Alfa Romeo Giulietta 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2018, Model line: Giulietta, Model: Alfa Romeo Giulietta 2018Pages: 228, PDF Size: 3.7 MB
Page 21 of 228
Inschakelen
Draai de gekartelde ring 1 fig. 18 op
stand
. Om automatische controle
van de het stadslicht en het dimlicht te
activeren op basis van de
buitenverlichtingsvoorwaarden.
Wanneer de lichten automatisch
uitgeschakeld worden, worden ook de
mistlampen en het mistachterlicht (indien
ingeschakeld) uitgeschakeld. De
volgende keer dat de lichten automatisch
ingeschakeld worden, moeten de
mistlampen handmatig ingeschakeld
worden (indien nodig).
GROOTLICHT
Om het grootlicht in te schakelen, moet
de draaischakelaar 1 fig. 18 op
staan, en de hendel naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag worden
getrokken. Het
controlelampje op
het instrumentenpaneel gaat branden.
Wanneer de hendel weer naar het
stuurwiel tot voorbij de aanslag wordt
getrokken, wordt het grootlicht
uitgeschakeld, gaat het dimlicht weer
branden en dooft het lampje
.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek hiervoor de hendel naar het
stuurwiel (instabiele stand), ongeacht de
stand van de draaischakelaar 1 fig. 18.
Het
controlelampje op het
instrumentenpaneel gaat branden.
HOOGTEREGELING KOPLAMPEN
De hoogteregeling werkt met de
contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Hoogteregeling koplampen
Druk op de knoppen
enfig. 19om
af te stellen. De ingestelde stand wordt
op het display weergegeven.
Stand 0: een of twee personen op de
voorstoelen.
Stand 1: 4 personen.
Stand 2: 4 personen + bagage in
bagageruimte.
Stand 3: bestuurder + maximum
toegestane lading in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling
van de koplampen telkens als het gewicht
van de vervoerde lading verandert.BELANGRIJK Als het voertuig is uitgerust
met Bi-xenon koplampen, uitlijning van de
koplampen vindt automatisch plaats en
daarom zijn de knoppen
enzijn
niet aanwezig.
MISTLAMPEN VOOR
(voor bepaalde versies/markten)
Werking
Druk op de knop
fig. 20om de lichten
in of uit te schakelen.
Bij brandende lichten, gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
19A0K0541C
20A0K0609C
19
Page 22 of 228
MISTACHTERLICHTEN
Werking
Druk op de knop
fig. 20 om de lichten
in of uit te schakelen.
De mistachterlichten gaan alleen branden
als het dimlicht of de mistlampen voor
zijn ingeschakeld.
Druk nogmaals op de knop om de lichten
uit te schakelen, of schakel het dimlicht
of de mistlampen voor uit (voor bepaalde
versies/markten).
Bij brandende mistlampen gaat het
controlelampje
op het
instrumentenpaneel branden.
RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de (stabiele) stand:
omhoog: schakelt de richtingaanwijzer
rechts in;
omlaag: schakelt de richtingaanwijzer
links in.
Het lampje
ofgaat op het
instrumentenpaneel knipperen.
De richtingaanwijzers worden
automatisch uitgeschakeld als het
stuurwiel weer wordt rechtgezet.
"Lane change" functie
Zet, als u het verwisselen van rijstrook
wilt aangeven, de linkerhendel korter dan
een halve seconde in de instabiele stand.
De richtingaanwijzer aan de gekozen kant
knippert vijf maal en wordt vervolgens
automatisch uitgeschakeld.
"FOLLOW ME HOME"SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte vóór de
auto gedurende bepaalde tijd verlicht
worden.
Inschakelen
Trek, met de contactsleutel in de stand
STOP of verwijderd, hendel A binnen
2 minuten na het uitzetten van de motor
naar het stuurwiel.
Elke keer dat de hendel wordt bediend,
blijft de verlichting 30 seconden langer
branden, tot een maximum van
210 seconden; hierna wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuurwiel getrokken.
INSTAPVERLICHTING
Deze functie verlicht de auto en de
ruimte voor de auto wanneer de portieren
ontgrendeld worden.
Inschakelen
When the car is parked and the doors are
unlocked by pressing the
button on the
remote control (or the luggage
compartment is unlocked by pressing
), the dipped beam headlights, rear
side lights and number plate lights are
activated.De lichten blijven ongeveer 25 seconden
branden, tenzij de portieren en
achterklep opnieuw vergrendeld worden
met de afstandsbediening of de
portieren of achterklep geopend en weer
gesloten worden. In deze gevallen gaan
de lichten na 5 seconden uit.
AFS ADAPTIEVE LICHTEN(Adaptive Frontlight System)
(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een systeem gecombineerd met de
Xenon koplampen dat de lichtbundel op
voortdurende en continue wijze richt en
aanpast aan de rijomstandigheden in
bochten.
De zelfaanpassende lichten worden
automatisch ingeschakeld wanneer de
auto wordt gestart.
20
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 23 of 228
INTERIEURVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR
Schakelaar 5 fig. 21wordt gebruikt om de
plafondverlichting in/uit te schakelen.
Standen schakelaar 5:
middelste stand: de lampjes 1 en
4 gaan aan/uit bij het openen/sluiten van
de portieren;
links ingedrukt(OFF-stand): de
lampjes 1 en 4 blijven altijd gedoofd;
rechts ingedrukt(stand): de
lampjes 1 en 4 blijven altijd ingeschakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Schakelaar 2 schakelt lampje 1 aan/uit.
Schakelaar 3 schakelt lampje 4 aan/uit.
BELANGRIJK Controleer alvorens de
auto te verlaten of beide schakelaars in
de middelste stand staan: op deze manier
zullen de lampjes van de
plafondverlichting doven bij het sluiten
van de portieren, en voorkomt men dat
de accu ontlaadt.
Als de schakelaar in de ingeschakelde
stand is blijven staan, wordt de
plafondverlichting in ieder geval
ongeveer 15 minuten na het uitzetten
van de motor automatisch uitgeschakeld.
TIJDSCHAKELING
PLAFONDVERLICHTING
(voor bepaalde versies)
Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting gaat aan bij
ontgrendelen, openen en sluiten.
De tijdregeling wordt onderbroken
wanneer de sleutel in de stand MAR
wordt gezet.
Tijdschakeling bij het uitstappen
De plafondverlichting gaat aan wanneer
de sleutel wordt verwijderd uit de
ontsteking binnen 2 minuten nadat de
motor uit is gezet, bij het openen en
sluiten van een portier met de
verwijderde sleutel.
De tijdsregeling stopt automatisch
wanneer de portieren vergrendeld
worden.
RUITENWISSER/
ACHTERRUITWISSER
Werkt alleen met de contactsleutel in de
stand MAR.
RUITENWISSER/SPROEIER
Bewerking5) 6)
Ring 2 fig. 22kan in de volgende standen
gezet worden:
O– ruitenwisser uit;
– wissen met interval (lage
snelheid);
AUTO– Storing regensensor (voor
bepaalde versies/markten).
- intervalwerking;
- langzaam continu wissen;
- langzaam continu wissen;
21A0K0805C
22A0K0557C
21
Page 24 of 228
Zet de hendel omhoog (onstabiele stand)
om de tijdelijke snelle wisstand in te
schakelen. Bij het loslaten keert de
hendel terug naar de beginstand en wordt
de werking van de ruitenwissers
automatisch afgebroken.
Automatische wis-/wasregeling
Trek de hendel naar het stuur (onstabiele
stand) om de ruitensproeier in te
schakelen. Houd de hendel langer dan een
halve seconde ingetrokken om de
ruitensproeier en -wisser automatisch
met een enkele beweging te bedienen.
Als de hendel wordt losgelaten, stopt de
ruitenwisser na drie slagen. Na circa
6 seconden volgt nog een extra
reinigingsslag.
REGENSENSOR
(voor bepaalde versies/markten)
Deze kan de aanwezigheid van regen
detecteren en dientengevolge
ruitenwissers beheren in
overeenstemming met de hoeveelheid
water op het voorruit.
De sensor wordt geactiveerd wanneer de
ring 2 fig. 22 naar de stand "automatic"
("AUTO" control) wordt gedraaid: de
frequentie van de wisslagen wordt
aangepast aan de hoeveelheid water op
de voorruit.
Als geen regen wordt gedetecteerd,
maakt de ruitenwisser geen slagen.Als de motor uitgeschakeld is met de
hendel in de automatische stand, zal er
geen wiscyclus plaatsvinden wanneer de
auto daarna wordt gestart, ook al regent
het. Dit is om onverhoedse activering van
de regensensor te voorkomen wanneer
de motor wordt gestart (bijv. terwijl de
voorruit met de hand wordt gewassen of
als de ruitenwissers met ijs aan de
voorruit vastzitten).
Om automatische werking van de
regensensor te herstellen, de ring op de
rechter hendel 2 fig. 22 van
automatische stand (AUTO) naar standO
brengen en dan ring 2 terugdraaien naar
de AUTO-stand.
Wanneer de regensensor weer
geactiveerd wordt met een van de
hierboven beschreven handelingen,
wordt deze activering gemeld door één
wisslag van de ruitenwissers, ongeacht
de toestand van de voorruit.
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
(voor bepaalde versies/markten)
Werkt alleen met de contactsleutel in de
stand MAR.
Zet ring 1 fig. 22 van standOnaar stand
om de achterruitwisser als volgt in te
schakelen:
wissen met interval wanneer de
ruitenwissers voor niet werken;
synchroon wissen (met de halve
wisfrequentie) als de ruitenwissers voor
werken;
continu wissen met ingeschakelde
achteruitversnelling en bediening.
Door de hendel naar het dashboard te
trekken (onstabiele stand), wordt de
achterruitsproeier ingeschakeld. Als de
hendel ten minste een halve seconde in
deze stand wordt gehouden, dan wordt
ook de achterruitwisser ingeschakeld.
Door de hendel los te laten, wordt de
automatische wis-/wasregeling
ingeschakeld, net als voor de
ruitenwisser voor.
BELANGRIJK
5)Gebruik de ruitenwissers nooit om
opgehoopte sneeuw of ijs van de voorruit te
verwijderen. Onder dergelijke
omstandigheden wordt bij overbelasting van
de ruitenwisser de beveiliging ingeschakeld,
waardoor de ruitenwisser enkele seconden
wordt uitgeschakeld. Als de ruitenwisser
hierna niet meer werkt (ook niet nadat de
auto opnieuw gestart is met de sleutel),
contact opnemen met een Alfa Romeo
Servicepunt.
6)Schakel de ruitenwissers niet met van de
ruit opgeheven wisserbladen in.
22
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 25 of 228
KLIMAATREGELING
2)
HANDBEDIENDE KLIMAATREGELING
1 - Draaiknop regeling luchttemperatuur:
blauwe gebied = koude lucht
rode gebied = warme lucht
2 - knop voor inschakeling/regeling ventilator:
0 = ventilator uitgeschakeld
1-2-3-4-5-6 = ventilatorsnelheid
23A0K0553C
23
Page 26 of 228
3 - draaiknop luchtverdeling:
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen of te ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle verwarming
van het interieur.
Luchtstroomverdeling tussen uitstroomopeningen voor en achter, luchtroosters midden/zijkanten dashboard,
uitstroomopening achter, uitstroomopeningen voor ontwasemen/ontdooien voorruit en voorste zijruiten.
Luchtstroom naar luchtuitstroomopeningen midden/zijkanten dashboard (lichaam passagier).
4 - Aan/uit-toets luchtrecirculatie
5 - knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
6 - aan-/uitknop compressor klimaatregeling;
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen aan de buitenzijde condensatie ontstaan.
24
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 27 of 228
AUTOMATISCHE DUAL-ZONE KLIMAATREGELING
(voor bepaalde versies/markten)
1 - draaiknop temperatuurregeling bestuurderszijde;
2 - aan-/uitknop compressor klimaatregeling;
3 - knop voor inschakeling/uitschakeling achterruitverwarming;
4 - led ventilatorsnelheidsindicator;
5 - knop voor activering MAX-DEF functie (snel ontdooien/ontwasemen voorruiten), achterruitverwarming en verwarmde
buitenspiegels (voor bepaalde versies/markten);
6 - inschakelingsknop AUTO-functie (automatische werking).
24A0K0555C
25
Page 28 of 228
7 - draaiknop temperatuurregeling passagierszijde;
8 - MONO functie knop (streeftemperatuur uitlijnen) bestuurder- /passagierszijde;
9 - luchtverdeelknoppen;
10 - draaiknop ventilatorsnelheid;
11 - aan/uit-knop klimaatregeling;
12 - aan/uit-knop interne luchtrecirculatie;
Selectie luchtverdeling
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen van de voorruit en de voorste zijruiten om deze te ontwasemen/ontdooien.
Luchtstroom naar de luchtroosters in het midden en aan de zijkant van het dashboard om de borst en het gezicht tijdens het
warme seizoen te verkoelen.
Luchtstroom naar de uitstroomopeningen voor de beenruimten voor en achter. Deze luchtverdeling zorgt voor een snelle
verwarming van het interieur, waardoor onmiddellijk een behaaglijk gevoel wordt verkregen.
BELANGRIJK In warm en vochtig weer kan als koude lucht op de voorruit wordt geblazen aan de buitenzijde condensatie ontstaan.
In de AUTO-modus wordt de luchtverdeling automatisch door de klimaatregeling geregeld (de leds op de knoppen H zijn uit). Bij
handmatige bediening wordt de ingestelde luchtverdeling aangegeven door het aangaan van de leds op de betreffende knoppen.
U kunt ook een combinatie instellen van de luchtdistributie-instellingen hierboven beschreven. Bij de gecombineerde functiemodus,
wordt bij bediening van een knop de betreffende functie gelijktijdig met de reeds ingestelde functies geactiveerd. Als een knop
wordt ingedrukt waarvan de functie reeds actief is, wordt de werking geannuleerd en gaat de betreffende led op de knop uit. Druk op
de AUTO-knop om de automatische regeling van de luchtverdeling na een handmatige instelling te herstellen.
Start&Stop
De automatische dual-zone klimaatregeling regelt het Start&Stop-systeem (motor wordt afgezet wanneer de rijsnelheid 0 km/h is)
om een passend comfort in het interieur te garanderen. Wanneer het Start&Stop-systeem is ingeschakeld (motor uit en auto
stilstaand), wordt de automatische recirculatiefunctie met lucht van buitenaf uitgeschakeld om de kans op beslagen ruiten te
verminderen (aangezien de compressor is uitgeschakeld).
BELANGRIJK
2)Het systeem gebruikt een koelmiddel dat compatibel is met de wetten die van kracht zijn in de landen waar het voertuig wordt verkocht, R134a
van R1234yf (aangeduid op een specifiek plaatje in de motorruimte). Het gebruik van andere koelmiddelen heeft invloed op de efficiency en de
conditie van het systeem. Ook de compressorkoelmiddelen moeten compatibel zijn met het aangeduide koelmiddel.
26
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 29 of 228
ELEKTRISCHE RUITBEDIENING
Deze werken met de contactsleutel in de
stand MAR en gedurende circa 3 minuten
nadat de contactsleutel naar de stand
STOP is gedraaid of verwijderd is als een
van de voorportieren geopend is.
De bedieningsknoppen bevinden zich op
de portierpanelen fig. 25 (vanaf het
paneel van het bestuurdersportier
kunnen alle ruiten bediend worden).
Er is een knelbeveiliging aanwezig die
tijdens het sluiten van de voor- en
achterruiten werkt.
13)
7)
BEDIENINGSELEMENTEN
Voorportier bestuurderszijde
Zie fig. 25.
1: openen/sluiten zijruit linksvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
2: openen/sluiten zijruit rechtsvoor;
"continue automatische" werking tijdens
openen/sluiten ruit;
3: open/sluiten ruit rechtsachter (waar
aanwezig): “continue automatische”
werking tijdens openen/sluiten van ruit.
4: open/sluiten ruit linksachter (waar
aanwezig): “continue automatische”
werking tijdens openen/sluiten van ruit.
5: inschakeling/uitschakeling
elektrische bediening achterste zijruiten;
Ruit openen
Druk op de toetsen om de gewenste ruit
te openen.
Wanneer een van de twee knoppen kort
wordt ingedrukt, beweegt de ruit in
"stappen"; als de knop ingedrukt wordt
gehouden, wordt de "continue
automatische" werking geactiveerd.
Als er opnieuw op de toets wordt
gedrukt, stopt de ruit in de huidige stand.
Als de knop enkele seconden ingedrukt
wordt gehouden, gaat de ruit
automatisch open of dicht (alleen met de
contactsleutel in de stand MAR).Ruit sluiten
Trek de knoppen omhoog om de
gewenste ruit te sluiten.
Bij het sluiten van de ruit wordt dezelfde
werkingslogica als bij het openen
gebruikt.
Voorportier/achterportieren
passagierszijde
(indien aanwezig)
Op het paneel van het voorportier
passagierszijde, en bij sommige versies
ook op de achterportieren, zit alleen knop
2 fig. 25 voor de bediening van de
bijbehorende ruiten.
Knelbeveiliging
De auto is uitgerust met een
knelbeveiliging die tijdens het sluiten van
de zijruiten voor en achter actief is.
Dit veiligheidssysteem detecteert de
aanwezigheid van een obstakel tijdens
het sluiten van de ruit en grijpt in door de
slag van de ruit te stoppen en, afhankelijk
van de stand van de ruit, om te keren.
Deze voorziening is ook nuttig als de
ruiten per ongeluk worden bediend door
kinderen die in het voertuig zitten.
De knelbeveiliging is zowel tijdens de
handmatige als de automatische
bediening van de elektrisch bediende
ruiten actief. Wanneer de knelbeveiliging
geactiveerd wordt, wordt het sluiten van
de ruit onmiddellijk gestopt en de
25A0K0581C
27
Page 30 of 228
beweging omgekeerd. Tijdens de
omkering van de beweging kan de ruit op
geen enkele manier bediend worden.
BELANGRIJK Als de knelbeveiliging
binnen 1 minuut 5 keer achter elkaar
ingrijpt of defect is, wordt het
automatische sluiten van de ruit
geblokkeerd, en alleen in stappen van een
halve seconde toegestaan; hierbij moet
de knop losgelaten worden voor de
volgende manoeuvre.
Om de correcte werking van het systeem
te herstellen, moet de betreffende ruit
geopend worden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel in de
stand STOP staat of verwijderd is, dan
kunnen de ruiten nog ongeveer 3 minuten
worden bediend. Het systeem wordt
echter uitgeschakeld als een van de
portieren wordt geopend.
BELANGRIJK Bij bepaalde versies
worden de ruiten geopend als toets
op
de afstandsbediening langer dan
2 seconden wordt ingedrukt, terwijl als
toets
langer dan 2 seconden wordt
ingedrukt, de ruiten gesloten worden.
Initialisatie elektrische ruitbediening
Als de accu werd losgekoppeld of als de
zekering is doorgebrand, moet het
systeem opnieuw worden geïnitialiseerd.
Initialisatieprocedure:
sluit de ruit volledig om handmatig te
initialiseren;
houd, nadat de ruit de eindaanslag
heeft bereikt, de knop "naar boven"
minstens 1 seconde ingedrukt.
Voor bepaalde versies/markten, na een
stroomonderbreking van de
regeleenheden (accu vervangen of
losgekoppeld of zekeringen van de
regeleenheden voor elektrische
ruitbediening vervangen), moet de
automatische ruitbediening opnieuw
geïnitialiseerd worden.
De initialisatieprocedure moet met
gesloten portieren uitgevoerd worden,
zoals hieronder beschreven:
open de ruit van het
bestuurdersportier volledig en houd de
bedieningstoets minstens drie seconden
ingedrukt nadat de (onderste)
eindaanslag bereikt is;
sluit de ruit van het bestuurdersportier
volledig en houd de toets minstens
3 seconden ingedrukt nadat de
(bovenste) eindaanslag bereikt is;
ga op dezelfde manier te werk voor het
portier aan de passagierszijde;
controleer na afronding van de
initialisatieprocedure of de automatische
ruitbediening goed werkt.
BELANGRIJK
7)Het systeem voldoet aan de 2000/4/EG
richtlijn inzake de bescherming van de
inzittenden die uit het interieur leunen.
BELANGRIJK
13)Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd
of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als de auto wordt
verlaten om te voorkomen dat onverwachtse
bediening van de elektrische ruitbediening
gevaar oplevert voor de achtergebleven
passagiers.
28
WEGWIJS IN UW AUTO