air filter TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2022, Model line: RAV4 PLUG-IN HYBRID, Model: TOYOTA RAV4 PLUG-IN HYBRID 2022Pages: 610, PDF Size: 139.2 MB
Page 5 of 610

5. Rijden
5.1 Voordat u gaat rijden............232
5.1.1 Rijden met de auto.........232
5.1.2 Lading en bagage..........238
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . . 239
5.2 Rijprocedures................246
5.2.1 Startknop...............246
5.2.2 Hybridetransmissie.........250
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar . . . 254
5.2.4 Parkeerrem..............255
5.2.5 Brake Hold..............258
5.3 Bedienen van verlichting en
ruitenwissers................260
5.3.1 Lichtschakelaar...........260
5.3.2 AHB (Automatic High Beam)
*...262
5.3.3 Schakelaar mistlampen......265
5.3.4 Ruitenwissers en -sproeiers....265
5.3.5 Achterruitenwisser en -sproeier . 268
5.4Tanken ....................269
5.4.1 Openen van de tankdop......269
5.5 Gebruik van de ondersteunende
systemen...................271
5.5.1 Toyota Safety Sense
*........271
5.5.2 PCS (Pre-Crash Safety-
systeem)
*...............281
5.5.3 LTA (Lane Tracing Assist)*.....289
5.5.4 RSA (Road Sign Assist)*......298
5.5.5 Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik
*.....302
5.5.6 Cruise control*............313
5.5.7 Snelheidsbegrenzer*........315
5.5.8 BSM (Blind Spot Monitor)*.....317
5.5.9 Toyota Parking Assist-sensor . . . 339
5.5.10 PKSB (Parking Support Brake)
*. 347
5.5.11 Parking Support Brake-functie (voor
stilstaande objecten)
*......351
5.5.12 Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs
rijden)
*...............353
5.5.13 Rijmodusselectieschakelaar . . . 355
5.5.14 Trail-modus.............356
5.5.15 GPF-systeem
(benzineroetfilter)........357
5.5.16 Ondersteunende systemen . . . 358
5.6 Rijtips.....................364
5.6.1 Rijden in de winter.........364
5.6.2 Voorzorgsmaatregelen bij
terreinauto's.............367
6. Voorzieningen in het interieur
6.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming...........372
6.1.1 Automatische airconditioning . . 372
6.1.2 Op afstand bedienbare
airconditioning...........379
6.1.3 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en -ventilatoren
voor
*/stoelverwarming achter . . 381
6.2 Gebruik van de interieurverlichting . . . 384
6.2.1 Overzicht interieurverlichting . . 384
6.3 Gebruik van de opbergmogelijkheden . . 386
6.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......386
6.3.2 Voorzieningen in de
bagageruimte............390
6.4 Gebruik van de overige voorzieningen in het
interieur...................393
6.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur...............393
7. Onderhoud en verzorging
7.1 Onderhoud en verzorging.........406
7.1.1 Reinigen en beschermen van het
exterieur van uw auto........406
7.1.2 Reinigen en beschermen van het
interieur...............409
7.2 Onderhoud..................410
7.2.1 Onderhoud en reparatie......410
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud.......412
7.3.1 Voorzorgsmaatregelen bij zelf uit te
voeren onderhoud.........412
7.3.2 Motorkap...............414
7.3.3 Plaatsen van een garagekrik....415
7.3.4 Motorruimte.............416
7.3.5 12V-accu...............421
7.3.6 Banden................423
7.3.7 Bandenspanning..........434
7.3.8 Wielen................435
7.3.9 Interieurfilter............436
7.3.10 Schoonmaken van de
ventilatieopening en het filter van de
DC/DC-converter.........440
7.3.11 Ruitenwisserrubber vervangen . 443
7.3.12 Batterij elektronische sleutel . . 446
7.3.13 Controleren en vervangen van
zekeringen.............448
7.3.14 Lampen...............451
3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Page 378 of 610

Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Het voorkomen van mogelijke geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
• Bij het parkeren schakelt het systeem
automatisch de buitenluchtmodus in
voor een betere luchtcirculatie in de
auto, wat helpt om geuren bij het
starten van de auto te verminderen.
Interieurfilter
→Blz. 436
Geluiden afkomstig van de
automatische airconditioning
Ongeveer 90 seconden nadat het
contact UIT is gezet hoort u mogelijk
geluiden afkomstig van de
airconditioning. Dit is het geluid van het
initialiseren van de airconditioning; dit
duidt niet op een storing.
Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. de werking van de
toets AUTO van de airconditioning)
kunnen worden gewijzigd. (Systemen
met mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen:→blz. 529)WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van de “Mijn
ruimte-modus”
Laat nooit kinderen, hulpbehoevenden
of dieren in de auto achter. Het systeem
wordt mogelijk automatisch
uitgeschakeld, zodat de temperatuur in
de auto kan stijgen of dalen, wat kan
resulteren in een zonnesteek,
uitdroging of onderkoeling. Het niet in
acht nemen van de
voorzorgsmaatregelen kan dodelijk of
ernstig letsel tot gevolg hebben.
Voorkomen dat de voorruit beslaat
Gebruik de schakelaar voor de
voorruitontwaseming niet in
combinatie met koele lucht bij zeer
vochtig weer. Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de temperatuur
van de voorruit zorgt ervoor dat de
buitenkant van de voorruit beslaat,
waardoor het zicht wordt belemmerd.
Als de buitenspiegelverwarming
ingeschakeld is
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op de schakelaar AUTO.
De ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de
aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de
gekozen temperatuur en de
luchtvochtigheid.
6.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
376
Page 415 of 610

Onderwerp Benodigdheden
Ruitensproeiervloeistof
(→blz. 420)■Water of ruitensproeiervloeistof met antivries (voor
gebruik onder winterse omstandigheden)
■Trechter (uitsluitend voor het bijvullen van
ruitensproeiervloeistof )
WAARSCHUWING!
In de motorruimte bevinden zich
allerlei mechanismen en vloeistoffen
die plotseling in beweging kunnen
komen, heet kunnen worden of
elektrisch geladen kunnen worden.
Neem onderstaande
voorzorgsmaatregelen in acht om
ernstig letsel te voorkomen.
Tijdens werkzaamheden in de
motorruimte
• Controleer of de melding IGNITION
ON (contact AAN) niet op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
READY uit is.
• Houd handen, kleding en
gereedschap uit de buurt van de
ventilator als die in werking is.
• Raak de motor, de
vermogensregeleenheid, de
radiateur, het uitlaatspruitstuk, enz.
niet direct na het rijden aan,
aangezien deze onderdelen heet
kunnen zijn. De olie en andere
vloeistoffen kunnen ook heet zijn.
• Laat geen brandbare voorwerpen,
zoals een stuk papier of een doek,
achter in de motorruimte.
• Rook niet, veroorzaak geen vonken
en voorkom open vuur in de buurt
van brandstof. Brandstofdampen zijn
licht ontvlambaar.
• Wees voorzichtig, want remvloeistof
is gevaarlijk voor uw handen en ogen
en kan gelakte oppervlakken
beschadigen. Als u remvloeistof op
uw handen of in uw ogen krijgt, spoel
ze dan onmiddellijk met schoon
water. Raadpleeg een arts als u last
blijft houden.
WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Werkzaamheden bij de elektrische
koelventilator of de radiateur
Zorg ervoor dat het contact UIT staat.
Wanneer het contact AAN staat, kan de
elektrische koelventilator automatisch
worden ingeschakeld als de
airconditioning wordt ingeschakeld
en/of als de koelvloeistoftemperatuur
hoog is. (→Blz. 419)
Veiligheidsbril
Draag een veiligheidsbril om uw ogen
te beschermen tegen rondvliegend of
vallend materiaal, een straal vloeistof,
enz.
OPMERKING
Wanneer u het luchtfilter verwijdert
Rijden zonder luchtfilter kan leiden tot
overmatige motorslijtage door vuil in de
inlaatlucht.
Als het vloeistofniveau te laag of te
hoog is
Het is normaal dat het
remvloeistofniveau iets lager wordt door
slijtage van de remblokken of door een
hoog vloeistofniveau in de accumulator.
Als het reservoir regelmatig moet
worden bijgevuld, kan dit duiden op een
serieus probleem.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
413
7
Onderhoud en verzorging
Page 420 of 610

• Bij het rijden met hoge
motortoerentallen, met een zwaar
beladen auto, met een aanhangwagen
of bij veelvuldig optrekken en
afremmen
• Als de motor langdurig stationair
draait, of bij veelvuldig rijden in druk
verkeer
WAARSCHUWING!
Afgewerkte motorolie
• Afgewerkte motorolie bevat
schadelijke stoffen die
huidaandoeningen zoals ontsteking
of huidkanker kunnen veroorzaken.
Wees daarom voorzichtig en vermijd
langdurig en herhaaldelijk contact
met de huid. Verwijder afgewerkte
motorolie door goed met water en
zeep te wassen.
• Voer afgewerkte motorolie en
gebruikte oliefilters op een veilige
en acceptabele manier af. Gooi
afgewerkte motorolie en gebruikte
oliefilters nooit weg in de vuilnisbak,
in het riool of zomaar ergens. Neem
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur, een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige, tankstation of een
automaterialenzaak voor meer
informatie over recycling of
afvoeren.
• Houd motorolie buiten het bereik van
kinderen.
OPMERKING
Voorkomen van ernstige schade aan de
motor
Controleer regelmatig het oliepeil.
Bij het olie verversen of bijvullen
• Let erop dat er geen motorolie op
onderdelen van de auto terechtkomt.
• Vul nooit te veel olie bij, anders kan de
motor beschadigd raken.
• Controleer na het olie verversen altijd
het oliepeil met de peilstok.
• Controleer of de olievuldop goed is
vastgedraaid.
Als er olie wordt gemorst op de
motorafdekplaat
Verwijder eventueel aanwezige
motorolie zo snel mogelijk van de
motorafdekplaat met een neutraal
reinigingsmiddel om te voorkomen dat
de motorafdekplaat beschadigd raakt.
Gebruik geen organisch oplosmiddel,
zoals remmenreiniger.
Koelvloeistof controleren
Het koelvloeistofniveau is correct als het
zich tussen het FULL- en het
LOW-streepje van het reservoir bevindt
als het hybridesysteem koud is.
Koelvloeistofreservoir
ADop reservoir
BFULL-streepje
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
418
Page 438 of 610

OPMERKING
Vervangen van
bandenspanningssensoren en
-zenders
• Omdat het repareren of vervangen
van een band invloed kan hebben op
de bandenspanningssensoren en
-zenders, adviseren we u deze
werkzaamheden uit te laten voeren
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Ga ook voor de
aanschaf van
bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
• Gebruik voor uw auto alleen originele
Toyota-velgen. Bij niet-originele
velgen kan niet worden gegarandeerd
dat de bandenspanningssensoren en
-zenders goed werken.
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen
• Gebruik uitsluitend de Toyota-
wielmoeren en de Toyota-
wielmoersleutel bij uw lichtmetalen
velgen.
• Controleer de wielmoeren na de
eerste 1.600 km telkens als een band
is verwisseld, een band is gerepareerd
of is vervangen.
• Pas op dat lichtmetalen velgen niet
beschadigd raken als u
sneeuwkettingen gebruikt.
• Bij het balanceren moet gebruik
worden gemaakt van Toyota- of
gelijkwaardige balanceergewichtjes,
die geplaatst dienen te worden met
een kunststof of rubber hamer.
7.3.9 Interieurfilter
Het interieurfilter moet regelmatig
worden vervangen om de optimale
werking van de airconditioning te
behouden.
Verwijderen
Auto's met linkse besturing
1. Zet het contact UIT.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
2. Open het voorpassagiersportier.
Door het portier open te houden
wordt plotseling in werking treden
van de op afstand bedienbare
airconditioning voorkomen.
(→Blz. 379)
3. Open het dashboardkastje en schuif
de demper los.
4. Druk de nokken aan beide zijden van
het dashboardkastje in en open het
dashboardkastje langzaam helemaal
terwijl u het ondersteunt.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
436
Page 440 of 610

Auto's met rechtse besturing
1. Zet het contact UIT.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. Gebruik de op afstand
bedienbare airconditioning niet
tijdens de procedure.
2. Open het voorpassagiersportier.
Door het portier open te houden
wordt plotseling in werking treden
van de op afstand bedienbare
airconditioning voorkomen.
(→Blz. 379)
3. Open het dashboardkastje en schuif
de demper los.
4. Druk de nokken aan beide zijden van
het dashboardkastje in en open het
dashboardkastje langzaam helemaal
terwijl u het ondersteunt.5. Til het volledig geopende
dashboardkastje iets omhoog en trek
het richting de stoel om de onderzijde
van het dashboardkastje los te maken.
Oefen geen overmatige kracht uit
wanneer het dashboardkastje niet
loskomt wanneer u er licht aan trekt.
Trek het dashboardkastje in plaats
daarvan richting de stoel terwijl u de
hoogte van het dashboardkastje
enigszins aanpast.
6. Ontgrendel de afdekkap van het filter
(
A), haal de afdekkap van het filter
uit de klauwen (
B) en verwijder de
afdekkap van het filter.
7. Verwijder de filterhouder.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
438
Page 441 of 610

8. Verwijder het interieurfilter en
vervang het door een nieuw
exemplaar.
De merktekens
UP op het filter
moeten naar boven wijzen.
9. Plaatsen: Herhaal de genoemde
stappen in omgekeerde volgorde.
Controle-interval
Controleer en vervang het interieurfilter
volgens het onderhoudsschema. In
gebieden met veel stof of met veel
verkeer moet vervanging vaker
plaatsvinden. (Zie het onderhoudsboekje
of het garantieboekje voor het
onderhoudsschema.)
Als er te weinig lucht uit de
ventilatieroosters stroomt
Het filter kan verstopt zitten. Controleer
het filter en vervang het indien nodig.
WAARSCHUWING!
Bij het vervangen van het
interieurfilter
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kan de airconditioning tijdens de
procedure in werking treden, hetgeen
kan leiden tot letsel.
• Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten.
Controleer of de laadstekker niet is
aangesloten. De airconditioning
werkt mogelijk door de instelling
“Climate Prep” (voorber. klim.)
(→blz. 126).
• Gebruik de op afstand bedienbare
airconditioning niet
OPMERKING
Bij het gebruik van de airconditioning
Controleer of het interieurfilter
aanwezig is.
Als de airconditioning zonder filter
gebruikt wordt, kan het systeem
beschadigd raken.
Bij het verwijderen van het
dashboardkastje
Volg altijd de voorgeschreven procedure
voor het verwijderen van het
dashboardkastje (→blz. 436). Als het
dashboardkastje wordt verwijderd
zonder dat de voorgeschreven
procedure wordt gevolgd, kan het
scharnier van het dashboardkastje
beschadigd raken.
Voorkomen van schade aan de
afdekkap van het filter
Oefen bij het bewegen van de afdekkap
van het filter in de richting van de pijl om
de bevestiging los te nemen, geen
overmatige kracht uit op de klauwen.
Anders kunnen de klauwen beschadigd
raken.
7.3 Zelf uit te voeren onderhoud
439
7
Onderhoud en verzorging
Page 478 of 610

– “Engine Stopped” (motor is
gestopt)
• Als “Maintenance required for DCDC
converter cooling parts See Owner’s
Manual” (Onderhoud vereist voor
koeling DC/DC-omvormer. Zie
handleiding) wordt weergegeven, zit
het filter mogelijk verstopt, is de
ventilatieopening mogelijk
geblokkeerd of zit er mogelijk een gat
in het kanaal. Voer daarom de
onderstaande correctieprocedure uit.
– Als de ventilatieopening of het filter
van de DC/DC-converter vuil is, voer
dan de procedures op blz. 440 uit
om ze schoon te maken.
– Als de waarschuwingsmelding
wordt weergegeven wanneer de
ventilatieopening en het filter van
de DC/DC-converter niet vuil zijn,
laat de auto dan nakijken door een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
• Als “12-Volt Battery Charging System
Malfunction Stop in a Safe Place See
Owner’s Manual” (Storing
12 volt-acculaadsysteem. Stop op een
veilige plaats. Zie handleiding) wordt
weergegeven
Geeft aan dat er een storing aanwezig
is in het laadsysteem van de auto. Zet
de auto aan de kant zodra dit veilig
kan.
Terwijl de melding wordt
weergegeven, wordt de werking van
de airconditioning, enz. mogelijk
gedeeltelijk beperkt om het
energieverbruik van de 12V-accu te
verlagen.Als “Hybrid System Overheated
Output Power Reduced”
(Hybridesysteem oververhit.
Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven
De melding wordt mogelijk
weergegeven tijdens het rijden onder
zware omstandigheden. (Bijvoorbeeld
wanneer u (achteruit) een lange steile
helling op rijdt.)
Oplossing:→blz. 506
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Refrain from the Use of N
Position” (Tractiebatterij moet worden
beschermd. Vermijd het gebruik van
stand N.) wordt weergegeven
Deze melding kan worden weergegeven
als de selectiehendel in stand N staat.
Het batterijpakket (tractiebatterij) kan
niet worden geladen als de
selectiehendel in stand N staat. Zet de
selectiehendel daarom in stand P als de
auto stilstaat.
Als “Traction Battery Needs to be
Protected Shift into P to Restart”
(Tractiebatterij moet worden
beschermd. Schakel naar P om
opnieuw te starten.) wordt
weergegeven
Deze melding wordt weergegeven
wanneer het batterijpakket
(tractiebatterij) bijna leeg is, doordat de
selectiehendel een bepaalde periode in
stand N heeft stilgestaan.
Zet bij het bedienen van de auto de
selectiehendel in stand P en herstart het
hybridesysteem.
Als “Shift to P Before Exiting Vehicle”
(Zet selectiehendel in stand P voordat
u de auto verlaat) wordt weergegeven
De melding wordt weergegeven
wanneer het bestuurdersportier wordt
geopend terwijl het contact niet UIT is
gezet en de selectiehendel in een andere
stand dan P stond.
8.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
476
Page 595 of 610

A
Antidiefstalsysteem...........62
Alarm*..................63
Bedienen van het systeem......62
Inbraaksensor en hellingsensor . . .64
Inschakelen/uitschakelen/uitzetten
van het alarmsysteem.........63
Inschakelen/uitschakelen van de
supervergrendeling..........62
Startblokkering.............62
Supervergrendeling*.........62
B
Bedienen van verlichting en
ruitenwissers...............260
Achterruitenwisser en -sproeier . .268
AHB (Automatic High Beam)* . . .262
Bedienen van de
ruitenwisserhendel......266
,268
Bediening...............265
Extended Headlight
Lighting-systeem..........262
Handmatig in- en uitschakelen van
het grootlicht.............264
Inschakelen van de koplampen . . .260
Inschakelen van het Automatic High
Beam-systeem............262
Inschakelen van het grootlicht . . .262
Lichtschakelaar............260
Ruitenwissers en -sproeiers. . . .265
Schakelaar mistlampen.......265
Belangrijke informatie.........460
Alarmknipperlichten.........460
Als de onder water staat of het water
op de weg stijgt............461
Als uw auto in geval van nood tot
stilstand moet worden gebracht . .460
Bedieningsinstructies........460
De auto tot stilstand brengen . . .460
G
Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........372
Activeren van de op afstand
bedienbare airconditioning.....380
Automatische airconditioning . . .372Bedienen van de stoelverwarming
achter..................383
Bedienen van de stoelverwarming en
-ventilatoren voor..........382
Bedienen van de stoelverwarming
voor...................382
Bedieningspaneel
airconditioning............372
Gebruik van de automatische
modus.................376
Geconcentreerde
luchtcirculatiemodus voorstoel
(S-FLOW-modus)..........377
Op afstand bedienbare
airconditioning............379
Overzicht en bediening
uitstroomopeningen.........378
Stuurwielverwarming........382
Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming voor*/
stoelverwarming en -ventilatoren
voor*/stoelverwarming achter . . .381
Voor het verlaten van de auto . . .379
Voorruitverwarming (indien
aanwezig)/voorruitontwaseming
(indien aanwezig)...........377
Gebruik van de
interieurverlichting...........384
Bedienen van de
interieurverlichting.........385
Bedienen van de leeslampjes. . . .385
Overzicht interieurverlichting . . .384
Plaats van de
interieurverlichting.........384
Gebruik van de ondersteunende
systemen.................271
BSM (Blind Spot Monitor)*.....317
Cruise control*............313
De Blind Spot Monitor-functie . . .333
De Rear Crossing Traffic
Alert-functie.............335
Dynamic Radar Cruise Control met
Road Sign Assist (auto's met
RSA)...................309
Dynamic Radar Cruise Control met
volledig snelheidsbereik*......302
Functies die zijn opgenomen in het
LTA-systeem..............292
GPF-systeem
(benzineroetfilter)..........357
Trefwoordenlijst
593
Trefwoordenlijst
Page 602 of 610

Advies.................244
Belangrijke punten met betrekking tot
het beladen van een
aanhangwagen............241
Lading en bagage...........238
Maximale gewichten.........240
Montagepositie voor de
trekhaak/afneembare trekhaak . .242
Rijden met de auto..........232
Rijden met een aanhangwagen . .239
Rijprocedure..............232
Trekhaak/trekhaak met afneembare
kogel..................240
Wegrijregeling............237
Voor een veilig gebruik.........24
Afstellen van de hoogte van het
schouderbevestigingspunt van de
veiligheidsgordel (voorstoelen) . . .28
Afstellen van de spiegels.......25
Belangrijke voorzorgsmaatregelen in
verband met uitlaatgassen......38
De juiste houding achter het
stuur...................25
Gordelspanners (voorstoelen en
buitenste zitplaatsen achter).....28
Juist gebruik van de
veiligheidsgordels.........25
,27
Plaatsen van de vloermatten.....24
SRS-airbags...............30
SRS-airbagsysteem..........30
Vast- en losmaken van de
veiligheidsgordel............28
Veiligheidsgordels...........26
Veilig rijden...............25
Voordat u gaat rijden.........24
W
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen).................534
Als u denkt dat er iets mis is. . . .534
De portieren kunnen niet worden
vergrendeld, ontgrendeld, geopend of
gesloten................534
Wanneer zich een probleem heeft
voorgedaan..............536
Wat moet u doen als... (Problemen
oplossen)................534
Z
Zelf uit te voeren onderhoud.....412
Initialiseren van het bandenspan-
ningswaarschuwingssysteem . . .428
12V-accu................421
Achterruitenwisser..........445
Banden.................423
Bandenspanning...........434
Bandenspanningswaarschuwingssys-
teem ..................425
Batterij elektronische sleutel. . . .446
Batterij vervangen..........447
Belangrijke aanwijzingen voor
lichtmetalen velgen.........436
Controleren en bijvullen van
motorolie................416
Controleren en bijvullen van
ruitensproeiervloeistof.......420
Controleren en vervangen van
zekeringen...............448
Controleren van de banden.....423
Controle van radiateur en
condensor...............419
De toestand van de 12V-accu
controleren..............423
Exterieur................423
Interieurfilter.............436
Keuzevanvelg ............435
Koelvloeistof controleren......418
Lampen.................451
Lampen vervangen..........452
Motorkap................414
Motorruimte..............416
Onderdelen..............416
Onderhoud..............412
Openen van de motorkap......414
Plaats..................421
Plaatsen van
bandenspanningssensoren en
-zenders................427
Plaatsen van een garagekrik. . . .415
Plaats lamp..............451
Plaats van het kriksteunpunt. . . .415
Registreren van
identificatiecodes..........430
Ruitenwisserrubber vervangen . .443
Ruitenwissers voor..........443
Schoonmaken van de
ventilatieopening...........440
Trefwoordenlijst
600