Alfa Romeo 4C 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2021, Model line: 4C, Model: Alfa Romeo 4C 2021Pages: 156, PDF Size: 3.36 MB
Page 81 of 156

79
TANKEN
Het voertuig is voorzien van het “Fast
Fuel”-systeem, dit voorkomt dat er
onjuiste brandstoffen getankt worden
(bijv. diesel voor een benzinemotor).
Zet de motor af alvorens te tanken.
Tank uitsluitend loodvrije benzine met
een minimum octaangetal van 95 RON
die aan de Europese specificatie EN228
voldoet. De motor van de Alfa 4C is met
name ontworpen om te voldoen aan alle
emissielimieten terwijl tegelijkertijd
minimaal brandstofverbruik en maximale
prestaties gegarandeerd worden,
wanneer loodvrije benzine van een
uitstekende kwaliteit met een
octaangetal van 98 RON of hoger
gebruikt wordt.
Om beschadiging aan de katalysator te
voorkomen, de tank nooit bijvullen, niet in
noodgevallen en evenmin met een
minimale hoeveelheid, met loodhoudende
benzine.
BELANGRIJK Een beschadigde
katalysator veroorzaakt schadelijke
uitlaatgassen, met luchtvervuiling tot
gevolg.
TANKEN
Om de tank volledig te vullen, kan men
twee keer bijvullen nadat het tankpistool
is afgeslagen. Meer bijvullen kan
storingen in het
brandstoftoevoersysteem veroorzaken.
TANKPROCEDURE
Het voertuig is voorzien van een
“Fast Fuel”-apparaat, dat in de opening
van de brandstoftank is ingebouwd: dit
gaat automatisch open en dicht wanneer
het vulpistool wordt
geplaatst/verwijderd.
Het “Fast Fuel” systeem is uitgerust met
een blokkeersysteem dat het tanken van
het onjuiste type brandstof voorkomt.
De hieronder beschreven tankprocedure
is afgebeeld op het plaatje
fig. 51 dat aan de binnenkant van de
tankklep is aangebracht.
Op het plaatje is ook het type brandstof
aangegeven (LOODVRIJE
BRANDSTOF=benzine).
Procedure
❒ open klepje 1 fig. 52, door deze naar
buiten te trekken;
❒ steek het vulpistool in de vulopening
en tank;
❒ wacht na het tanken minstens 10
seconden alvorens het vulpistool te
verwijderen zodat de brandstof in de
tank kan vloeien;
❒ neem het vulpistool uit de vulopening
en sluit het klepje 1.
Het klepje is voorzien van een stofkap 2
die, wanneer het klepje gesloten is, de
rand van de vulopening beschermt tegen
de intreding van vuil en stof.
82) 83) 84)
51A0L0045
Page 82 of 156

STARTEN EN RIJDEN
80
Tanken in een noodgeval
Ga voor het tanken als volgt te werk als
er geen brandstof in de tank meer is of
als het brandstofcircuit volledig leeg is:
❒ neem de speciale trechter fig. 53 uit
de gereedschapskit in de bagageruimte;
❒ open het klepje 1 fig. 52, door het naar
buiten te trekken;
❒ steek trechter C in de vulopening
zoals aangegeven in fig. 53 en tank;
❒ verwijder de trechter na het tanken en
sluit de klep;
❒ berg de trechter tenslotte weer op in
zijn doos en zet deze terug in de
bagageruimte.
52A0L0046
BELANGRIJK Houd de waterstraal van
een hogedrukreiniger op minstens 20 cm
afstand van de brandstofvulopening.
Brandstof - Grafisch symbool voor de
identificatie van de compatibiliteit van
het voertuig voor consumenten in
overeenstemming met EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
benzinepomp (waar voorzien).
53A0L0151
82)Monteer geen enkel voorwerp/dop op
de rand van de vulopening die niet
geleverd is voor het voertuig. Het gebruik
van voorwerpen/doppen van het
verkeerde type kan de druk in de tank
doen toenemen, waardoor gevaarlijke
situaties kunnen ontstaan.
83) Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening,
om geen schadelijke dampen in te
ademen.
84)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
BELANGRIJK
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstig EN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal 10,0%
(V/V) ethanol overeenkomstig EN228
Page 83 of 156

NOODGEVALLEN
ALARMKNIPPERLICHTEN ................................................................................... 82
EEN LAMP VERVANGEN ...................................................................................... 82
LAMP BUITENVERLICHTING VERVANGEN .............................................. 84
ZEKERINGEN VERVANGEN................................................................................ 87
LEKKE BAND ............................................................................................................... 90
FIX&GO AUTOMATIC-KIT .................................................................................... 94
NOODSTART ............................................................................................................... 97
BRANDSTOFAFSLUITSYSTEEM .................................................................... 98
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........................................................................... 99
Een lekke band of een doorgebrande lamp?
Soms kan een probleem onze reis hinderen.
De pagina’s over noodgevallen kunnen u helpen zelfstandig en
rustig om te gaan met kritieke situaties.
Wij adviseren u om in een noodsituatie het gratis telefoonnummer te bellen dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of internationale
universele telefoonnummer bellen om
het dichtstbijzijnde Alfa Romeo Servicenetwerk te vinden.
Page 84 of 156

NOODGEVALLEN
82
ALARMKNIPPERLICHTEN
WERKING
Druk op schakelaar 1 fig. 54 om de
lichten in/uit te schakelen.
Waarschuwingslampjes Ÿen Δop het
paneel branden als de
alarmknipperlichten aan zijn.
85)
54A0L0023
EEN LAMP VERVANGEN
86) 87) 88)
9)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒ Als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering niet is
geoxideerd alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit hoofdstuk.
❒ vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒ controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is.
BELANGRIJK Bij een lage temperatuur of
hoge luchtvochtigheid of na hevige regen
of na het wassen, kan de binnenzijde van
de koplamp een beetje beslagen zijn. Dit
is geen defect maar een natuurlijk
verschijnsel dat veroorzaakt wordt door
de temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en dat
geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten.
Deze aanslag verdwijnt geleidelijk aan
(van het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
85)Het gebruik van alarmknipperlichten
wordt geregeld door de
wegenverkeerswetgeving van het land
waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
BELANGRIJK
86)Wijzigingen of reparaties aan het
elektrische systeem die niet correct zijn
uitgevoerd en waarbij geen rekening
wordt gehouden met de technische
systeemgegevens, kunnen storingen
veroorzaken die tot brand kunnen leiden.
87) In halogeenlampen bevindt zich gas
onder druk. Als ze breken, kunnen er
glassplinters wegschieten.
88) Wegens de hoge voedingsspanning
mogen gasontladingslampen (Bi-Xenon)
alleen door gespecialiseerd personeel
vervangen worden: levensgevaar! Neem
contact op met een speciaal Alfa Romeo
Servicepunt.
BELANGRIJK
9)Raak alleen het metalen gedeelte van
halogeenlampen aan. Het aanraken van
de bol met de vingers kan de
lichtopbrengst en de levensduur van de
lamp reduceren. Als de bol per ongeluk
toch wordt aangeraakt, moet hij worden
schoongewreven met een doekje
bevochtigd met alcohol en laat hem
vervolgens drogen.
WAARSCHUWINGEN
Page 85 of 156

83
LampenVermogenType
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) LED –
Achterste positielichten LED –
Dimlicht / Grootlicht (versies met Bi-Halogeen koplampen)
H7 55 W
(waar aanwezig)
Dimlicht / Grootlicht (versies met Bi-Xenon koplampen)
D1S 35 W
(waar aanwezig)
Dimlicht / Grootlicht (versies met LED koplampen)
LED –
(waar aanwezig)
Richtingaanwijzers voor PY21W 21 W
Richtingaanwijzers achter PY21W 21 W
Richtingaanwijzers zijkant WY5W 5 W
Remlicht LED –
Derde remlicht LED –
Kentekenverlichting W5W 5 W
Mistachterlicht W16W 16 W
Achteruitrijlicht W16W 16 W
Plafondverlichting C10W 10 W
Bagageruimteverlichting W5W 5 W
Page 86 of 156

LAMP BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
KOPLAMPUNITS
De koplampunits omvatten de
gloeilampen voor de
stadslichten/dagverlichting (DRL), het
dimlicht, het grootlicht en de
richtingaanwijzers.
De plaatsing van de lampen is zoals
getoond in fig. 55:
1 Stadslichten/dagverlichting (DRL)
2 Dimlicht/grootlicht
3 Richtingaanwijzers.
55A0L0091
Om de lampen van het dimlicht,
grootlicht en de richtingaanwijzers te
vervangen de beschermflappen op de
binnenste wielkuip openen
fig. 56 deze kunnen gevonden worden
door het stuurwiel helemaal te draaien.
1 beschermflap lamp richtingaanwijzer
2 beschermflap lamp
dimlicht/grootlicht
STADSLICHT/DAGVERLICHTING (DRL)
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met het Speciale
Alfa Romeo Servicepunt.
56A0L0092
KOPLAMPEN DIMLICHT/GROOTLICHT
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒ draai het stuur tot tegen de aanslag;
❒ open de beschermflap 2 fig. 56 door
de bevestigingsbout los te draaien;
❒ haal de elektrische stekker
1 fig. 57 weg en draai vervolgens de
lamphouder 2 linksom en verwijder hem;
❒ verwijder de lamp en vervang hem;
❒ monteer de nieuwe lamp, zorg ervoor
dat hij goed vergrendeld is en sluit
stekker 1 weer aan;
❒ sluit de beschermflap 2 fig. 56.
57A0L0093
NOODGEVALLEN
84
Page 87 of 156

85
RICHTINGAANWIJZERS
Voorkant
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒ draai het stuur tot tegen de aanslag;
❒ open de beschermflap 1 fig. 56 door
de bevestigingsbout los te draaien;
❒ haal de elektrische stekker
1 fig. 58 weg en draai vervolgens de
lamphouder 2 linksom en verwijder hem;
❒ verwijder de lamp en vervang hem;
❒ monteer de nieuwe lamp, zorg ervoor
dat hij goed vergrendeld is en sluit
stekker 1 weer aan;
❒ sluit de beschermflap 1 fig. 56.
58A0L0094
Zijkant
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒ hanteer het lampenglas 1 fig. 59 op
het weergegeven punt om de interne
klem in te drukken;
❒ trek de unit vervolgens naar buiten;
draai de lamphouder 2 linksom, verwijder
de lamp en vervang deze;
❒ hermonteer de lamphouder 2 in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
❒ monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer op zijn plaats
vastklikt.
59A0L0095
ACHTERLICHTUNITS
Bevatten de lampen voor de
richtingaanwijzers, stadslichten en
remlichten.
RICHTINGAANWIJZERS
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒ verwijder de beschermkap 1 fig. 60
(één aan iedere kant) op de zijbekleding
van de bagageruimte;
60A0L0096
Page 88 of 156

❒ steek een hand in het gat en verwijder
de tweede rubberen beschermdop
2 fig. 61:
❒ draai de lamphouder en trek hem uit;
vervang de lamp door deze in te drukken
en linksom te draaien;
❒ plaats de eerder verwijderde
beschermkappen terug.
61A0L0134
PARKEER-/REMLICHTEN
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met het Speciale
Alfa Romeo Servicepunt.
MISTACHTERLICHT/
ACHTERUITRIJLICHT
89)
Om de lampen van de mistkoplampen
1 fig. 62 of de achteruitrijlichten 2 te
vervangen, als volgt te werk gaan:
62A0L0097
❒ draai de lamphouder 3 fig. 63 linksom,
verwijder de lamp en vervang hem.
DERDE REMLICHT
Dit zijn led-lampjes. Neem voor de
vervanging contact op met het Speciale
Alfa Romeo Servicepunt.
63A0L0126
NOODGEVALLEN
86
Page 89 of 156

87
KENTEKENVERLICHTING
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
❒ druk op de zijkant van het lampenglas
(zoals weergegeven in fig. 64 ) om de
borgclip in te drukken en verwijder de
lampunit 1 van de kentekenverlichting;
64A0L0136
❒ draai de lamphouder 2 fig. 65 linksom,
verwijder de lamp 3 en vervang hem.
65A0L0099
ZEKERINGEN VERVANGEN
ALGEMENE INFORMATIE
De elektrische installatie wordt beveiligd
door zekeringen: bij een storing of bij
oneigenlijk gebruik van de installatie
brandt de zekering door.
90) 91) 92) 93) 94) 10)
ZEKERINGKASTEN
De zekeringen bevinden zich in twee
zekeringkasten in de motorruimte en in
het interieur.
Zekeringkast in motorruimte
Deze zit naast de accu fig. 66: voor
toegang tot de zekeringen,
de schroeven 1 losdraaien en het deksel
2 verwijderen.
66A0L0137
89)Het mistachterlicht en het
achteruitrijlicht bevinden zich vlakbij de
uitlaatpijpen; wees uiterst voorzichtig om
u niet te verbranden tijdens het
vervangen van de lamp.
BELANGRIJK
1
Page 90 of 156

Op de achterkant van het deksel zijn de
identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen
overeenkomen aangegeven.
Monteer na het vervangen van de
zekering weer het deksel 2 op de
zekeringkast.
11)
67A0L0104
Zekeringkast in het dashboard
Deze bevindt onder het dashboard in de
zone vóór de passagiersstoel.
Voor toegang tot de zekeringkast fig. 69
het beschermpaneel verwijderen volgens
onderstaande procedure:
❒ draai de vier schroeven 1 fig. 68 los;
68A0L0105
❒ verwijder het blok 2 en het plastic
deksel 3 om de vijfde
bevestigingsschroef te vinden;
❒ nu kan de vijfde schroef 4 losgedraaid
worden en het beschermpaneel van de
zekeringkast verwijderd worden.
69A0L0106
NOODGEVALLEN
88