YAMAHA TMAX 2013 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2013, Model line: TMAX, Model: YAMAHA TMAX 2013Pages: 98, PDF Size: 2.91 MB
Page 61 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
2
3
4
567
8
9
OPMERKINGZorg dat de o-ring correct aanligt.8. Plaats de nieuwe oliefilterpatroon en zet deze dan met een momentsleutel
vast met het voorgeschreven aanhaal-
moment. 9. Monteer de olieaftapplug met een
nieuwe pakking en zet de plug vast
met het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
10. Vul bij met de voorgeschreven hoe- veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKINGVeeg enige gemorste olie af nadat de motoren het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingenin het carter terecht komen.
11. Start de motor, laat deze een paar mi- nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
12. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
13. Stel de indicator olieverversing terug. (Zie pagina 3-8.)
OPMERKINGAls de motorolie werd ververst voordat de
indicator olieverversing brandde (dus voor-
dat de intervalperiode voor olieverversing
was verstreken), moet de indicator na de
olieverversing worden teruggesteld zodat
het eerstvolgende tijdst ip voor olieverver-
1. O-ring
1. Momentsleutel
1
1
Aanhaalmoment:
Oliefilterpatroon:17 Nm (1.7 m·kgf, 12 ft·lbf)
Aanhaalmoment: Olieaftapplug:
43 Nm (4.3 m·kgf, 31 ft·lbf)
Aanbevolen motorolie: Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid: Zonder vervanging van oliefilterpa-
troon:
2.70 L (2.85 US qt, 2.38 Imp.qt)
Met vervanging van oliefilterpatroon:
2.90 L (3.07 US qt, 2.55 Imp.qt)
59C-9-D1.book 13 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 62 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
1
2
3
4
56
7
8
9
sing weer correct wordt aangegeven.
DAU20070
Koelvloeistof Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU52020
Controleren van het koelvloeistofniveau1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutiefworden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau via het kijkglas.
OPMERKINGHet koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-niveau staan. 3. Als de koelvloeistof op of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan de voetplaatmat
aan de linkerzijde door deze omhoog
te trekken.
1. Kijkglas koelvloeistofniveau
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
1. Mat op de voetplaat
2
3
1
1
59C-9-D1.book 14 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 63 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
2
3
4
567
8
9
4. Verwijder de afdekkap over het koel-vloeistofreservoir door de schroef los
te halen.
5. Open de dop van het koelvloeistofre- servoir, vul koelvloeistof bij tot aan de
merkstreep voor maximumniveau, en
sluit dan de dop van het koelvloei-
stofreservoir weer.
WAARSCHUWING! Verwijder alleen
de dop van het koelvloeistofreser-
voir. Probeer nooit om de radiator-
vuldop te verwijderen als de motor
koud is.
[DWA15161]
LET OP: Als er geen
koelvloeistof aanwezig is, gebruik
dan in plaats daarvan gedistilleerd
water of onthard leidingwater. Ge-
bruik geen hard water of zout water,
dit is schadelijk voor de motor. Als er in plaats van koelvloeistof water
is gebruikt, vervang dit dan zo snel
mogelijk door koelvloeistof, anders
is het systeem niet beschermd te-
gen vorst en corrosie. Als er water
aan de koelvloeistof is toegevoegd,
laat dan een Yamaha dealer zo snel
mogelijk het antivriesgehalte van
de koelvloeistof controleren om te
voorkomen dat de effectiviteit van
de koelvloeistof afneemt.
[DCA10472]
6. Monteer het koelvloeistofreservoir door de schroef aan te brengen.
7. Plaats de voetplaatmat aan de linker- zijde in de oorspronkelijke positie en
druk deze omlaag vast.
1. Kap koelvloeistofreservoir
2. Schroef
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoirInhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.27 L (0.29 US qt, 0.24 Imp.qt)
1
59C-9-D1.book 15 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 64 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU52030
Het luchtfilterelement vervangen Het luchtfilterelement moet worden vervan-
gen volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Vervang het luchtfilterelement vaker als
u in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Om het luchtfilterelement te vervangen1. Verwijder het paneel C. (Zie pagina 6-8.)
2. Verwijder het luchtfilterdeksel door de schroeven te verwijderen.
3. Trek het luchtfilterelement uit. 4. Breng een nieuw luchtfilterelement
aan in het luchtfilterhuis. LET OP:
Zorg ervoor dat het filterelement
goed aanligt in het luchtfilterhuis.
Laat de motor nooit draaien met het
luchtfilterelement uitgenomen,
hierdoor kunnen de zuiger(s) en/of
cilinder(s) overmatig versleten ra-
ken.
[DCA10481]
5. Monteer het luchtfilterdeksel door de schroeven aan te brengen.
6. Monteer het paneel.
DAU33482
Afstellen van het stationair
toerental Het stationair toerental moet als volgt wor-
den gecontroleerd en eventueel afgesteld
volgens de intervalperioden vermeld in het
periodieke smeer- en onderhoudsschema.
De motor moet warm zijn om deze afstelling
te verrichten.
1. Verwijder het paneel D. (Zie pagina 6-8.)
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationair stelschroef
te verdraaien. Draai de schroef in de
richting (a) om het stationair toerental
te verhogen. Draai de schroef in de
richting (b) om het stationair toerental
te verlagen.
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1
1 2
1. Luchtfilterelement
1
1. Stationair stelschroef
1
(a)(b)
59C-9-D1.book 16 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 65 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
2
3
4
567
8
9
OPMERKINGAls het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan eenYamaha dealer de afstelling uit te voeren.3. Monteer het paneel.
DAU21384
De vrije slag van de gasgreep
controleren De vrije slag van de gasgreep dient bij de
binnenrand van de gasgreep 3.0–5.0 mm
(0.12–0.20 in) te bedragen. Controleer de
vrije slag van de gasgreep regelmatig en
laat de vrije slag indien nodig afstellen door
een Yamaha dealer.
DAU21401
Klepspeling De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
Stationair toerental:
1100–1300 tpm
1. Vrije slag van gasgreep
1
59C-9-D1.book 17 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 66 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU51971
Banden Banden zijn het enige contact tussen de
machine en het wegdek. Veiligheid onder
alle rijomstandigheden hangt af van een re-
latief klein contactoppervlak met het weg-
dek. Het is daarom essentieel om de
banden te allen tijde in een goede conditie
te houden en deze op tijd te vervangen door
de voorgeschreven banden.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10503
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor ditmodel is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machinekan leiden tot een ongeval. Inspectie van banden
Voor elke rit moeten de banden worden ge-
controleerd. Als de bandprofieldiepte op het
midden van de band de vermelde limiet
heeft bereikt, de band spijkers of stukjes
glas bevat of wanneer de wang van de band
scheurtjes vertoont, moet de band onmid-
dellijk door een Yamaha dealer worden ver-
vangen.
OPMERKINGDe slijtagelimiet voor bandprofieldiepte is
voor diverse landen verschillend. Neem al-
Bandenspanning (gemeten op koude
banden):
0–90 kg (0–198 lb):Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2, 33 psi)
Achter: 250 kPa (2.50 kgf/cm2, 36 psi)
XP500 90–198 kg (198–437 lb)
XP500A 90–194 kg (198–428 lb): Voor:
225 kPa (2.25 kgf/cm2, 33 psi)
Achter: 280 kPa (2.80 kgf/cm2, 41 psi)
Maximale belasting*: XP500 198 kg (437 lb)
XP500A 194 kg (428 lb)
* Totaal gewicht va n bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
1. Wang van band
2. BandprofieldiepteMinimale bandprofieldiepte (voor en
achter): 1.6 mm (0.06 in)
1 2
59C-9-D1.book 18 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 67 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
2
3
4
567
8
9
tijd de lokale voorschriften in acht.
WAARSCHUWING
DWA10471
Laat sterk versleten banden door
een Yamaha dealer vervangen. Rij-
den op een machine met versleten
banden is niet alleen verboden,
maar dit heeft ook een averechts ef-
fect op de rijstabiliteit, waardoor u
de macht over het stuur zou kunnen
verliezen.
De vervanging van onderdelen van
wielen en remmen, inclusief ban-
den, dient te worden overgelaten
aan een Yamaha dealer, die over de
nodige vakkundige kennis en erva-
ring beschikt om dit te doen.
Rijd niet te snel direct na het verwis-
selen van een band. Het bandopper-
vlak dient eerst te zijn ingereden
voordat het zijn optimale eigen-schappen verkrijgt.
Bandeninformatie
Dit model is uitgerust met gietwielen en tu-
beless banden met bandventielen.
Banden verouderen, zelfs als ze niet of
slechts sporadisch zi jn gebruikt. Scheuren
in het rubber van het loopvlak en de wang
van de band, soms in combinatie met ver- vorming van het karkas, zijn een teken van
veroudering. Oude banden moeten worden
gecontroleerd door bandenspecialisten om
na te gaan of ze geschikt zijn voor verder
gebruik.
WAARSCHUWING
DWA16100
Monteer altijd voor- en achterban-
den van hetzelfde merk en type.
Verschillende banden kunnen het
weggedrag van de machine veran-
deren, wat kan leiden tot een onge-
val.
Controleer altijd of de ventieldopjes
stevig zijn bevestigd om zo lucht-
lekkage te voorkomen.
Gebruik uitsluitend de hierna ver-
melde bandventielen en luchtven-
tielbuisjes om te voorkomen dat debanden onder het rijden leeglopen.
Na uitgebreide tests zijn alleen de hieronder
vermelde banden voor dit model goedge-
keurd door Yamaha Motor Co., Ltd. Voorband:
Maat:120/70R15 M/C 56H
Fabrikant/model:
DUNLOP/GPR-100F
BRIDGESTONE/BT011F
Bandventiel:
PVR59A
Luchtventielbuis: #9100 (origineel)
Achterband: Maat:160/60R15 M/C 67H
Fabrikant/model: DUNLOP/GPR-100L
BRIDGESTONE/BT012R
Bandventiel: TR412
Luchtventielbuis:
#9100 (origineel)
59C-9-D1.book 19 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 68 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-20
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU51920
Gietwielen Let ten aanzien van de voorgeschreven
wielen op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw voertuig.
Voor elke rit moeten de velgranden
worden gecontroleerd op scheurtjes,
verbuiging, kromheid of andere scha-
de. Laat in geval van schade het wiel
door een Yamaha dealer vervangen.
Probeer het wiel nooit zelf te repare-
ren, hoe klein de reparatie ook is. Ver-
vang een wiel dat vervormd is of
haarscheurtjes vertoont.
Na het vervangen van een wiel of band
moet het wiel worden uitgebalanceerd.
Een niet uitgebalanceerd wiel zal mo-
gelijk slecht functioneren of kan een
slechte wegligging en een verkorte le-
vensduur van de banden tot gevolg
hebben.
Draai na reparatie of vervanging van
de voorband de ventielmoer en de
borgmoer vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
DAU50860
Vrije slag van voor- en
achterremhendel controleren Voor
Achter
Aan de uiteinden van de remhendels mag
geen vrije slag aanwezig zijn. Als er toch
1. Ventielmoer
2. VentielborgmoerAanhaalmomenten:Ventielmoer:
2.0 Nm (0.20 m·kgf, 1.4 ft·lbf)
Borgmoer ventiel: 3.0 Nm (0.30 m·kgf, 2.2 ft·lbf)
1
2
1. Geen vrije slag remhendel
1. Geen vrije slag remhendel
1
1
59C-9-D1.book 20 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 69 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-21
2
3
4
567
8
9
een vrije slag is, laat dan een Yamaha
dealer het remsysteem inspecteren.
WAARSCHUWING
DWA14211
Een zacht of sponzig gevoel in de rem-
hendel kan betekenen dat er lucht in het
hydraulisch systeem aanwezig is. Als er
lucht in het hydraulisch systeem zit, laat
dan het systeem door een Yamaha
dealer ontluchten voordat de machine
wordt gebruikt. Lucht in het hydraulisch
systeem heeft een negatief effect op de
remwerking, waardoor u de macht over
het stuur zou kunnen verliezen met eenongeluk als gevolg.
DAU53031
Achterremblokkeerkabel
afstellen Als de achterremblokkeerhendel niet goed
functioneert, moet mogelijkerwijs de achter-
remblokkeerkabel worden afgesteld. Als de
achterremblokkeerhendel niet wordt ge-
bruikt, moet de lengte van de achterrem-
blokkeerkabel bij de achterremklauw 43–45
mm (1.69–1.77 in) bedragen.
Controleer de lengte van de achterremblok-
keerkabel regelmatig en stel deze indien
nodig als volgt bij.
Om de achterremblokkeerkabel langer te
maken draait u de stelmoer bij de achter-
remklauw in de richting (a). Om de achter-
remblokkeerkabel korter te maken draait u
de stelmoer in de richting (b). WAARSCHUWING! Vraag een Yamaha
dealer de afstelling te doen als de juiste
afstelling niet haalbaar is volgens de be-
schreven werkwijze.
[DWA16150]
Controleer dat de achterremblokkering is
ontgrendeld en control eer dat het achter-
wiel soepel ronddraait.
1. Stelmoer
2. Lengte achterremblokkeerkabel
2
1
(a)
(b)
59C-9-D1.book 21 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分
Page 70 of 98

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-22
1
2
3
4
56
7
8
9
DAU52291
Achterremblokkering
controleren De achterremblokkering moet worden ge-
controleerd volgens de intervalperioden
vermeld in het periodieke smeer- en onder-
houdsschema.1. Achterremblokkeerkabel afstellen.
2. Bekrachtig de acht erremblokkering en
duw de machine dan iets vooruit om
de achterremblokkering goed te laten
aangrijpen.
3. De achterremblokkeerklauw is voor- zien van een slijtage-indicator die u in
staat stelt om de toestand van de ach-
terremblokkeerblokken te controleren.
Controleer om de achterremblokkeer-
blokken te controleren de positie van
de indicator terwijl u de achterremblok-
keerhendel bedient. Als de indicator
voorbij de slijtage-indicatorgroef be-
weegt, laat dan uw Yamaha dealer de
achterremblokkering controleren.
4. Controleer dat er geen scheuren en
barsten in de rubberen mof zitten.
DAU22311
Controleren van voor- en
achterremblokken Voorrem
Achterrem
De remblokken in de voor- en achterrem
moeten worden gecontroleerd op slijtage
1. Slijtage-indicatorgroef
2. Slijtage-indicator
3. Rubberen mof
1 2
3
1. Slijtage-indicator remblok
1. Slijtage-indicator remblok
1
1
59C-9-D1.book 22 ページ 2012年7月5日 木曜日 午前9時6分