TOYOTA RAV4 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: RAV4, Model: TOYOTA RAV4 2023Pages: 646, PDF Size: 150.61 MB
Page 451 of 646

WAARSCHUWING!
Gebruik van het compacte
reservewiel (indien aanwezig)
• Houd er rekening mee dat het
reservewiel speciaal ontworpen is
voor gebruik onder uw auto. Gebruik
uw reservewiel daarom niet onder
een andere auto.
• Monteer niet gelijktijdig meer dan
één compact reservewiel onder uw
auto.
• Vervang het reservewiel zo snel
mogelijk door een wiel met een
standaardband.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
Als het compacte reservewiel (indien
aanwezig) is gemonteerd
Het kan voorkomen dat de rijsnelheid
niet goed wordt weergegeven en dat de
volgende systemen niet goed werken:
– ABS en Brake Assist
– VSC/Trailer Sway Control (indien
aanwezig)
–TRC
– Cruise control (indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control
(indien aanwezig)
– Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik (indien
aanwezig)
– PCS (Pre-Crash Safety-systeem)
(indien aanwezig)
– EPS
– LTA (Lane Tracing Assist) (indien
aanwezig)
– Bandenspanningswa-
arschuwingssysteem (indien
aanwezig)
– AHB (Automatic High Beam)
(indien aanwezig)
– BSM (indien aanwezig)
– RCTA (indien aanwezig)
– PKSB (indien aanwezig)
– Toyota Parking Assist-sensor
(indien aanwezig)
WAARSCHUWING!(Vervolg)
– Downhill Assist Control (indien
aanwezig)
– Rear View Monitor-systeem
(indien aanwezig)
– Panoramic View Monitor (indien
aanwezig)
– Toyota Parking Assist-monitor
(indien aanwezig)
– Navigatiesysteem (indien
aanwezig)
Niet alleen kunnen de volgende
systemen niet optimaal worden
gebruikt, maar ook kan dit een
negatief effect hebben op de
onderdelen van de aandrijflijn:
– Dynamic Torque Vectoring
AWD-systeem (indien aanwezig)
– Dynamic Torque Control
AWD-systeem (indien aanwezig)
Snelheidsbeperking bij gebruik van
het compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Rijd niet harder dan 80 km/h als er een
compact reservewiel onder de auto is
gemonteerd.
Het compacte reservewiel is niet
ontworpen voor gebruik bij hoge
snelheden. Het niet opvolgen van deze
voorzorgsmaatregel kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
Na gebruik van gereedschap en krik
Controleer voor het rijden of het
gereedschap en de krik weer goed zijn
opgeborgen en bevestigd. Dit om te
voorkomen dat een van deze
voorwerpen bij een aanrijding of bij
hard remmen letsel veroorzaakt.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
449
7
Bij problemen
Page 452 of 646

OPMERKING
Rijd voorzichtig over oneffenheden in
het wegdek heen als het compacte
reservewiel onder de auto gemonteerd
is (indien aanwezig)
De auto ligt lager op de weg als het
compacte reservewiel is gemonteerd
dan wanneer er gereden wordt met de
standaardbanden. Wees voorzichtig bij
het rijden over slechte wegen.
Rijden met sneeuwkettingen en het
compacte reservewiel (indien
aanwezig)
Monteer geen sneeuwketting op het
compacte reservewiel.
De sneeuwketting kan de carrosserie
beschadigen en het rijgedrag in
negatieve zin beïnvloeden.
Bij het vervangen van banden (auto's
met bandenspanningswaarschuwings-
systeem)
Neem voor het verwijderen en plaatsen
van wielen, banden of
bandenspanningssensoren en -zenders
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, omdat de
bandenspanningssensoren en -zenders
beschadigd kunnen raken als er niet
voorzichtig mee wordt omgegaan.
7.2.8 Als de motor niet wil
aanslaan
Als de motor niet wil aanslaan terwijl wel
de juiste startprocedures zijn gevolgd
(→blz. 186, blz. 187), kan dat de volgende
oorzaken hebben:
De motor slaat niet aan terwijl de
startmotor wel normaal werkt
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:• Er is mogelijk onvoldoende brandstof
aanwezig in de tank. Vul de
brandstoftank.
• De motor kan verzopen zijn. Probeer
nogmaals de motor te starten en volg
daarbij de juiste startprocedures.
(→Blz. 186, blz. 187)
• Er kan een storing aanwezig zijn in de
startblokkering. (→Blz. 60)
De startmotor draait langzaam rond, de
interieurverlichting en de koplampen
gaan zwakker branden of de claxon
maakt geen of weinig geluid
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De accu kan te ver ontladen zijn.
(→Blz. 454)
• De accuklemmen kunnen loszitten of
gecorrodeerd zijn.
De startmotor draait niet (auto's met
Smart entry-systeem en startknop)
Het startsysteem van de motor is
mogelijk defect als gevolg van een
elektrische storing, zoals een ontladen
batterij van de elektronische sleutel of
een defecte zekering. Er bestaat echter
een tijdelijke maatregel om de motor te
starten. (→Blz. 451)
De startmotor draait niet, de
interieurverlichting en de koplampen
gaan niet aan of de claxon maakt geen
geluid.
Een van de onderstaande punten kan het
probleem veroorzaken:
• De accu kan te ver ontladen zijn.
(→Blz. 454)
• Een of beide accuklemmen zit(ten) los.
• Auto's met Smart entry-systeem met
startknop: Er is mogelijk een storing in
het stuurslotsysteem (indien
aanwezig).
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
450
Page 453 of 646

gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige als het probleem niet
verholpen kan worden of als de
reparatieprocedure niet bekend is.
Noodstartfunctie (auto's met Smart
entry-systeem en startknop)
Als de motor niet start maar de startknop
normaal werkt, kan de motor aan de hand
van de volgende stappen als een tijdelijke
maatregel worden gestart:
1. Trek aan de parkeerremschakelaar om
te controleren of de parkeerrem is
geactiveerd. (→Blz. 204)
Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem gaat branden.
2. Zet de selectiehendel in stand P
(automatische transmissie of
Multidrive CVT) of in de neutraalstand
(handgeschakelde transmissie).
3. Zet het contact in stand ACC.
4. Houd de startknop ongeveer
15 seconden ingedrukt terwijl u het
rempedaal en het koppelingspedaal
(handgeschakelde transmissie) stevig
ingetrapt houdt.
Ook als de auto aan de hand van deze
stappen kan worden gestart, kan er een
storing in het systeem zijn. Laat de auto
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2.9 Als u uw sleutels verliest
Een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige kan een nieuwe sleutel
maken met behulp van de andere
originele sleutel en het sleutelnummer op
uw plaatje met sleutelnummer. Bewaar
het plaatje met het sleutelnummer op
een veilige plaats buiten de auto,
bijvoorbeeld in uw portemonnee.
OPMERKING
Wanneer u een elektronische sleutel
verliest (indien aanwezig)
Als de elektronische sleutel zoek blijft,
wordt het risico aanzienlijk groter dat de
auto wordt gestolen. Ga onmiddellijk
met alle overgebleven elektronische
sleutels die bij uw auto zijn geleverd naar
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
7.2.10 Als de elektronische
sleutel niet goed werkt (auto's
met Smart entry-systeem en
startknop)
Als de communicatie tussen de
elektronische sleutel en de auto is
verbroken (→blz. 137) of de
elektronische sleutel niet kan worden
gebruikt omdat de batterij leeg is, werken
het Smart entry-systeem met startknop
en de afstandsbediening niet. In dat geval
kunnen de portieren worden geopend of
kan de motor worden gestart door de
onderstaande procedure te volgen.
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 480)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
(→Blz. 136)
• Mogelijk wordt de elektronische
sleutel niet gesignaleerd. (→Blz. 136)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
451
7
Bij problemen
Page 454 of 646

OPMERKING
In geval van storingen in het Smart
entry-systeem met startknop of
andere sleutelgerelateerde problemen
Breng uw auto, inclusief alle
elektronische sleutels die bij uw auto zijn
geleverd, naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Vergrendelen en ontgrendelen van de
portieren
Gebruik de mechanische sleutel
(→blz. 113) om de volgende handelingen
uit te voeren:
1. Vergrendelen van alle portieren
2. Ontgrendelen van alle portieren
Aan de sleutel gekoppelde functies
1. Sluit de ruiten en het schuifdak
*1of
panoramadak*1(draaien en
vasthouden)*2
2. Open de ruiten en het schuifdak*1of
panoramadak*1(draaien en
vasthouden)*2
*1
Indien aanwezig
*2Deze instellingen moeten aan de
persoonlijke voorkeur worden aangepast
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten of het
schuifdak (indien aanwezig) of
panoramadak (indien aanwezig)
Bedien de elektrisch bedienbare ruiten
of het schuifdak of het panoramadak
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld kan raken tussen
de ruiten of het schuifdak of
panoramadak. Laat tevens de
mechanische sleutel niet bedienen
door kinderen. Het kan gebeuren dat
een lichaamsdeel van een kind of een
andere passagier klem komt te zitten
tussen de elektrisch bedienbare ruiten
of het schuifdak of het panoramadak.
Starten van de motor
Automatische transmissie of Multidrive CVT
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
452
Page 455 of 646

3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer ofop het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de motor
nog steeds niet kan worden gestart.
Handgeschakelde transmissie
1. Zorg ervoor dat de selectiehendel in
de neutraalstand staat en trap het
koppelingspedaal in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gesignaleerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.3. Trap het koppelingspedaal stevig in en
controleer of
wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als de motor
nog steeds niet kan worden gestart.
Uitzetten van de motor
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Zet de selectiehendel in stand P, activeer
de parkeerrem en druk op de startknop
zoals u normaal doet bij het uitschakelen
van de motor.
Handgeschakelde transmissie
Zet de selectiehendel in de neutraalstand,
activeer de parkeerrem en druk op de
startknop zoals u normaal doet bij het
uitschakelen van de motor.
Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is. (→Blz. 398)
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen.
Het alarm kan worden geactiveerd als een
portier met de mechanische sleutel wordt
ontgrendeld terwijl het alarmsysteem is
ingeschakeld. (→Blz. 61)
Wijzigen van de stand van het contact
Automatische transmissie of Multidrive CVT
Laat het rempedaal los en druk tijdens
stap3hierboven op de startknop. De
motor wordt niet gestart en de stand
verandert iedere keer dat de knop wordt
ingedrukt. (→Blz. 190)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
453
7
Bij problemen
Page 456 of 646

Handgeschakelde transmissie
Laat het koppelingspedaal los en druk
tijdens stap3hierboven op de startknop.
De motor wordt niet gestart en de stand
verandert iedere keer dat de knop wordt
ingedrukt. (→Blz. 190)
7.2.11 Als de accu ontladen is
U kunt de volgende procedures gebruiken
om de motor te starten als de accu leeg is.
U kunt ook contact opnemen met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Opnieuw starten van de motor
Als u de beschikking hebt over een set
startkabels en een tweede voertuig met
een 12V-accu, kunt u uw auto starten met
behulp van de onderstaande
hulpstartprocedure.
1. Auto's met alarmsysteem: Controleer
of u de elektronische sleutel bij u hebt.
Als u de startkabels aansluit, kan het
alarm afgaan of kunnen de portierenworden vergrendeld, afhankelijk van
de situatie. (→Blz. 62)
2. Open de motorkap. (→Blz. 376)
3. Sluit de positieve startkabelklem aan
op
Avan uw auto en sluit de klem
aan de andere zijde van de positieve
startkabel aan op
Bvan de tweede
auto. Sluit vervolgens de negatieve
kabelklem aan op
Cvan de tweede
auto en sluit de klem aan de andere
zijde van de negatieve startkabel aan
op
D.
M20A-FKS motor
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
454
Page 457 of 646

A25A-FKS motor
APluspool (+) accu (uw auto)
BPluspool (+) accu (tweede auto)
CMinpool (-) accu (tweede auto)
DStevig, niet-bewegend,
niet-gelakt metalen punt, ver weg van
de accu en bewegende delen, zoals
aangegeven in de afbeelding.
4. Start de motor van de tweede auto.
Verhoog het motortoerental iets en
laat de motor gedurende ongeveer
5 minuten met het verhoogde
toerental draaien om de accu van uw
auto op te laden.
5. Auto's met stuurslotfunctie: Open en
sluit een van de portieren terwijl het
contact UIT staat.
6. Auto's zonder Smart entry-systeem
met startknop: Houd het
motortoerental van de tweede auto
constant en start de motor van uw
auto.
Auto's met Smart entry-systeem met
startknop: Houd het motortoerental
van de tweede auto constant en start
de motor van uw auto door het
contact AAN te zetten.7. Verwijder de startkabels in exact de
omgekeerde volgorde van aansluiten
als de motor van uw auto aangeslagen
is.
Laat, nadat de motor van uw auto
aangeslagen is, de auto zo snel mogelijk
nakijken door een erkende Toyota-dealer
of hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Starten van de motor als de accu leeg is
De motor kan niet worden gestart door
de auto aan te duwen.
Voorkomen van ontlading van de accu
• Zet de koplampen en het
audiosysteem uit als de motor is
uitgeschakeld. (Auto's met Stop &
Start-systeem: Behalve wanneer de
motor is uitgezet door het Stop &
Start-systeem)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
455
7
Bij problemen
Page 458 of 646

• Schakel niet-noodzakelijke
elektrische verbruikers uit als er
gedurende langere tijd met lage
snelheden gereden wordt,
bijvoorbeeld in een file.
Als de accu verwijderd of ontladen is
• De in de ECU opgeslagen informatie
wordt gewist. Laat wanneer de accu
volledig is ontladen de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Sommige systemen moeten mogelijk
worden geïnitialiseerd. (→Blz. 487)
Verwijderen van de accuklemmen
Wanneer de accuklemmen worden
verwijderd, wordt de in de ECU
opgeslagen informatie gewist. Neem
voordat u de accuklemmen losneemt
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Laden van de accu
De accu zal geleidelijk aan ontladen,
zelfs wanneer de auto niet in gebruik is.
Dit wordt veroorzaakt door natuurlijke
ontlading en het effect van bepaalde
elektrische apparatuur. Als de auto
langere tijd niet gebruikt wordt, kan de
accu ontladen en kan de auto mogelijk
niet meer worden gestart. (De accu laadt
automatisch op tijdens het rijden.)
Opladen of vervangen van de accu
(auto's zonder Smart entry-systeem
en startknop)
Mogelijk start de motor niet bij de eerste
poging nadat de accu weer is opgeladen,
maar start hij wel normaal na de tweede
poging. Dit duidt niet op een storing.Opladen of vervangen van de accu
(auto's met Smart entry-systeem en
startknop)
• Wanneer de accu is ontladen, is het in
sommige gevallen niet mogelijk om de
portieren te ontgrendelen met het
Smart entry-systeem met startknop.
Gebruik de afstandsbediening of de
mechanische sleutel om de portieren
te vergrendelen of te ontgrendelen.
• Mogelijk start de motor niet bij de
eerste poging nadat de accu weer is
opgeladen, maar start hij wel normaal
na de tweede poging. Dit duidt niet op
een storing.
• De stand van het contact wordt door
de auto opgeslagen. Wanneer de accu
weer wordt aangesloten, keert het
systeem terug naar de stand die was
geselecteerd voordat de accu
ontladen raakte. Zet vóór het
losnemen van de accu het contact UIT.
Wees extra voorzichtig bij het
aansluiten van de accu wanneer u niet
zeker weet in welke stand het contact
stond voordat de accu ontladen
raakte.
Als de accu verwijderd of ontladen is
(auto's met Stop & Start-systeem)
De motor wordt gedurende maximaal
een uur mogelijk niet automatisch door
het Stop & Start-systeem uitgeschakeld.
Bij het vervangen van de accu
• Auto's met Stop & Start-systeem:
Gebruik een originele accu die
speciaal is ontworpen voor gebruik
met het Stop & Start-systeem of een
accu met gelijkwaardige specificaties.
Wanneer een niet-ondersteunde accu
wordt gebruikt, wordt de werking van
het Stop & Start-systeem mogelijk
beperkt om de accu te beschermen.
Ook nemen de prestaties van de accu
mogelijk af en kan de motor mogelijk
niet worden herstart. Neem voor meer
informatie contact op met een
erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
456
Page 459 of 646

hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Gebruik een accu die voldoet aan de
Europese wetgeving.
Type A:
Gebruik een accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN2), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (60 Ah) of meer, en een
gelijkwaardig koudstartvermogen
(CCA) (360 A) of meer.
Type B:
Gebruik een accu van hetzelfde
formaat als de vorige (LN3), met een
gelijkwaardige capaciteit van 20 uur
(20HR) (65 Ah) of meer, en een
gelijkwaardig koudstartvermogen
(CCA) (603 A) of meer.
– Als het formaat verschilt, kan de
accu niet goed worden bevestigd.
– Als de capaciteit laag is, zelfs als de
auto korte tijd niet gebruikt is, kan
de accu ontladen en kan de motor
mogelijk niet meer worden gestart.
WAARSCHUWING!
Verwijderen van de accuklemmen
Verwijder altijd eerst de minkabel (-).
Als de pluspool (+) wordt verwijderd en
daarbij contact maakt met metaal in de
omgeving, kan er een vonk ontstaan die
tot brand, een elektrische schok en
dodelijk of ernstig letsel kan leiden.
Voorkomen van brand en explosie
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht om te
voorkomen dat het licht ontvlambare
gas dat uit de accu kan komen, per
ongeluk tot ontbranding komt:
• Zorg ervoor dat de startkabel
aangesloten wordt op de juiste
accupool en niet per ongeluk in
aanraking komt met een ander
onderdeel dan de bedoelde accupool.
• Zorg ervoor dat de op de “+”-pool
aangesloten startkabel niet in
contact komt met andere onderdelen
WAARSCHUWING!(Vervolg)
of metalen oppervlakken, zoals
metalen steunen en ongelakt metaal.
• Laat de “+” en “-” klemmen van de
startkabels niet in contact komen
met elkaar.
• Rook niet en gebruik geen lucifers,
aanstekers en open vuur in de buurt
van de accu.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de accu
De accu bevat giftige en corrosieve
elektrolyt en de onderdelen van de accu
bevatten lood en loodhoudende
samenstellingen. Neem bij het omgaan
met de accu de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht:
• Draag bij het werken met de accu
altijd een veiligheidsbril en zorg
ervoor dat de vloeistof uit de accu
niet in contact komt met de huid,
kleding of de carrosserie van de auto.
• Leun niet over de accu heen.
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
accu.
Bij het vervangen van de accu
Neem voor meer informatie over het
vervangen van de accu contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
457
7
Bij problemen
Page 460 of 646

WAARSCHUWING!(Vervolg)
Voorkomen van schade aan de auto
(auto's met handgeschakelde
transmissie)
Probeer de auto niet aan te duwen of
aan te slepen omdat hierdoor de
driewegkatalysator te heet kan worden
en er brand kan ontstaan.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilator of in de
aandrijfriem van de motor.
7.2.12 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 75, blz. 79) komt in het rode
gebied of u merkt dat de motor
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temperatuur koelvloeistof te hoog.
Breng auto op veilige plaats tot
stilstand. Raadpleeg handleiding)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
Correctieprocedures
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand, schakel de airconditioning
uit en zet vervolgens de motor af.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.3. Controleer nadat de motor voldoende
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
ARadiateur
BKoelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
AReservoir
BFULL-streepje
CLOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt. Laat,
als in een noodgeval water is
toegevoegd, zo snel mogelijk de auto
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
458