TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: PRIUS PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA PRIUS PLUG-IN HYBRID 2023Pages: 554, PDF Size: 107.79 MB
Page 351 of 554

Controleer of alle banden dezelfde maat
hebben en van hetzelfde merk zijn en
controleer of de sneeuwkettingen
geschikt zijn voor de bandenmaat van
uw auto.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
•
Probeer een vastgevroren ruit niet met
kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water over
het bevroren gedeelte om het ijs te
laten smelten. Veeg het water direct
weg om te voorkomen dat het bevriest.
• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op het
chassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien dat
het geval is.
• Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan aan de conditie
van de weg.
Bij het parkeren
Parkeer de auto, zet de selectiehendel in
stand P en zorg dat een van de wielen
wordt geblokkeerd, maar activeer de
parkeerrem niet. De parkeerrem kan
vastvriezen en bij het deactiveren niet vrij
komen. Blokkeer bij het parkeren van de
auto de wielen zonder de parkeerrem te
gebruiken. Het niet in acht nemen
hiervan kan gevaarlijk zijn omdat de auto
onverwacht in beweging kan komen,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.Kiezen van sneeuwkettingen
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is
afgestemd op de bandenmaat.
Zijketting13,0 mm (0,12 in.)
230,0 mm (1,18 in.)
310,0 mm (0,39 in.)
Dwarsketting
44,0 mm (0,16 in.)
525,0 mm (0,98 in.)
614,0 mm (0,55 in.)
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvorens
sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht bij het monteren en verwijderen
van sneeuwkettingen:
• Monteer en verwijder de
sneeuwkettingen op een veilige
locatie.
• Monteer de sneeuwkettingen
uitsluitend op de voorwielen. Gebruik
geen sneeuwkettingen om de
achterwielen.
5.6 Rijtips
349
5
Rijden
Page 352 of 554

• Plaats de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km
opnieuw vast.
• Monteer de sneeuwkettingen volgens
de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
Verbruik van brandstof en elektriciteit
Bij lage temperaturen neemt de weerstand
in componenten van de auto (transmissie,
banden, enz.) over het algemeen toe,
waardoor er meer energie verbruikt wordt.
Daardoor is de kans groot dat het
brandstofverbruik toeneemt.
Het verbruik van brandstof en
elektriciteit zal ook bij deze auto
waarschijnlijk toenemen.
WAARSCHUWING!
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het stuur
verliezen, wat kan leiden tot een ongeval
met dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
• Gebruik winterbanden met de
voorgeschreven maat.
• Zorg ervoor dat de bandenspanning
aan de specificatie voldoet.
• Rijd niet harder dan de toegestane
snelheid of harder dan de
snelheidslimiet die geldt voor de
gebruikte winterbanden.
• Monteer winterbanden op alle
wielen.
Als wordt gereden met
sneeuwkettingen
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen een aanrijding en dodelijk of
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
•
Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik de LTA (Lane Tracing Assist)
niet.
Bij het parkeren
Blokkeer bij het parkeren van de auto
de wielen zonder de parkeerrem te
gebruiken. Als u de wielen niet
blokkeert, kan de auto onverwachts in
beweging komen, waardoor een
ongeval kan ontstaan.
OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van
winterbanden heeft namelijk invloed op
de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Monteren van sneeuwkettingen
Als er sneeuwkettingen gemonteerd
zijn, werken de
bandenspanningssensoren en -zenders
mogelijk niet goed.
5.6 Rijtips
350
Page 353 of 554

6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........352
6.1.1 Automatische airconditioning . . .352
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning..........359
6.1.3 Stoelverwarming.........361
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .362
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .362
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden .364
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......364
6.3.2 Voorzieningen in de bagageruimte .367
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen
inhetinterieur .............370
6.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............370
Voorzieningen in het interieur6
351
Page 354 of 554

6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
6.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie en vorm van de toetsen kunnen iets afwijken bij auto's met rechtse
besturing.
Bedieningspaneel airconditioning
Wijzigen van de ingestelde
temperatuur
Beweeg de temperatuurinstelknop
omhoog om de temperatuur te verhogen
en omlaag om de temperatuur te
verlagen.
Als
niet is ingedrukt, blaast het
systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur.Instellen van de aanjagersnelheid
Beweeg de instelknop voor de
aanjagersnelheid omhoog om de
aanjagersnelheid te verhogen en omlaag
om de aanjagersnelheid te verlagen.
De aanjagersnelheid wordt op het display
weergegeven (7 snelheden).
Druk op
om de aanjager uit te
schakelen.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
352
Page 355 of 554

Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Beweeg de luchtcirculatieknop omhoog
of omlaag om de luchtcirculatiemodus te
wijzigen.
Iedere keer dat de knop wordt bediend,
worden er andere uitstroomopeningen
geselecteerd.
1Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam
2Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten
3Er stroomt lucht naar de voeten
4Er stroomt lucht naar de voeten en de
voorruitverwarming is in werking
Overige functies
• Schakelen tussen buitenluchtmodus
en recirculatiemodus (→blz. 354)
• Ontwasemen van de voorruit
(→blz. 354)
• Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels (→blz. 354)
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op
.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
(→Blz. 352)
3. Druk op
om de werking te
beëindigen.Wanneer de automatische modus is
ingeschakeld, worden de
luchtcirculatiemodi en de
aanjagersnelheid niet weergegeven op
het bedieningspaneel voor de
airconditioning.
Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, gaat het controlelampje
uit.
De automatische modus blijft echter
ingeschakeld voor de andere functies dan
die worden bediend.
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier (DUAL-modus)
Voer een van de volgende handelingen
uit om de DUAL-modus in te schakelen:
• Druk op
.
• Wijzig de ingestelde temperatuur aan
passagierszijde met de
temperatuurknop voor de
passagierszijde.
Als de DUAL-modus is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
.
Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel (S-FLOW-modus)
Deze functie regelt automatisch de
luchtcirculatie van de airconditioning,
zodat prioriteit wordt gegeven aan de
voorstoelen. Wanneer de
voorpassagiersstoel niet bezet is, stroomt
er mogelijk alleen lucht naar de
bestuurdersstoel. Onnodig gebruik van
de airconditioning wordt onderdrukt, wat
zorgt voor een lager brandstofverbruik.
De geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
werkt in de volgende situaties:
• Er worden geen passagiers
gesignaleerd op de achterstoelen
• De voorruitverwarming is niet in
werking
Wanneer de modus in werking is, brandt
.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
353
6
Voorzieningen in het interieur
Page 356 of 554

Geconcentreerde luchtcirculatiemodus
voorstoel handmatig in-/uitschakelen
Wanneer de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voor de voorstoel
is ingeschakeld, kan met de schakelaar
worden ingesteld of de lucht alleen naar
de voorstoelen moet stromen of naar
alle stoelen. Wanneer de modus
handmatig wordt bediend, stopt de
automatische regeling van de
luchtcirculatie.
Druk op
op het bedieningspaneel
van de airco om de luchtcirculatie in te
stellen.
• Indicator brandt: luchtstroom alleen
naar de voorstoelen
• Indicator is uit: luchtstroom naar alle
stoelen.
Overige functies
Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op
.
Elke keer dat er op
wordt gedrukt,
wijzigt de modus tussen
buitenluchtmodus en recirculatiemodus.
Als de recirculatiemodus is geselecteerd,
brandt het controlelampje
.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager
De instelling van de aanjagersnelheid
tijdens bediening in de automatische
modus kan aan de persoonlijke voorkeur
worden aangepast.
Druk op
om de instellingsmodus voor
de aanjagersnelheid te wijzigen.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
verandert de instellingsmodus voor de
aanjagersnelheid als volgt.
NORMAL (normaal)→ECO→FAST (snel)
→NORMAL (normaal)
Wanneer ECO wordt weergegeven op het
airconditioningscherm, wordt de
airconditioning zo bediend dat erprioriteit wordt gegeven aan een laag
brandstofverbruik door de
aanjagersnelheid te verlagen, enz.
Wanneer FAST op het scherm wordt
weergegeven, neemt de aanjagersnelheid
toe.
Ontwasemen van de voorruit
De ontwaseming wordt gebruikt om de
voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op
.
Zet, als de recirculatiemodus is
ingeschakeld,
in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
sneller te ontwasemen.
Als de ontwaseming is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
. Druk
wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op
om terug te keren naar
de vorige modus. Er kan ook naar de
vorige modus worden teruggekeerd door
tijdens de werking het contact UIT te
zetten.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op
.
Elke keer als op
wordt gedrukt,
schakelt de verwarming tussen aan en uit.
Als de verwarming is ingeschakeld,
brandt het controlelampje
.
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.
Eco Score (score airco)
→Blz. 167
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
354
Page 357 of 554

Uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en luchthoe-
veelheid veranderen overeenkomstig de
geselecteerde luchtcirculatiemodus.
Richting van de luchtstroom afstellen
Richt de luchtstroom naar links of rechts,
boven of beneden.
Openen en sluiten van de
uitstroomopeningen
Uitstroomopening links/uitstroomopening
rechts
1De uitstroomopening openen
2De uitstroomopening sluiten
Middelste uitstroomopeningen
1De uitstroomopening openen
2De uitstroomopening sluiten
Verwarming
• In de HV-modus wordt de
benzinemotor mogelijk ingeschakeld
om warmte van de koelvloeistof via de
verwarming af te voeren.
•
In de EV-modus zorgt een verwarming-
spompsysteem voor het verwarmen.
– Als de buitentemperatuur laag is of
als het sneeuwt, is de verwarming
mogelijk minder effectief dan bij
conventionele auto's en stroomt er
mogelijk geen warme lucht uit de
uitstroomopening.
– Als de warmtewisselaar aan de
buitenzijde bedekt is met rijp,
neemt de aanjagersnelheid af en
wordt het mogelijk moeilijker om
het interieur te verwarmen. Dit
duidt echter niet op een storing. In
deze situatie verandert de
temperatuur van de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt mogelijk
niet, zelfs niet als de ingestelde
temperatuur wordt verhoogd.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
355
6
Voorzieningen in het interieur
Page 358 of 554

– Als er zich rijp gevormd heeft op de
warmtewisselaar aan de buitenzijde,
nemen de verwarmingsprestaties
af. De rijp kan van de
warmtewisselaar aan de buitenzijde
worden verwijderd door voor het
rijden de op afstand bedienbare
airconditioning in te schakelen
(→blz. 359). Na het ontdooien
wordt de verwarmingsfunctie van
de op afstand bedienbare
airconditioning ingeschakeld.
– Als
wordt ingeschakeld, wordt
de verwarming optimaal geregeld.
Daardoor worden de ingestelde
verwarmingsprestaties mogelijk
niet bereikt, zelfs niet als de
aanjagersnelheid wordt verhoogd.
• In de volgende situaties treedt de
benzinemotor mogelijk in werking om,
ook in de EV-modus, warmte van de
koelvloeistof via de verwarming af te
voeren.
– De buitentemperatuur is ongeveer
-10°C of lager
–
is ingeschakeld
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
Waterdruppels tijdens aircowerking
Op de warmtewisselaar aan de buitenzijde,
de accumulator en de aircoleidingen kan
zich condens of rijp vormen. Tijdens of na
de aircowerking kunnen waterdruppels van
de auto vallen. Dit duidt echter niet op een
storing.
Bevestigingsscherm instellingen
Bij het wijzigen van de instellingen van de
airconditioning, wordt het bevestigings-
scherm voor de instelling als pop-up weer-
gegeven op het multi- informatiedisplay.
Druk op
van de bedieningstoetsen van
het instrumentenpaneel om terug te keren
naar het vorige scherm.
Werking van de automatische
luchtcirculatie
•
Voor het behoud van een comfortabel
interieur kan de luchtstroom, direct
nadat het hybridesysteem is gestart en
op andere momenten, afhankelijk van
de buitentemperatuur, naar stoelen
zonder passagiers worden geleid.
•Als, nadat het hybridesysteem is
gestart, passagiers in de auto van plaats
veranderen of in of uit de auto stappen,
kan het systeem de aanwezigheid van
passagiers niet goed bepalen en werkt
de automatische regeling van de
luchtcirculatie niet.
Handmatige regeling van de
luchtcirculatie
Zelfs wanneer de functie handmatig
wordt ingesteld om de luchtstroom
alleen naar de voorstoelen te leiden,
wordt mogelijk automatisch lucht naar
alle stoelen geleid wanneer een
achterstoel bezet is.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
356
Page 359 of 554

Terugkeren naar automatische
luchtcirculatie
1. Zet, wanneer de indicator uit is, het
contact UIT.
2. Wacht ten minste 60 minuten en zet
het contact AAN.
Werking geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)
Wanneer op
wordt gedrukt, wordt de
status van de geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus) weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
Wijzigen van de instellingen met behulp
van het multi-informatiedisplay
De instellingen van de airconditioning
kunnen worden gewijzigd op het scherm
van het multi-informatiedisplay.
(→Blz. 166)
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer
wordt ingeschakeld, wordt de
lucht die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.
• Als u
uitschakelt, zullen de ruiten
mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.Functie voor signalering condens op
voorruit
Wanneer de automatische modus is inge-
schakeld, signaleert de luchtvochti-
gheidssensor (→
blz. 359) condens op de
voorruit en regelt hij de airconditioning
om te voorkomen dat de ruiten beslaan.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt aange-
zogen, zet dan de luchttoevoerregeling in
de buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Toevoer van buitenlucht tijdens
parkeren
Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het starten
van de auto te verminderen.
Werking van de airconditioning als bij
de persoonlijke voorkeursinstellingen
voor de aanjager ECO is ingesteld
• In de ECO-modus wordt de
airconditioning als volgt geregeld om
te zorgen voor een laag
brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
357
6
Voorzieningen in het interieur
Page 360 of 554

• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Wijzig de ingestelde temperatuur
– Stel bij de persoonlijke
voorkeursinstellingen voor de
aanjager de modus FAST of
NORMAL in.
• Als de ECO-rijmodus wordt
ingeschakeld, wordt de
instellingsmodus voor de
aanjagersnelheid automatisch
gewijzigd in ECO-modus. Zelfs in dat
geval kan de instellingsmodus voor de
aanjagersnelheid worden gewijzigd
door op
te drukken. (→Blz. 282)
Wanneer de buitentemperatuur tot
bijna 0°C daalt
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk
niet, ook niet als op
wordt gedrukt.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Om geuren die bij het inschakelen van
de airconditioning optreden te
onderdrukken, stroomt er tijdens het
parkeren automatisch buitenlucht de
auto in.
• Om onaangename geuren te
voorkomen wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld mogelijk
even vertraagd.
Interieurfilter
→Blz. 414Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de werking van de
toets AUTO van de airconditioning)
kunnen worden gewijzigd.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 478)
WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
• Gebruikniet in combinatie met
koele lucht bij zeer vochtig weer. Het
verschil tussen de
buitentemperatuur en de
temperatuur van de voorruit zorgt
ervoor dat de buitenkant van de
voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
• Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de
uitstroomopeningen kunnen
bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
358