TOYOTA PROACE VERSO 2018 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2018, Model line: PROACE VERSO, Model: TOYOTA PROACE VERSO 2018Pages: 504, PDF Size: 74.22 MB
Page 151 of 504

151
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch om
tussen dim- en grootlicht, afhankelijk van
de lichtsterkte van de omgeving en de
aanwezigheid van overig verkeer op de weg die
worden geregistreerd door een camera aan de
bovenzijde van de voorruit.
Inschakelen/uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de
stand "AUTO" of "dimlicht /grootlicht".
De grootlichtassistent is een
hulpsysteem bij het rijden.
Het blijft de verantwoordelijkheid van
de bestuurder om de verlichting van zijn
auto aan te passen aan de lichtsterkte
van de omgeving, het zicht en het
verkeer.
Het systeem wordt geactiveerd vanaf
25 km/h.
Als de snelheid lager dan 15 km/h
wordt, werkt de functie niet meer.
F
Geef een lichtsignaal (door de
lichtschakelaar voorbij het zware punt te
bewegen) om de functie in te schakelen.
F
Geef nogmaals een
lichtsignaal om de
werking van de functie te
onderbreken, waarna het
systeem overschakelt op
de modus "automatische
verlichting".
Onderbreken
De bestuurder kan indien nodig op elk moment
zelf overschakelen op grootlicht of dimlicht.
De bestuurder kan indien nodig op elk
moment zelf de verlichting omschakelen
door de lichtschakelaar naar zich toe te
trekken.
Bij het geven van een lichtsignaal wordt het
systeem niet uitgeschakeld.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
4
Verlichting en zicht
Page 152 of 504

152
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Activeer of deactiveer in het menu Rijden de
functie " Automatisch uitschakelen van het
grootlicht ". Er kunnen storingen in de werking van
het systeem optreden:
-
als het zicht slecht is (bijvoorbeeld
bij sneeuwval, zware regenval of
dichte mist, ...),
- als het gedeelte van de voorruit
voor de camera vuil, beslagen of
bedekt is (bijvoorbeeld met een
sticker),
- als de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door spiegelende of
reflecterende panelen (bijvoorbeeld
verkeersborden).
Bij te dichte mist wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld.
Het systeem signaleert geen:
- weggebruikers die geen verlichting
voeren, zoals voetgangers,
- weggebruikers van wie de
verlichting wordt afgeschermd
(bijvoorbeeld door een vangrail op
de snelweg),
- weggebruikers die zich aan de top
of de voet van een steile helling,
in een bocht of op een zijweg
bevinden.
Met touchscreen Met autoradio
Inschakelen van het systeem:
Uitschakelen van het systeem:
F Druk op deze knop: het lampje
ervan gaat branden, het systeem
is uitgeschakeld.
F Druk op deze knop: het lampje
ervan dooft, het systeem is
ingeschakeld.
Verlichting en zicht
Page 153 of 504

153
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu
van de auto de functie "Sfeerverlichting".
Met touchscreenMet autoradio
Activeer of deactiveer in het menu
"
Persoonlijke instelling - configuratie " de
functie " Sfeerverlichting ".
Programmeren
Het in- en uitschakelen van de functie
sfeerverlichting en de lichtsterkte van de
sfeerverlichting kunnen worden ingesteld.
Sfeerverlichting
De gedempte interieurverlichting verbetert het
zicht in de auto als deze zich in een donkere
omgeving bevindt. In het donker gaan de dakverlichting voor en
skyview® -verlichting (indien uw auto hiermee
is uitgerust) automatisch branden wanneer de
zijverlichting wordt ingeschakeld.
De sfeerverlichting gaat automatisch uit als de
parkeerlichten worden uitgeschakeld.
Inschakelen
Verstel de halogeenkoplampen afhankelijk van
de belading van uw auto om verblinding van
medeweggebruikers te voorkomen.
0 - 1 of 2 personen voorin.
1 - 5 personen.
2 - 6 - 9 personen.
3 - Bestuurder + maximaal toegestane
belading.
Stand "0" : basisinstelling.
Koplampen handmatig
in hoogte verstellen
4
Verlichting en zicht
Page 154 of 504

154
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Ruitenwisserschakelaar
Handmatige functies
De bestuurder schakelt de ruitenwissers
handmatig in.
Instellen
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto zijn
verschillende instellingen mogelijk:
- automatische werking van de ruitenwissers
vó ó r,
- automatisch inschakelen van de
ruitenwisser achter bij het inschakelen van
de achteruitversnelling.
Ruitenwissers vóór
Selectiehendel wissnelheid: zet de hendel in de
gewenste stand.
Uitvoering met handbediende
ruitenwissers (interval)
Uitvoering met automatische ruitenwissers
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan
de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (de hendel omlaag
duwen of kort naar u toe trekken en
vervolgens loslaten).
Of
Automatisch wissen (omlaag
duwen en vervolgens loslaten).
Eén keer wissen (de hendel even
naar u toe trekken).
Schakel de ruitenwissers niet in
als de voorruit droog is. Controleer
voordat u bij extreem koud of warm
weer de ruitenwissers inschakelt of de
ruitenwisserbladen niet vastzitten aan
de voorruit.
Verwijder onder winterse omstandigheden
sneeuw, ijs of rijp van de voorruit, van het
gebied rondom de ruitenwisserarmen
en de ruitenwisserbladen en van het
voorruitrubber alvorens de ruitenwissers in
te schakelen.
Verlichting en zicht
Page 155 of 504

155
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Automatische ruitenwissers vóór
Inschakelen
Duw de hendel één keer omlaag.
De ruitenwissers maken één slag om
het inschakelen te bevestigen.
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat branden en
er verschijnt een melding.
Duw de hendel nog een keer omlaag
of zet de hendel in een andere stand
(Int., 1 of 2).
Dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat uit en er
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Elke keer als het contact meer
dan 1 minuut is afgezet, moet u
de automatische werking van de
ruitenwissers opnieuw activeren door
de hendel één keer omlaag te duwen.
De ruitenwissers worden automatisch ingeschakeld als de sensor achter de binnenspiegel regen
detecteert. De snelheid van de ruitenwissers wordt aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Dek de regensensor, die zich
gecombineerd met de lichtsensor aan
de bovenzijde van de voorruit achter de
binnenspiegel bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van
de ruitenwissers uit als de auto wordt
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen
van de automatische ruitenwissers tot
de voorruit ontdooid is.
Storing
In het geval van een storing in de automatische
werking van de ruitenwissers werken deze in de
intervalstand.
Laat het nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.Uit.
Interval.
Wissen en sproeien (gedurende
enige tijd).
Ruitenwisser achter
4
Verlichting en zicht
Page 156 of 504

156
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
Deactiveer de automatische werking van
de ruitenwisser achter bij sneeuwval of
strenge vorst en bij montage van een
fietsendrager op de achterklep. Deze functie is standaard geactiveerd.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld op het
moment dat u de achteruitversnelling inschakelt, wordt
automatisch de ruitenwisser achter ingeschakeld.
Activeer of deactiveer in het configuratiemenu
van de auto de functie "Ruitenwisser achter
bij inschakelen achteruit ".
Met autoradio
Activeer of deactiveer in het menu
"Persoonlijke instelling - configuratie " de
functie " Ruitenw. aan bij achteruit ".
Met touchscreen
Activeren/Deactiveren
Deze functie kan worden geactiveerd of
gedeactiveerd via het configuratiemenu van de auto.
F
Trek de ruitenwisserschakelaar naar u
toe. De ruitensproeiers treden in werking,
waarna enige tijd de ruitenwissers worden
ingeschakeld om de ruit schoon te wissen.
De koplamsproeiers worden alleen geactiveerd
als de dimlichten branden en de auto rijdt.
Bij auto's met dagrijverlichting moet de
lichtschakelaar in de stand dimlichten worden
gezet om de koplampsproeiers te activeren.
Ruitensproeiers vóór en
koplampsproeiers
Bij auto's met automatische
airconditioning wordt tijdens het
bedienen van de ruitensproeiers vóór
automatisch de luchttoevoer afgesloten
om stank in het interieur te voorkomen.
Te laag niveau ruiten-/
koplampsproeiervloeistof
Als uw auto is voorzien van
koplampsproeiers en het niveau van het
reservoir te laag is, verschijnt dit pictogram
op het instrumentenpaneel in combinatie
met een geluidssignaal en een melding.
Het pictogram verschijnt als het contact wordt
aangezet of als de schakelaar wordt bediend,
zolang het reservoir niet gevuld is.
Vul het ruiten-/koplampsproeierreservoir bij of
laat het bijvullen.
Verlichting en zicht
Page 157 of 504

157
ProaceVerso_nl_Chap04_eclairage-et-visibilite_ed01-2016
* Volgens land van bestemming.
Voorruit- en
ruitensproeierverwarming*
Bij koud weer ver warmt deze functie de voorruit
en de ruitensproeiers.In zone 1 ontdooit de ver warming het gedeelte
bij de ruitenwisserbladen als deze bij vorst of
sneeuw zijn vastgevroren.
In zone 2 verbetert de ver warming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als
de ruitenwissers in werking zijn.
Inschakelen
F Druk bij draaiende motor op deze
toets; het lampje van de toets
gaat branden.
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Druk nogmaals op deze toets om de functie weer
uit te schakelen; het lampje van de toets gaat uit.
Speciale stand van de
ruitenwissers vóór
Deze stand maakt het mogelijk de
ruitenwissers los te zetten van de voorruit.
In deze stand kunnen de ruitenwisserbladen
worden gereinigd of de ruitenwissers worden
vervangen. In de winter kan deze stand tevens
worden gebruikt om de ruitenwissers los te
zetten van de voorruit. Om een goede werking van de
ruitenwissers te behouden adviseren wij u:
-
voorzichtig met de ruitenwissers om
te gaan,
- de ruitenwissers regelmatig te
reinigen met zeepsop,
- de ruitenwissers niet te gebruiken om
een stuk karton tegen de voorruit te
houden,
- de ruitenwissers te vervangen zodra
ze tekenen van slijtage vertonen.
F
Als de ruitenwisserschakelaar binnen een
minuut nadat het contact is afgezet wordt
bediend, worden de ruitenwissers in de
verticale stand gezet.
F Zet het contact aan en bedien de
ruitenwisserschakelaar om de
ruitenwissers na de werkzaamheden weer
in de ruststand te zetten.
4
Verlichting en zicht
Page 158 of 504

158
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Automatisch inschakelen
van de alarmknipperlichten
Alarmknipperlichten
Bij een noodstop - afhankelijk van de mate
van remvertraging, als het ABS ingrijpt, maar
ook als er een aanrijding wordt gesignaleerd,
worden de alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld.
Zodra er weer gas wordt gegeven gaan de
alarmknipperlichten uit.
F U kunt de alarmknipperlichten echter ook
uitschakelen door de knop in te drukken.
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval
van file, pech, slepen of een ongeval.
ER A - GLONASS
emergency call system*
Met dit systeem kunt u ER A-GLONASS-
noodoproepen doen en zo hulpdiensten
inschakelen.
*Indien aanwezig. Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de Audio en
datacommunicatie
en in het bijzonder
over het gebruik van deze voorziening.
F
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Veiligheid
Page 159 of 504

159
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP:
Electronic Stability Program) dat de volgende
systemen omvat:
- het antiblokkeersysteem (ABS) en de
elektronische remdrukregelaar (REF),
- de noodremassistentie (NR A),
- de antispinregeling (ASR),
- de dynamische stabiliteitscontrole.
Elektronische stabiliteitscontrole (ESP)
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(REF)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen
voor een betere stabiliteit en bestuurbaarheid
van uw auto en dragen bij tot een betere
controle in bochten, vooral op een slecht of
glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen
in het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar verdeelt de
remdruk over de wielen.
Emergency Braking Assistance
(EBA)/Brake Assist
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal snel wordt ingetrapt en zorgt ervoor
dat de benodigde bedieningskracht wordt
verminderd en de effectiviteit van het remmen
wordt vergroot.
Antislipregeling (ASR)/Traction
Control (TRC)
De ASR past de aandrijfkracht aan om het
doorspinnen van de wielen te beperken via
de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. De ASR zorgt ook voor meer
koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamic Stability Control (DSC)/
Vehicle Stability Control (VSC)
De dynamische stabiliteitscontrole houdt de
vier wielen in de gaten en grijpt, als de koers
van de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting, automatisch in via de
remmen van een of meerdere wielen en het
motorkoppel om de auto voor zover mogelijk
weer in de juiste koers te brengen.
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het
stuurwiel.
5
Veiligheid
Page 160 of 504

160
ProaceVerso_nl_Chap05_securite_ed01-2016
Antiblokkeersysteem
(ABS) en elektronische
remdrukregelaar (REF)
Trap het rempedaal bij een noodstop
krachtig en volledig in en laat het
niet los. Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat wielen
worden gemonteerd die voor uw auto
zijn gehomologeerd.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn
door het trillen van het rempedaal.
Als dit lampje blijft branden, duidt dit
op een storing in het ABS-systeem.
De normale remwerking van uw auto
blijft behouden. Rijd wel voorzichtig
en matig uw snelheid.
Als dit lampje gaat branden
in combinatie met de
verklikkerlampjes STOP en
ABS, een geluidssignaal en een
melding op het display, duidt dit
op een storing in de elektronische
remdrukregelaar.
Zet de auto zo snel mogelijk op
een veilige plaats stil.
Laat in beide gevallen het systeem
zo snel mogelijk nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Intelligente tractiecontrole
Afhankelijk van de uitvoering is uw auto
uitgerust met een systeem dat zorgt voor extra
tractie op besneeuwde wegen: intelligente
tractiecontrole .
Deze functie signaleert situaties met weinig
grip, zoals wegrijden en voortbewegen van
de auto in verse en diepe sneeuw of over
platgereden sneeuw.
In dergelijke omstandigheden regelt de
intelligente tractiecontrole het doorslippen
van de voor wielen om voor een optimale
grip te zorgen. Zo wordt de aandrijving en de
bestuurbaarheid verbeterd.
Onder gladde omstandigheden is het
raadzaam te rijden op winterbanden.
Veiligheid