sensor Alfa Romeo Brera/Spider 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2010, Model line: Brera/Spider, Model: Alfa Romeo Brera/Spider 2010Pages: 263, PDF Size: 3.91 MB
Page 8 of 263
6
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
D D
A A
S S
H H
B B
O O
A A
R R
D D
E E
N N
B B
E E
D D
I I
E E
N N
I I
N N
G G
CRUISE CONTROL.......................................................... 71
PLAFONDVERLICHTING................................................... 74
BEDIENINGSKNOPPEN.................................................... 76
INTERIEURUITRUSTING ................................................... 78
DE KAP ........................................................................ 81
PORTIEREN .................................................................. 90
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING ......................................... 92
BAGAGERUIMTE ............................................................ 94
MOTORKAP.................................................................. 97
KOPLAMPEN ................................................................. 98
ABS ............................................................................ 100
VDC-SYSTEEM .............................................................. 102
EOBD-SYSTEEM ............................................................ 106
AUTORADIO.................................................................. 106
EXTRA ACCESSOIRES ..................................................... 107
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE SYSTEMEN MONTEREN ....... 107
PARKEERSENSOREN ....................................................... 108
BANDENSPANNINGSCONTROLESYSTEEMTPMS ................... 111
TANKEN ....................................................................... 114
BESCHERMING VAN HET MILIEU ...................................... 116 DASHBOARD................................................................. 7
INSTRUMENTENPANEEL .................................................. 8
SYMBOLEN .................................................................. 9
ALFA ROMEO CODE ........................................................ 9
ELEKTRONISCHE SLEUTEL ............................................... 11
DIEFSTALALARM ............................................................ 17
START-/CONTACTSLOT.................................................... 19
INSTRUMENTEN............................................................ 22
INSTELBAAR MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY ......................... 26
ZITPLAATSEN ................................................................ 41
HOOFDSTEUNEN ........................................................... 44
STUURWIEL ................................................................. 44
SPIEGELS..................................................................... 45
KLIMAATREGELING......................................................... 48
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING .................................. 50
AUTOMATISCHE KLIMAATREGELING MET
GESCHEIDEN REGELING.................................................. 53
EXTRA VERWARMING..................................................... 63
BUITENVERLICHTING...................................................... 64
RUITEN REINIGEN.......................................................... 67
Page 20 of 263
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop Ë. Het volgende gebeurt (met
uitzondering van bepaalde markten):
❒de richtingaanwijzers knipperen twee keer
kort;
❒u hoort twee korte akoestische signalen
(„BIEP's”);
❒de portieren worden ontgrendeld.
Bovendien kan het alarm worden uitgeschakeld
als de elektronische sleutel in het startsysteem
wordt geplaatst.
WAARSCHUWINGAls tijdens de bewa-
kingsfase een diefstalpoging wordt gesigna-
leerd, wordt bij enige uitvoeringen, als de elek-
tronische sleutel in het startsysteem wordt ge-
plaatst, een bericht op het display van het in-
strumentenpaneel weergegeven.VOLUMETRISCHE
BEWAKING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de beveiliging
moeten de ruiten geheel gesloten zijn.
Deze functie kan zo nodig worden uitgescha-
keld (als bijvoorbeeld dieren in het interieur wor-
den gelaten) door op de knop A-Afb. 12op
het plafondlampje vóór te drukken, binnen 1
minuut nadat het instrumentenpaneel is uitge-
schakeld, en voordat de diefstalbeveiliging
wordt ingeschakeld.
het lampje op de knop gaat branden als deze
functie wordt ingeschakeld. Het buiten werking
stellen van de volumetrische beveili-
ging/kantelsensor moet telkens worden her-
haald als het instrumentenpaneel uitgeschakeld
is geweest. Bewaking
Na het inschakelen knippert de led A-Afb. 11
om aan te geven dat het systeem de auto be-
waakt. De led knippert de gehele tijd dat het
systeem de auto bewaakt.
WAARSCHUWINGHet alarm wordt reeds
in de fabriek aangepast aan de normen van de
diverse landen.
Zelfdiagnose en controle
portieren/motorkap/
bagageruimte
Als er na het inschakelen van het alarm een
tweede geluidssignaal klinkt, schakel het sys-
teem dan uit door op de knop
Ëte drukken;
controleer of de portieren, de motorkap en de
bagageruimte goed zijn gesloten en schakel het
systeem opnieuw in door nogmaals op de knop
Áte drukken.
Een slecht gesloten portier of motorkap wordt
niet beveiligd door de diefstalbeveiliging. Als de
portieren, de motorkap en de bagageruimte
goed zijn gesloten en er klinkt een tweede ge-
luidssignaal, dan is een storing in de werking
van het systeem aanwezig. Wend u zich in dit
geval tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
18
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
A0G0086mAfb. 12
Page 27 of 263
25
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
AUTOMATISCHE REGELING
VAN DE LICHTINTENSITEIT
Om de maximale zichtbaarheid en het maximale
comfort onder alle rij-omstandigheden te berei-
ken (bijv. als overdag wordt gereden met inge-
schakeld licht, als wordt gereden in tunnels enz.)
is in de snelheidsmeter een sensor aanwezig,
waarmee automatisch, nadat de elektronische
sleutel in het startsysteem is geplaatst en de
START/STOP-knop is ingedrukt, de lichtin-
tensiteit kan worden geregeld van de symbo-
len/het instrumentenpaneel, het autoradiodis-
play, het display van de klimaatregeling, het dis-
play van het radio-/navigatiesysteem (voor uit-
voeringen/markten, waar voorzien) en de in-
strumenten (brandstofmeter, motorolietempe-
ratuurmeter (benzine-uitvoeringen) of turbo-
drukmeter (dieseluitvoeringen' en de koelvloei-
stoftemperatuurmeter).
LICHTINTENSITEIT
INSTRUMENTENPANEEL
HANDMATIG INSTELLEN
Met deze functie kan de lichtintensiteit (op 8 ni-
veaus) van de symbolen/het instrumentenpa-
neel, het autoradiodisplay, het display van de
klimaatregeling, het display van het radio-/ na-
vigatiesysteem (voor uitvoeringen/markten,
waar voorzien) en de instrumenten (brand-
stofmeter, olietemperatuurmeter (benzine-uit-
voeringen) of turbodrukmeter (dieseluitvoe-
ringen) en de koelvloeistoftemperatuurmeter)
worden geregeld.
Druk voor het regelen van de lichtintensiteit kort
op de knop +op de linker hendel voor het ver-
hogen of op de knop –voor het verlagen van
de intensiteit: op het display verschijnt een be-
richt en een getal dat de op dit moment gese-
lecteerde lichtintensiteit aangeeft. Dit scherm
blijft enige seconden zichtbaar en verdwijnt ver-
volgens.
A0G0072mAfb. 18/a
KNOP VOOR OP NUL
ZETTEN VAN DE DAGTELLER
Afb. 18/a
Druk voor het op nul zetten van de dagteller-
stand enkele seconden op de knop A.
Page 31 of 263
29
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Druk, om vanaf het standaard scherm de navigatie te bereiken, kort op de knop MENU. Druk op de knop +of–om in het menu te navigeren. Bij een rij-
dende auto wordt om veiligheidsredenen alleen een beperkt menu weergegeven („Snelheidslimiet instellen”). Als de auto stilstaat, is het uitgebreide menu
toegankelijk. Als het radio-/navigatiesysteem aanwezig is, kunnen alleen de volgende functies worden ingesteld: „Snelheidslimiet”, „Gevoeligheid schemer-
sensor” (voor uitvoeringen/markten, waar voorzien) en „Waarschuwingszoemer niet omgelegde veiligheidsgordel opnieuw inschakelen”. De andere func-
ties worden weergegeven op het display van het radio-/navigatiesysteem en kunnen daar worden ingesteld.
Afb. 21
VOL. ZOEMERSERVICEMENU VERLATENAUTOMAT.
MISTLICHTRESET TRIP B
KLOK
MODUS 12/24
DATUM
HERHAAL. RADIO
BAGAGERUIMTE ONAFH.
BEST.PORT. ONTGR.
VERGR. PORTIEREN MAATEENHEDEN VOL. TOETSEN
TAALSNELHEIDS-
SNELHEID
A0G0218g
Page 32 of 263
30
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Afstelling gevoeligheid
Schemersensor
(Automat. dimlicht)
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Met deze functie kan de gevoeligheid van de
schemersensor (op 3 niveaus) ingesteld wor-
den.
Ga voor het instellen als volgt te werk:
❒druk kort op de knop MENU: op het display
wordt de hiervoor ingestelde gevoeligheid
weergegeven;
❒druk op de knop +of–om in te stellen;
❒druk kort op de knop MENUom terug te
keren naar het menuscherm of houd de
knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm.
Op nul zetten
Trip B (Reset Trip B)
Met deze functie kan de manier waarop Trip
B op nul wordt gezet worden gekozen (auto-
matisch of handmatig).
Zie voor meer informatie de paragraaf
„Tripcomputer”. Snelheidslimiet (drempel)
Met deze functie kan de snelheidslimiet van de
auto (km/h of mijl/h) worden ingesteld; als
de snelheid wordt overschreden, klinkt een ge-
luidssignaal en wordt een bericht op het display
weergegeven (zie het hoofdstuk „Lampjes en
berichten”).
Ga voor het instellen van de snelheidslimiet als
volgt te werk:
❒druk kort op de knop MENU: op het dis-
play verschijnt OFF;
❒druk op de knop +: op het display ver-
schijntON;
❒druk kort op de knop MENUen stel ver-
volgens met de knoppen +/–de ge-
wenste snelheid in (tijdens het instellen
knippert de waarde).
❒druk kort op de knop MENUom terug
te keren naar het menuscherm of druk lang
om terug te keren naar het beginscherm.WAARSCHUWINGEr kan een waarde tus-
sen 30 en 250 km/h of tussen 20 en 150
mijl/u worden ingesteld, afhankelijk van de in-
gestelde eenheid (zie de paragraaf „Eenheid”
hierna). Elke keer als u de knop +/–indrukt,
wordt de waarde 5 eenheden verhoogd of ver-
laagd. Door de knop +/–ingedrukt te houden,
wordt de verhoging/verlaging automatisch snel
uitgevoerd. Als de gewenste waarde bijna be-
reikt is, moet de instelling voltooid worden door
steeds opnieuw op de knop te drukken.
Voer voor het wissen van de instelling de vol-
gende handelingen uit:
❒druk kort op de knop MENU: op het dis-
play verschijnt ON;
❒druk op de knop -: op het display verschijnt
OFF;
❒druk kort op de knop MENUom terug te
keren naar het menuscherm of houd de
knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm.
Page 38 of 263
verschijnt als de elektronische sleutel in het
startsysteem wordt geplaatst, op het display
„Service” gevolgd door het resterende aantal
kilometers/mijlen. Wend u zich tot het Alfa Ro-
meo Servicenetwerk waar men niet alleen het
onderhoud zal uitvoeren dat voorgeschreven
wordt door het „Geprogrammeerd onderhoud”,
maar waar de weergave ook zal worden ge-
reset.
Zoemer niet omgelegde
veiligheidsgordel opnieuw
inschakelen
(Seat Belt Reminder)
(Beep gordel)
Deze functie wordt alleen op het display weer-
gegeven als deze hiervoor is uitgeschakeld door
het Alfa Romeo Servicenetwerk.
Menu afsluiten
Als deze optie wordt gekozen, wordt terugge-
keerd naar het standaard scherm.VERLICHTING TOERENTELLER/
INSTRUMENTEN
(NIGHT PANEL)
Met deze functie kan de verlichting van de toe-
renteller en de instrumenten worden in-/uit-
geschakeld (ON/OFF). De functie kan wor-
den ingeschakeld (alleen als de elektronische
sleutel in het startsysteem is geplaatst, de bui-
tenverlichting brandt en de sensor in de snel-
heidsmeter weinig buitenlicht meet) door knop
–lang in te drukken. Als de functie is inge-
schakeld wordt op het display een waarschu-
wing weergegeven. Na inschakeling kan de
functieNIGHT PANELop de volgende ma-
nier worden uitgeschakeld:
❒door de knop +lang in te drukken (ook bij
uitgeschakelde buitenverlichting);
❒verwijder de elektronische sleutel uit het
startsysteem.
Als de functie is ingeschakeld, wordt op het dis-
play een waarschuwing weergegeven.
De berichten blijven gedurende enige seconden
zichtbaar en verdwijnen vervolgens. Druk om
de weergave voortijdig te onderbreken kort op
de knop MENU. Geprogrammeerd onderhoud
(Service)
Met deze functie kunnen de meldingen be-
treffende het bereiken van de kilometerstand
voor een servicebeurt worden weergegeven.
Ga voor het raadplegen van deze aanwijzingen
als volgt te werk:
❒druk kort op de knop MENU: op het dis-
play wordt de interval in km of mi aange-
geven, afhankelijk van de eerdere instel-
ling (zie de paragraaf „Eenheid”);
❒druk kort op de knop MENUom terug te
keren naar het menuscherm of houd de
knop even ingedrukt om terug te keren
naar het beginscherm.
WAARSCHUWINGHet geprogrammeerd
onderhoudsschema houdt een onderhoudsin-
terval van 35.000 km (of 21.000 mi) aan;
deze weergave verschijnt automatisch als de
elektronische sleutel in het startsysteem wordt
geplaatst, vanaf 2.000 km (of 1240 mi) voor
de betreffende kilometerstand. De weergave in
km of mijl is afhankelijk van de ingestelde
meeteenheid. Als het geprogrammeerd onder-
houd zeer binnenkort moet worden uitgevoerd,
36
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
VEILIGHEID
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDENSTARTEN
EN RIJDEN
Page 55 of 263
53
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
Breng om de werking van de
sensor niet negatief te beïn-
vloeden geen stickers (zoals
tolvignetten en parkeerschijven) in het
controlegebied tussen de sensor en de
voorruit aan. Houd de sensor en de
voorruit goed schoon en voorkom op-
hopen van stof en andere stoffen.
AUTOMATISCHE
KLIMAATREGELING
MET GESCHEIDEN
REGELING
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
BESCHRIJVING
De auto is uitgerust met een klimaatregeling
met gescheiden luchttemperatuurregeling,
waardoor de interieurtemperatuur in twee zo-
nes kan worden geregeld, zodat het gewens-
te comfort kan worden bereikt.
Om de optimale temperatuur in twee zones in
het interieur te regelen, is het systeem voorzien
van een buitentemperatuursensor, een interi-
eurtemperatuursensor en een dubbele zonlicht-
sensor.
De klimaatregeling werkt automatisch met be-
hulp van de volgende parameters/functies:
❒luchttemperatuur naar uitstroomopeningen
bestuurder-/passagierszijde;
❒aanjagersnelheid;
❒luchtverdeling bestuurders-/passagierszijde;
❒inschakelen compressor;
❒luchtrecirculatie.
De volgende parameters/functies kunnen hand-
matig worden gewijzigd/ingesteld:
❒gewenste temperatuur;
❒aanjagersnelheid;
❒luchtverdeling in 7 verschillende standen;
❒in-/uitschakelen compressor;
❒ontwasemen/ontdooien ruiten;
❒luchtrecirculatie.
Het systeem is voorzien van AQS (Air Quality
System) (voor uitvoeringen/markten, waar voor-
zien), dat de recirculatie automatisch inschakelt
als vervuilde lucht wordt gesignaleerd, bijvoor-
beeld tijdens het rijden in de stad, in een file en
in tunnels.
Voor uitvoeringen/markten, waar voorzien, is
in het systeem voorzien van een wasemsensor
A-Afb. 38, die achter de binnenspiegel is ge-
monteerd. Deze sensor "controleert" een be-
paald gebied aan de binnenzijde van de voor-
ruit en bedient het systeem automatisch, zodat
wordt voorkomen dat de ruiten beslaan. De sen-A0G0091mAfb. 38
sor kan handmatig worden uitgeschakeld als
de functie is ingeschakeld. De sensor wordt in-
geschakeld telkens als de elektronische sleu-
tel in het startsysteem wordt geplaatst en als
de bestuurder op een van de knoppen
AUTO drukt.
Page 56 of 263
54
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
I– OFF-knop uitschakeling klimaatregeling;
L– drukknop in-/uitschakelen recirculatie;
M– drukknop in-/uitschakelen aircocompressor;
N– interieurtemperatuursensor Bedieningsknoppen Afb. 39
A– drukknoppen luchtverdeling (links en
rechts);
B– draaiknop temperatuurregeling links;
C– drukknop inschakeling automatische wer-
king (AUTO);
D– display weergave informatie klimaatre-
geling;
E– draaiknop temperatuurregeling rechts;
F– drukknop in-/uitschakelen achterruit-/
spiegelverwarming;
G– drukknop inschakelen MAX-DEF-functie
(snel ontwasemen/ontdooien voorruit, zijrui-
ten voor, achterruitverwarming en buitenspie-
gelverwarming);
H– drukknoppen verhogen/verlagen aanja-
gersnelheid;
Afb. 39A0G0155m
Page 62 of 263
60
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
LUCHTVERDELING
INSTELLEN
Als de knoppen A/S/Dworden ingedrukt,
kan handmatig een van de 7 mogelijke lucht-
verdelingen in het interieur worden gekozen:
DLuchtstroom naar de middelste uitstroom-
openingen en de uitstroomopeningen aan
de zijkant van het dashboard (lichaam
passagier).
SDVerdeling van de luchtstroom tussen de uit-
stroomopeningen in de voetenruimte (war-
mere lucht) en de uitstroomopeningen in
het midden en aan de zijkant van het dash-
board (koelere lucht).
SLuchtstroom naar de uitstroomopeningen in
de voetenruimte. Met deze luchtverdeling
kan in een zo kort mogelijke tijd de lucht in
het interieur worden verwarmd door de juis-
te temperatuur in te stellen.
AVerdeling van de luchtstroom tussen
Suitstroomopeningen in de voetenruimte en
de luchtroosters voor het ontdooi-
en/ontwasemen van de voorruit en de zij-
ruiten voor. Deze verdeling zorgt voor een
goede verwarming van het interieur en voor-
komt dat de ruiten beslaan.
ALuchtstroom uit de uitstroomopeningen voor
ontwasemen/ontdooien van de voorruit en
de zijruiten.
A
D
Verdeling van de luchtstroom tussen de uit-
stroomopeningen in het midden en aan de
zijkant van het dashboard en uitstroom-
openingen voor ontwasemen/ontdooien van
de voorruit en zijruiten voor. Deze luchtver-
deling zorgt voor een goede ventilatie van
het interieur en voorkomt het eventuele be-
slaan van de ruiten.
ADVerdeling van de luchtstroom tussen
alle uitstroomopeningen.
S
Voor het hervatten van de automatische wer-
king van de luchtverdeling na een handmati-
ge instelling, moet de knop AUTO worden
ingedrukt.
IN-/UITSCHAKELEN
RECIRCULATIE EN
INSCHAKELEN AQS
(Air Quality System)
(voor uitvoeringen/
markten, waar voorzien)
De luchtrecirculatie wordt als volgt geregeld:
❒automatische regeling; led „A” op de knop
gaat dan branden;
❒geforceerd ingeschakeld (recirculatie altijd
ingeschakeld); de ronde led om de knop
gaat branden;
❒geforceerd uitgeschakeld (recirculatie altijd
uitgeschakeld met toevoer van buiten-
lucht); de led om de knop gaat uit.
Met AQS (luchtkwaliteitsensor – voor uitvoe-
ringen/markten, waar voorzien) wijkt de volg-
orde van de werking af als knop
vwordt
ingedrukt.
Page 67 of 263
65
VEILIGHEID
LAMPJES
EN BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
STARTEN
EN RIJDEN
„FOLLOW ME HOME”
SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto
een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
Trek de hendel binnen 2 minuten na het uit-
schakelen van de motor naar het stuur.
Bij iedere afzonderlijke bediening van de hen-
del wordt de ingeschakelde tijd van de verlich-
ting met 30 seconden verlengd tot een maxi-
mum van 3,5 minuut. Na het verstrijken van
deze tijd gaan de lichten automatisch uit.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het
lampje
3op het instrumentenpaneel bran-
den en wordt er een bericht op het display weer-
gegeven (zie het hoofdstuk „Lampjes en be-
richten”).
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar
het stuur getrokken.
SENSOR AUTOMATISCHE
KOPLAMPEN
(schemersensor)
(voor uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Deze sensor is in staat om de verschillen in
sterkte van het omgevingslicht waar te nemen
op basis van de ingestelde gevoeligheid: hoe
hoger de gevoeligheid, hoe minder buitenlicht
er nodig is om de verlichting in te schakelen.
De gevoeligheid van de schemersensor instel-
baar m. b. v. het „Setup-menu” van het display
(zie de paragraaf „Instelbaar multifunctioneel
display” in dit hoofdstuk).
Inschakelen
Draai de draaiknop A-Afb. 40in stand
2A:
op deze manier gaan, afhankelijk van de sterk-
te van het buitenlicht, de buitenverlichting en
de dimlichten automatisch branden.
Als de lichten automatisch zijn ingeschakeld en
de sensor geeft een uitschakelcommando,
wordt eerst het dimlicht uitgeschakeld en na
enkele seconden de buitenverlichting.Uitschakelen
Als de sensor het systeem uitschakelt, worden
eerst de dimlichten en, na enige seconden, de
buitenverlichting uitgeschakeld. De schemer-
sensor is niet in staat om mist te signaleren.
Daarom moet bij mist de verlichting handma-
tig worden ingeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in de schemersensor wordt er
een bericht op het display weergegeven (zie
hoofdstuk „Lampjes en berichten”).