Alfa Romeo MiTo 2013 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: ALFA ROMEO, Model Year: 2013, Model line: MiTo, Model: Alfa Romeo MiTo 2013Pages: 312, PDF Size: 11.43 MB
Page 101 of 312

Achterbank neerklappenGa als volgt te werk:
❒zet de hoofdsteunen helemaal omhoog, druk op beide knoppen A
fig. 64 aan de zijkanten van de twee steunen, en verwijder de
hoofdsteunen door ze omhoog te trekken;❒plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of ze goed gestrekt
en niet verdraaid zijn;
❒trek de borghendels A fig. 65 van de rugleuning naar boven en
vouw het gewenste kussen naar voren (een rode streep geeft aan dat
hendel A naar boven is getrokken).
Achterbank terugzetten
Plaats de veiligheidsgordels opzij en controleer of ze goed gestrekt en
niet verdraaid zijn.
Zet de eerder neergeklapte rugleuning omhoog tot de klik van het
vergrendelmechanisme wordt gehoord. Controleer visueel of het rode
streepje op de hendel A fig. 65 niet meer zichtbaar is. Deze rode
streep geeft aan dat de rugleuning niet is vergrendeld.
Monteer al laatste de hoofdsteunen in hun behuizingen.
fig. 63
A0J0081
fig. 64
A0J0083
fig. 65
A0J0082
97WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 102 of 312

MOTORKAPOPENENGa als volgt te werk:
❒trek de hendel A fig. 66 in de richting van de pijl;
❒trek hendel B in de richting van de pijl;
❒til de motorkap op en maak tegelijkertijd de motorkapsteun C fig.
67 los uit zijn vergrendeling. Steek vervolgens het uiteinde in de
behuizing D, controleer of de motorkapsteun vast zit in de kleinste
opening van de borgveer.BELANGRIJK Controleer of de ruitenwissers zich in de ruststand
bevinden en niet actief zijn alvorens de motorkap op te tillen.
fig. 66
A0J0085
fig. 67
A0J0086
98
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 103 of 312

SLUITENGa als volgt te werk:
❒Houd de motorkap met één hand omhoog, verwijder met de andere
hand de stang C fig. 67 uit de zitting D en plaats hem terug in de
klem;
❒laat de motorkap zakken tot ongeveer 20 cm boven de motorruimte,
laat hem dan vallen en controleer, door te proberen hem op te tillen,
of hij volledig dicht zit en niet alleen in een veiligheidsstand is
bevestigd. Als de motorkap niet perfect gesloten is, probeer dan niet
erop te drukken maar open hem opnieuw en herhaal de handeling.
Probeer de motorkap niet te sluiten door erop te drukken.
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap goed vergrendeld is om
te voorkomen dat deze tijdens het rijden opent.
Voor de rijveiligheid moet de motorkap tijdens het
rijden altijd perfect gesloten zijn. Controleer dus altijd
of de motorkap goed gesloten en vergrendeld is.
Mocht men tijdens het rijden merken dat de motorkap niet goed
vergrendeld is, stop dan onmiddellijk en sluit de motorkap op de
correcte manier.Verricht deze handelingen uitsluitend bij stilstaande
auto.De motorkap kan plotseling naar benden vallen als de
steunstang niet correct geplaatst is.
fig. 68
A0J1520
99WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor bepaalde versies/markten, het volgende plaatje is aangebracht
in de motorruimte fig. 68:
Page 104 of 312

IMPERIAAL/SKIDRAGEROm het imperiaal/de skidrager te monteren, de speciale borglippen A
fig. 69 naar boven zetten met behulp van de schroevendraaier die
bijgeleverd is om toegang te krijgen tot de bevestigingen B.In het Alfa Romeo Lineaccessori assortiment is speciaal voor deze auto
een imperiaal/skidrager opgenomen.
BELANGRIJK Wees uiterst voorzichtig bij het letterlijk opvolgen van de
aanwijzingen op de balkset.
Controleer na een korte rit of de schroeven van de
bevestigingspunten nog goed zijn vastgedraaid.Overschrijd nooit het maximum toegestane draagvermogen
(zie hoofdstuk "Technische gegevens").Verdeel de lading gelijkmatig en houd bij het rijden
rekening met een verhoogde zijwindgevoeligheid.De wettelijke voorschriften betreffende de maximale
afmetingen moeten altijd worden gerespecteerd.
fig. 69
A0J0059
100WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 105 of 312

KOPLAMPENLICHTBUNDEL AFSTELLENEen goede afstelling van de koplampen is belangrijk voor het comfort
en de veiligheid van de bestuurder en alle overige weggebruikers.
Dit wordt bovendien geregeld door specifieke voorschriften van
de wegenverkeerswetgeving.
De koplampen moeten juist gericht zijn om de beste zichtcondities voor
uzelf en de anderen te garanderen, terwijl met ingeschakelde
koplampen wordt gereden. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk
voor het controleren en eventueel afstellen.HOOGTEREGELING KOPLAMPENDe hoogteregeling werkt met de contactsleutel in de stand MAR en
ingeschakelde dimlichten.
Koplampverstelling
Druk op de
knoppen of
fig. 70. De ingestelde stand wordt op
de display getoond. fig. 71
Stand 0
een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1
4 personen.
Stand 2
4 personen + bagage in bagageruimte.
Stand 3
bestuurder + maximum toegestane lading volledig in de
bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen telkens als het
gewicht van de vervoerde lading verandert.BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met Bixenon koplampen, wordt
de hoogte elektronisch geregeld, en derhalve zijn de
en
knoppen niet aanwezig.fig. 70
A0J0026
fig. 71 - Versies met Start&Stop systeem
A0J0277
101WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 106 of 312

MISTLAMPEN AFSTELLEN(voor bepaalde versies/markten)
Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk voor het controleren en
eventueel afstellen.KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLANDDe dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waar de auto
oorspronkelijk is gekocht. Als gereden wordt in landen waar op de
andere weghelft wordt gereden, moeten, om verblinding van
tegenliggers te voorkomen, delen van de koplamp worden afgedekt
overeenkomstig de wegenverkeerswetgeving van het betreffende land.
ABSHet ABS is geïntegreerd in het remsysteem en voorkomt dat de wielen
tijdens het remmen blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de druk die op het pedaal wordt uitgeoefend. Het ABS verhindert zo
dat één of meerdere wielen doorslippen. Daardoor blijft de auto
bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het geheel wordt aangevuld met het EBD-systeem (Electronic Braking
Force Distribution) dat zorgt voor de verdeling van de remkracht tussen
de voor- en de achterwielen.
BELANGRIJK Een inrijperiode van circa 500 km is vereist om het beste
uit het remsysteem te halen: vermijd tijdens deze periode bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen.INSCHAKELING VAN HET SYSTEEMDe bestuurder kan merken wanneer het ABS wordt ingeschakeld
doordat een trilling aan het rempedaal voelbaar is en het systeem
ietwat meer geluid maakt: dit geeft aan dat de snelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek waarop wordt gereden.
102WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 107 of 312

MECHANICAL BRAKE ASSIST
(remassistent bij noodstop)(voor bepaalde versies/markten)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen.
BELANGRIJK Bij het ingrijpen van de Mechanical Brake Assist kan
geluid hoorbaar zijn. Dit is een normaal verschijnsel . Houd in elk
geval het rempedaal goed ingetrapt.
Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de grip van de
banden op het wegdek beperkt. Verlaag en pas de
snelheid aan in functie van de beschikbare grip.Het ABS benut zoveel mogelijk de beschikbare grip
maar kan hem niet verhogen. Rijd dus altijd
voorzichtig op gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.Wanneer het ABS wordt ingeschakeld, is een trilling
aan het rempedaal voelbaar. Verlaag de remdruk niet
en houd het rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg in functie van de conditie van
het wegdek.
VDC-SYSTEEM
(Vehicle Dynamics Control-
Dynamische controle auto)Dit elektronische systeem waakt over de stabiliteit van de auto als de
wielen hun grip verliezen, waardoor de richtingsstabiliteit van auto
beter is.
Het systeem herkent potentieel gevaarlijke situaties voor de stabiliteit
van de auto en grijpt automatisch en op gedifferentieerde manier in op
de remmen van de vier wielen door een stabiliserend koppel te
leveren.
Het VDC omvat de volgende systemen:
❒Hill Holder
❒ASR
❒Brake Assist
❒MSR
❒CBC
❒“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)
❒DST
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 108 of 312

ACTIVATIE SYSTEEMHet VDC systeem schakelt automatisch in bij het starten van de motor
en kan niet worden uitgeschakeld.INSCHAKELING VAN HET SYSTEEMAls het systeem wordt ingeschakeld, gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder te waarschuwen dat
de stabiliteit en de grip van de auto erg beperkt is.
HILL HOLDERDit systeem is een onderdeel van het VDC systeem en helpt de
bestuurder bij het wegrijden op een helling.
Het Hill Holder systeem wordt in de volgende gevallen automatisch
geactiveerd:
❒op een helling: als het voertuig stilstaat op een afdalende weg van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapte rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met ingeschakelde versnelling
(andere dan achteruit);
❒op een afdaling: als het voertuig stilstaat op een afdalende weg van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapte rempedaal en de
versnellingsbak in de achteruit geschakeld.Tijdens het wegrijden houdt de regeleenheid van het VDC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, in ieder geval maximum 2 seconden, zodat de bestuurder
de rechtervoet zonder problemen van het rempedaal naar het
gaspedaal kan verplaatsen.
Als na deze tijd niet is weggereden, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en wordt de remdruk progressief gereduceerd. Tijdens
deze fase kan een geluid hoorbaar zijn. Dit geluid wijst erop dat
het voertuig weldra in beweging zal komen.
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem. Verlaat
daarom nooit de auto zonder eerst de handrem te hebben
aangetrokken, de motor te hebben afgezet en de eerste versnelling te
hebben ingeschakeld.
104WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 109 of 312

ASR SYSTEEM (AntiSlip Regulation)Dit is een onderdeel van het VDC-systeem. Het grijpt automatisch in als
één of beide tractiewielen op natte wegen slippen, grip verliezen
(aquaplaning) en bij het optrekken op glad, besneeuwd of met ijzel
bedekt wegdek, enz.
Naargelang de oorzaak van het doorslippen kunnen twee
verschillende regelsystemen worden geactiveerd:
❒als beide tractiewielen doorslippen, reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
❒als slechts één tractiewiel doorslipt, blokkeert het ASR-systeem
automatisch het dooslippende wiel.
Voor een goede werking van de VDC- en ASR-
systemen is het van groot belang de banden van alle
wielen van hetzelfde type, merk en maat zijn en dat ze
in perfecte conditie zijn.Het VDC blijft ook ingeschakeld wanneer met het
reservewiel wordt gereden. Houd steeds rekening met
het feit dat het ruimtebesparend reservewiel kleiner
is dan een normale band waardoor de grip lager is.Neem nooit onnodige en onverantwoorde risico's, ook
al is het voertuig voorzien van het VDC- en ASR-
systeem. Pas het rijgedrag steeds aan in functie van de
conditie van het wegdek, het zicht en het verkeer. De bestuurder
is altijd verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid.
BRAKE ASSIST(remassistent bij noodstop)
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden, herkent eventuele
noodstops (in functie van de snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt). Hierdoor kan het remsysteem sneller en krachtiger
ingrijpen. Het Brake Assist systeem wordt uitgeschakeld in geval van
storing in het VDC-systeem.MSR(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het ABS systeem dat het motorkoppel
regelt bij bruusk terugschakelen, om overmatige vertraging van de
tractiewielen te voorkomen. Dit is vooral van nut op wegdekken met
gebrekkige grip, waardoor de auto niet meer stabiel blijft.
105WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 110 of 312

CBC SYSTEM
(Cornering Brake Control)Deze functie verhoogt de stabiliteit van het voertuig tijdens remmen in
bochten wanneer het ABS ingrijpt door de verdeling van de remdruk
over de vier wielen te vergroten (om de beschikbare grip volledig
te benutten). Dit zorgt voor een kortere remafstand en vooral meer
stabiliteit bij het nemen van bochten.“ELECTRONIC Q2” (“E-Q2”)Het “Electronic Q2” systeem werkt in op het remsysteem, dat als een
soort sperdifferentieel fungeert.
Het remsysteem voor werkt bij acceleratie in bochten nauwkeurig in op
het binnenwiel door de aandrijving van het buitenwiel te vergroten
(dus meer te belasten) en door te zorgen voor een dynamische en
continue koppelverdeling tussen de voorwielen naargelang de
rijomstandigheden en het wegdek.
Samen met de MacPherson voorwielophanging zorgt dit systeem voor
een bijzonder doeltreffend en sportief rijgevoel.
DST SYSTEEM
(Dynamic Steering Torque)Deze functie omvat Dual pinion stuurbekrachtiging in de werking van
de VDC. Bij bijzondere manoeuvres regelt de VDC de sturing door een
stuurkoppel te genereren om de bestuurder zo goed mogelijk bij te
staan.
Het systeem werkt op gecoördineerde wijze in op de remmen en de
sturing om de wielophanging en het veiligheidsniveau van de auto in
zijn geheel te verbeteren. De sturing zorgt voor grotere overgedragen
koppel het stuurwiel.
106WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER