YAMAHA WR 250X 2009 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: YAMAHA, Model Year: 2009, Model line: WR 250X, Model: YAMAHA WR 250X 2009Pages: 96, PDF Size: 2.11 MB
Page 51 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-10
2
3
4
5
67
8
9
nodig de elektrodenafstand op specificatie.
Reinig het oppervlak van de bougiepakking
en het pasvlak en verwijder eventueel vuil
uit de schroefdraad van de bougie.
OPMERKING
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4–1/2 slag
verder te draaien. De bougie moet echter zo
snel mogelijk naar het juiste aanhaalmo-
ment worden aangedraaid.
DAU45141
Motorolie en oliefilterelement
Vóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de olie
worden ververst en het oliefilterelement
worden vervangen volgens de intervalpe-
rioden vermeld in het periodieke smeer- en
onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controleren
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop. Wanneer
de machine iets schuin staat, kan het
niveau al foutief worden afgelezen.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Wacht een paar minuten tot de olie tot
rust is gekomen en controleer dan het
olieniveau via het kijkglas rechts onder
in het carter.
OPMERKING
Het motorolieniveau moet tussen de merk-
strepen voor minimum- en maximumniveau
staan.
1. Elektrodenafstand
Elektrodenafstand:
0.6–0.7 mm (0.024–0.028 in)
Aanhaalmoment:
Bougie:
13 Nm (1.3 m·kgf, 9.4 ft·lbf)
11
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✣
Page 52 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-11
1
2
3
4
5
6
7
8
9
4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat, vul
dan voldoende olie, van de aanbevo-
len soort, bij tot het correcte niveau.
Om de motorolie te verversen (met of
zonder vervanging van het oliefilterele-
ment)
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond.
2. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten warmdraaien en zet hem dan af.
3. Zet een olieopvangbak onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
4. Verwijder de olievuldop en de aftap-plug om de olie uit het carter te laten
stromen.
OPMERKING
Controleer of de ring beschadigd is en ver-
vang indien nodig.
OPMERKING
Sla de stappen 5–7 over als het oliefilterele-
ment niet wordt vervangen.
5. Verwijder het oliefilterdeksel door de
bouten te verwijderen.
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau
4. Kijkglas olieniveau
1
2
3
4
1. Olieaftapplug
1
1. Olieaftapplug
2. Ring
2
1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✤
Page 53 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-12
2
3
4
5
67
8
9
6. Verwijder en vervang het oliefilterele-
ment en de o-ringen.
OPMERKING
Zorg dat de o-ringen correct aanliggen.7. Monteer het oliefilterdeksel door de
bouten aan te brengen en zet deze
dan vast met het voorgeschreven aan-
haalmoment.
8. Breng de olieaftapplug aan en zet
deze dan vast met het voorgeschre-
ven aanhaalmoment.
9. Vul bij met de voorgeschreven hoe-veelheid van de aanbevolen motorolie,
breng dan de olievuldop aan en zet
deze vast.
OPMERKING
Veeg enige gemorste olie af nadat de motor
en het uitlaatsysteem zijn afgekoeld.
LET OP
DCA11620
Om het slippen van de koppeling te
voorkomen (de motorolie smeert
immers ook de koppeling) mogen
geen chemische additieven worden
toegevoegd. Gebruik geen oliën
met een “CD” dieselspecificatie of
oliën met een hogere kwaliteit dan
gespecificeerd. Gebruik ook geen
oliën met een “ENERGY CONSER-
VING II” of hogere aanduiding.
Zorg dat er geen verontreinigingen
1. Oliefilterdeksel
2. Bevestigingsbout oliefilterdeksel
1
2
1. O-ring
2. Oliefilterelement
Aanhaalmoment:
Bevestigingsbout oliefilterdeksel:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
Aanhaalmoment:
Olieaftapplug:
20 Nm (2.0 m·kgf, 14.5 ft·lbf)
1
2
Aanbevolen olie:
Zie pagina 8-1.
Oliehoeveelheid:
Zonder vervanging van het oliefiltere-
lement:
1.30 L (1.37 US qt, 1.14 Imp.qt)
Met vervanging van het oliefilterele-
ment:
1.40 L (1.48 US qt, 1.23 Imp.qt)
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✥
Page 54 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-13
1
2
3
4
5
6
7
8
9
in het carter terecht komen.
10. Start de motor, laat deze een paar mi-
nuten stationair draaien en controleer
daarbij op olielekkage. Als er sprake is
van olielekkage, zet de motor dan di-
rect af en zoek de oorzaak.
11. Zet de motor af, controleer dan het
olieniveau en corrigeer indien nodig.
LET OP
DCA11230
Controleer na het verversen van de olie
de oliedruk zoals hieronder beschreven.
Verwijder de ontluchtingsbout.
Start de motor en houd deze statio-
nair draaiend totdat er olie uitloopt.
Als er na één minuut geen olie uit-
loopt, zet de motor dan direct uit omte voorkomen dat de motor vast-
loopt. Als dit zich voordoet, vraag
dan een Yamaha-dealer het voer-
tuig te repareren.
Na het controleren van de oliedruk
zet u de ontluchtingsbout vast met
het voorgeschreven aanhaalmo-
ment.
DAU20070
Koelvloeistof
Voor iedere rit moet het koelvloeistofniveau
worden gecontroleerd. Ook moet de koel-
vloeistof worden ververst volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU20253
Controleren van het koelvloeistofniveau
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en houd deze rechtop.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet worden
gecontroleerd terwijl de motor koud is,
temperatuurverschillen zijn namelijk
van invloed op het niveau.
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het koelvloeistofni-
veau. Wanneer de machine iets
schuin staat, kan het niveau al foutief
worden afgelezen.
2. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir.
OPMERKING
Het koelvloeistofniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en maximum-
niveau staan.
1. “CD” specificatie
2. “ENERGY CONSERVING II”
1
2
1. Ontluchtingsplug
Aanhaalmoment:
Ontluchtingsplug:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✦
Page 55 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-14
2
3
4
5
67
8
9
3. Als de koelvloeistof bij of beneden de
merkstreep voor minimumniveau
staat, verwijder dan paneel C (Zie
pagina 6-7.), verwijder de reservoird-
op, vul koelvloeistof bij tot de merk-
streep voor maximumniveau en breng
de reservoirdop en het paneel weer
aan.
WAARSCHUWING! Verwijder
alleen de dop van het koelvloei-
stofreservoir. Probeer nooit om de
radiatorvuldop te verwijderen als
de motor koud is.
[DWA15161]
LET OP:
Als er geen koelvloeistof aanwezig
is, gebruik dan in plaats daarvan
gedistilleerd water of onthard lei-
dingwater. Gebruik geen hard water
of zout water, dit is schadelijk voor
de motor. Als er in plaats van koel-vloeistof water is gebruikt, vervang
dit dan zo snel mogelijk door koel-
vloeistof, anders is het systeem niet
beschermd tegen vorst en corrosie.
Als er water aan de koelvloeistof is
toegevoegd, laat dan een Yamaha
dealer zo snel mogelijk het anti-
vriesgehalte van de koelvloeistof
controleren om te voorkomen dat
de effectiviteit van de koelvloeistof
afneemt.
[DCA10472]
DAU45154
Om de koelvloeistof te verversen
1. Zet de machine op een vlakke onder-
grond en laat het motorblok indien no-
dig afkoelen.
2. Verwijder de panelen A en C. (Zie
pagina 6-7.)
3. Schuif een opvangbak onder de motor
om de gebruikte koelvloeistof op te
vangen.
4. Verwijder de borgbout voor de radia-
torvuldop en de vuldop zelf.
WAARSCHUWING! Probeer nooit
om de radiatorvuldop te verwijde-
ren als de motor warm is.
[DWA10381]
5. Verwijder het koelvloeistofreservoir
door de bouten los te halen.
1. Merkstreep maximumniveau
2. Merkstreep minimumniveau
1
2
1. Dop koelvloeistofreservoir
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot
aan de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)1
1. Radiatorvuldop
2. Borgbout radiatorvuldop
2 1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✧
Page 56 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-15
1
2
3
4
5
6
7
8
9
6. Verwijder de dop van het koelvloei-
stofreservoir.
7. Tap de koelvloeistof uit het reservoir af
door het reservoir om te keren.
8. Monteer het koelvloeistofreservoir
door dit in de oorspronkelijke stand teplaatsen en dan de bouten aan te
brengen.
9. Verwijder de aftapplug voor koelvloei-
stof om het koelsysteem af te tappen.
10. Spoel het koelsysteem nadat alle koel-
vloeistof is uitgestroomd grondig door
met schoon leidingwater.
11. Breng de aftapplug voor koelvloeistof
aan en zet deze dan vast met het voor-
geschreven aanhaalmoment.
OPMERKING
Controleer of de ring beschadigd is en ver-
vang indien nodig.12. Giet de voorgeschreven hoeveelheid
van de gespecificeerde koelvloeistof in
de koelvloeistofradiator en in het re-
servoir.
13. Breng de dop van het koelvloeistofre-
servoir aan.
14. Breng de radiatorvuldop weer aan.
15. Start de motor, laat hem een paar mi-
nuten stationair draaien en zet hem
dan uit.
16. Verwijder de radiatorvuldop om het
koelvloeistofniveau in de radiator te
controleren. Vul indien nodig koel-
vloeistof bij totdat het niveau bovenin
de koelvloeistofradiator staat en breng
dan de radiatorvuldop en zijn borgbout
aan.
1. Bout
1. Dop koelvloeistofreservoir
1
1
1. Aftapplug koelvloeistof
Aanhaalmoment:
Aftapplug koelvloeistof:
10 Nm (1.0 m·kgf, 7.2 ft·lbf)
1
Mengverhouding antivries/water:
1:1
Aanbevolen antivries:
Hoogwaardige ethyleenglycol anti-
vries met corrosieremmers voor alu-
minium motoren
Hoeveelheid koelvloeistof:
Inhoud radiator (inclusief alle leidin-
gen):
0.90 L (0.95 US qt, 0.79 Imp.qt)
Inhoud koelvloeistofreservoir (tot aan
de merkstreep voor maximumni-
veau):
0.25 L (0.26 US qt, 0.22 Imp.qt)
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤
Page 57 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-16
2
3
4
5
67
8
9
17. Controleer het koelvloeistofniveau in
het reservoir. Verwijder indien nodig
de dop van het koelvloeistofreservoir,
vul koelvloeistof bij tot aan de merk-
streep voor maximumniveau en breng
dan de dop weer aan.
18. Start de motor en controleer dan of er-
gens aan de machine lekkage te zien
is. Vraag in dat geval een Yamaha
dealer het koelsysteem te controleren.
19. Monteer de panelen.
DAU44322
Reinigen van het
luchtfilterelement en de
aftapslang
Het luchtfilterelement moet worden gerei-
nigd volgens de intervalperioden vermeld in
het periodieke smeer- en onderhoudssche-
ma. Reinig het luchtfilterelement vaker als u
in zeer stoffige of vochtige gebieden rijdt.
Verder moet de aftapslang van het luchtfil-
ter regelmatig worden gecontroleerd en ge-
reinigd.
Reinigen van het luchtfilterelement
1. Verwijder het paneel B. (Zie
pagina 6-7.)
2. Open het luchtfilterdeksel door de
schroef te verwijderen en het deksel
naar buiten te trekken zoals afge-
beeld.3. Maak de houderklem los en trek dan
het luchtfilterelement eruit.
4. Haal de filterspons uit de framehouder
van het luchtfilterelement, reinig hem
1. Schroef
2. Luchtfilterdeksel
1. Houderklem
2. Luchtfilterelement
2
11
2
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✩
Page 58 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-17
1
2
3
4
5
6
7
8
9
in oplosmiddel en wring dan het ach-
tergebleven oplosmiddel uit.
5. Breng olie van de aanbevolen soort
aan op het hele oppervlak van de filter-
spons en wring dan de overtollige olie
uit.
OPMERKING
De filterspons moet nat zijn maar mag niet
druipen.
6. Trek de filterspons over de framehou-
der van het luchtfilterelement.
7. Steek het luchtfilterelement in het
luchtfilterhuis.
LET OP:
Zorg ervoor
dat het filterelement goed aanligt in
het luchtfilterhuis. Laat de motor
nooit draaien met het luchtfilterele-
ment uitgenomen, hierdoor kunnen
de zuiger(s) en/of cilinder(s) over-
matig versleten raken.
[DCA10481]
8. Plaats de houderklem terug in de oor-
spronkelijke positie.
9. Sluit het luchtfilterdeksel en breng
daarna de schroef aan.
10. Monteer het paneel.
Reinigen van de luchtfilteraftapslang
1. Controleer of zich in de aftapslang aan
de onderzijde van het luchtfilterhuis
water of vuil heeft verzameld.2. Haal de slang los als er vuil of water in
zit, reinig hem grondig en breng op-
nieuw aan.
1. Filterspons
2. Framehouder luchtfilterelement
1
2
12
3
4
Aanbevolen olie:
Yamaha olie voor schuimrubberen
luchtfilterelementen of een vergelijk-
baar product
1. Aftapslang luchtfilter
1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✪
Page 59 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-18
2
3
4
5
67
8
9
DAU45322
Stationair toerental afstellen
Het stationair toerental moet worden nage-
keken en indien nodig worden afgesteld.
OPMERKING
Voor het uitvoeren van deze afstelling is
een digitale toerenteller vereist.
1. Plaats de digitale toerenteller op de
bobine, die in de bougiekap zit.
2. Controleer het stationair toerental en
stel dit indien nodig volgens de specifi-
catie af door de stationairstelschroef te
draaien. Draai de schroef in de richting
(a) om het stationair toerental te verho-
gen. Draai de schroef in de richting (b)
om het stationair toerental te verlagen.
OPMERKING
Als het voorgeschreven stationair toerental
niet haalbaar is volgens de hierboven be-
schreven werkwijze, vraag dan een
Yamaha dealer de afstelling uit te voeren.
DAU21382
Controleren van de vrije slag
gaskabel
De vrije slag van de gaskabel dient
3.0–5.0 mm (0.12–0.20 in) te bedragen bij
de gasgreep. Controleer de vrije slag van
de gaskabel regelmatig en laat de vrije
slag indien nodig afstellen door een
Yamaha dealer.
1. Stationair stelschroef
Stationair toerental:
1450–1650 tpm1
(b)
(a)
1. Vrije slag gaskabel
1
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✫
Page 60 of 96

PERIODIEK ONDERHOUD EN AFSTELLINGEN
6-19
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU21401
Klepspeling
De klepspeling kan tijdens gebruik gaan af-
wijken, waardoor de lucht/brandstof-ver-
houding kan veranderen en/of het
motorgeluid toeneemt. Om dit te voorko-
men moet de klepspeling door een Yamaha
dealer worden afgesteld volgens de inter-
valperioden vermeld in het periodieke
smeer- en onderhoudsschema.
DAU21641
Banden
Let ten aanzien van de voorgeschreven
banden op het volgende voor een optimale
prestatie, levensduur en veilige werking van
uw motorfiets.
Bandenspanning
De bandenspanning moet voor elke rit wor-
den gecontroleerd en indien nodig worden
bijgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10501
Rijden met deze machine met een on-
juiste bandenspanning kan leiden tot
verlies van de controle met mogelijk ern-
stig letsel of overlijden tot gevolg.
De bandspanning moet worden ge-
controleerd en afgesteld terwijl de
banden koud zijn (wanneer de tem-
peratuur van de banden gelijk is
aan de omgevingstemperatuur).
De bandspanning moet worden
aangepast aan de rijsnelheid en het
totale gewicht van rijder, passagier,
bagage en accessoires dat voor dit
model is vastgesteld.
WAARSCHUWING
DWA10511
Belaad uw machine nooit te zwaar. Rij-
den met een te zwaar belaste machine
kan leiden tot een ongeval.Bandenspanning (gemeten op kou-
de banden):
0–90 kg (0–198 lb):
Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2
, 29 psi)
Achter:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2
, 29 psi)
90–185 kg (198–408 lb):
Voor:
200 kPa (2.00 kgf/cm
2
, 29 psi)
Achter:
225 kPa (2.25 kgf/cm
2
, 33 psi)
Maximale belasting*:
185 kg (408 lb)
* Totaal gewicht van bestuurder, pas-
sagier, bagage en accessoires
✼✦✥✱✱✦✱✣ ✤✬