display TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 298 of 610

– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 297)
• Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– De instelling voor “Sway Warning”
(uitzw. waarsch.) in
van het
multi-informatiedisplay is ON (aan).
(→Blz. 156)
– De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h
of hoger.
– De breedte van de rijstrook is ten
minste ongeveer 3 m.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 298)
• Functie midden rijstrook
Deze functie werkt wanneer aan alle
onderstaande voorwaarden wordt
voldaan.
– LTA is ingeschakeld.
– De instelling voor “Steering Assist”
(stuurhulp) en “Lane Center” (mid.
rijstrook) in
van het
multi-informatiedisplay is ON (aan).
(→Blz. 156)
– Deze functie herkent witte (gele)
rijstrookmarkeringen of de positie
van een voorligger (behalve bij
kleine voorliggers, zoals een
motorfiets).
– De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik werkt
in de afstandsregelmodus.
– De breedte van de rijstrook is
ongeveer3-4m.
– De richtingaanwijzerschakelaar
wordt niet bediend.
– Er wordt niet gereden in een
scherpe bocht.
– Er worden geen systeemstoringen
gesignaleerd. (→Blz. 298)– Er wordt niet in een vastgestelde
mate of sneller geaccelereerd of
gedecelereerd.
– Het stuurwiel wordt niet bediend
met een stuurkracht die geschikt is
voor het veranderen van rijstrook.
– Het ABS, de VSC, de TRC en het PCS
werken niet.
– De TRC of VSC is niet uitgeschakeld.
– De waarschuwing handen van het
stuurwiel wordt niet weergegeven.
(→Blz. 297)
– De auto rijdt in het midden van een
rijstrook.
– Stuurassistentiefunctie is niet in
werking.
Tijdelijk uitschakelen van functies
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt een functie mogelijk tijdelijk
uitgeschakeld. Als echter weer aan de
werkingsvoorwaarden wordt voldaan,
wordt de werking van de functie
automatisch hervat. (→Blz. 295)
• Als niet langer aan de
werkingsvoorwaarden (→blz. 295)
wordt voldaan terwijl de Lane
Centering-functie in werking is, kan
het stuurwiel trillen en een zoemer
klinken om aan te geven dat de functie
tijdelijk is uitgeschakeld. Als de
persoonlijke voorkeursinstelling
“Alert” (waarschuwing) echter is
ingesteld op
, waarschuwt het
systeem de bestuurder door het
stuurwiel te laten trillen in plaats van
de zoemer te laten klinken.
Stuurassistentiefunctie/Lane
Centering-functie
• Afhankelijk van de rijsnelheid, de
situatie rondom het verlaten van de
rijstrook, de wegomstandigheden,
enz. merkt de bestuurder mogelijk
niet dat de functie in werking is of
werkt de functie mogelijk helemaal
niet.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
296
Page 299 of 610

• De bediening van het stuurwiel door
de bestuurder krijgt prioriteit t.o.v. de
stuurregeling van de functie.
• Probeer niet zelf de werking van de
stuurassistentiefunctie te testen.
Werking Lane Departure Alert
• De waarschuwingszoemer is mogelijk
slecht te horen door geluiden van
buiten, afspelen van muziek, enz. Ook
zijn trillingen van het stuurwiel
mogelijk niet goed voelbaar door de
wegomstandigheden, enz.
• Als de rand van de rijbaan
*niet
duidelijk of niet recht is, werkt de Lane
Departure Alert-functie mogelijk niet.
• Auto's met BSM: Het systeem kan
mogelijk niet vaststellen of er een
gevaar bestaat voor een aanrijding
met een voertuig op een
aangrenzende rijstrook.
• Probeer niet zelf de werking van de
Lane Departure Alert-functie te
testen.
*De grens tussen asfalt en de kant van
de weg, zoals gras, grond of een
stoeprand
Waarschuwing handen van het
stuurwiel
In de volgende situaties wordt op het
multi-informatiedisplay een
waarschuwingsmelding weergegeven
om de bestuurder aan te sporen het
stuurwiel vast te houden. Tevens wordt
het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven. De waarschuwing stopt
zodra het systeem signaleert dat de
bestuurder het stuurwiel vasthoudt.
Houd uw handen altijd aan het stuurwiel
wanneer u dit systeem gebruikt,
ongeacht eventuele waarschuwingen.• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl het
systeem in werking is
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden, klinkt de zoemer,
wordt de bestuurder gewaarschuwd en
wordt de functie tijdelijk uitgeschakeld.
Deze waarschuwing werkt op dezelfde
wijze als de bestuurder het stuurwiel
licht blijft vasthouden.
De zoemer klinkt ook als het type
waarschuwing is ingesteld op “Steering
wheel vibration”
(stuurwieltrillingsfunctie).
• Wanneer bij een bocht het systeem
vaststelt dat de auto niet de bocht in
wordt gestuurd maar in plaats
daarvan de rijstrook dreigt te verlaten
Afhankelijk van de voertuigconditie en
de conditie van de weg, wordt er
mogelijk geen waarschuwing gegeven.
Bovendien wordt, als het systeem
signaleert dat de auto in een bocht rijdt,
de bestuurder eerder gewaarschuwd
dan bij het rijden op een rechte weg.
• Wanneer het systeem signaleert dat
de bestuurder rijdt zonder het
stuurwiel vast te houden terwijl de
stuurassistentie in werking is.
Als de bestuurder zijn handen van het
stuurwiel blijft houden en de
stuurassistentie in werking is, klinkt de
zoemer en wordt de bestuurder
gewaarschuwd. Elke keer dat de zoemer
klinkt, houdt het geluid hiervan langer
aan.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
297
5
Rijden
Page 300 of 610

De zoemer klinkt ook als het type
waarschuwing is ingesteld op “Steering
wheel vibration”
(stuurwieltrillingsfunctie).
Waarschuwingsfunctie slingeren auto
Als het systeem oordeelt dat de auto
slingert terwijl de waarschuwingsfunctie
voor het slingeren van de auto in
werking is, klinkt er een zoemer en wordt
er een waarschuwingsmelding
weergegeven om de bestuurder aan te
sporen rust te nemen. Tegelijkertijd
wordt het in de afbeelding weergegeven
symbool op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, wordt er mogelijk geen
waarschuwing gegeven.
Waarschuwingsmelding
Als de volgende waarschuwingsmelding
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay en het
controlelampje LTA oranje brandt, volg
dan de desbetreffende
storingzoekprocedure. Volg de
instructies die op het scherm worden
weergegeven als er een andere
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven.
• “LTA Malfunction Visit Your Dealer”
(Storing in LTA. Ga naar uw dealer)
Het systeem werkt mogelijk niet goed.
Laat de auto nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.• “LTA Unavailable” (LTA niet
beschikbaar)
Het systeem is tijdelijk uitgeschakeld
als gevolg van een storing in een
andere sensor dan de camera voor.
Schakel het LTA-systeem uit, wacht
een poosje en schakel het
LTA-systeem weer in.
• “LTA Unavailable at Current Speed”
(LTA niet beschikbaar bij huidige
snelheid)
De functie kan niet worden gebruikt
als de rijsnelheid hoger is dan het
werkingsbereik van het LTA-systeem.
Rijd langzamer.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Er kunnen instellingen van de functie
worden gewijzigd. (→Blz. 163)
5.5.4 RSA (Road Sign Assist)*
*Indien aanwezig
Het RSA-systeem herkent bepaalde
verkeersborden door gebruik te maken
van de camera voor en/of het
navigatiesysteem (als er informatie over
de snelheidslimiet beschikbaar is) en
voorziet de bestuurder via het display van
informatie.
Als het systeem vaststelt dat de
snelheidslimiet wordt overschreden of
wanneer er bijvoorbeeld verboden acties
ten opzichte van de herkende
verkeersborden worden uitgevoerd,
wordt de bestuurder gewaarschuwd door
middel van een waarschuwingsdisplay en
waarschuwingszoemer of de
stuurwieltrillingsfunctie.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
298
Page 301 of 610

WAARSCHUWING!
Voordat u de RSA gebruikt
Vertrouw niet uitsluitend op het
RSA-systeem. De RSA is een systeem
dat de bestuurder ondersteunt middels
het bieden van informatie, maar het is
geen vervanging van het eigen inzicht
en de oplettendheid van de bestuurder.
Rijd voorzichtig door altijd goed op de
verkeersregels te letten.
Weergave op het multi-
informatiedisplay
Wanneer de camera voor een
verkeersbord herkent en/of er informatie
over een verkeersbord beschikbaar is via
het navigatiesysteem, wordt het bord
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Wanneer de weergave van informatie
van het ondersteunende systeem
wordt geselecteerd, kunnen er
maximaal 3 verkeersborden worden
weergegeven. (→Blz. 156)
• Wanneer een ander tabblad dan dat
van het ondersteunende systeem
wordt geselecteerd, worden alleen de
volgende typen verkeersborden
weergegeven. (→Blz. 156)
– Verkeersbord begin/einde
snelheidslimiet
– Verkeersbord met aan de
snelheidslimiet gerelateerde
informatie (autosnelweg, autoweg,
bebouwde kom, erf )
– Verkeersbord einde verboden– Verkeersbord verboden in te rijden
*
(indien een melding nodig is)
– Verkeersbord maximaal toegestane
snelheid met aanvullend bord
(alleen op- en afritten)
*Auto's met navigatiesysteem
Als er andere verkeersborden dan die
met de maximaal toegestane snelheid
worden herkend, worden deze
trapsgewijs weergegeven onder het
verkeersbord met de maximaal
toegestane snelheid.
Ondersteunde soorten verkeersborden
De volgende soorten verkeersborden,
inclusief elektronische verkeersborden
en knipperende verkeersborden, worden
weergegeven.
Niet-officiële (niet aan het Verdrag van
Wenen voldoende) of recentelijk
geïntroduceerde verkeersborden worden
mogelijk niet weergegeven.
• Verkeersborden snelheidslimiet
*
Snelheidslimiet begint/zone
maximumsnelheid begint
Snelheidslimiet eindigt/zone
maximumsnelheid eindigt
*Er wordt geen informatie over de
snelheidslimietweergegeven
wanneer er geen verkeersbord met
een snelheidslimiet of daaraan
gerelateerde informatie beschikbaar
is.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
299
5
Rijden
Page 303 of 610

• Maximaal toegestane snelheid met
aanvullend teken*1
Nat
Regen
IJs
Aanvullend teken aanwezig*2
Afrit rechts*3
Afrit links*3
Tijd
*1Gelijktijdig met snelheidslimiet
weergegeven.
*2Inhoud niet herkend.
*3Als de richtingaanwijzers bij het
wisselen van rijstrook niet worden
bediend, wordt het teken niet
weergegeven.
Waarschuwingsfunctie
In de volgende situaties waarschuwt het
RSA-systeem de bestuurder.
• Wanneer de rijsnelheid de
drempelwaarde voor de
snelheidswaarschuwing van het
weergegeven verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid
overschrijdt, wordt het verkeersbord
duidelijker zichtbaar gemaakt en
klinkt er een zoemer.
• Als het RSA-systeem een
verkeersbord voor verboden in te
rijden herkent en signaleert dat de
bestuurder het inrijverbod negeert op
basis van de kaartinformatie van het
navigatiesysteem, knippert hetverkeersbord voor verboden in te
rijden en klinkt er een zoemer. (Auto's
met navigatiesysteem)
• Als wordt gesignaleerd dat uw auto
een ander voertuig inhaalt terwijl er
een verkeersbord voor een
inhaalverbod wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay, gaat het
verkeersbord knipperen en trilt het
stuurwiel.
Afhankelijk van de situatie wordt de
verkeerssituatie (richting en snelheid
van het verkeer en hoeveelheid verkeer)
mogelijk niet goed gesignaleerd en
werkt de waarschuwingsfunctie
mogelijk niet goed.
Instellen
→Blz. 163
Automatisch uitschakelen van
weergave verkeersborden RSA
In de volgende situaties worden een of
meer verkeersborden automatisch
uitgeschakeld.
• Er wordt over een bepaalde afstand
geen verkeersbord herkend.
• De weg verandert als gevolg van een
afslag naar links of rechts, enz.
Omstandigheden waaronder de
functie mogelijk niet goed werkt of
niet goed signaleert
In de volgende situaties werkt de RSA
niet normaal en worden verkeersborden
mogelijk niet herkend, worden onjuiste
verkeersborden weergegeven, enz. Dit
duidt echter niet op een storing.
• De camera voor is niet goed uitgelijnd
doordat de sensor, enz. is blootgesteld
aan hevige schokken.
• Er zit(ten) vuil, sneeuw, stickers, enz.
op de voorruit in de buurt van de
camera voor.
• Onder barre weersomstandigheden,
bijvoorbeeld bij zware regenval, mist,
sneeuw of zandstormen
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
301
5
Rijden
Page 304 of 610

• Licht van een tegenligger, de zon, enz.
dringt de camera voor binnen.
• Het verkeersbord is vuil of vervaagd,
staat scheef of is krom.
• Het elektronische verkeersbord heeft
weinig contrast.
• Het verkeersbord gaat helemaal of
gedeeltelijk verscholen achter
boombladeren, een paal, o.i.d.
• Het verkeersbord is alleen korte tijd
zichtbaar voor de camera voor.
• De omgeving (bij afslaan,
rijstrookwisseling, enz.) wordt onjuist
beoordeeld.
• Wanneer een verkeersbord niet van
toepassing is op de rijstrook waar op
dat moment op wordt gereden, maar
dit bord wel direct na een vertakking
van de snelweg staat of bij een
aangrenzende rijstrook net voordat
rijstroken samenkomen.
• Er zitten stickers op de achterzijde van
de voorligger.
• Er wordt een verkeersbord herkend
dat lijkt op een verkeersbord dat
compatibel is met het systeem.
• Mogelijk worden verkeersborden met
de snelheidslimiet voor parallelwegen
gesignaleerd en weergegeven
(wanneer deze in het zicht van de
camera voor staan) terwijl de auto op
de hoofdweg rijdt.
• Mogelijk worden verkeersborden met
de maximaal toegestane snelheid voor
afslagen van rotondes gesignaleerd
en weergegeven (wanneer deze in het
zicht van de camera voor staan) terwijl
de auto op de rotonde rijdt.
• De voorzijde van de auto staat
omhoog of omlaag door de belading
van de auto.
• De helderheid van het omgevingslicht
is niet voldoende of verandert
plotseling.
• Wanneer een verkeersbord voor
trucks, enz. wordt herkend.• Er wordt met de auto in een land
gereden waar het verkeer aan de
andere kant rijdt.
• De kaartgegevens van het
navigatiesysteem zijn niet meer
up-to-date. (Auto's met
navigatiesysteem)
• Het navigatiesysteem werkt niet.
(Auto's met navigatiesysteem)
• De snelheidsinformatie die op het
instrumentenpaneel wordt
weergegeven verschilt mogelijk van
de informatie die wordt weergegeven
op het navigatiesysteem als gevolg
van de gebruikte kaartgegevens van
het navigatiesysteem.
Weergave verkeersbord
snelheidslimiet
Als het contact de laatste keer UIT werd
gezet terwijl er een verkeersbord met de
maximaal toegestane snelheid op het
multi-informatiedisplay werd
weergegeven, wordt datzelfde
verkeersbord weer weergegeven
wanneer het contact AAN wordt gezet.
Als “RSA Malfunction Visit Your
Dealer” (Storing in RSA. Ga naar uw
dealer) wordt weergegeven
Er is mogelijk een storing in het systeem
aanwezig. Laat de auto nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.
(→Blz. 163)
5.5.5 Dynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik
*
*Indien aanwezig
Wanneer de afstandsregelmodus is
ingeschakeld, accelereert, decelereert en
stopt de auto automatisch
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
302
Page 305 of 610

overeenkomstig de veranderingen in
snelheid van de voorligger, zelfs wanneer
het gaspedaal niet wordt ingetrapt. In de
constante-snelheidsregelmodus rijdt de
auto met een constante snelheid.
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik op
autowegen en snelwegen.
• Afstandsregelmodus (→blz. 305)
• Constante-snelheidsregelmodus
(→blz. 308)
Systeemonderdelen
Weergave instrumentenpaneel
AMulti-informatiedisplay
BIngestelde snelheid
CControlelampjes
Bedieningsschakelaars
AAfstandsschakelaar
BSchakelaar +RES
CCruise control-hoofdschakelaar
DUitschakeltoets
ESchakelaar -SET
WAARSCHUWING!
Voordat u de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
gebruikt
• Voor veilig rijden is alleen de
bestuurder verantwoordelijk.
Vertrouw niet alleen op het systeem
en rijd voorzichtig door altijd goed op
de omgeving te letten.
• De Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik biedt
ondersteuning bij het rijden om de
bestuurder te ontlasten. Er zijn
echter grenzen aan de geboden
ondersteuning.
Lees de hierna gegeven
aanwijzingen aandachtig door.
Vertrouw niet blindelings op dit
systeem en rijd altijd voorzichtig.
– Omstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de
juiste manier signaleert:→blz. 311
– Omstandigheden waaronder de
afstandsregelmodus mogelijk niet
goed werkt:→blz. 312
• Stel de geschikte snelheid in op basis
van de snelheidslimiet, de
verkeersintensiteit, de wegcondities,
de weersomstandigheden, enz. De
bestuurder moet de ingestelde
snelheid controleren.
• Zelfs als het systeem normaal werkt,
kan de door het systeem
gesignaleerde status van de
voorligger afwijken van de door de
bestuurder waargenomen status.
Daarom moet de bestuurder altijd
alert blijven, het gevaar van elke
situatie inschatten en veilig rijden.
Volledig vertrouwen op het systeem
of aannemen dat het systeem de
veiligheid garandeert tijdens het
rijden kan leiden tot een ongeval met
dodelijk of ernstig letsel als gevolg.
• Schakel de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig snelheidsbereik
uit met de cruise control-
hoofdschakelaar als deze niet wordt
gebruikt.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
303
5
Rijden
Page 308 of 610

accelereert de auto mogelijk wanneer
de richtingaanwijzerschakelaar wordt
bediend in de tegengestelde richting
van de rijstrook voor inhalen (bijv. als
de bestuurder normaal rijdt in een
regio waar de rijstrook voor inhalen
zich rechts bevindt, maar de
bestuurder rijdt nu in een regio waar
de rijstrook voor inhalen zich links
bevindt, accelereert de auto mogelijk
als de richtingaanwijzer rechts wordt
ingeschakeld).CVoorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die
langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid
totdat de ingestelde snelheid bereikt
wordt. Het systeem schakelt
vervolgens weer over op het rijden
met constante snelheid.
Instellen van de rijsnelheid
(afstandsregelmodus)
1. Druk op de cruise control-
hoofdschakelaar om de cruise control
in te schakelen.
Het controlelampje van de Dynamic
Radar Cruise Control gaat branden en
er wordt een melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay. Druk
nogmaals op de schakelaar om de
cruise control uit te schakelen.
Als de cruise control-hoofdschakelaar
gedurende ten minste 1,5 seconden
ingedrukt wordt gehouden, schakelt
het systeem over op de
constante-snelheidsregelmodus.
(→Blz. 308)
2. Accelereer of decelereer met behulp
van het gaspedaal naar de gewenste
rijsnelheid (ongeveer 30 km/h of
hoger) en druk op de schakelaar -SET
om de snelheid op te slaan.
Het controlelampje cruise control SET
gaat branden.De rijsnelheid op het moment dat de
schakelaar wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid.
Wijzigen van de ingestelde snelheid
• Wijzigen van de ingestelde snelheid
met de schakelaar
Druk, om de ingestelde snelheid te
wijzigen, op de schakelaar +RES of -SET
totdat de gewenste snelheid wordt
weergegeven.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
306
Page 312 of 610

Inschakelen/uitschakelen Dynamic
Radar Cruise Control met Road Sign
Assist (auto's met RSA)
U kunt de Dynamic Radar Cruise Control
met Road Sign Assist inschakelen/
uitschakelen via het scherm
op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 163)
Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met Road Sign Assist in werking
is en u bergaf rijdt, overschrijdt de
rijsnelheid mogelijk de ingestelde
snelheid.
In dit geval wordt de weergegeven
ingestelde rijsnelheid verlicht en klinkt er
een zoemer om de bestuurder te
waarschuwen.
De Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik kan worden
gebruikt als
• De selectiehendel staat in stand D.
• De gewenste snelheid kan worden
ingesteld wanneer de rijsnelheid
ongeveer 30 km/h of hoger is. (Als de
snelheid echter wordt ingesteld
terwijl de rijsnelheid lager is dan
ongeveer 30 km/h, wordt de snelheid
ingesteld op ongeveer 30 km/h.)
Accelereren na het instellen van de
rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren.
Na het accelereren gaat de auto weer
rijden met de ingestelde snelheid. Als de
afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af
tot onder de ingestelde snelheid, zodat
de afstand tot de voorligger
gehandhaafd blijft.
Als de auto stopt tijdens rijden met de
volgregeling
• Door op de schakelaar +RES te
drukken terwijl de voorligger stopt,
wordt, als de voorligger begint te
rijden, binnen ongeveer 3 seconden
nadat op de schakelaar is gedrukt het
rijden met de volgregeling hervat.• Als de voorligger binnen 3 seconden
nadat uw auto is gestopt begint te
rijden, wordt het rijden met de
volgregeling hervat.
Automatisch uitschakelen van de
afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt
automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.
• De sensor kan niet goed signaleren
omdat hij ergens door bedekt is.
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
• De parkeerrem is geactiveerd.
• De auto wordt door het systeem
stilgezet op een steile helling.
• Als de auto door het systeem is
stilgezet, wordt het volgen van de
voorligger in de volgende gevallen
niet hervat:
– De bestuurder draagt geen
veiligheidsgordel.
– Het bestuurdersportier wordt
geopend.
– De auto heeft ongeveer 3 minuten
stilgestaan.
Als de afstandsregelmodus om een
andere dan de hierboven genoemde
redenen automatisch uitgeschakeld
wordt, kan er een storing in het
systeem aanwezig zijn. Neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
310
Page 313 of 610

Automatisch uitschakelen van de
constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus
wordt automatisch uitgeschakeld in de
volgende situaties:
• Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan
ongeveer 16 km/h onder de
ingestelde rijsnelheid.
• Werkelijke rijsnelheid zakt onder
ongeveer 30 km/h.
• De VSC is geactiveerd.
• De TRC is gedurende een bepaalde
periode geactiveerd.
• Wanneer de VSC of TRC wordt
uitgeschakeld.
• Wanneer de remregeling of de
begrenzingsregeling voor het
vermogen van een ondersteunend
systeem in werking is. (Bijvoorbeeld:
Pre-Crash Safety-systeem,
wegrijregeling)
• De parkeerrem is geactiveerd.
Als de constante-snelheidsregelmodus
om een andere dan de hierboven
genoemde redenen automatisch
uitgeschakeld wordt, kan er een storing
in het systeem aanwezig zijn. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met RSA)
werkt mogelijk niet goed wanneer
De Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist werkt mogelijk niet
goed in situaties waarbij de RSA
mogelijk niet goed werkt of niet goed
signaleert (→blz. 301). Controleer
daarom, wanneer u deze functie
gebruikt, het weergegeven verkeersbord
met de snelheidslimiet.In de onderstaande gevallen wordt de
ingestelde snelheid mogelijk niet
gewijzigd in de herkende snelheidslimiet
door het ingedrukt houden van de
schakelaar +RES/-SET:
• Als er geen informatie over de
snelheidslimiet beschikbaar is
• Wanneer de herkende snelheidslimiet
gelijk is aan de ingestelde snelheid
• Wanneer de herkende snelheidslimiet
buiten het snelheidsbereik van het
Dynamic Radar Cruise Control-
systeem ligt
Werking van de remmen
Er kan een geluid van de remmen
hoorbaar zijn en de reactie van het
rempedaal kan veranderen, maar dit
duidt niet op een storing.
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
voor de Dynamic Radar Cruise Control
met volledig snelheidsbereik
Waarschuwingsmeldingen en zoemers
worden gebruikt om een systeemstoring
aan te geven of om de bestuurder te
informeren dat hij tijdens het rijden
extra moet opletten. Lees de op het
multi-informatiedisplay weergegeven
waarschuwingsmelding en volg de
aanwijzingen op. (→Blz. 280, blz. 474)
Omstandigheden waarin de sensor
voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en
afhankelijk van de omstandigheden het
rempedaal wanneer het systeem
onvoldoende decelereert of bedien het
gaspedaal wanneer moet worden
geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen
wellicht niet op de juiste manier
signaleert, wordt er mogelijk geen
naderingswaarschuwing (→blz. 308)
gegeven.
• Auto's die plotseling voor u invoegen
• Auto's die met lage snelheden rijden
5.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
311
5
Rijden