Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)
Page 131 of 312
MILIEUBESCHERMINGBenzinemotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen:
katalysator, lambda sensoren en brandstofverdampingsregelsysteem
Dieselmotoren hebben de volgende emissiereductiesystemen:
oxidatiekatalysator, katalysator, uitlaatgasrecirculatie (EGR) en
dieselroetfilter (DPF).
DIESELROETFILTER (DPF)(voor bepaalde versies/markten)
Dit is een mechanisch filter in het uitlaatsysteem dat bijna alle
roetdeeltjes in het uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Onder normale gebruiksomstandigheden worden de
katalysator en het dieselroetfilter (DPF) erg warm.
Parkeer het voertuig dus niet op licht ontvlambaar
materiaal (gras, droge bladeren, dennennaalden enz.).
127WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 132 of 312
VEILIGHEID
VEILIGHEIDSGORDELSGEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELSDe veiligheidsgordel moet omgelegd worden terwijl men goed rechtop,
met de rug tegen de rugleuning zit. Pak, om de gordel om te leggen,
de gesp A fig. 89 en steek deze in de sluiting B, totdat de klik van
het vergrendelen wordt gehoord.
Als tijdens het uittrekken de gordel blijft blokkeren, laat hem dan een
stukje teruglopen en trek hem vervolgens langzaam uit.
Druk, om de gordel los te maken, op de knop C. Begeleid de gordel
tijdens het teruglopen met de hand, zodat hij niet draait.
Druk tijdens het rijden nooit op de knop C fig. 89.
De achterbank is voorzien van driepuntsveiligheidsgordels met
rolautomaat. Leg de achterste veiligheidsgordels om zoals
getoond in fig. 90.
Onthoud dat achterpassagiers die geen gordel dragen,
tijdens een heftige botsing ook gevaar opleveren voor
de inzittenden voorin.
fig. 89
A0J0101
fig. 90
A0J0102
128WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 133 of 312
BELANGRIJK De rugleuning is correct vergrendeld als de rode streep B
fig. 91 op de hendel voor het neerklappen van de rugleuning A
onzichtbaar is. Deze rode streep geeft aan dat de rugleuning niet is
vergrendeld.
BELANGRIJK Als de achterbankleuning na het neerklappen weer in de
normale stand wordt geplaatst, controleer dan of de veiligheidsgordels
zodanig geplaatst zijn dat ze klaar voor gebruik zijn.
Zorg dat de rugleuning aan beide zijden goed is
vergrendeld (rode strepen B onzichtbaar) om te
voorkomen deze bij bruusk remmen naar voren kan
klappen en zo de passagiers kan verwonden.
S.B.R. SYSTEEM
(Seat Belt Reminder)Dit systeem bestaat uit een waarschuwingszoemer die samen met het
knipperende lampje op het instrumentenpaneel de bestuurder en de
passagier voorin waarschuwt wanneer hun veiligheidsgordel niet is
omgelegd.
Bij sommige versies is ook een paneel (ter vervanging voor de lampjes
op het instrumentenpaneel) boven de achteruitkijkspiegel voorzien,
met een zoemer en knipperende lampjes, dat de passagiers voorin en
achterin waarschuwt wanneer hun veiligheidsgordel niet is omgelegd.
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk om het systeem permanent
te laten uitschakelen. Het SBR-systeem kan alleen via het Setup menu
van de display opnieuw worden ingeschakeld (zie de paragraaf
“Menuopties” in het hoofdstuk “Ken uw auto”).
fig. 91
A0J0182
fig. 92
A0J0339
129WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 134 of 312
De waarschuwingslampjes kunnen rood of groen zijn en ze werken als
volgt:
❒1 = linker voorstoel (toestand bestuurder voor versies met stuur
links);
❒2 = links op de achterbank (passagier);
❒3 = middelste zitplaats achterbank (passagier);
❒4 = rechts op de achterbank (passagier);
❒5 = rechter voorstoel (toestand passagier voor versies met stuur
links).
OPMERKING: bij versies uitgerust met sportvoorstoelen, wordt het
indicatielampje veiligheidsgordel passagier omgelegd (lampje 1 voor
versies met rechts stuur en lampje 5 voor versies met links stuur) nooit
weergegeven.Voorstoelen
(waarschuwingslampje nr. 1 =
bestuurder en nr. 5 = passagier)Bestuurder
Als de bestuurder de enige inzittende is en de veiligheidsgordel is niet
omgelegd, dan wordt bij het overschrijden van 20 km/h of wanneer
langer dan 5 seconden met een snelheid van 10 à 20 km/h wordt
gereden een akoestische signaalcyclus voor de voorstoelen gestart (6
seconden durend geluidssignaal gevolgd door een extra biepsignaal
van 90 seconden). Het lampje knippert.
De lampjes blijven continu branden aan het einde van de cyclus tot de
motor is afgezet. Het geluidssignaal houdt meteen op wanneer de
bestuurder zijn gordel omlegt en het lampje wordt groen.
De waarschuwingscyclus (akoestisch en visueel) wordt herhaald zoals
voorheen beschreven en het rode lampje gaat knipperen als de
veiligheidsgordel tijdens het rijden wordt losgemaakt.Passagier
Een gelijkaardig mechanisme is van toepassing voor de passagier
voorin, met het verschil dat het lampje groen wordt en dat het
geluidssignaal wordt afgebroken wanneer de passagier uit de auto
stapt.
Als op beide voorstoelen de veiligheidsgordel tijdens het rijden worden
losgemaakt, heeft het geluidssignaal betrekking op de laatste
handeling en werken beide lampjes onafhankelijk voor elke stoel.
Achterbank
(lampjes nr. 2, nr. 3 en nr. 4)De waarschuwingscyclus treedt voor de achterbank alleen in werking
als een veiligheidsgordel wordt losgemaakt (rood knipperend lampje).
In deze omstandigheid gaat het (rode) lampje dat aangeeft dat de
veiligheidsgordel is losgemaakt rood 30 seconden knipperen. Er wordt
ook een geluidssignaal voortgebracht.
Voor elke veiligheidsgordel die wordt losgemaakt wordt een apart
visueel signaal (rood knipperend lampje) ingeschakeld. Het lampje
wordt groen als de betreffende veiligheidsgordel terug wordt
omgelegd.
Ongeveer 30 seconden na het laatste signaal gaan de lampjes (rood
of groen) voor de achterbank uit, ongeacht of de gordel is omgelegd
of niet.
130WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 135 of 312
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar MAR wordt gedraaid en de
veiligheidsgordels (voor- en achterin) al zijn omgelegd, blijven alle
lampjes gedoofd.
Alle lampjes gaan branden wanneer minstens een veiligheidsgordel
wordt omgelegd of losgemaakt.
GORDELSPANNERSDe veiligheidsgordels voor zijn voorzien van gordelspanners die bij
een heftige frontale botsing de gordel enige centimeters aantrekt. Op
die manier worden de inzittenden veel beter op hun plaats gehouden
en wordt de voorwaartse beweging ingeperkt.
Wanneer de gordelspanners hebben gewerkt; rolt de gordel niet meer
op.
De auto is ook uitgerust met een tweede gordelspanner (nabij de
dorpellijst). Wanneer die wordt ingeschakeld, wordt de metalen kabel
verkort.
Tijdens de werking van de gordelspanner kan er een wat rook
ontsnappen. Deze rook is niet schadelijk en duidt niet op brandgevaar.
BELANGRIJK Voor een maximale bescherming door de
gordelspanners moet de veiligheidsgordel zo worden omgelegd dat hij
goed op borst en bekken aansluit.
De gordelspanner behoeft geen onderhoud of smering: elke
verandering van de oorspronkelijke conditie zal de werking ervan
benadelen. Als de gordelspanner door uitzonderlijke natuurlijke
gebeurtenissen (bijv. overstromingen, vloedgolven enz.) met water en
modder in contact is geweest, dan moet hij worden vervangen.KRACHTBEGRENZERSVoor een nog betere bescherming van de inzittenden bij een ongeval,
zijn de oprolautomaten van de gordels voor voorzien van een
krachtbegrenzer die bij een frontale aanrijding de piekbelasting op de
borst en schouders beperken.
131WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 136 of 312
De gordelspanner is voor éénmalig gebruik bestemd.
Na activering dient men zich te wenden tot het Alfa
Romeo Servicenetwerk om de gordelspanners te laten
vervangen. Raadpleeg het gegevensplaatje in het
dashboardkastje om de geldigheid van de gordelspanners te
controleren. Laat voor het verstrijken van deze geldigheidsdatum
het systeem door het Alfa Romeo Servicenetwerk vervangen.Werkzaamheden waarbij stoten, trillingen of plaatselijke
verhittingen (maximum 100°C gedurende ten hoogste 6
uur) vrijkomen, kunnen de gordelspanners beschadigen of
doen activeren. Onder deze omstandigheden behoren niet trillingen
die voortgebracht worden door een slecht wegdek of door contact met
kleine obstakels zoals trottoirbanden. Wendt u zich hiervoor steeds
tot het Alfa Romeo Servicenetwerk.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN VOOR
HET GEBRUIK VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELSDe bestuurder moet zich aan alle plaatselijke wettelijke voorschriften
met betrekking tot de verplichting en de manier waarop de gordel
wordt gebruikt houden en moet ook de inzittenden deze voorschriften
doen naleven. Leg de veiligheidsgordel altijd om alvorens weg te
rijden.
Ook zwangere vrouwen moeten de veiligheidsgordel omleggen: voor
zwangere vrouwen en het ongeboren kind wordt het risico op
verwondingen bij een ongeval fors ingeperkt als de gordel wordt
gedragen.
Natuurlijk moeten zwangere vrouwen wel het onderste deel van de
gordel lager omleggen, zodat de gordel over het bekken en onder de
buik komt fig. 93.
fig. 93
A0J0094
132WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 137 of 312
Zorg dat de gordelband nooit gedraaid is. Het bovenste
gordelgedeelte moet over de schouder en schuin over de borst liggen.
Het onderste gordelgedeelte moet over het bekken fig. 94 en dus
niet over de buik liggen. Steek nooit voorwerpen (wasknijpers,
klemmen enz.) tussen de gordel en het lichaam van de inzittende.
Voor optimale bescherming moet de rugleuning
rechtop gezet worden, moet men goed tegen de
rugleuning aanzitten en moet de gordel goed
aansluiten op de borst en het bekken. Draag altijd
veiligheidsgordels, zowel voor- als achterin! Rijden zonder
veiligheidsgordels doet bij ongeval het risico op ernstige
verwondingen toenemen en kan zelfs de dood tot gevolg
hebben.
Elke gordel kan slechts een enkele persoon beschermen. Vervoer nooit
kinderen op de schoot van inzittenden met één veiligheidsgordel
voor beiden fig. 95. Steek geen enkel voorwerp tussen de gordel en
het lichaam van een inzittende.
Het is ten strengste verboden onderdelen van de
veiligheidsgordel of gordelspanner te demonteren of
aan te passen. Werkzaamheden aan deze onderdelen
moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerd en erkend
personeel. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.Nadat een gordel aan een zware belasting is
blootgesteld (bijvoorbeeld bij een ongeval), moet de
gordel compleet met de verankeringen,
bevestigingsschroeven en de gordelspanner worden vervangen.
Ook als er geen zichtbare schade is, kan de gordel toch verzwakt
zijn.
fig. 94
A0J0095
fig. 95
A0J0096
133WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 138 of 312
ONDERHOUD VAN DE
VEILIGHEIDSGORDELS❒Zorg altijd dat de gordel degelijk uitgetrokken en niet gedraaid is;
controleer ook of het oprolautomaat niet haperend werkt;
❒vervang de gordels na een ongeval, ook al lijken ze niet
beschadigd. Vervang de gordels ook steeds als de gordelspanners
werden geactiveerd;
❒gebruik water en neutrale zeep om de gordels met de hand te
wassen. Spoel de gordels en laat ze in de schaduw drogen. Gebruik
nooit agressieve, blekende of kleurende middelen of andere
producten die het weefsel van de gordel kunnen aantasten;
❒zorg dat er geen vocht in de oprolautomaat komt: de goede werking
ervan is alleen gegarandeerd als ze droog blijven;
❒vervang de gordels als ze sporen van slijtage of beschadiging
vertonen.
VEILIG KINDEREN VERVOERENOm een optimale bescherming bij een ongeval te kunnen garanderen,
moeten alle passagiers neerzitten en gebruik maken van
goedgekeurde beveiligingssystemen. Dit geldt des te meer voor
kinderen.
Dit is een wettelijke verplichting in alle EU-landen, conform de
Europese richtlijn 2003/20/EC. Vergeleken met volwassen is het
hoofd van kleine kinderen in verhouding met de rest van het lichaam
groter en zwaarder, maar de spieren en de botstructuur van kinderen
zijn nog niet volledig ontwikkeld. Kinderen moeten daarom met
geschikte beveiligingssystemen worden beschermd die verschillen van
de veiligheidsgordels voor volwassenen.
Kinderen langer dan 1,50 m worden wat de beveiligingsystemen
betreft gelijkgesteld aan volwassenen en moeten de standaard
veiligheidsgordels dragen.
De onderzoeksresultaten naar de beste bescherming van kleine
kinderen zijn opgenomen in de Europese veiligheidseisen ECE-R44.
Deze richtlijn omvat het verplicht gebruik van beveiligingssystemen en
verdeelt deze in vijf groepen:Groep Gewichtsgroep
Groep 0 tot 10 kg
Groep 0+ tot 13 kg
Groep 1 9-18 kg
Groep 2 15-25 kg
Groep 3 22-36 kgAlle beveiligingssystemen moeten de typegoedkeuring hebben, alsook
een goed vastgehecht plaatje met het controleteken dat nooit niet
mag worden verwijderd.
134WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 139 of 312
In het Alfa Romeo Lineaccessori-assortiment zijn kinderzitjes voor elke
gewichtsgroep opgenomen. Het gebruik van deze kinderzitjes is
sterk aanbevolen, want ze zijn speciaal ontworpen voor Alfa Romeo
voertuigen.
Plaats nooit een kinderzitje achterstevoren op de
passagiersstoel van auto's met een actieve
passagiersairbag. Bij een ongeval, hoe klein ook, kan
de airbag ernstig letsel en zelfs de dood van de baby tot gevolg
hebben. Het is raadzaam kinderen altijd op de achterbank te
vervoeren, bij een ongeval biedt de achterbank de meeste
bescherming.Mocht het toch nodig zijn om kleine kinderen in kinderzitjes
achterstevoren op de passagiersstoel te vervoeren, dan
moeten de passagiersairbags (front- en zijairbags) worden
uitgeschakeld via het Setup menu. Controleer in dergelijke
gevallen steeds of de airbags effectief zijn uitgeschakeld
door na te gaan of het
waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel brandt. Bovendien moet de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren zijn geschoven om te voorkomen dat het
kinderzitje eventueel in aanraking komt met het dashboard.
"UNIVERSEEL" KINDERZITJE
MONTEREN (met de
veiligheidsgordels)GROEP 0 en 0+Baby's tot 13 kg moeten in babyzitjes worden vervoerd die
achterstevoren zijn geplaatst, waarbij het achterhoofd wordt gesteund
en bij plotseling remmen de nek niet wordt belast.
Het babyzitje wordt op zijn plaats gehouden door de
veiligheidsgordels van de auto, zoals getoond in fig. 96, en moet het
kind beschermen met de eigen gordels.
fig. 96
A0J0097
135WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 140 of 312
GROEP 1Kinderen met een gewicht tussen 9 en 18 kg mogen vooruit geplaatst
vervoerd worden fig. 97.
De afbeeldingen dienen slechts ter illustratie van de
montage. Monteer het kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die de fabrikant verplicht moet bijsluiten
voor dit kinderzitje.Er zijn kinderzitjes met Isofix bevestigingen
beschikbaar, waarmee het zitje veilig met de stoel
verankerd kan worden zonder de veiligheidsgordels
van de auto te gebruiken.
GROEP 2Kinderen met een gewicht tussen 15 en 25 kg mogen rechtstreeks de
veiligheidsgordels van de auto gebruiken fig. 98.
Het kinderzitje is in dit geval nodig om het kind correct ten opzichte
van de gordels te plaatsen, zodat het diagonale gordelgedeelte schuin
over de borst en nooit langs de nek ligt; het horizontale gordelgedeelte
moet over het bekken en niet over de buik liggen.
fig. 97
A0J0371
fig. 98
A0J0099
136WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER