YAMAHA VMAX 2011 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2011, Model line: VMAX, Model: YAMAHA VMAX 2011Pages: 108, PDF Size: 3.6 MB
Page 31 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
3
OPMERKINGHet display geeft foutcodes alleen weer in
de normale modus.Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
Het zelfdiagnosesysteem detecteert ook
storingen in de circuits van het startblok-
keersysteem.
Als in een van de circuits van het startblok-
keersysteem een storing wordt gedetec-
teerd, knippert het controlelampje
startblokkering en geeft het display een
foutcode weer.OPMERKINGAls het display foutcode 52 weergeeft, be-
treft dit mogelijk een storing in het transpon-
dersignaal. Als deze fout zich voordoet,
probeer dan het volgende.1. Start de motor met behulp van de co-
deersleutel.
OPMERKINGHoud andere startblokkeersleutels uit de
buurt van het contactslot en bewaar niet
meer dan één startblokkeersleutel aan de-
zelfde sleutelring! Startblokkeersleutels
kunnen signaalstoring veroorzaken, waar-
door de motor mogelijk niet kan worden ge-
start.2. Als de motor start, zet deze dan weer
uit en probeer hem opnieuw te starten
met de standaardsleutels.
3. Als de motor niet kan worden gestart
met een of beide standaardsleutels,
breng dan het voertuig, de codeersleu-
tel en beide standaardsleutels naar
een Yamaha dealer en laat de stan-
daardsleutels opnieuw coderen.LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU12331
Antidiefstal-alarmsysteem (op-
tie) Dit model kan door een Yamaha dealer
worden uitgerust met een optioneel antidief-
stal-alarmsysteem. Neem contact op met
een Yamaha dealer voor nadere informatie.
U2S3D2D0.book Page 16 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 32 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-17
3
DAU12348
Stuurschakelaars Links
Rechts
DAU12350
Lichtsignaalschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om de koplamp
een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar“/”
Zet deze schakelaar op“” voor grootlicht
en op“” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar“/”
Druk deze schakelaar naar“” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar“” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar“”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar“/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op“”. Zet deze schakelaar op“” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop“”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU42340
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring en het ABS-waarschuwingslampje
gaan branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12733
Schakelaar alarmverlichting“”
Met de sleutel in de stand “ON” of“” kan
deze schakelaar worden gebruikt voor het
inschakelen van de alarmverlichting (gelijk-
tijdig knipperen van alle richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in een
noodgeval of om andere verkeersdeelne-
mers te waarschuwen als uw machine stil-
staat in een mogelijk gevaarlijke
verkeerssituatie.LET OP
DCA10061
Gebruik de alarmverlichting niet gedu-
rende langere tijd als de motor niet
draait omdat hierdoor de accu kan ontla-
den.
1. Lichtsignaalschakelaar“”
2. Dimlichtschakelaar“/”
3. Schakelaar alarmverlichting“”
4. Claxonschakelaar“”
5. Richtingaanwijzerschakelaar“/”
1. Noodstopschakelaar“/”
2. Startknop“”
5
43
2
1
1
2
U2S3D2D0.book Page 17 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 33 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-18
3
DAU12830
Koppelingshendel De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
stelwiel voor het instellen van de stand van
de koppelingshendel. Verstel de afstand
tussen de koppelingshendel en de stuur-
greep door het stelwiel te verdraaien terwijl
de hendel van het stuur vandaan wordt ge-houden. Controleer of het correcte instel-
punt op het stelwiel tegenover het pijlteken
op de koppelingshendel staat.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-30.)
DAU12871
Schakelpedaal Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de 5-
traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
2. Stelwiel voor afstelpositie koppelingshendel
3. Pijlteken
4. Afstand tussen koppelingshendel en stuur-
greep
4
1
2
3
1. Schakelpedaal
1
U2S3D2D0.book Page 18 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 34 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-19
3
DAU33851
Remhendel De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
De remhendel is voorzien van een stelknop
voor de positie van de remhendel. Om de
afstand tussen de remhendel en de stuur-
greep af te stellen, wordt de stelknop ge-
draaid terwijl de hendel van het stuur
vandaan wordt gehouden. Als de gewenste
positie is bereikt, stel deze dan in door een
groef op de stelknop uit te lijnen met het
merkteken“” op de remhendel.
DAU12941
Rempedaal Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU46392
ABS Het Yamaha ABS (anti-blokkeervoorziening
remsysteem) bestaat uit een dubbel uitge-
voerd elektronisch regelsysteem dat de
voorrem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt. Het ABS wordt bewaakt door een
ECU, die in geval van een storing zal terug-
vallen op handmatig remmen.
WAARSCHUWING
DWA10090
Het ABS-systeem functioneert het
meest effectief over lange remwe-
gen.
Op sommige wegtypen (ruw weg-
dek of grint) kan de remweg langer
zijn dan bij remmen zonder ABS.
Houd daarom steeds voldoende af-
stand tot uw voorligger, afgestemd
op uw rijsnelheid.
OPMERKING
Wanneer ABS is geactiveerd, worden
de remmen op de gebruikelijke wijze
bediend. In de remhendel of het rem-
pedaal kunnen pulsaties worden ge-
voeld, maar dat duidt niet op een
storing.
Dit ABS-systeem is uitgerust met een
testfunctie, waarbij de bestuurder de
pulsaties kan voelen in het rempedaal
1. Remhendel
2. Stelknop voor afstelpositie van remhendel
3.“”-merkteken
4. Afstand tussen remhendel en stuurgreep
1
4
2
3
1. Rempedaal
1
U2S3D2D0.book Page 19 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 35 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-20
3
of in de remhendel terwijl ABS actief is.
Er is echter speciaal gereedschap ver-
eist, dus neem voor het uitvoeren van
deze test contact op met uw Yamaha
dealer.
LET OP
DCA16120
Houd alle soorten magneten (inclusief
magneetgrijpers, magnetische schroe-
vendraaiers etc.) uit de buurt van de
voorste en achterste wielnaven. Anders
kunnen de magnetische rotors van de
wielnaven beschadigd raken, waardoor
het ABS-systeem niet meer goed werkt.
DAU46850
Tankdop Om de tankdop te verwijderen
1. Trek aan de ontgrendelingshendel van
de rugsteun van het bestuurderszadel
aan de linkerzijde van de machine zo-
als afgebeeld. De rugsteun schuift
naar voren.
1. Voorste wielnaaf
1
1. Achterste wielnaaf
1
1. Ontgrendelingshendel rugsteun bestuur-
derszadel
1
U2S3D2D0.book Page 20 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 36 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-21
3
2. Steek de sleutel in het slot en draai
deze daarna een kwartslag rechtsom.
Het slot wordt ontgrendeld en de
tankdop kan worden verwijderd.Om de tankdop aan te brengen
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
ning van de brandstoftank, met de
sleutel in het slot en met het merkte-
ken op de dop in een lijn met het merk-
teken op de tank.
2. Draai de sleutel linksom naar de oor-
spronkelijke positie en neem deze dan
uit.
3. Plaats de rugsteun terug in de oor-
spronkelijke positie.
OPMERKINGDe tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en ver-
grendeld is.
WAARSCHUWING
DWA10131
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is aangebracht. Door
brandstoflekkage ontstaat brandgevaar.
1. Rugsteun bestuurderszadel
1. Ontgrendelen.
1
1
1. Lijn merktekens uit
1
U2S3D2D0.book Page 21 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 37 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-22
3
DAU13212
Brandstof Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft bereikt.
Omdat brandstof uitzet als deze warm
wordt, kan de warmte van de motor of
de zon ervoor zorgen dat brandstof uit
de brandstoftank stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af. LET OP: Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huidterechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU13391
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt ern-
stige schade aan inwendige motoron-
derdelen als kleppen en zuigerveren en
ook aan het uitlaatsysteem.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-
gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
12
Voorgeschreven brandstof:
Uitsluitend loodvrije superbenzine
Inhoud brandstoftank:
15.0 L (3.96 US gal, 3.30 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden):
3.9 L (1.03 US gal, 0.86 Imp.gal)
U2S3D2D0.book Page 22 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 38 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-23
3
DAU39451
Tankbeluchtingsslang/overloop-
slang Alvorens de motorfiets te gebruiken:
Controleer de aansluiting van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang.
Controleer de tankbeluchtings-
slang/overloopslang op scheuren of
beschadiging en vervang indien nodig.
Controleer of het uiteinde van de tank-
beluchtingsslang/overloopslang niet
verstopt is en reinig indien nodig.
DAU13445
Uitlaatkatalysatoren Dit voertuig is uitgerust met uitlaatkatalysa-
toren in het uitlaatsysteem.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine. Bij
gebruik van loodhoudende benzine zal
onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
1. Tankbeluchtingsslang
2. Overloopslang brandstoftank
12
U2S3D2D0.book Page 23 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 39 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-24
3
DAU46840
Zadels Bestuurderszadel
Verwijderen van het bestuurderszadel1. Trek aan de ontgrendelingshendel van
de rugsteun van het bestuurderszadel
aan de linkerzijde van de machine zo-
als afgebeeld. De rugsteun schuift
naar voren.
2. Verwijder de bouten en trek dan het
bestuurderszadel los.
Aanbrengen van het bestuurderszadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het bestuurderszadel in de zadel-
bevestiging, zoals getoond in de af-
beelding.2. Plaats het bestuurderszadel in de oor-
spronkelijke positie en draai dan de
bouten vast.
OPMERKINGControleer of het bestuurderszadel stevig is
vergrendeld alvorens te gaan rijden.3. Plaats de rugsteun terug in de oor-
spronkelijke positie.
Duozadel
Verwijderen van het duozadel1. Trek aan de ontgrendelingshendel van
de rugsteun van het bestuurderszadel
aan de linkerzijde van de machine zo-
als afgebeeld. De rugsteun schuift
naar voren.
1. Ontgrendelingshendel rugsteun bestuur-
derszadel
1
1. Rugsteun bestuurderszadel
1. Bout
11
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
U2S3D2D0.book Page 24 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM
Page 40 of 108
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-25
3
2. Verwijder de bouten en trek daarna het
duozadel los.
Aanbrengen van het duozadel1. Steek het uitsteeksel van het duozadel
in de houder, zie de afbeelding.2. Plaats het duozadel in de oorspronke-
lijke positie en breng daarna de bouten
aan.
3. Plaats de rugsteun terug in de oor-
spronkelijke positie.
OPMERKIN
G
Controleer of het duozadel stevig is ver-
grendeld alvorens te gaan rijden.
DAU14733
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.Deze voorvork is voorzien van stelbouten
voor veervoorspanning, stelknoppen voor
uitgaande demping en stelschroeven voor
ingaande demping.LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Veervoorspanning
Draai om de veervoorspanning te verhogen
en zo de vering stugger te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (a).
Draai om de veervoorspanning te verlagen
en zo de vering zachter te maken de stel-
bout op beide vorkpoten in de richting (b).
1. Ontgrendelingshendel rugsteun bestuur-
derszadel
1. Bout
2. Duozadel
12
1
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
U2S3D2D0.book Page 25 Tuesday, September 21, 2010 3:37 PM