YAMAHA WR 250X 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2009, Model line: WR 250X, Model: YAMAHA WR 250X 2009Pages: 96, PDF Size: 2.11 MB
Page 21 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
2. Zodra het voertuig in beweging komt,
begint de stopwatch te lopen.
3. Druk gelijktijdig op de toetsen “SE-
LECT 1” en “SELECT 2” om de stop-
watch stop te zetten.
4. Om de stopwatch te laten doorlopen,
drukt u opnieuw gelijktijdig op de toet-
sen “SELECT 1” en “SELECT 2”.
OPMERKING
De stopwatch loopt door als u het voertuig
stopt. Herhaal de stappen 3 en 4 om de
stopwatch stop te zetten of te laten doorlo-
pen.
Meetmodus (om de ritteller voor af-
standscompensatie te kalibreren)
De ritteller voor afstandscompensatie is be-
doeld om nauwkeuriger rittellerwaarden te
verkrijgen tijdens enduroritten. Door de tel-ler te kalibreren volgens de afstanden die
op de enduroroutekaart gespecificeerd zijn,
kunt u zich als berijder beter vertrouwd ma-
ken met de route. Daarnaast kan kalibratie
van de teller nodig zijn wanneer u banden,
velgen, kettingwielen etc. gebruikt van an-
dere maten dan de originele. Voor meer in-
formatie over het gebruik van deze ritteller
kunt u terecht bij uw plaatselijke
Yamaha-dealer.
Kalibreer de ritteller voor afstandscompen-
satie als volgt.
Om de weergegeven waarde te verhogen,
drukt u op de toets “SELECT 1”. Om de
weergegeven waarde te verlagen, drukt u
op de toets “SELECT 2”. Door deze toetsen
ingedrukt te houden, verhoogt of verlaagt u
de waarde doorlopend, totdat u de toets los-
laat.
OPMERKING
Kalibratie van de ritteller voor afstandscom-
pensatie is ook mogelijk wanneer de stop-
watch loopt.
De ritteller voor afstandscompensatie
of de ritteller voor afstandscompensa-
tie samen met de stopwatch terugstel-
len op nul
OPMERKING
U kunt alleen de ritteller voor afstandscom-
pensatie of de ritteller voor afstandscom-
pensatie samen met de stopwatch
terugstellen op nul.
Ritteller voor afstandscompensatie terug-
stellen op nul1. Controleer of de stopwatch loopt.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen-
satie terug op nul door de toets “RES-
ET” minstens twee seconden lang
ingedrukt te houden.
De ritteller voor afstandscompensatie sa-men met de stopwatch terugstellen op nul1. Zet de stopwatch stop.
2. Stel de ritteller voor afstandscompen-
satie en de stopwatch terug op nul
door de toets “RESET” minstens twee
seconden lang ingedrukt te houden.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdiagnose-
systeem voor diverse elektrische circuits.
Als in een van deze circuits een storing
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✪
Page 22 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
wordt gedetecteerd, gaat het waarschu-
wingslampje motorstoring branden en geeft
het display een foutcode weer.
Als het display foutcodes weergeeft, noteer
deze dan en vraag een Yamaha dealer om
het voertuig te controleren.
LET OP
DCA11590
Wanneer het display een foutcode aan-
geeft, moet de machine zo spoedig mo-
gelijk worden gecontroleerd om
motorschade te voorkomen.
DAU12347
Stuurschakelaars
LinksRechts
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “ ” voor grootlicht
en op “ ” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar “/”
Druk deze schakelaar naar “ ” om afslaan
naar rechts aan te geven. Druk deze scha-
kelaar naar “ ” om afslaan naar links aan
te geven. Na loslaten keert de schakelaar
terug naar de middenstand. Om de richtin-
gaanwijzers uit te schakelen wordt de scha-
kelaar ingedrukt nadat hij is teruggekeerd in
de middenstand.
1. Weergave foutcode
1
1. Dimlichtschakelaar “ / ”
2. Richtingaanwijzerschakelaar “ / ”
3. Claxonschakelaar “ ”
1
2
3
1. Noodstopschakelaar “ / ”
2. Startknop “ ”
1
2
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✫
Page 23 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een claxonsig-
naal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor start
op “ ”. Zet deze schakelaar op “ ” om
de motor direct uit te schakelen in een
noodgeval, zoals wanneer de machine om-
slaat of als de gaskabel blijft hangen.
DAU12711
Startknop “”
Druk deze knop in om via de startmotor de
motor rond te draaien. Zie pagina 5-1 voor
startinstructies voordat u de motor start.
DAU41700
Het waarschuwingslampje voor motorsto-
ring gaat branden als de sleutel naar “ON”
wordt gedraaid en de startknop wordt inge-
drukt. Dit wijst echter niet op een storing.
DAU12820
Koppelingshendel
De koppelingshendel bevindt zich aan de
linkerstuurgreep. Trek de hendel naar het
stuur toe om de koppeling te ontkoppelen.
Laat de hendel los om de koppeling te laten
aangrijpen. Voor een soepele werking van
de koppeling moet de hendel snel ingetrok-
ken worden en langzaam worden losgela-
ten.
De koppelingshendel is voorzien van een
sperschakelaar die deel uitmaakt van het
startspersysteem. (Zie pagina 3-19.)
DAU12870
Schakelpedaal
Het schakelpedaal bevindt zich aan de lin-
kerzijde van de motor en wordt in combina-
tie met de koppelingshendel gebruikt bij het
schakelen van de versnellingen van de
6-traps constant-mesh versnellingsbak op
deze motorfiets.
1. Koppelingshendel
1
1. Schakelpedaal
1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✬
Page 24 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU12890
Remhendel
De remhendel bevindt zich aan de rechter-
stuurgreep. Trek de hendel naar het stuur
toe om de voorrem te bekrachtigen.
DAU12941
Rempedaal
Het rempedaal bevindt zich aan de rechter-
zijde van de motorfiets. Trap op het rempe-
daal om de achterrem te bekrachtigen.
DAU44363
Tankdop
Om de tankdop te verwijderen
1. Steek de sleutel in het slot en draai
hem linksom zoals afgebeeld.
2. Draai de tankdop naar links en trek
hem los.
Om de tankdop aan te brengen
1. Breng de tankdop aan in de vulope-
ning van de brandstoftank met de
sleutel in het slot en draai dan de dop
rechtsom.
2. Draai de sleutel rechtsom en neem
deze dan uit.
1. Remhendel
1
1. Rempedaal
1
1. Sleutel
2. Tankdop
1
2
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✣
Page 25 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9
OPMERKING
De tankdop kan alleen worden aangebracht
met de sleutel in het slot. Bovendien kan de
sleutel niet worden uitgenomen als de
tankdop niet correct aangebracht en ver-
grendeld is.
WAARSCHUWING
DWA10121
Controleer of de tankdop correct is afge-
sloten en vergrendeld alvorens te gaan
rijden. Door brandstoflekkage ontstaat
brandgevaar.
DAU13212
Brandstof
Controleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10881
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.
1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine zit.
Rook nooit tijdens het tanken en tank
nooit in de nabijheid van vonken, open
vuur of andere ontstekingsbronnen zo-
als de waakvlammen van geisers en
kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft bereikt.
Omdat brandstof uitzet als deze warm
wordt, kan de warmte van de motor of
de zon ervoor zorgen dat brandstof uit
de brandstoftank stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof onmid-
dellijk af.
LET OP:
Veeg gemorste
brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10071]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15151
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
1. Sleutel
2. Tankdop
1
2
1. Brandstofniveau
2. Vulpijp brandstoftank
2
1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✤
Page 26 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9
heeft gekregen. Als benzine op uw huid
terechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU13390
LET OP
DCA11400
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van loodvrije superbenzine met een
octaangetal van RON 95 of hoger. Als de
motor gaat detoneren (pingelen), gebruik
dan benzine van een ander merk. Door
loodvrije benzine te gebruiken gaan bou-gies langer mee en blijven de onderhouds-
kosten beperkt.
DAU13433
Uitlaatkatalysator
Dit model is uitgerust met een uitlaatkataly-
sator.
WAARSCHUWING
DWA10862
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
Parkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
Parkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsys-
teem in aanraking kunnen komen.
Controleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onder-
houdswerkzaamheden uit te voe-
ren.
Laat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
LET OP
DCA10701
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Bij gebruik van loodhoudende benzine Voorgeschreven brandstof:
UITSLUITEND LOODVRIJE SU-
PERBENZINE
Inhoud brandstoftank:
7.6 L (2.01 US gal, 1.67 Imp.gal)
Hoeveelheid reservebrandstof (als
het waarschuwingslampje brand-
stofniveau gaat branden):
2.1 L (0.55 US gal, 0.46 Imp.gal)
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✥
Page 27 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9
zal onherstelbare schade worden toege-
bracht aan de uitlaatkatalysator.
DAU13970
Zadel
Verwijderen van het zadel
Verwijder de bouten en neem dan het zadel
los.
Aanbrengen van het zadel
1. Steek het uitsteeksel aan de voorzijde
van het zadel in de zadelbevestiging,
zoals getoond in de afbeelding.2. Plaats het zadel in de oorspronkelijke
positie en draai dan de bouten vast.
OPMERKING
Controleer of het zadel stevig is vergren-
deld alvorens te gaan rijden.
1. Bout
1
1. Uitsteeksel
2. Zadelbevestiging
1
2
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✦
Page 28 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU14282
Helmbevestiging
Steek om de helmbevestiging te openen de
sleutel in het slot en draai deze dan zoals
afgebeeld.
Vergrendel de helmbevestiging door deze
in de oorspronkelijke positie te plaatsen en
dan de sleutel uit te nemen.
WAARSCHUWING! Ga nooit rijden met
een helm vastgemaakt aan de helmbe-
vestiging, aangezien de helm objecten
kan raken met mogelijk verlies van de
controle over de machine en een onge-
val tot gevolg.
[DWA10161]
DAU45201
Voorvork afstellen
WAARSCHUWING
DWA10180
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.
Deze voorvork is voorzien van stelschroe-
ven voor uitgaande demping en stelschroe-
ven voor ingaande demping.
LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Uitgaande demping
Draai om de uitgaande demping te verho-
gen en zo de vering stugger te maken de
stelschroef op beide vorkpoten in de rich-
ting (a). Draai om de uitgaande demping te
verlagen en zo de vering zachter te maken
de stelschroef op beide vorkpoten in de
richting (b).
1. Helmbevestiging
2. Openen.
1
2
1. Stelschroef voor uitveerdemping
Afstelling uitgaande demping:
Minimum (zacht):
24 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
1
(b)
(a)
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✧
Page 29 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-15
2
34
5
6
7
8
9
Ingaande demping
1. Verwijder de rubber dop door hem uit
de voorvorkpoot te trekken.
2. Draai om de ingaande demping te ver-
hogen en zo de vering stugger te ma-
ken de stelschroef op beide vorkpoten
in de richting (a). Draai om de ingaan-
de demping te verlagen en zo de ve-
ring zachter te maken de stelschroef
op beide vorkpoten in de richting (b).
3. Breng de rubber dop aan.
OPMERKING
Door geringe productie-afwijkingen zal het
totaal aantal klikken van een instelmecha-
nisme voor veerdemping niet altijd exact
met bovenstaande specificaties overeenko-
men; het werkelijke aantal klikken vormt
echter wel altijd het complete afstelbereik.
Voor een precieze afstelling is het aan te ra-den het aantal klikken van elk veerdem-
pingsinstelmechanisme te controleren en
de specificaties dienovereenkomstig aan te
passen.
1. Rubber dop
1
1. Stelschroef voor inveerdemping
Afstelling ingaande demping:
Minimum (zacht):
20 klik(ken) in de richting (b)*
Standaard:
10 klik(ken) in de richting (b)*
Maximum (hard):
1 klik(ken) in de richting (b)*
* Met de stelschroef volledig gedraaid
in de richting (a)
1(a) (b)
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤
Page 30 of 96
FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-16
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU14791
Voorvork ontluchten
WAARSCHUWING
DWA10200
Ontlucht altijd beide vorkpoten, want an-
ders kan dat slecht weggedrag en ver-
minderde rijstabiliteit tot gevolg hebben.
Als u de machine in zeer zware omstandig-
heden gebruikt, zullen de temperatuur en
druk van de lucht in de voorvork stijgen.
Daardoor zal de veervoorspanning stijgen
en de voorwielophanging verharden. Ont-
lucht de voorvork in dat geval als volgt.
1. Breng het voorwiel los van de grond
door een geschikte standaard onder
het motorblok te plaatsen.
OPMERKING
Tijdens het ontluchten van de voorvork mag
er geen gewicht op de voorzijde van de ma-
chine rusten.
2. Verwijder de ontluchtingsschroeven
en laat alle lucht uit beide vorkpoten
ontsnappen.
3. Bevestig de ontluchtingsschroeven
weer.
DAU45262
Schokdemperunit afstellen
Deze schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning, een stel-
wiel voor uitgaande demping en een stel-
schroef voor ingaande demping.
LET OP
DCA10101
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.
Veervoorspanning
De veervoorspanning moet worden inge-
steld door een Yamaha-dealer, omdat hier-
toe speciaal gereedschap en technisch
vakmanschap vereist zijn. De voorgeschre-
ven instellingen kunt u in de lijst hieronder
vinden.
De afstelling voor veervoorspanning wordt
gecontroleerd door de afstand A te meten,
zoals getoond in de afbeelding. Hoe korter
de afstand A, hoe hoger de veervoorspan-
ning; hoe langer de afstand A, hoe lager de
veervoorspanning.
1. Ontluchtingsschroef
1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✩