Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2013Pages: 312, PDF Size: 11.43 MB
Page 111 of 312

“Alfa DNA”-SYSTEEM
(Dynamische controle van de
auto)Dit systeem wordt bediend met de hendel A fig. 72 (op de
tunnelconsole) waarmee drie verschillende rijmodussen naargelang de
rijstijl en wegcondities kunnen worden gekozen:
❒d = Dynamic (sportieve rijmodus);
❒n = Natural (rijmodus voor normale omstandigheden);
❒a = All Weather (rijmodus bij condities met gebrekkige grip, zoals
regen en sneeuw).
Het systeem grijpt ook in op de dynamische controle van de auto
(motor, sturing, VDC-systeem, instrumentenpaneel).RIJMODUSSENDe hendel A beschikt over een stabiele stand. Met andere woorden, de
hendel blijft altijd in de middelste stand.De gekozen rijmodus wordt aangegeven met een brandende led op
het paneel en wordt op het herconfigureerbaar multifunctioneel display
as volgt aangegeven:
❒Dynamische modusfig. 73 (displayweergave beschikbaar
voor bepaalde versies/markten)
❒All Weather Modusfig. 74
“Natural”
Wanneer de modus “Natural” is gekozen, worden er geen meldingen
en symbolen op de display weergegeven.
VDC en ASR:
de interventiedrempels zijn ingesteld voor comfort
onder normale gebruiksomstandigheden.
Stuurwielafstelling:
de functies zijn ingesteld voor comfort onder
normale gebruiksomstandigheden.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie. Oversteer
compensation: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
fig. 72
A0J0090
fig. 73
A0J0227
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Page 112 of 312

Motor:
standaard respons
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
“Dynamic” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omhoog (nabij de letter “d”) en houd hem
in deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het woord “Dynamic” op de display verschijnt (zie fig. 75).
Nog het loslaten keert de hendel A terug naar de middelste stand.VDC en ASR:interventiedrempels voor een aangenamere, sportievere rijstijl, waarbij
stabiliteit bij controleverlies wordt verzekerd. Verhoogt de tractie bij
acceleratie in bochten.Stuurwielafstelling:
sportmodus functie.
DST:
standaard remregeling gecombineerd met ABS/VDC-
regeleenheid. Standaard regeling van zijacceleratie.
Compenseert overstuur afhankelijk van de VDC/ASR
interventiedrempels: met een lichte impuls op het stuurwiel wordt
gesuggereerd om een juiste manoeuvre uit te voeren.
Motor:
snellere respons + Overboost voor maximalisatie van het
koppelniveau (voor bepaalde versies/markten).
Bij de 1.4 Turbo MultiAirversies maakt de motorregeleenheid het, als
de bedrijfsmodus “Dynamic” gekozen wordt, die de turbofunctie
van de turbocompressor activeert (overboost): afhankelijk van de stand
van het gaspedaal en gedurende beperkte tijd, het systeem mogelijk
om maximale drukniveaus te genereren binnenin de turbocompressor
en het motorkoppel kan hogere waarden bereiken dan normaal.
Deze functie is met name handig wanneer maximale prestaties
gevraagd worden voor een korte tijd (bijv. bij het inhalen).
fig. 74
A0J0290
fig. 75
A0J1510
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK Tijdens het accelereren, wanneer de “Dynamic” functie
gebruikt wordt, kan het stuur enigszins trillen, wat typisch is voor
een sportieve instelling.
Page 113 of 312

Uitschakeling
Om de “Dynamic” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, beweeg de hendel nogmaals zoals voorheen
aangegeven. In dit geval gaat de led van de “Natural” modus branden
en wordt het opschrift “Natural on” op het herconfigureerbaar
multifunctioneel display weergegeven (zie fig. 76).INSCHAKELING/UITSCHAKELING “All
Weather” MODUSInschakeling
Breng de hendel A fig. 72 omlaag (nabij de letter “a”) en houd hem in
deze stand gedurende 0,5 seconden tot de betreffende leds branden
of tot het opschrift “All Weather” op de display verschijnt (zie fig. 77).
VDC en ASR:
interventiedrempels voor topveiligheid en controle van
de auto, ook bij kritische wegcondities (bv. bij regen,
sneeuw, etc.).
Stuurwielafstelling:
maximum comfort.
DST:
hogere remregeling gecombineerd met ABS/VDC-regeleenheid.
Standaard regeling van zijacceleratie. Compenseert overstuur
afhankelijk van de VDC/ASR interventiedrempels: met een lichte
impuls op het stuurwiel wordt gesuggereerd om een juiste
manoeuvre uit te voeren.
Motor:
standaard respons
Uitschakeling
Om de “All Weather” modus uit te schakelen en terug te keren naar de
“Natural” modus, ga op dezelfde wijze te werk als voor de “Dynamic”
modus, maar beweeg de hendel A fig. 72 naar “a”.
fig. 76
A0J1059
fig. 77
A0J1511
109WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 114 of 312

BELANGRIJK
❒Direct schakelen van de “Dynamic” naar de “All Weather” modus en
omgekeerd is niet mogelijk. Om de andere modus in te schakelen
moet eerst worden teruggekeerd naar de “Natural” modus.
❒Indien “All Weather” of “Natural ” actief was toen de motor gestopt
werd, wordt de volgende keer dat de motor gestart wordt de functie
ingeschakeld die gekozen was.
❒Bij een storing in het systeem of een defect van de hendel A fig. 72,
kunnen geen modussen worden gekozen. De display toont een
waarschuwingsmelding.
START&STOP SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor af wanneer de auto
stilstaat en start de motor zodra de bestuurder weer wil gaan rijden.
Dit verhoogt de efficiency van de auto dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen en
geluidsoverlast.WERKINGUitschakelmodus van de motor
Bij stilstaande auto, wordt de motor afgezet als de versnellingspook in
de vrijstand staat en het koppelingspedaal niet is ingetrapt.
OpmerkingOpmerking: de motor kan alleen automatisch worden
afgezet bij een snelheid van meer dan 10 km/h, om herhaaldelijk
afzetten van de motor te voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.
Het symbool
fig. 78 verschijnt op de display als de motor wordt
afgezet.
De motor opnieuw starten
Trap het koppelingspedaal in om de motor opnieuw te starten.
110WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 115 of 312

HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELENDruk op knop
fig. 79 op het dashboard naast het stuurwiel om het
systeem handmatig in of uit te schakelen.Als het systeem is uitgeschakeld, gaat het
lampje op het
instrumentenpaneel branden. Er worden, bij bepaalde versies/
markten, ook een bericht en een symbool weergegeven als het systeem
in- of uitgeschakeld wordt.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE
MOTOR NIET WORDT AFGEZETBij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van comfort,
emissiecontrole en veiligheid, de motor niet afgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het roetfilter (DPF) (alleen bij
dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het parkeren);
❒bij versies met dual zone automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer een comfortabele temperatuur
in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF
functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het systeem wordt geïnitialiseerd.
fig. 78
A0J0279
fig. 79
A0J0247
111WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als een comfortabele temperatuur prioritair is, dan kan het
Start&Stop-systeem worden uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven werken.
Page 116 of 312

OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE
MOTOR HERSTARTBij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van comfort,
emissiecontrole en veiligheid, de motor niet afgezet onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als bergaf wordt gereden);
❒als de motor langer dan circa 3 minuten is afgezet door het
Start&Stop-systeem;
❒bij versies met dual zone automatische klimaatregeling (voor
bepaalde versies/markten), wanneer een comfortabele temperatuur
in het interieur moet worden bereikt of bij ingeschakelde MAX-DEF
functie.
Wanneer een versnelling is ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het koppelingspedaal helemaal in te
trappen. De start wordt aan de bestuurder gemeld met een bericht
en, voor bepaalde versies/markten, gaat het symbool
op de
display knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal niet intrapt, kan de motor, 3
minuten na het afzetten, alleen m.b.v. de contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel los te laten met ingeschakelde versnelling, en
het Start&Stop-systeem is actief, dan kan men de motor herstarten
door het koppelingspedaal helemaal in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te schakelen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGENAls het Start&Stop-systeem de motor heeft afgezet en de bestuurder
maakt zijn veiligheidsgordel los en opent het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de motor alleen herstarten m.b.v.
de contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht door een geluidssignaal,
het knipperen van het symbool
op de display en bij sommige
versies verschijnt ook een melding op de display.
112WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 117 of 312

"ENERGY SAVING" FUNCTIE(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische start van de motor, gedurende
3 minuten geen enkele handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof te kunnen
besparen. In dergelijke gevallen kan men de motor alleen herstarten
m.b.v. de contactsleutel.
OPMERKING De motor kan in elk geval draaiende worden gehouden
door het Start&Stop-systeem uit te schakelen.ONREGELMATIGE WERKINGIndien zich een storing voordoet, wordt het Start&Stopsysteem
uitgeschakeld.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht van de storing door het
aangaan van het
lampje op het instrumentenpaneel en, voor
bepaalde versies/markten, een bericht en symbool op het display.
Raapleeg in zo'n geval het Alfa Romeo Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE
AUTOAls de auto enige tijd niet gebruikt wordt (of als de accu wordt
vervangen), moet speciale aandacht besteed worden aan het
loskoppelen van de stroomvoorziening van de accu.Ga als volgt te werk: druk op de knop A fig. 80 om de stekker B van
de accusensor C (op de minpool van de accu) los te koppelen.
Neem steeds contact op met het Alfa Romeo
Servicenetwerk om de accu te laten vervangen.
Vervang de accu door een exemplaar van hetzelfde
type (HEAVY DUTY) en met identieke specificaties.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de elektrische voeding naar de accu los
te koppelen.
fig. 80
A0J0379
113WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 118 of 312

STARTEN MET HULPACCUWanneer men met een hulpaccu moet starten, mag de minkabel (–)
vanaf de hulpaccu nooit in verbinding worden gebracht met de
minpool A fig. 81 van de accu in de auto. Sluit de minkabel aan op
een massapunt op de motor of op de versnellingsbak.
Controleer alvorens de motorkap te openen of de motor is
afgezet en of de contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de aanwijzingen op die op het plaatje onder de motorkap
staan fig. 82. Wij adviseren om de contactsleutel te verwijderen als er
zich nog inzittenden in de auto bevinden. Verlaat de auto alleen nadat
de contactsleutel verwijderd is of op STOP is gedraaid. Controleer bij
het tanken of de motor is afgezet en of de contactsleutel in de stand
STOP staat.
DYNAMIC SUSPENSION
(actief schokdempersysteem)(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem werkt onderling samen met het “Alfa DNA” systeem (zie
paragraaf “Alfa DNA”).
Met de “Alfa DNA” systeem hendel kunnen drie verschillende
rij-instellingen worden gekozen afhankelijk van het type route en de
rijomstandigheden van het wegdek:
❒d = Dynamic (sportieve rijmodus);
❒n = Natural (rijmodus voor normale omstandigheden);
❒a = All Weather (rijmodus bij condities met gebrekkige grip, zoals
regen en sneeuw).
In de rijmodus “Natural” en “All Weather” regelt het actieve
schokdempersysteem de wielophanging naargelang het type route en
de rijbelasting, wat zorgt voor een beter rijcomfort, vooral op ruw
terrein.
fig. 81
A0J0388
fig. 82
A0J0341
114WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 119 of 312

De "Dynamic" rijmodus is een sportieve rij-instelling met een alerte
acceleratie en een stijvere afstelling van het stuurwiel voor een sportief
gevoel. De werking van het schokdempersysteem wordt ook geregeld
en verdeeld voor een betere precisie en reactiviteit van de auto met
een doeltreffend comfortbehoud.
De auto is nauwkeuriger bij het ingaan van bochten en sneller bij het
wisselen van richting.
EOBD-SYSTEEM (European On
Board Diagnosis)(voor bepaalde versies/markten)
Het doel van het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer de emissiewaarden stijgen;
❒de noodzaak voor het vervangen van beschadigde onderdelen
aangeven.
Ook beschikt de auto over een diagnosestekker waarmee, na
aansluiting van speciale apparatuur, de door de regeleenheid
opgeslagen storingscodes en de specifieke parameters voor diagnose
en werking van de motor kunnen worden uitgelezen. Deze controle
kan ook door de verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na de storing te hebben verholpen zal het Alfa Romeo
Servicenetwerk zorgen voor een complete controle van het systeem,
tests verrichten op een proefbank en zo nodig, een proefrit maken die
ook lange afstandsritten kan omvatten.
115WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 120 of 312

ELEKTRISCH
STUURBEKRACHTIGINGDit systeem werkt alleen als de contactsleutel in de stand MAR-ON
staat en bij draaiende motor. Met de stuurbekrachtiging kan de
bestuurder de benodigde kracht voor het verdraaien van het stuurwiel
regelen in functie van de rijomstandigheden.
Met de DNA-standen van de “Alfa DNA Systeem” hendel kunnen
verschillende stuurbekrachtigingmodussen worden gekozen (zie de
paragraaf “Alfa DNA-Systeem”).
Demontage-/montagewerkzaamheden, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de stuurkolom
vereist zijn (bv. bij montage van een
diefstalbeveiliging) zijn ten strengste verboden. Zulke
werkzaamheden kunnen de prestaties van het systeem, de
garantie en de veiligheid in gevaar brengen waardoor de auto
niet meer aan de typegoedkeuring voldoet.Zet altijd de motor uit en verwijder de contactsleutel uit
het slot om het stuurwiel te vergrendelen, alvorens
onderhoudswerkzaamheden uit te voeren, in het
bijzonder wanneer de wielen van de auto los van de grond
staan.
INBOUWVOORBEREIDING VOOR
AUTORADIO(voor bepaalde versies/markten)
Als er bij de auto geen radio was aangevraagd, wordt de auto
geleverd met een dubbel opbergvak in het dashoard fig. 83.
De inbouwvoorbereiding voor een autoradio bestaat uit:
❒voedingskabels autoradio, speakers voor en achter en een antenne;
❒vak voor autoradio;
❒antenne op dak.
De autoradio moet in het hiervoor bestemde vak A fig. 83 gemonteerd
worden; toegang tot dit vak wordt verkregen door te drukken op de
twee borglipjes in het vak zelf; de voedingskabels kunnen hier
gevonden worden.
fig. 83
A0J0087
116WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER