BMW 4 SERIES COUPE 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Page 131 of 271
Dynamic Traction Control DTC
activeren/deactiveren
DTC activeren Toets indrukken.
Het instrumentenpaneel geeft TRAC‐
TION weer en het controlelampje voor DSC
OFF gaat aan.
DTC deactiveren Toets opnieuw indrukken.
TRACTION en controlelampje DSC
OFF doven.
xDrive
xDrive is het vierwielaandrijvingssysteem van
uw auto. Door het samenwerken van xDrive en
DSC worden tractie en rijdynamiek verder ver‐
beterd. Het vierwielaandrijvingssysteem xDrive
verdeelt de aandrijfkrachten afhankelijk van
rijsituatie en gesteldheid van de weg variabel
over voor- en achteras.
Dynamische
schokdempercontrole
Principe
Het systeem reduceert ongewenste bewegin‐
gen van de auto bij een dynamische rijstijl of
een oneffen wegdek.
Afhankelijk van de toestand van het wegdek en
van de rijstijl worden daardoor de rijdynamiek
en het rijcomfort vergroot.
Programma
Het systeem biedt verschillende programma's.
De programma's kunnen met de rijbelevings‐
schakelaar, zie pagina 131, worden geselec‐
teerd.SPORT
Consequent sportieve regeling van de schok‐
dempers voor een reactief rijgedrag.
SPORT+ Consequent sportieve regeling van de schok‐
dempers voor een reactief rijgedrag met be‐
perkte koersstabiliteit.
COMFORT/ECO PRO Uitgebalanceerde afstelling van de auto.
Variabele sportbesturing
De variabele sportbesturing vergroot bij grote
stuurwieluitslag, bijv. bij scherpe bochten of bij
het inparkeren, de stuuruitslag van de voorwie‐
len. De besturing wordt directer.
Bovendien varieert afhankelijk van de snelheid
de bij het sturen benodigde kracht.
Zo wordt een sportief stuurgedrag mogelijk
gemaakt. Bovendien wordt het sturen bij het
inparkeren en maoeuvreren vergemakkelijkt.
Rijbelevingsschakelaar
Principe
Met de rijbelevingsschakelaar kunnen be‐
paalde eigenschappen van de auto worden
aangepast. Daarvoor staan verschillende pro‐
gramma's ter beschikking. Via de toets van de
rijbelevingsschakelaar en via de DSC OFF
toets kan steeds een programma worden ge‐
activeerd.Seite 131RijstabiliteitsregelsystemenBediening131
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 132 of 271
Overzicht
Toets in de auto
Bediening van de programma's
ToetsProgrammaDSC OFF
TRACTIONSPORT+
SPORT
COMFORT
ECO PRO
Automatisch wisselen van programma In de volgende situaties wordt zo nodig auto‐
matisch naar COMFORT gewisseld:
▷Bij uitval van de dynamische schokdem‐
percontrole.▷Bij uitval van de dynamische stabiliteits‐
controle DSC.▷Bij bandenpech.▷Bij inschakelen van de handmatige snel‐
heidsbegrenzer, zie pagina 124.▷Bij activering van de snelheidsregeling in
de modus TRACTION of DSC OFF.
DSC OFF
Met DSC OFF, zie pagina 130, wordt de rijst‐
abiliteit bij het accelereren en bij het rijden in
een bocht niet beperkt.
TRACTION
Met TRACTION wordt maximale tractie gele‐
verd op een losse ondergrond. Dynamische
tractiecontrole DTC, zie pagina 131, is inge‐
schakeld. De koersstabiliteit is bij het accelere‐
ren en bij het rijden in bochten beperkt.
SPORT+ Sportief rijden met geoptimaliseerde onder‐
stelafstelling en aangepaste motorregeling bij
beperkte koersstabilisering.
Dynamische tractiecontrole is ingeschakeld.
De bestuurder neemt een deel van de stabili‐
satietaak over.
SPORT+ activeren Druk zo vaak op de knop tot in de toe‐
renteller SPORT+ en in het instru‐
mentenpaneel het controlelampje voor DSC
OFF gaat branden.
Automatisch wisselen van programma Bij activering van de snelheidsregeling wordt
automatisch naar de modus SPORT gewis‐
seld.
Controle- en waarschuwingslampjes
Op het instrumentenpaneel wordt SPORT+
weergegeven.
Controlelampje DSC OFF brandt: dy‐
namische tractiecontrole is geacti‐
veerd.
SPORT Afhankelijk van de uitvoering, consequent
sportieve afstemming tussen het chassis, de
besturing en de motoraansturing voor een gro‐
tere souplesse en maximale koersstabiliteit.
Het programma kan individueel worden gecon‐
figureerd. De configuratie wordt voor het mo‐
menteel gebruikte profiel opgeslagen.Seite 132BedieningRijstabiliteitsregelsystemen132
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 133 of 271
SPORT activerenToets zo vaak indrukken tot in het in‐strumentenpaneel SPORT wordt
weergegeven.
SPORT configureren Bij geactiveerde weergave op het Control Dis‐
play, zie pagina 134, kan de rijmodus SPORT
individueel ingesteld worden.▷SPORT activeren.▷"SPORT configureren"▷Rijmodus SPORT configureren.
SPORT kan ook worden geconfigureerd voor‐
dat het wordt geactiveerd:
1."Instellingen"2."Rijmodus"3."SPORT configureren"4.Rijmodus configureren.
Bij activering van de rijmodus SPORT wordt
deze configuratie opgeroepen.
COMFORT
Voor een evenwichtige afstemming bij maxi‐
male koersstabiliteit.
COMFORT activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐strumentenpaneel COMFORT wordt
weergegeven.
In bepaalde situaties wordt automatisch naar
het programma COMFORT gewisseld, Auto‐
matisch wisselen van programma, zie pa‐
gina 132.
ECO PRO ECO PRO, zie pagina 188, biedt een conse‐
quent verbruiksverminderende afstemming
voor maximale actieradius bij maximale koers‐
stabilisering.
Comfortfuncties en de motorregeling worden
aangepast.
Het programma kan individueel worden gecon‐
figureerd.
ECO PRO activeren Toets zo vaak indrukken tot in het in‐
strumentenpaneel ECO PRO wordt
weergegeven.
ECO PRO configureren1.ECO PRO activeren.2."ECO PRO configureren"
Gewenste instellingen uitvoeren.
Rijprogramma configureren
Bij Rijmodus configureren kunnen instellingen
voor de volgende rijprogramma's gewijzigd
worden:
▷SPORT, zie pagina 133.▷ECO PRO, zie pagina 189.
Weergaven
Selectie van het programma Bij het drukken van de toetswordt een lijst met de te selec‐
teren programma's weergege‐
ven. Afhankelijk van de uitrus‐
ting kan de lijst in het
instrumentenpaneel afwijken van de afbeel‐
ding.
Geselecteerd programma Het geselecteerde programma
wordt op het instrumentenpa‐
neel weergegeven.
Seite 133RijstabiliteitsregelsystemenBediening133
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 134 of 271
Weergave op het Control DisplayHet wisselen van programma kan op het Con‐
trol Display worden weergegeven.1."Instellingen"2."Control-display"3."Info rijmodus tonen"
Wegrijassistent
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Bij overeenkomstige uitrusting bedraagt de
mogelijke stopduur 2 minuten.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Servotronic PrincipeDe Servotronic varieert de bij het sturen beno‐
digde stuurkracht, afhankelijk van de snelheid.
Bij lage snelheden wordt de stuurkracht sterk
ondersteund, d.w.z. bij het sturen is geringe
kracht nodig. Met toenemende snelheid wordt
de ondersteuning van de stuurkracht vermin‐
derd.
Tevens wordt de stuurkracht aangepast aan de
desbetreffende rijdmodus, zodat een spor‐
tieve-directe, resp. comfortabele stuurge‐
dracht wordt overgebracht.
Seite 134BedieningRijstabiliteitsregelsystemen134
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 135 of 271
RijcomfortUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Actieve snelheidsregeling
met Stop & Go-functie, ACC
PrincipeMet dit systeem kan een gewenste rijsnelheid
worden gekozen die bij vrije rijbaan door de
auto automatisch wordt gehandhaafd.
Binnen hetgeen mogelijk is past het systeem
de snelheid automatisch aan een langzamer
voorliggend voertuig aan.
De afstand die het systeem tot het voorliggend
voertuig houdt, kan worden gevarieerd.
Deze is om veiligheidsredenen snelheidsaf‐
hankelijk.
Om op afstand te blijven reduceert het sys‐
teem automatisch de snelheid, remt het even‐
tueel licht en versnelt het opnieuw als het
voorliggendevoertuig sneller beweegt.
Als het voorliggende voertuig tot stilstand af‐
remt en na korte tijd vertrekt, kan het systeem
dit in het gegeven kader registreren. De eigen
auto wordt automatisch afgeremd en accele‐
reert weer.
Als het voorliggende voertuig na langere tijd
weer vertrekt, kort het gaspedaal bedienen of
de juiste toets indrukken om het systeem weerte activeren. De auto wordt weer automatisch
versneld.
Zodra de rijbaan vrij is, wordt tot de gewenste
rijsnelheid versneld.
Deze wordt ook op neerwaarste hellingen wor‐
den gehandhaafd. Op opwaartse hellingen kan
de snelheid echter afnemen als het motorver‐
mogen niet toereikend is.
Algemeen
Naargelang de voertuiginstelling kunnen de
kenmerken van de snelheidsregeling op be‐
paalde punten veranderen.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Een onbeveiligde auto kan vanzelf in be‐
weging komen en wegrollen. Er bestaat gevaar
voor ongevallen. De auto voor het verlaten te‐
gen wegrollen beveiligen.
Om ervoor te zorgen dat de auto tegen wegrol‐
len beveiligd is, het volgende in acht nemen:▷Parkeerrem aantrekken.▷Op hellingen de voorwielen in de richting
van de stoeprand draaien.▷Op hellingen de auto extra beveiligen, bijv.
met een wielkeg.◀Seite 135RijcomfortBediening135
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 136 of 271
Overzicht
Toetsen op stuurwielToetsFunctieSnelheidsregeling aan/uit, onderbre‐
ken, zie pagina 136Snelheid oproepen, zie pagina 138Afstand verkleinen, zie pagina 137Afstand vergroten, zie pagina 137Tuimelschakelaar:
Snelheid handhaven, opslaan, wijzi‐
gen, zie pagina 137
De volgorde van de toetsen varieert afhankelijk
van de landspecifieke of gekozen speciale uit‐
rusting.
Radarsensor
Om voorliggende voertuigen te detecteren,
bevat de bumper een radarsensor.
Radarsensor schoon en vrij houden.
Snelheidsregeling in-/uitschakelen en
onderbreken
Inschakelen Toets op het stuurwiel indrukken.
De controlelampjes in het instrumentenpaneel
branden en de markering op de snelheidsme‐
ter wordt op de huidige snelheid gezet.
Snelheidsregeling kan worden gebruikt.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Uitschakelen
Bij uitschakelen in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
Toets op het stuurwiel indrukken.▷Bij ingeschakeld systeem: tweemaal in‐
drukken.▷Bij onderbroken werking: eenmaal indruk‐
ken.
De weergaven verdwijnen. De opgeslagen ge‐
wenste rijsnelheid wordt gewist.
Onderbreken Bij geactiveerde toestand toets in het
stuurwiel indrukken.
Bij onderbreken in stilstand tegelijkertijd de
rem indrukken.
De werking van het systeem wordt in de vol‐
gende situaties automatisch onderbroken:
▷Als er geremd wordt.▷Wanneer uit de keuzehendelstand D naar
een andere stand geschakeld wordt.▷Als de dynamische tractiecontrole DTC
wordt geactiveerd of DSC wordt gedeacti‐
veerd.▷Als DSC regelt.▷Als met de rijbelevingsschakelaar SPORT+
wordt geactiveerd.▷Als bij stilstaande auto de veiligheidsgordel
en het bestuurdersportier worden ge‐
opend.▷Als het systeem reeds lang geen objecten
herkent, bijv. op weinig bereden routes
zonder randbegrenzing.Seite 136BedieningRijcomfort136
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 137 of 271
▷Wanneer het detectiegebied van de radar
verstoord is, bijv. door vuil of hevige neer‐
slag.▷Na een langere stilstand, wanneer de auto
door het systeem tot stilstand is afgeremd.
Snelheid aanhouden, opslaan,
wijzigen
Aanwijzingen WAARSCHUWING
De ingestelde snelheid kan abusievelijk
verkeerd ingesteld of opgeroepen worden. Er
bestaat gevaar voor ongevallen. Ingestelde
snelheid aan de verkeerssituatie aanpassen.
Verkeerssituatie observeren en in de betref‐
fende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Gevaar voor ongevallen door te grote
snelheidsverschillen t.o.v. andere voertuigen,
bijv. in de volgende situaties:
▷Snel van achteren naderen van een lang‐
zaam rijdend voertuig.▷Plotseling uitwijkend voertuig naar de ei‐
gen rijbaan.▷Snel naar stilstaande voertuigen toe rijden.
Er bestaat kans op letsel of levensgevaar. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
Snelheid handhaven, opslaan
Tuimelschakelaar bij onderbroken werkin een‐
maal indrukken.
Bij ingeschakeld systeem wordt de gereden
snelheid gehandhaafd en als gewenste rijsnel‐
heid opgeslagen.
Deze wordt op de snelheidsmeter en kort op
het instrumentenpaneel afgebeeld, zie pa‐
gina 138.
De dynamische stabiliteitscontrole DSC wordt
evt. ingeschakeld.
Snelheid wijzigen
Zo vaak op de tuimelschakelaar naar boven of
onder drukken, tot de gewenste rijsnelheid is
ingesteld.
In actieve toestand wordt de weergegeven
snelheid opgeslagen en bereikt voor zover de verkeerssituatie dit toelaat.▷Drukken van de tuimelschakelaar tot het
drukpunt verhoogt of verlaagt de gewenste
rijsnelheid telkens met ca. 1 km/h.▷Drukken op de tuimelschakelaar door het
drukpunt heen verhoogt of verlaagt de ge‐
wenste rijsnelheid telkens tot het volgende
tiental van de km/h snelheidsmeter.
Tuimelschakelaar in de betreffende stand hou‐
den om de actie te herhalen.
Afstand WAARSCHUWING
Het systeem ontslaat u niet van uw eigen
verantwoording. In verband met systeembe‐
perkingen kan pas laat afgeremd worden. Er
bestaat kans op een ongeval of schade. Ver‐
keerssituatie altijd goed in de gaten houden.
De afstand aan de verkeers- en weersomstan‐
digheden aanpassen en de voorgeschreven
veiligheidsafstand eventueel door remmen
aanhouden.◀
Afstand verkleinen Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Seite 137RijcomfortBediening137
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 138 of 271
Gekozen afstand, zie pagina 139, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Afstand vergroten Toets zo vaak indrukken tot de ge‐
wenste afstand is ingesteld.
Gekozen afstand, zie pagina 139, wordt op het
instrumentenpaneel weergegeven.
Gewenste snelheid en afstand
oproepen
Tijdens het rijden Met ingeschakeld systeem de toets
indrukken.
In de volgende gevallen wordt de opgeslagen snelheidswaarde gewist en kan deze niet meer
worden opgeroepen:▷Bij het uitschakelen van het systeem.▷Bij het uitschakelen van het contact.
Bij stilstand
De auto wordt door het systeem tot stilstand
afgeremd:
▷Groene markering in de snelheidsmeter:
De eigen auto versnelt automatisch zodra
het voertuig in het detectiegebied van de
radarsensor wegrijdt.▷Markering in de snelheidsmeter verandert
in oranje: geen automatisch wegrijden.
Om automatisch te accelereren tot de ge‐
wenste snelheid, kort het gaspedaal bedie‐
nen of de RES-toets indrukken.
Roulerende balken in de afstandsindicatie ge‐
ven aan dat het voertuig in het detectiegebied
van de radarsensor weggereden is.
Het systeem is onderbroken, of de eigen auto
is actief door indrukken van de rem tot stil‐
stand gebracht en staat achter een ander voer‐
tuig:1. Toets indrukken, om een opgesla‐
gen gewenste rijsnelheid op te roepen.2.Rem loslaten.3.Kort het gaspedaal bedienen, RES-toets of
tuimelschakelaar indrukken, als het voer‐
tuig voor u wegrijdt.
Omschakelen tussen
snelheidsregeling met/zonder
afstandsregeling
WAARSCHUWING
Het systeem reageert niet op voorlig‐
gend verkeer, maar houdt de opgeslagen snel‐
heid aan. Er bestaat kans op een ongeval of
schade. Gewenste rijsnelheid aan de verkeers‐
situatie aanpassen en eventueel remmen.◀
Omschakelen naar snelheidsregeling zonder
afstandsregeling:
Toets indrukken en ingedrukt houden
of
Toets indrukken en ingedrukt houden.
Om terug te schakelen naar snelheidsregeling
met afstandsregeling, de toets nogmaals kort
indrukken.
Na het omschakelen wordt een Check-Con‐
trol-melding weergegeven.
Weergaven op het
instrumentenpaneel
Gewenste snelheid
▷Markering brandt groen:
systeem is actief.▷Markering brandt oranje:
systeem is onderbroken.▷Markering brandt niet: sys‐
teem is uitgeschakeld.Seite 138BedieningRijcomfort138
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 139 of 271
Korte statusweergaveGekozen voorkeurssnelheid.
Als er geen snelheid wordt weergegeven, is er
op dit moment eventueel niet voldaan aan de
voorwaarden die voor de werking vereist zijn.
Voertuigafstand
De gekozen afstand tot het voorliggende voer‐
tuig wordt weergegeven.AfstandsindicatieAfstand 1Afstand 2Afstand 3
Is na inschakelen van het systeem
automatisch ingesteld. Komt over‐
een met ca. de helft van de waarde
van de km/h-weergave in meters.Afstand 4Systeem onderbroken of afstands‐
regeling gedeactiveerd omdat het
gaspedaal werd bediend zonder
identificatie voertuig.Afstandsregeling gedeactiveerd,
omdat het gaspedaal werd bediend
met identificatie voertuig.Roulerende balken: waargenomen voertuig is
weggereden.
ACC versnelt niet verder. Om verder te ver‐
snellen ACC activeren door kort het gaspe‐
daal te bedienen, RES-toets of tuimelschake‐
laar te drukken.Controle- en waarschuwingslampjes
Symbool brandt oranje:
Voorligger gedetecteerd.
Symbool knippert oranje:
Aan de voorwaarden voor het gebruik
van het systeem wordt niet meer vol‐
daan.
Het systeem is gedeactiveerd, maar remt af tot
uw actieve overname door indrukken van het
rempedaal of het gaspedaal.
Symbool knippert rood en er klinkt een
signaal:
Oproep om in te grijpen door remmen
en evt. uitwijken.
Weergaven in het Head-Up Display Een deel van de informatie over het systeem
kan ook worden weergegeven op het Head-Up
Display.
Grenzen van het systeem
Snelheidsbereik
Het optimale toepassingsgebied zijn goed in‐
gerichte straten.
De minimaal instelbare snelheid bedraagt
30 km/h. De maximaal instelbare snelheid
hangt af van de auto.
Het systeem kan ook in stilstand worden geac‐
tiveerd.
Bij gebruik altijd de wettelijk voorgeschreven
maximale snelheid in acht nemen.
Na het overschakelen op snelheidsregeling
zonder afstandsregeling kunnen ook hogere
gewenste rijsnelheden worden gekozen.Seite 139RijcomfortBediening139
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 140 of 271
Detectiegebied
Het detectievermogen van het systeem en het
automatische remvermogen zijn beperkt.
Tweewielers voor de auto worden bijvoorbeeld
mogelijk niet waargenomen.
Vertraging
Het systeem vertraagt niet bij een stilstaand obstakel op dezelfde rijstrook, bijv. bij een
voertuig voor een rood verkeerslicht of aan het
einde van een file.
Het systeem reageert eveneens niet in de vol‐
gende situaties:
▷Bij voetgangers of dergelijke langzame ver‐
keersdeelnemers.▷Bij rode verkeerslichten.▷Bij stilstaande objecten.▷Bij kruisend verkeer.▷Bij tegemoetkomend verkeer.
Invoegende voertuigen
Een voorligger wordt pas herkend, als deze
zich volledig op de eigen strook bevindt.
Bij het plotseling uitwijken van een voorligger
op uw rijstrook kan het systeem de ingestelde
afstand soms niet meer zelfstandig herstellen.
Dit geldt ook voor grote snelheidsverschillen
ten opzichte van voor u rijdende voertuigen,
bijv. bij het snel naderen van een vrachtauto.
Het systeem verzoekt u om bij een met zeker‐
heid gedetecteerde voorligger in te grijpen
door af te remmen en eventueel uit te wijken.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
Plotselinge verandering van rijbaan
Als een voertuig voor u achter een stilstaand
voertuig plotseling van rijbaan verandert, moet
u zelf reageren, omdat het systeem niet op stil‐
staande voertuigen reageert.
Seite 140BedieningRijcomfort140
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15