
keerplaats na het fileparkeren.
De auto kan niet wegrijden met behulp van de ondersteu-
ningsregeling, aangezien er onvoldoende ruimte voor en
achter de auto is. Controleer vóór het wegrijden of de om-
geving veilig is.
De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied waar geen
obstakels aanwezig zijn vóór de auto of waar obstakels aanwe-
zig zijn naast de auto en de auto kan niet wegrijden van de par-
keerplaats na het fileparkeren.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt bij
het wegrijden, aangezien er obstakels aanwezig zijn naast
de auto of het wegrijden kan eenvoudig handmatig worden
uitgevoerd. Controleer vóór het wegrijden of de omgeving
veilig is.
De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied zonder par-
keerplaatsen of in een gebied waar de ruimte om te parkeren
smal is.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt, aan-
gezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar een par-
keerplaats waarvan de breedte ongeveer 2,6 m of meer is.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt, aan-
gezien de weg te smal is. Rijd door naar een parkeerplaats
waar de breedte van de weg ongeveer 4,5 m of meer is.
De S-IPA-schakelaar wordt bediend op een plaats die te smal is
om te parkeren.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt, aan-
gezien er geen parkeerplaatsen zijn. Rijd door naar een par-
keerplaats die ongeveer 2,6 m of breder is.
De S-IPA-schakelaar wordt bediend in een gebied waar obsta-
kels aanwezig zijn vóór de auto en de auto kan niet naar voren
rijden tot het beginpunt voor achteruitrijden.
De ondersteuningsregeling kan niet worden gebruikt, aan-
gezien er obstakels aanwezig zijn vóór de auto. Gebruik par-
keerplaatsen waar zich geen obstakels voor bevinden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
279
4
Rijden
Page 282 of 510

Wanneer de bediening wordt geannuleerd
Melding Situatie/oplossing
De bestuurder selecteert schakelstand P of bedient de S-IPA-
schakelaar terwijl de ondersteuningsregeling in werking is.
De rijsnelheid wordt tijdens het zoeken van een parkeerplaats
in de modus fileparkeren hoger dan 30 km/h.
De ondersteuningsregeling wordt gestart in een gebied met
smalle parkeerplaatsen.
De schakelstand wordt gewijzigd zonder dat de richtingaan-
wijzerschakelaar is gebruikt om een wegrijrichting te selecte-
ren terwijl de modus parkeerplaats fileparkeren verlaten wordt
gebruikt.
Volg de aanwijzingen van het systeem.
Wanneer de ondersteuningsregeling start, rijdt de auto in een
richting die tegenovergesteld is aan de begeleiding.
Volg de aanwijzingen van het systeem om naar voren te rij-
den.
Het maximale aantal manoeuvres voor meerdere keermanoeu-
vres wordt bereikt tijdens de ondersteuningsregeling of de
beoogde parkeerplaats kan niet worden bereikt doordat de
regeling wordt gebruikt op een weg met een steile helling.
Volg de aanwijzingen van de ondersteuningsregeling en
gebruik het systeem op een brede plaats waar geen steile
hellingen zijn.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
280
Page 283 of 510

Wanneer de bediening tijdelijk wordt onderbroken
Melding Situatie/oplossing
De bestuurder houdt het stuur-
wiel vast tijdens de ondersteu-
ningsregeling.Breng de auto tot stilstand en
laat uw handen op het stuur-
wiel rusten zonder druk uit te
oefenen. Druk vervolgens op
de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling weer
te starten.
De rijsnelheid wordt tijdens de
ondersteuningsregeling hoger
dan 7 km/h
De S-IPA-schakelaar wordt in-
gedrukt terwijl de ondersteu-
ningsregeling tijdelijk is onder-
broken en het stuurwiel stevig
wordt vastgehouden.Laat uw handen op het stuur-
wiel rusten zonder druk uit te
oefenen. Breng vervolgens de
auto tot stilstand om de on-
dersteuningsregeling weer te
starten.
De S-IPA-schakelaar wordt in-
gedrukt terwijl de ondersteu-
ningsregeling tijdelijk is onder-
broken en de auto rijdt.
De ondersteuningsregeling
wordt tijdelijk onderbroken
(kan opnieuw worden gestart)Breng de auto tot stilstand en
laat uw handen op het stuur-
wiel rusten zonder druk uit te
oefenen. Druk vervolgens op
de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling weer
te starten.
De auto kwam te dicht bij een
obstakel voor de auto.Druk, nadat u schakelstand R
hebt geselecteerd, op de
S-IPA-schakelaar om de on-
dersteuningsregeling weer te
starten.
De auto kwam te dicht bij een
obstakel achter de auto.Druk, nadat u schakelstand D
hebt geselecteerd, op de
S-IPA-schakelaar om de on-
dersteuningsregeling weer te
starten.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
281
4
Rijden
Page 284 of 510

Voorzorgsmaatregelen tijdens het
gebruik
Sensoren
Signaleren de auto om de parkeerplaats
te helpen bepalen.
1Zijsensoren voor
2Zijsensoren achter
• Het detectiegebied van de sensor bij
het gebruik van de modus
automatisch achteruit inparkeren
1Beoogde parkeerplaats
• Het detectiegebied van de sensor bij
het gebruik van de Parallel Parking
Assist-modus
1Beoogde parkeerplaats
• Wanneer er een auto geparkeerd staat
achter de beoogde parkeerplaats,
wordt deze als gevolg van de afstand
mogelijk niet gesignaleerd. Ook wordt,
afhankelijk van de vorm van de auto
en andere omstandigheden, de
detectieafstand mogelijk korter of is
signalering wellicht niet mogelijk.
• Andere objecten dan geparkeerde
auto's, zoals een paal of muur, worden
mogelijk niet gesignaleerd. Zelfs
wanneer deze objecten kunnen
worden gesignaleerd, wijkt de
beoogde parkeerplaats mogelijk af.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
282
Page 285 of 510

1Palen
2Muur
• Ook wijkt de beoogde parkeerplaats
mogelijk af wanneer een voetganger,
enz. wordt gesignaleerd.
1Voetganger
•Het Simple Intelligent Parking Assist-
systeem werkt mogelijk niet wanneer
roosters, traanplaten o.i.d. worden
gesignaleerd op de parkeerplaats.
WAARSCHUWING!
•Vertrouw niet uitsluitend op het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem. Rijd, net als bij auto's
zonder dit systeem, voorzichtig vooruit
en achteruit terwijl u de omgeving van
de auto in de gaten houdt.
• Rijd niet achteruit terwijl u op het
multi-informatiedisplay kijkt. Als u
tijdens het achteruitrijden alleen op
het scherm van de monitor let, kan
dat een aanrijding of ongeval tot
gevolg hebben, aangezien het beeld
dat op het scherm van de monitor
wordt weergegeven, kan afwijken
van de werkelijke situatie. Controleer
de omgeving van de auto tijdens het
achteruitrijden altijd visueel, zowel
met als zonder spiegels.
• Rijd langzaam terwijl u bij het
achteruit- en vooruitrijden de
snelheid regelt met het rempedaal.
• Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
WAARSCHUWING!(Vervolg)
rempedaal in te trappen en druk op
de S-IPA-schakelaar om het systeem
uit te schakelen.
• Gebruik het systeem op een
parkeerplaats met een vlakke
ondergrond.
• Houd u aan de volgende
voorzorgsmaatregelen, aangezien
het stuurwiel tijdens het gebruik
automatisch wordt gedraaid.
– Het risico bestaat dat een stropdas,
sjaal, uw arm, enz. vast komt te
zitten in het stuurwiel. Zorg dat uw
bovenlichaam niet te dicht bij het
stuurwiel komt. Voorkom ook dat
kinderen te dicht bij het stuurwiel
komen.
– U kunt uzelf tijdens het draaien van
het stuurwiel bezeren als u lange
vingernagels hebt.
– Breng in een noodgeval de auto tot
stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk op de
S-IPA-schakelaar om het systeem
uit te schakelen.
• Controleer altijd of er voldoende
ruimte is voordat u probeert de auto
te parkeren en het systeem te
bedienen.
WAARSCHUWING!
• Gebruik het systeem in de volgende
situaties niet, aangezien het systeem
u mogelijk niet goed kan
ondersteunen bij het bereiken van de
beoogde parkeerplaats, wat een
ongeval tot gevolg kan hebben.
– In een gebied waar geen
parkeerplaatsen zijn
– Op een onverharde parkeerplaats
zonder belijning, bijvoorbeeld op
zand of grind
– Op een parkeerplaats waarbij een
helling of golving in de weg is
– Op een bevroren, met sneeuw
bedekte of gladde weg
– Op asfalt dat door hoge
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
283
4
Rijden
Page 286 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
buitentemperaturen zacht is
geworden
– Als er een obstakel aanwezig is
tussen de auto en het beoogde
parkeervak
– Gebruik van de sneeuwkettingen of
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
•
Gebruik geen andere dan de door de
fabrikant aanbevolen banden. Mogelijk
werkt het systeem niet goed. Neem voor
het vervangen van de banden contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• In de volgende situaties kan het
systeem de auto mogelijk niet op de
ingestelde locatie brengen.
– Als de banden erg versleten zijn of
als de bandenspanning te laag is
– De auto is zeer zwaar beladen
– De auto staat schuin doordat
bagage e.d. zich aan één kant van de
auto bevindt
– De parkeerplaats is voorzien van
wegverwarming om te voorkomen
dat het wegdek bevriest
Laat in eventuele andere gevallen waarbij
de instelde positie en de positie van de
auto erg verschillen de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
•Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen met betrekking
tot de modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten in acht.
De modus parkeerplaats fileparkeren
verlaten is een functie die wordt
gebruikt bij het wegrijden van een
parkeerplaats na het fileparkeren. Deze
functie kan echter mogelijk niet worden
gebruikt wanneer obstakels of mensen
worden gesignaleerd vóór de auto.
Gebruik deze functie uitsluitend bij het
wegrijden van een parkeerplaats na het
fileparkeren. Wanneer de stuurregeling
WAARSCHUWING!(Vervolg)
in werking is, schakel dan het systeem
uit met de S-IPA-schakelaar of bedien
het stuurwiel om de regeling te
beëindigen.
• Als de modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten in de volgende
gevallen abusievelijk wordt gebruikt,
raakt de auto mogelijk een obstakel.
De functie voor het verlaten van de
parkeerplaats wordt gebruikt in een
richting waar zich een obstakel bevindt,
maar het obstakel wordt niet
gesignaleerd door de zijsensoren
(bijvoorbeeld wanneer de auto direct
naast een paal staat).
WAARSCHUWING!
• Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht,
aangezien de sensoren mogelijk niet
meer goed werken, wat een ongeval
tot gevolg kan hebben.
– Stel de sensor niet bloot aan sterke
schokken door er tegen te slaan,
enz. Anders werken de sensoren
mogelijk niet goed.
– Spuit bij het wassen van de auto
met een hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de sensoren. De
apparatuur werkt mogelijk niet
goed als gevolg van blootstelling
aan een sterke waterdruk. Wanneer
de bumper iets raakt, werkt de
apparatuur mogelijk niet goed meer
als gevolg van een storing in de
sensor. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• De sensoren werken in de volgende
situaties mogelijk niet goed, wat een
ongeval tot gevolg kan hebben. Rijd
met de nodige voorzichtigheid.
– Obstakels aan de zijkant kunnen
niet worden gesignaleerd totdat de
scan van de zijkanten is voltooid.
(→Blz. 250)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
284
Page 287 of 510

WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Zelfs nadat de scan van de zijkanten
is voltooid, kunnen obstakels zoals
andere voertuigen, mensen of
dieren die vanaf opzij naderen niet
worden gesignaleerd.
– De sensor is bevroren (zodra de
sensor ontdooit, zal het systeem
weer normaal werken). Er wordt
mogelijk een
waarschuwingsmelding
weergegeven bij zeer lage
temperaturen doordat de sensor is
bevroren en hij daardoor mogelijk
geen geparkeerde auto's signaleert.
– De sensor wordt geblokkeerd door
iemands hand.
– De auto staat erg schuin.
– Bij extreem hoge of lage
temperaturen.
– Er wordt gereden op een golvende
weg, helling, grindweg, in een
gebied waar het gras hoog is, enz.
– Er bevindt zich een bron van
ultrasoongolven in de buurt, zoals
een claxon of sensoren van een
ander voertuig, de motor van een
motorfiets of de luchtremmen van
een groot voertuig.
– Zware regenval of een andere
oorzaak waardoor er te veel water
op uw auto terechtkomt.
– De hoek van de sensor wijkt
mogelijk af wanneer de
ondersteuningsregeling start, zelfs
wanneer er een geparkeerde auto
op de beoogde parkeerplaats staat.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
– Monteer geen accessoires binnen
het detectiegebied van de sensor.
4.5.13 GPF-systeem
(benzineroetfilter)*
*: Indien aanwezig
Het benzineroetfiltersysteem
verzamelt met behulp van een
uitlaatgasfilter roetdeeltjes in de
uitlaatgassen. Het systeem werkt om
het filter automatisch te regenereren,
afhankelijk van de voertuigcondities.
Als “Exhaust Filter Full See Owner’s
Manual” (Uitlaatgasfiltersysteem vol,
zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
• Deze melding wordt mogelijk
weergegeven wanneer de auto tijdens
het rijden zwaar wordt belast terwijl
roetdeeltjes zich ophopen.
• Het vermogen van het
hybridesysteem (motortoerental)
wordt beperkt bij een bepaalde
hoeveelheid roetdeeltjes. Er kan
echter nog met de auto worden
gereden, tenzij het
motorcontrolelampje gaat branden.
• Roetdeeltjes hopen zich sneller op
wanneer er regelmatig korte ritten
worden gereden met de auto,
wanneer er met lage snelheden wordt
gereden of als het hybridesysteem
regelmatig wordt gestart in een
extreem koude omgeving. Overmatige
ophoping van roetdeeltjes kan
worden voorkomen door periodiek
lange afstanden te rijden waarbij het
gaspedaal af en toe wordt losgelaten,
zoals bij het rijden op autowegen en
snelwegen.
Als het motorcontrolelampje gaat
branden of “Exhaust Filter Full Visit
Your Dealer” (Uitlaatgasfiltersysteem
vol, ga naar uw dealer) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay
De hoeveelheid opgehoopte
roetdeeltjes heeft een bepaald niveau
overschreden. Laat de auto onmiddellijk
nakijken door een erkende
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
285
4
Rijden
Page 288 of 510

Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
OPMERKING
Voorkomen dat het
benzineroetfiltersysteem niet goed
werkt
• Gebruik geen andere brandstof dan
het voorgeschreven type brandstof
• Breng geen wijzigingen aan de
uitlaatpijp aan
4.5.14 Ondersteunende
systemen
Om de veiligheid en de prestaties
tijdens het rijden te verbeteren is uw
auto uitgerust met de volgende
systemen die automatisch in werking
treden als de omstandigheden daar om
vragen. Houd er echter rekening mee
dat dit aanvullende systemen zijn en
vertrouw niet in al te sterke mate op
deze systemen als u de auto bedient.
ECB (elektronisch geregeld
remsysteem)
Het elektronisch geregelde remsysteem
genereert remkracht overeenkomstig de
bediening van de remmen.
ABS (antiblokkeersysteem)
Helpt het blokkeren van de wielen te
voorkomen bij plotseling remmen of
remmen op een glad wegdek
Brake Assist
Zorgt voor een grotere remkracht nadat
het rempedaal is ingetrapt als het
systeem oordeelt dat er sprake is van een
noodstop
VSC (Vehicle Stability Control)
Helpt de bestuurder de auto onder
controle te houden bij uitwijkmanoeuvres
en het nemen van bochten op een glad
wegdek.VSC+ (Vehicle Stability Control+)
Coördineert de werking van ABS-, TRC-,
VSC- en EPS-systemen. Zorgt ervoor dat
de voertuigstabiliteit behouden blijft bij
uitwijkmanoeuvres op een glad wegdek
door de stuurcommando's aan te passen.
TRC (Traction Control)
Zorgt ervoor dat de aandrijfkracht
behouden blijft en voorkomt dat de
aandrijvende wielen gaan doorslippen bij
het wegrijden met de auto of bij het
accelereren op gladde wegen
Active Cornering Assist (ACA)
Helpt te voorkomen dat de auto naar de
buitenkant van de bocht uitwijkt door
remregeling uit te oefenen op de wielen
aan de binnenzijde wanneer tijdens het
rijden in een bocht wordt geprobeerd te
accelereren
Hill Start Assist Control
Helpt te voorkomen dat de auto achteruit
rolt bij helling op wegrijden
EPS (elektrische stuurbekrachtiging)
Maakt gebruik van een elektromotor om de
benodigde kracht voor het ronddraaien van
het stuurwiel te verminderen
Noodstopsignaal
Als het rempedaal plotseling wordt
ingetrapt, gaan de alarmknipperlichten
automatisch knipperen om het
achteropkomende verkeer te waarschuwen.
E-Four (elektronisch on-demand
AWD-systeem) (AWD-uitvoeringen)
Schakelt afhankelijk van de
rijomstandigheden automatisch van
voorwielaandrijving naar permanente
vierwielaandrijving (AWD), wat bijdraagt
aan betrouwbaar rijgedrag en stabiliteit.
Voorbeelden van omstandigheden
waaronder het systeem overschakelt op
AWD zijn het nemen van bochten,
heuvelopwaarts rijden, wegrijden of
accelereren en als het wegoppervlak glad
is ten gevolge van sneeuw, regen, enz.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
286
Page 289 of 510

Als het TRC/VSC/ABS-systeem in
werking is
Het controlelampje Traction Control
knippert wanneer het TRC/VSC/ABS-
systeem in werking is.
Uitschakelen van het TRC-systeem
Als u met uw auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kan het TRC-systeem
het aandrijfvermogen van het
hybridesysteem naar de wielen beperken.
Alsuop
drukt om het systeem uit te
schakelen, kunt u de auto waarschijnlijk
gemakkelijker los krijgen door te
‘schommelen’.
Schakel de TRC uit door
snel in te
drukken en weer los te laten.
“Traction Control Turned Off” (Traction
Control uitgeschakeld) wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
Druk nogmaals op
om het systeem
weer in te schakelen.Zowel TRC als VSC uitschakelen
Houd
meer dan 3 seconden
ingedrukt terwijl de auto stilstaat om de
TRC en VSC uit te schakelen.
Het controlelampje VSC OFF gaat
branden en “Traction Control Turned Off”
(Traction Control uitgeschakeld) wordt op
het multi-informatiedisplay
weergegeven.
*
Druk nogmaals opom de systemen
weer in te schakelen.
*: Bij auto's met het Pre-Crash
Safety-systeem worden ook de Pre-Crash
Brake Assist en het Pre-Crash
Brake-systeem uitgeschakeld. Het
waarschuwingslampje PCS gaat branden
en de melding wordt op het
multi-informatiedisplay weergegeven.
(→371)
Wanneer de melding dat de TRC is
uitgeschakeld wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, zelfs al is
niet ingedrukt
TRC is tijdelijk uitgeschakeld. Als de
melding niet verdwijnt neem dan contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Voorwaarden voor werking Hill Start
Assist Control
Als aan de volgende vier voorwaarden
wordt voldaan, werkt de Hill Start Assist
Control:
• Er is een andere schakelstand dan P of
N geselecteerd (bij het vooruit/
achteruit bergop wegrijden)
• De auto staat stil
• Het gaspedaal wordt niet ingetrapt
• De parkeerrem is niet geactiveerd
Automatisch uitschakelen van Hill
Start Assist Control
De Hill Start Assist Control wordt in de
volgende situaties uitgeschakeld:
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
287
4
Rijden
Page 290 of 510

• Selecteer schakelstand P of N
• Het gaspedaal wordt ingetrapt
• De parkeerrem wordt geactiveerd
• Er zijn niet meer dan 2 seconden
verstreken nadat het rempedaal is
losgelaten.
Bijgeluiden en trillingen die worden
veroorzaakt door ABS, Brake Assist,
VSC, TRC en Hill Start Assist Control
• Het is mogelijk dat u tijdens het
starten van het hybridesysteem of bij
het wegrijden een geluid in de
motorruimte hoort wanneer het
rempedaal herhaaldelijk wordt
ingetrapt. Dit duidt niet op een
storing in een van deze systemen.
• De volgende verschijnselen kunnen
zich voordoen als bovenstaande
systemen in werking zijn. Geen van
deze verschijnselen duidt op een
storing.
– Er kunnen trillingen gevoeld
worden in de carrosserie en de
stuurinrichting.
– Nadat de auto tot stilstand is
gekomen, kan het geluid van een
elektromotor hoorbaar zijn.
Werkingsgeluiden ECB
In de volgende gevallen zijn mogelijk
werkingsgeluiden van de ECB te horen.
Dit duidt echter niet op een storing.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer het rempedaal wordt
bediend.
• Wanneer het bestuurdersportier
wordt geopend, kan aan de voorzijde
van de auto een geluid hoorbaar zijn
dat afkomstig is van het remsysteem.
• Werkingsgeluiden vanuit de
motorruimte die zich voordoen
wanneer na het uitschakelen van het
hybridesysteem een of twee minuten
zijn verstreken.Geluiden en trillingen tijdens de
werking van de Active Cornering
Assist
Tijdens de werking van de Active Corne-
ring Assist kunnen geluiden en trillingen
vanuit het remsysteem worden waarge-
nomen, maar deze duiden niet op een
storing.
Geluid EPS
Wanneer het stuurwiel bediend wordt,
kan het geluid van een elektromotor
(zoemend geluid) hoorbaar zijn. Dit is
normaal en duidt niet op een storing.
Automatisch opnieuw inschakelen van
de TRC- en VSC-systemen
Als de TRC- en VSC-systemen zijn uitge-
schakeld, worden deze automatisch op-
nieuw ingeschakeld in de volgende
situaties:
• Als het contact UIT wordt gezet
• Als alleen het TRC-systeem wordt
uitgeschakeld, wordt de TRC weer
ingeschakeld zodra de rijsnelheid
toeneemt.
Als zowel het TRC- als het VSC-systeem
is uitgeschakeld, worden deze niet
automatisch weer ingeschakeld als de
rijsnelheid toeneemt.
Werkingsvoorwaarden van de Active
Cornering Assist
Het systeem werkt wanneer het
volgende zich voordoet.
• De TRC/VSC kan in werking treden
• De bestuurder probeert tijdens het
rijden in een bocht te accelereren
• Het systeem signaleert dat de auto
naar de buitenkant van de bocht
uitwijkt
• Het rempedaal wordt losgelaten
Gereduceerde bekrachtiging door het
EPS-systeem
De mate van bekrachtiging door het EPS-
systeem wordt gereduceerd om het sy-
steem tegen oververhitting te bescher-
men als er gedurende langere tijd veel stu-
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
288