TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 321 of 554

WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet uitsluitend op het
systeem. Wanneer u uitsluitend op het
systeem vertrouwt, kan dat resulteren
in een ongeval.
• Voor veilig rijden is alleen de
bestuurder verantwoordelijk. Let
goed op de omgeving om te zorgen
dat u veilig rijdt. De Parking Support
Brake-functie kan helpen om de
ernst van een aanrijding te
verminderen. Afhankelijk van de
situatie werkt het systeem mogelijk
niet.
• De Parking Support Brake-functie is
niet ontworpen om de auto volledig
tot stilstand te brengen. Bovendien,
zelfs wanneer de Parking Support
Brake-functie de auto tot stilstand
kan brengen, wordt de remregeling
na ongeveer 2 seconden
uitgeschakeld. Trap dus direct het
rempedaal in.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
WAARSCHUWING!
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als er sneeuwkettingen, een compact
reservewiel of een
bandenreparatieset worden
toegepast
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 311
Omgaan met de wielophanging
Breng geen wijzigingen aan de
wielophanging aan, aangezien
veranderingen in de wagenhoogte of
de hellingshoek van de auto ervoor
kunnen zorgen dat de sensoren
obstakels niet juist signaleren, het
systeem niet werkt of het systeem
onnodig werkt.
Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→Blz. 318
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 312
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
319
5
Rijden
Page 322 of 554

OPMERKING
Storingen aan de sensoren voorkomen
• Wanneer het gebied rondom de
sensor wordt blootgesteld aan een
krachtige schok, werkt de apparatuur
mogelijk niet goed meer als gevolg
van een storing in de sensor. Laat de
auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Spuit bij het wassen van de auto met
een hogedrukreiniger niet
rechtstreeks op de sensoren. De
sensoren werken mogelijk niet goed
als gevolg van blootstelling aan een
sterke waterdruk.
• Richt bij het wassen van de auto met
stoom de stoom niet rechtstreeks op
de sensoren. De sensoren werken
mogelijk niet goed als gevolg van
blootstelling aan stoom.
5.5.11 S-IPA (Simple Intelligent
Parking Assist-systeem)*
*: Indien aanwezig
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Overzicht van functies
Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem bedient automatisch het
stuurwiel voor ondersteuning bij het
achteruitrijden in een gebied naast een
beoogde parkeerplaats en bij het wegrijden
van een parkeerplaats na het fileparkeren.
(Het wijzigen van de stand van de
selectiehendel en het aanpassen van de
snelheid bij het voor- of achteruitrijden
worden niet automatisch uitgevoerd.)
• Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem parkeert de auto niet
automatisch. Het is een systeem dat
ondersteuning biedt bij het wegrijden
uit de parkeerplaats na het haaks
inparkeren of fileparkeren.•
Het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem biedt ondersteuning bij
de bediening van het stuurwiel om de
auto in de richting van de gewenste
parkeerplaats te begeleiden. De
gewenste parkeerplaats kan mogelijk
niet altijd worden bereikt, afhankelijk
van de weg- en
voertuigomstandigheden op het
moment dat u wilt parkeren en de
afstand tot de gewenste parkeerplaats.
Koppelen aan de Parking Support
Brake-functie
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, wordt er een
noodstop uitgevoerd, ongeacht of de
Parking Support Brake-functie is in- of
uitgeschakeld. (→Blz. 321)
WAARSCHUWING!
• Controleer bij het achteruit- of
vooruitrijden of het gebied achter,
voor en rondom de auto veilig is en
rijd langzaam achteruit of vooruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
• Als de kans bestaat dat de auto een
voetganger, een andere auto of een
ander obstakel zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op
de S-IPA-schakelaar (→blz. 322) om
het systeem uit te schakelen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
320
Page 323 of 554

Tabel met ondersteuningsmodi en functies van het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem
Ondersteunings-
modusWijze van parkeren Overzicht van functiesZie blad-
zijde
Modus automatisch
fileparkerenFileparkerenBegeleiding wordt geboden om de
beoogde parkeerplaats te signale-
ren en een positie te bereiken van
waaruit achteruit kan worden ge-
reden. Ondersteuning wordt ge-
boden vanaf het punt waar de
auto achteruit begint te rijden tot
het moment dat hij de beoogde
parkeerplaats bereikt.Blz. 324
Modus parkeer-
plaats fileparkeren
verlatenParkeerplaats file-
parkeren verlatenDe ondersteuning begint na het
fileparkeren van de auto. Onder-
steuning wordt geboden om de
auto vanuit de parkeerplaats te
begeleiden naar een positie van
waaruit hij kan wegrijden.Blz. 328
Modus automatisch
achteruit inparke-
ren (met functie
voor begeleiding bij
vooruit rijden)Achteruit inparke-
renDe ondersteuning begint nadat de
auto voor de beoogde parkeer-
plaats tot stilstand is gebracht en
helpt bij het achteruit de parkeer-
plaats inrijden, inclusief begelei-
ding om een positie te bereiken
van waaruit achteruit kan worden
gereden.Blz. 332
Parking Support Brake-functie terwijl
het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en het
systeem een obstakel signaleert dat een
aanrijding kan veroorzaken, treden de
begrenzingsregeling van het
hybridesysteem en de remregeling van de
Parking Support Brake-functie in
werking, ongeacht of de Parking Support
Brake-functie is in- of uitgeschakeld.
(→Blz. 314)
• Nadat de Parking Support
Brake-functie in werking is getreden,
wordt de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
tijdelijk gestopt en wordt de werking
van de Parking Support Brake-functie
op het multi-informatiedisplay
weergegeven. (→Blz. 317)• Wanneer de werking van het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem
3 keer is gestopt als gevolg van de
werking van de Simple Intelligent
Parking Assist-systeem, wordt het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem uitgeschakeld.
• Zodra het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem beschikbaar is nadat
de Parking Support Brake-functie in
werking is getreden, wordt er een
melding op het multi-
informatiedisplay weergegeven die u
laat weten dat u moet schakelen. De
werking van het Simple Intelligent
Parking Assist-systeem kan worden
hervat door te schakelen
overeenkomstig de aanwijzing op het
multi-informatiedisplay en door de
S-IPA-schakelaar (→blz. 322)
nogmaals in te drukken.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
321
5
Rijden
Page 324 of 554

Schakelen terwijl het Simple
Intelligent Parking Assist-systeem in
werking is
Als het systeem vaststelt dat de
bestuurder van plan is om vooruit of
achteruit te rijden, blijft de
ondersteuning werken, ook al heeft de
bestuurder geschakeld voordat dit door
het systeem werd aangegeven. Doordat
de bediening door de bestuurder
verschilt van de door het systeem
geboden ondersteuning, neemt het
aantal keermanoeuvres mogelijk toe.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. het detectiebereik
voor obstakels) kunnen worden
gewijzigd. (Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 478)
Wijzigen van de ondersteuningsmodus
Wijzigen met de S-IPA-schakelaar
Druk op de schakelaar
Hiermee kunt u schakelen tussen de
functies en de ondersteuningsmodi uit-
of inschakelen.
Telkens wanneer de S-IPA-schakelaar
wordt ingedrukt terwijl het contact AAN
staat en de rijsnelheid ongeveer 30 km/h
of lager is, wijzigt de functie als volgt.
De geselecteerde functie wordt
weergegeven op het bedieningsdisplay
op het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 322)Wanneer de S-IPA-schakelaar wordt
ingedrukt terwijl een andere schakelstand
dan P is geselecteerd
Wanneer de S-IPA-schakelaar wordt
ingedrukt terwijl schakelstand P is
geselecteerd
*: De modus automatisch achteruit
inparkeren kan worden ingeschakeld
wanneer aan de desbetreffende
werkingsvoorwaarden wordt voldaan
(→blz. 335). Wanneer er niet aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt hij uitgeschakeld.
Begeleidingsscherm
Het begeleidingsscherm wordt weerge-
geven op het multi-informatiedisplay.
IO55PH104
Off
Back-in parking assist mode*
Parallel parking assist mode
Off
Exit parallel parking
assist mode
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
322
Page 325 of 554

1Indicator mate van assistentie
Geeft een statusbalk weer waarop
wordt aangegeven hoe ver de auto is
verwijderd van zijn stoppositie/wat
de positie is waarbij de
ondersteuningsregeling eindigt.
2Stopweergave
Trap wanneer dit brandt het
rempedaal in en breng de auto direct
tot stilstand.
3Weergave bediening
Geeft de bedrijfsconditie van het
Simple Intelligent Parking
Assist-systeem weer.
4Adviesweergave
Volg de op het display getoonde
aanwijzingen op en voer de
aangegeven handelingen uit. In de
afbeelding wordt als voorbeeld een
display getoond waarop staat
aangegeven dat het rempedaal moet
worden ingetrapt om de rijsnelheid te
regelen en dat u moet controleren of
de omgeving veilig is.
5Icoon S-IPA-schakelaar
Wordt weergegeven wanneer de
ondersteuningsmodus kan worden
gewijzigd en het systeem kan worden
uit- of ingeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
6Weergave automatische bediening
van het stuurwiel
Geeft weer wanneer het stuurwiel
automatisch wordt bediend.
7Weergave Toyota Parking
Assist-sensor/weergave portierpositie
(open/dicht)
→Blz. 305
Controlelampje S-IPA in het
instrumentenpaneel (→blz. 143)
Dit controlelampje gaat branden wanneer
het stuurwiel automatisch wordt bediend
door het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem. Nadat de regeling wordt
beëindigd, knippert het controlelampje
korte tijd en dooft het vervolgens.Pop-updisplay Toyota Parking
Assist-sensor
Als het Simple Intelligent Parking
Assist-systeem in werking is en de Toyota
Parking Assist-sensor een obstakel
signaleert, verschijnt automatisch een
pop-updisplay van de Toyota Parking
Assist-sensor op het begeleidingsscherm
(→blz. 305), ongeacht of de Toyota
Parking Assist-sensor is in- of
uitgeschakeld. (→Blz. 305)
Annuleren of stoppen van de
ondersteuningsmodus
De ondersteuningsmodus wordt in de
volgende gevallen geannuleerd of gestopt.
De ondersteuningsregeling wordt
geannuleerd wanneer
• De functie voor het behoud van de
temperatuur van het systeem in
werking is
• Er een systeemstoring is
• Het systeem heeft bepaald dat de
omgeving van de parkeerplaats niet
geschikt is voor verdere
ondersteuning
Pak wanneer de ondersteuningsregeling
wordt geannuleerd het stuurwiel stevig
vast, trap het rempedaal in en breng de
auto tot stilstand.
Begin nogmaals vanaf het begin,
aangezien het systeem al geannuleerd
is. Wanneer u verdergaat met handmatig
parkeren, bedien dan het stuurwiel zoals
u dat normaal ook zou doen.
De ondersteuningsregeling wordt
gestopt wanneer
• Het stuurwiel wordt bediend
•
De rijsnelheid wordt tijdens de onder-
steuningsregeling hoger dan 7 km/h
• De Parking Support Brake-functie is in
werking
Wanneer de ondersteuningsregeling
wordt gestopt, kan deze weer worden
hervat door de aanwijzingen op het
scherm te volgen.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
323
5
Rijden
Page 326 of 554

Als de rijsnelheid hoger dreigt te
worden dan de snelheidslimiet tijdens
de ondersteuningsregeling
Er klinkt een zoemer en er verschijnt een
melding dat de mogelijkheid bestaat dat
de rijsnelheid de snelheidslimiet zal
overschrijden. Trap, wanneer de melding
wordt weergegeven, het rempedaal
direct in om te decelereren. Als de auto
blijft accelereren, wordt de
ondersteuningsregeling onderbroken
wanneer de rijsnelheid een bepaalde
snelheid overschrijdt. (→Blz. 339)
Fileparkeren (modus automatisch
fileparkeren)
Overzicht van functies
Wanneer er een parkeerplaats kan
worden gesignaleerd, wordt u naar voren
begeleid tot u de startpositie voor de
ondersteuningsregeling hebt bereikt.
Vervolgens kan de modus automatisch
fileparkeren worden gebruikt. Bovendien
wordt er afhankelijk van de parkeerplaats
en andere omstandigheden en indien
nodig ondersteuning verleend bij het
maken van meerdere keermanoeuvres.
1Blijf naar voren rijden en houd daarbij de
auto parallel aan de stoeprand of de weg.
Stop op het punt waarbij het midden van de
beoogde parkeerplaats vrijwel haaks op de
auto staat. Druk vervolgens 1 keer op de
S-IPA-schakelaar om de Parallel Parking
Assist-modus te selecteren.
2Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand, zodat de
parkeerplaats wordt gesignaleerd.
3Er is een geluid te horen en er wordt
een display weergegeven om u te laten
weten wanneer de auto een positie bereikt
vanaf waar ondersteuningsregeling kan
worden gebruikt om achteruit te rijden.
Wanneer vervolgens de schakelstand
wordt gewijzigd overeenkomstig de
aanwijzingen van het systeem, begint de
automatische bediening van het stuurwiel.
Als de gesignaleerde parkeerplaats of
de weg (afstand tot de rand van de
weg tegenover de parkeerplaats)
smal is of als er zich obstakels voor de
auto bevinden, wordt er geen
begeleiding gegeven.
4Het parkeren is voltooid
Hiermee is de ondersteuningsmodus
voltooid. Afhankelijk van de conditie
van de parkeerplaats worden de
begeleiding voor de beginpunten
voor naar voren rijden en
achteruitrijden en de automatische
bediening van het stuurwiel telkens
wanneer meerdere keermanoeuvres
nodig zijn, herhaald. Hierbij wordt
stap gevolgd vanaf het moment dat
de auto achteruit begint te rijden
totdat het parkeren is voltooid.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
324
Page 327 of 554

Parkeren
1. Stop op het punt waarbij het midden
van de beoogde parkeerplaats vrijwel
haaks op de auto staat. Druk
vervolgens 1 keer op de
S-IPA-schakelaar en controleer of het
display op het multi-
informatiedisplay terugkeert naar
“Parallel Parking” (fileparkeren).• Iedere keer dat er op de
S-IPA-schakelaar wordt gedrukt,
wijzigt de modus. (→Blz. 322)
• Wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is, kan door het
indrukken van de S-IPA-schakelaar
niet worden overgeschakeld naar de
weergave “Parallel Parking”
(fileparkeren).
2. Rijd recht vooruit en blijf daarbij
parallel aan de weg of stoeprand. Laat
een ruimte van ongeveer 1 m tussen
uw auto en de geparkeerde auto's.
• Rijd langzaam.
• Het systeem begint een
parkeerplaats te zoeken.• Tijdens het zoeken naar een
parkeerplaats kan de
richtingaanwijzerschakelaar
(→blz. 228) worden bediend om een
parkeerplaats links of rechts te
selecteren.
• Wanneer u de functie wilt
uitschakelen, druk dan eenmaal op
de S-IPA-schakelaar.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
325
5
Rijden
Page 328 of 554

• Wanneer een parkeerplaats is
gesignaleerd, wijzigt het scherm.
3. Breng de auto tot stilstand wanneer
een piepsignaal te horen is en de
stopweergave op het display wordt
weergegeven.
4. Als schakelstand R wordt
geselecteerd, klinkt er een hoog
piepsignaal en start de
ondersteuningsregeling.
• Wanneer de automatische bediening
van het stuurwiel begint, worden de
weergave van de automatische
bediening van het stuurwiel en de
indicator die de mate van assistentie
aangeeft (→blz. 323) op de
displayzone weergegeven.
• Druk op de S-IPA-schakelaar om de
ondersteuningsregeling te stoppen.
5.
Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is, controleer of er zich geen
obstakels bevinden op de parkeerplaats
en rijd langzaam achteruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
• Wanneer u te snel achteruitrijdt,
klinkt er een schril piepsignaal en
stopt de ondersteuningsregeling.
(→Blz. 339)• Wanneer de auto niet netjes in één
keer de beoogde parkeerplaats kan
worden ingereden en er meerdere
keermanoeuvres nodig zijn, ga dan
naar stap
6. Wanneer er niet
meerdere keermanoeuvres nodig
zijn, ga dan naar stap
12.
6. Breng de auto tot stilstand wanneer
een piepsignaal te horen is en de
stopweergave op het display wordt
weergegeven.
7. Selecteer schakelstand D.
8. Neem een normale zithouding aan,
laat uw handen lichtjes en zonder
kracht te gebruiken op het stuurwiel
rusten, controleer of het gebied voor
en rondom de auto veilig is en rijd
langzaam vooruit terwijl u de
rijsnelheid regelt met het rempedaal.
9. Breng de auto tot stilstand wanneer
een piepsignaal te horen is en de
stopweergave op het display wordt
weergegeven.
10. Selecteer schakelstand R.
11. Neem een normale zithouding voor
achteruitrijden aan, laat uw handen
lichtjes en zonder kracht te gebruiken
op het stuurwiel rusten, controleer of
het gebied achter en rondom de auto
veilig is en rijd langzaam achteruit
terwijl u de rijsnelheid regelt met het
rempedaal.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
326
Page 329 of 554

Afhankelijk van de conditie van de
parkeerplaats moeten er mogelijk
stappen worden herhaald.
12.
Wanneer de auto zich bijna geheel
binnen de beoogde parkeerplaats
bevindt, klinkt er een hoog piepsignaal
en wordt de stopweergave op het
display weergegeven. Breng de auto tot
stilstand.
Hiermee is de modus automatisch
fileparkeren voltooid.
• Na het stoppen kunt u naar wens de
auto nog manoeuvreren om de
gewenste parkeerplaats te bereiken.
• Houd bij het achteruitrijden de
omgeving voor en achter de auto in
de gaten. Controleer de omgeving
ook via de (buiten)spiegels.
Werkingsvoorwaarden modus
automatisch fileparkeren
• Rijd langzaam (met een snelheid
waarbij de auto snel tot stilstand kan
worden gebracht) om de modus
automatisch fileparkeren goed te
laten werken. Houd de auto parallel
aan de weg (of stoeprand) terwijl u
een afstand van ongeveer 1 m tot de
geparkeerde auto's aanhoudt.
• De functie kan niet worden gebruikt
wanneer de rijsnelheid ongeveer
30 km/h of hoger is.
• De zijsensoren voor en zijsensoren
achter worden gebruikt om
geparkeerde auto's te signaleren en
de parkeerplaats te bepalen. Daarom
wordt er geen begeleiding gegeven
wanneer signalering niet mogelijk is.
• Als er geen geparkeerde auto's zijn,
kan de parkeerplaats niet worden
bepaald. Daardoor kan de Parallel
Parking Assist-modus niet worden
bediend.
• Wanneer de omgeving van de
parkeerplaats niet kan worden
gesignaleerd, werkt de Parallel
Parking Assist-modus mogelijk niet.• De begeleiding blijft werken totdat de
rijsnelheid ongeveer 30 km/h of
hoger wordt of totdat de functie
wordt uitgeschakeld met de
S-IPA-schakelaar.
Timing voor het indrukken van de
S-IPA-schakelaar
In de volgende gevallen werkt de
ondersteuningsmodus mogelijk ook
tijdens de stappen die worden gevolgd
bij het parkeren met behulp van de
modus automatisch fileparkeren. Voer in
deze gevallen echter de
parkeerprocedures uit overeenkomstig
de informatie op het
multi-informatiedisplay.
• In stap
1wordt de S-IPA-schakelaar
ingedrukt nadat de beoogde
parkeerplaats al is gepasseerd.
Als de auto niet is gestopt in stap
1,
kunt u door de S-IPA-schakelaar
1 keer in te drukken terwijl de auto
rijdt, “Parallel Parking” (fileparkeren)
selecteren en direct verdergaan naar
stap
2.
• De auto wordt naar de positie in stap
3gereden zonder dat de
S-IPA-schakelaar wordt ingedrukt.
Vervolgens wordt na het selecteren
van schakelstand R de S-IPA-
schakelaar ingedrukt.
OPMERKING
• Als er kuilen of hellingen in de weg
zitten, kan de beoogde parkeerplaats
niet goed worden ingesteld. Daardoor
wordt de auto mogelijk schuin of
deels buiten de parkeerplaats
geparkeerd. Gebruik in deze gevallen
de Parallel Parking Assist-modus niet.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
327
5
Rijden
Page 330 of 554

OPMERKING(Vervolg)
• Als de geparkeerde auto waarachter u
wilt parkeren erg smal is, of zeer dicht
tegen de stoeprand aan geparkeerd
staat, begeleidt de
ondersteuningsregeling uw auto ook
naar een positie dicht tegen de
stoeprand aan. Als de kans bestaat
dat de auto de stoeprand of een
ander obstakel zal raken of als de
kans bestaat dat de stand van de
wielen afwijkt van de beoogde
parkeerplaats, breng de auto dan tot
stilstand door het rempedaal in te
trappen en druk op de S-IPA-
schakelaar om het systeem uit te
schakelen.
• Wanneer zich aan de binnenzijde van
de parkeerplaats een muur of ander
obstakel bevindt of wanneer een
andere geparkeerde auto deels op de
weg staat, wordt de beoogde
parkeerplaats ingesteld op een
positie waarbij de auto iets uitsteekt
op de weg.
• Afhankelijk van de omgeving, zoals
andere geparkeerde auto's, wordt de
auto mogelijk schuin of deels buiten
de parkeerplaats geparkeerd. Pas de
positie van de auto indien nodig
handmatig aan.
OPMERKING(Vervolg)
•Het systeem helpt de auto te begeleiden
op basis van de positie van nabij gepar-
keerde auto's, zelfs wanneer zich
obstakels, hobbels, kuilen of
stoepranden op, in of naast de
parkeerplaats bevinden. Als het lijkt
alsof de auto iets zal raken, breng de
auto dan tot stilstand door het
rempedaal in te trappen en druk op de
S-IPA-schakelaar om het systeem uit te
schakelen.
• Mogelijk kunnen objecten die zich
dicht bij de grond bevinden niet
worden gesignaleerd. Controleer of
het gebied rondom uw auto veilig is
en breng de auto tot stilstand door
het rempedaal in te trappen als het
lijkt alsof de auto mogelijk iets zal
raken.
Wegrijden van een parkeerplaats na het
fileparkeren (modus parkeerplaats
fileparkeren verlaten)
Overzicht van functies
Selecteer bij het wegrijden van een
parkeerplaats na het fileparkeren de
richting waarin u wilt wegrijden. De
ondersteuningsregeling voor de
bediening van het stuurwiel helpt om de
auto naar een positie te begeleiden van
waaruit u kunt wegrijden.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
328