Alfa Romeo MiTo 2014 Handleiding (in Dutch)
Page 171 of 280
TOEGANG TOT DE ZEKERINGENDe zekeringen van het voertuig zijn in drie zekeringenkasten
opgenomen; deze regeleenheden bevinden zich in de motorruimte, het
dashboard en in de bagageruimte.
Zekeringenkast in de motorruimte
Deze zekeringenkast bevindt zich naast de accu fig. 151: voor
toegang tot de zekeringen, verwijder de bouten A fig. 150 en het
deksel B.
Op het deksel zijn de identificatienummers van de elektrische
onderdelen die met de zekeringen overeenkomen aangegeven.
Hermonteer het deksel B op de zekeringenkast na de zekering te
hebben vervangen.
Als de motorruimte moet worden schoongewassen,
voorkom dan dat de waterstraal van de spuit rechtstreeks
op de zekeringenkast in de motorruimte of op de motoren
van de ruitenwissers worden gericht.
fig. 150
A0J0126
fig. 151
A0J0417
167WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 172 of 280
Zekeringenkast in het dashboard
Om bij de zekeringen te kunnen komen fig. 153, klep A fig. 152 naar
beneden zetten, deksel B met een hand vastpakken op de plaats die
aangegeven is in de afbeelding en het deksel verwijderen in de
richting die aangegeven is met de pijl, om eerst de binnenste
bevestigingen C en daarna de borglippen D los te kunnen maken.
fig. 152
A0J0334
fig. 153
A0J0205
168WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 173 of 280
Zekeringenkast in de bagageruimte
Om bij de zekeringenkast fig. 155, die aan de linkerkant van de
bagageruimte zit, te kunnen komen, het betreffende inspectiedeksel
openen (zoals weergegeven in fig. 154).
fig. 154
A0J0264
fig. 155
A0J0175
169WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 174 of 280
ZEKERINGENKAST IN MOTORRUIMTEfig. 151STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
StartmotorF03 20
Elektrische ventilator interieurF08 40
Extra verwarming (Turbo TwinAir 105 pk en 1.3 JTD
M-2
85 pk versies) F09 5
Twee-tonige claxonF10 15
GrootlichtF14 15
Extra verwarming (PTC 1)F15 30
Compressor airconditioningF19 7,5
Achterruitverwarming, ontdooisysteem F20 30
Elektrische brandstofpomp in tank F21 15
MistlampenF30 15
Extra verwarming (PTC2)F81 60
Extra verwarming (PTC1)F82 40
Extra verwarming (PTC2)F82 50
BeschikbaarF83 –
Hifi-audiosysteem (regeleenheden, Bassbox speaker) setup mechanische versnellingsbak F84 20
Stopcontact op tunnelF85 15
Elektrische buitenspiegelverwarming, ontwasemers op ruitensproeiers, relaisschakelaarspoel
voor voorruitverwarmingF87 7,5
170WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 175 of 280
ZEKERINGENKAST
INSTRUMENTENPANEELfig. 153STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Rechter dimlichtF12 7,5
Linker dimlichtF13
7,5/5
(*)
Hoogteregeling koplampenF13 7,5
Plafondverlichting voor, Plafondverlichting bagageruimte, Instapverlichting zonneklep,
Instapverlichting dorpel, Verlichting dashboardkastjeF32 5
Autoradio, setup-systeem audiosysteem (voor bepaalde versies/markten),Uconnect
™
5"
autoradio (voor bepaalde versies/markten), regeleenheid klimaatregeling, regeleenheid
alarmsysteem, regeleenheid volumetrisch systeem, externe diagnosestekker EOBD, regeleenheid
bewaking bandenspanningF36 10
Instrumentenpaneel, remlicht op schakelaar F37 5
Deurvergrendelingsmotor op portieren, Safe Lock motor op portieren, Ontgrendelingsmotor
achterklepF38 15
Pomp ruitensproeiers/achterruitsproeier F43 20
Elektrische motor ruit compleet met regeleenheid (bestuurdersportier) F47 20
Elektrische motor ruit compleet met regeleenheid (passagiersportier) F48 20
Regeleenheid parkeersensoren, regen-/schemersensor op achteruitkijkspiegel,
elektrochromische sensor op achteruitkijkspiegel, weergave veiligheidsgordels omgelegd op
achteruitkijkspiegel, verlichting bedieningspaneel (middelste bedieningspaneel,
bedieningspaneel bestuurderszijde, bedieningspaneel op stuurwiel), schakelaars
kussenverwarming op voorstoelen, regeleenheid volumetrische sensoren alarmsysteem,
regeleenheid elektrisch bediend schuifdakF49 5
(*) Voor bepaalde uitvoeringen/markten
171WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 176 of 280
STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Schakelaar activering koppeling, remlichtschakelaar, relaisschakelaarspoelen op
motorzekeringenkast, regelsysteem op interne klimaatregeling/verwarmingsunit, sensor water
in diesel aanwezig, autoradio, setup-systeem autoradio (voor bepaalde versies/markten)F51 5
InstrumentenpaneelF53 5
172WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 177 of 280
AANSLUITKAST IN BAGAGERUIMTEfig. 155STROOMVERBRUIKERZEKERING AMPÈRE
Openingssysteem elektrisch bediend dak F1 20
Stopcontact bagageruimteF3 15
Stoelverwarming voorF6 15
173WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 178 of 280
ACCU OPLADENBELANGRIJK De beschrijving voor het opladen van de accu geldt
slechts ter informatie. Raapleeg het Alfa Romeo Servicenetwerk.
BELANGRIJK Wacht, nadat de contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de accuvoeding los te koppelen.
Het verdient aanbeveling aan de accu langzaam en met een laag
ampèrage gedurende ongeveer 24 uur op te laden. De accu langer
opladen, kan de accu beschadigen.VERSIES ZONDER Start&Stop SYSTEEM(voor bepaalde versies/markten)
Ga voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒maak de minklem los van de accu;
❒sluit de kabels van de acculader aan op de accupolen; let daarbij
op de polariteit;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de minklem aan op de accu.
VERSIES MET Start&Stop SYSTEEMGa voor het opladen van de accu als volgt te werk:
❒koppel de stekker A fig. 156 van de accusensor C op de minklem D
van de accu los (door op de knop B te drukken);
❒sluit de pluskabel (+) van de acculader aan op de pluspool (+) van
de accu;
❒sluit de minkabel (-) van de acculader aan op de D-klem van de
minpool (-) van de accu;
❒schakel de acculader in;
❒schakel na het opladen eerst de acculader uit alvorens de accu los te
koppelen;
❒sluit de stekker A weer aan op de sensor C van de accu.
fig. 156
A0J0389
174WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 179 of 280
OPHEFFEN VAN HET VOERTUIGAls het voertuig opgeheven moet worden, ga dan naar een Alfa
Romeo dealer die is uitgerust met een hefbrug.
BELANGRIJK Bij versies met zijbekleding moet men goed opletten bij
het plaatsen van de hefarmen.
SLEPEN VAN DE AUTOHet bij de auto geleverde sleepoog bevindt zich in de
gereedschapshouder onder de bekleding van de bagageruimte.MONTAGE VAN HET SLEEPOOGVerwijder de dop A door op het onderste gedeelte te duwen, neem het
sleepoog B uit de gereedschapshouder en draai het stevig op de
schroefdraadpen aan de voor- (fig. 157) of achterzijde (fig. 158).
Draai vóór het slepen de contactsleutel naar de stand
MAR en vervolgens naar STOP hem uit het slot te
verwijderen. Bij verwijdering van de sleutel schakelt
automatisch het stuurslot in en kan het stuur niet meer worden
verdraaid.
fig. 157
A0J0038
175WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 180 of 280
Onthoud dat tijdens het slepen de rembekrachtiging en
de elektrische stuurbekrachtiging niet werken; om die
reden is meer kracht benodigd voor de bediening van
het rempedaal en het stuur. Gebruik geen elastische kabels voor
het slepen. Vermijd rukbewegingen. Controleer of er tijdens het
slepen geen delen van de auto door de sleepverbinding kunnen
worden beschadigd. Neem bij het slepen in elk geval de
wettelijke voorschriften in acht van het land waarin wordt
gereden en pas uw rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
de auto wordt gesleept. Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig schoon. Controleer of het
sleepoog volledig op de schroefdraadpen is gedraaid alvorens de
auto te slepen.
Gebruik sleepogen voor en achter alleen voor
noodgevallen op de weg. Het is toegestaan de auto op
korte afstanden te slepen m.b.v. geschikte middelen
conform de wegenverkeerswetgeving (starre stang), om de auto
op de weg te verplaatsen om hem gebruiksklaar te maken voor
het slepen of voor transport met takelwagen. Sleepogen MOGEN
NIET worden gebruikt om voertuigen off-road (d.w.z. op het
terrein) te slepen of waar hindernissen zijn en/of voor het slepen
met kabels of andere niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met voornoemde voorwaarden, moet men
voor het slepen twee voertuigen gebruiken (een slepend en een
gesleepte voertuig), beiden zoveel mogelijk op één lijn.
fig. 158
A0J0039
176WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDENNOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER