CITROEN C3 PICASSO 2012 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 51 of 245

3
49
COMFORT

2. Luchtopbrengstregeling


)
Draai de knop in één
van
de vijf
standen om de ge-
wenste luchtopbrengst te
verkrijgen.
Voorruit, zijruiten en beenruimte.



)
Draai de knop van blauw
(koel) naar rood (warm) om
de temperatuur naar be-
hoefte in te stellen.

Voorruit en zijruiten.
1. Temperatuurregeling










De verwarming/ventilatie en aircondi-
tioning werken uitsluitend bij draaiende
motor.
)
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de
stand 0
staat (uitschakeling
van het systeem), wordt het
thermische comfort niet meer
geregeld. Er blijft door de rij-
wind echter nog wel een klei-
ne luchtstroom gehandhaafd.


3. Luchtverdeling
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING


De achterruitverwar-
ming kan worden in-
geschakeld met de
toets op het bedie-
ningspaneel van de
verwarming of air-
conditioning.
ACHTERRUITVERWARMING


)
Schakel, zodra de omstan-
digheden het toelaten, de
achterruit- en buitenspiegel-
verwarming uit. Dit leidt tot een
lager stroomverbruik, waar-
door uw auto minder brandstof
verbruikt.



Aan

De achterruitverwarming werkt uitslui-
tend bij draaiende motor.


)
Druk op deze toets om de achter-
ruit en de buitenspiegels te ontwa-
semen. Het verklikkerlampje van de
toets gaat branden.



Uit

De achterruitverwarming wordt automa-
tisch uitgeschakeld om onnodig brand-
stofverbruik te voorkomen.


)
U kunt de achterruitverwarming ook
eerder uitschakelen door nogmaals
op de toets te drukken. Het verklik-
kerlampje van de toets gaat uit.

Page 52 of 245

3
50
COMFORT
Beenruimte.
Middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
De luchtstroom kan worden
gevarieerd door de knop in
een middenstand te zetten.

4. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
De toevoer van buitenlucht voorkomt
het beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de lucht-
toevoer af te sluiten bij stank en stof-
overlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer
van buitenlucht weer in om te voorko-
men dat de luchtkwaliteit in het interieur
achteruitgaat en de ruiten beslaan.


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
brandt om aan te geven dat
de luchtrecirculatie is inge-
schakeld.

)
Druk nogmaals op de toets om de
toevoer van buitenlucht weer in te
schakelen. Het lampje gaat uit.



5. Airconditioning aan/uit
Het systeem stelt u in staat:


- de temperatuur in het interieur 's zo-
mers te verlagen,

-
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.



Uit


)
Druk nogmaals op de toets "A/C"
:
het lampje van de toets gaat uit.
Door het uitschakelen van de aircondi-
tioning kan hinder ontstaan (vocht, be-
slaan van ruiten).
De airconditioning kan tijdens
alle seizoenen effectief ge-
bruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten.

Aan


)
Druk op de toets "A/C"
: het lampje
van de toets gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de aan-
jagerknop 2
in de stand "0"
staat .

Om de toevoer van koele lucht te
versnellen kunt u gedurende enkele
ogenblikken de recirculatie van de inte-
rieurlucht inschakelen. Schakel daarna
weer over op de toevoer van buiten-
lucht.

Page 53 of 245

3
51
COMFORT
Om bij koude motor de toevoer
van koude lucht te beperken,
wordt de aanjagerregeling ge-
leidelijk op het optimale niveau
gebracht.
Bij koud weer wordt de warme
lucht uitsluitend naar de voorruit,
de zijruiten en de beenruimte
van de passagiers verdeeld. Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of ho-
ger is dan de ingestelde waarde,
heeft het geen zin om voor het
gewenste comfort de ingestelde
waarde te wijzigen. Het systeem
compenseert automatisch en zo
snel mogelijk het temperatuur-
verschil.
De airconditioning werkt uitsluitend bij
draaiende motor. De bestuurder en de voorpas-
sagier kunnen de temperatuur
afzonderlijk naar wens instel-
len.


)
Draai de knop 2
of 3
naar links of
naar rechts om deze waarde te ver-
lagen of te verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de
waarde 21 aanbevolen. Niettemin is af-
hankelijk van uw wensen een afstelling
tussen 18 en 24 gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raad-
zaam dat het verschil in instelling links
en rechts niet meer dan 3 bedraagt.
4. Automatisch programma "zicht"
In sommige gevallen kan het
programma "comfort" niet
toereikend blijken om de rui-
ten condens- en ijsvrij te hou-
den (vocht, veel inzittenden,
vorst...).


)
Kies in dat geval het automatische
programma "zicht".
Het systeem regelt automatisch de
airconditioning, de luchtopbrengst, de
luchttoevoer en de luchtverdeling naar
de luchtroosters voor een optimale ont-
waseming van de voorruit en zijruiten.

Automatische werking



)
Druk op de toets "AUTO"
.
Het lampje van de toets
gaat branden.
2. Regeling bestuurderszijde
AUTOMATISCHE AIRCONDITIONING
MET GESCHEIDEN REGELING
Het is raadzaam deze stand te gebrui-
ken: het systeem regelt de temperatuur,
de luchtopbrengst, de luchtverdeling
naar de luchtroosters en de luchtrecir-
culatie automatisch en optimaal aan de
hand van de door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen
effectief gebruikt worden, mits de ruiten
zijn gesloten. De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald comfort-
niveau en niet op de werkelijke tempera-
tuur in graden Celsius of Fahrenheit.


)
Druk nogmaals op de toets "zicht"

of op de toets "AUTO"
om dit pro-
gramma af te sluiten. Het lampje van
de toets "zicht" gaat uit en dat van
de toets "AUTO"
gaat branden.


1. Automatisch programma "comfort"
3. Regeling passagierszijde







Bij auto's met een Stop & Start-systeem geldt
dat zolang de voorruitontwaseming in wer-
king is, de STOP-functie niet beschikbaar is.

Page 54 of 245

3
52
COMFORT

Handmatig verstellen

Al naar gelang uw wensen kunt u de au-
tomatische bediening van het systeem
handmatig aanpassen. De overige func-
ties worden automatisch geregeld.


)
Druk op de toets "AUTO"
om het
systeem weer volledig automatisch
te laten functioneren.


)
Druk op deze toets om de
airconditioning uit te scha-
kelen.
6. Regeling luchtverdeling


)
Druk op één of meer toet-
sen om de luchtstroom te
verdelen naar:

7. Regeling luchtopbrengst


)
Draai deze knop naar links
om de luchtopbrengst te
verminderen of naar rechts
om deze te verhogen.

8. Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Uitschakelen van het systeem



)
Draai de knop van de luchtopbrengst
naar links tot alle lampjes uitgaan.
Alle functies van de airconditioning en
het ventilatiesysteem worden dan uitge-
schakeld.
De temperatuur wordt dan niet meer
geregeld, maar er blijft een kleine lucht-
stroom gehandhaafd.


)
Draai de knop van de luchtop-
brengst naar rechts of druk op de
toets "AUTO"
om het systeem weer
met de laatst ingestelde waarden in
te schakelen.


)
Druk op deze toets om de
lucht in het interieur te la-
ten recirculeren. Het lampje
van de toets gaat branden.
5. Airconditioning aan/uit
Vermijd het te lang rijden met
ingeschakelde luchtrecirculatie
of een uitgeschakeld systeem
om te voorkomen dat de ruiten
beslaan of de luchtkwaliteit ver-
mindert.

- de voorruit en de zijruiten (ontwase-
men of ontdooien),

- de voorruit, de zijruiten en de venti-
latieroosters,

- de voorruit, de zijruiten, de ventila-
tieroosters en de beenruimte van de
passagiers,

- de ventilatieroosters en de been-
ruimte van de passagiers,

- de ventilatieroosters,

- de beenruimte van de passagiers,

- de voorruit, de zijruiten en de been-
ruimte van de passagiers.


De lampjes van de luchtopbrengst, tus-
sen de twee propellers, gaan afhanke-
lijk van de ingestelde waarde geleidelijk
branden.

)
Druk de toets, zodra de luchtrecir-
culatie niet meer nodig is, nogmaals
in om de toevoer van buitenlucht te
hervatten en het beslaan van de rui-
ten te voorkomen. Het lampje van
de toets gaat uit.

Om het interieur maximaal te
verkoelen of te verwarmen is het
mogelijk de minimale waarde
14 of de maximale waarde 28 te
overschrijden.


)
Draai de knop 2
of 3
naar
links totdat "LO"
verschijnt
of naar rechts totdat "HI"

verschijnt.
9. Centrale regeling/gescheiden
regeling


)
Druk op deze toets om de
instellingen van de passa-
gierszijde af te stemmen op
die van de bestuurderszij-
de (centrale regeling). Het
lampje van de toets gaat
branden.


De luchtrecirculatie dient om de toevoer
van buitenlucht bij stank en stofoverlast
af te sluiten. Als de airconditioning wordt uitgescha-
keld, wordt het thermische comfort niet
meer geregeld (vocht, beslagen ruiten).


)
Druk de toets nogmaals in zodra
dit mogelijk is om de automatische
werking van de airconditioning te
hervatten. Het lampje van de toets
"A/C"
gaat branden

.

Page 55 of 245

3
COMFORT
Voer om veiligheidsredenen han-
delingen met het geurelement uit-
sluitend uit bij stilstaande auto.
Haal geurelementen niet uit el-
kaar.
Probeer de parfumeur of de geu-
relementen niet bij te vullen.
Vermijd elk contact met de huid
en met de ogen.
Houd de geurelementen buiten
het bereik van kinderen en huis-
dieren.
Houd de middelste ventilatie-
roosters geopend.
De geursterkte is mede afhan-
kelijk van de instellingen van de
ventilatie en de airconditioning.

De parfumeur, die voor een aangena-
me geur in de auto zorgt, kan met een
draaiknop naar wens worden ingesteld.
Het geurelement is in verschillende
geuren leverbaar.

Geurelement plaatsen


)
Verwijder de houder van het ele-
ment.

)
Plaats het element (met de bloem
rechtsboven).

)
Druk de knop in en draai deze een
kwart omwenteling met de wijzers
van de klok mee.



De regelknop is geïntegreerd in het
dashboard of in het bovenste opberg-
vak van het dashboard.
Met behulp van deze knop kunt u de
sterkte van de geur instellen.


)
Draai de knop naar rechts om de
geur in de auto te verspreiden.

)
Draai de knop naar links om de par-
fumeur af te sluiten.
Geurelement

Het geurelement kan zeer eenvoudig
worden vervangen.
U kunt het geurelement op elk moment
verwisselen en buiten de auto bewaren,
dankzij de houder waarmee het element
kan worden afgesloten als het reeds is
gebruikt.
Bij het CITROËN-netwerk of een ge-
kwalifi ceerde werkplaats zijn verschil-
lende geuren leverbaar.
Geurelement verwijderen


)
Druk het element in en draai het een
kwart omwenteling tegen de wijzers
van de klok in.

)
Verwijder het element

)
Sluit het element af met de houder.

Gooi het originele element niet
weg: dit moet worden gebruikt
om het systeem af te sluiten als
de geurelementen niet worden
gebruikt.
Draai de knop voor een langere
levensduur van het geurelement
naar links zodra de sterkte van
de geur in het interieur voldoen-
de is.

Page 56 of 245

3
54
COMFORT
VOORSTOELEN
De zitting, de rugleuning en de hoofd-
steun zijn verstelbaar voor een optimale
zitpositie.

Hoogteverstelling bestuurdersstoel
Rugleuningverstelling

Verstelling in lengterichting


)
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.


)
Trek de hendel omhoog of duw deze
omlaag tot de gewenste stand be-
reikt is.


)
Duw de handgreep naar achteren.

Page 57 of 245

3
55
COMFORT


)
Druk op de knop onder het uiteinde
van de armsteun om deze te ont-
grendelen.

)
Zet de armsteun in de laagste stand.

)
Trek de armsteun stapsgewijs om-
hoog tot u de gewenste stand heeft
bereikt.
Voor het opklappen van de hoofdsteun
licht u deze op en duwt u hem naar ach-
teren tot voorbij het weerstandspunt.

Hoogteverstelling hoofdsteun


)
Trek de hoofdsteun naar boven om
deze hoger te zetten.

)
Druk op de pal A
en trek de hoofd-
steun omhoog om hem te verwijde-
ren.

)
Steek om de hoofdsteun terug te
zetten de pennen van de hoofd-
steun recht in de openingen van de
rugleuning tot de hoofdsteun op zijn
plaats blijft.

)
Druk gelijktijdig op de pal A
en op de
hoofdsteun om deze lager te zetten. Voor de veiligheid is het frame
van de hoofdsteun gekarteld om
te voorkomen dat de hoofdsteun
zakt in het geval van een aan-
rijding.

De juiste stand van de hoofd-
steun is als de bovenzijde van
de hoofdsteun zich ter hoog-
te van de bovenzijde van het
hoofd bevindt.

Ga nooit rijden als de hoofdsteu-
nen zijn verwijderd. De hoofd-
steunen moeten zijn geplaatst
en correct zijn afgesteld.

Afstellen van de armsteun
Aanvullende instellingen










Bediening stoelverwarming


)
Met de draaiknop naast de voorstoel
kan de stoelverwarming ingescha-
keld worden en kan een verwar-
mingsstand worden geselecteerd:

0
: Uit.

1
: Laag.

2
: Gemiddeld.

3
: Hoog.
Bij draaiende motor is de stoelverwar-
ming voor beide voorstoelen afzonder-
lijk regelbaar.

Page 58 of 245

3
56
COMFORT







Tafelstand van de passagiersstoel vóór

Vergeet niet, alvorens u deze han-
delingen uitvoert, het opklaptafeltje
aan de achterzijde van de rugleu-
ning in te klappen.
In verband met de veiligheid mag
de achterpassagier zijn voeten niet
op de in de tafelstand geplaatste
voorstoel leggen.



Als deze stoel net als de achterbank in
de tafelstand staat, kunnen lange voor-
werpen vervoerd worden.


)
Duw de hendel naar boven en houd
de rugleuning vast terwijl u deze
neerklapt op het zitgedeelte.Klap de
hendel van de rugleuningverstelling
om om de rugleuning volledig neer
te klappen.

)
Terugplaatsen van de rugleuning:
zet de rugleuning omhoog en druk
hem in de vergrendelde stand.
ACHTERBANK
Verstelling in lengterichting

Verstelling van de rugleuning



)
Trek aan de hendel en schuif de
achterbank naar voren of naar ach-
teren.
Elk achterbankdeel (1/3 - 2/3) is afzon-
derlijk verstelbaar.
Er zijn twee standen:


- rechtop,

- naar achteren.
Verstellen van de rugleuning:


)
Trek de hendel naar voren.

Page 59 of 245

3
57
COMFORT
Ingeklapte stand


)
Verplaats, indien nodig, de voorstoel
naar voren.

)
Verplaats de zitting van de bank zo
ver mogelijk naar achteren.

)
Schuif de hoofdsteunen in.

)
Trek aan hendel A
om de rugleu-
ning te ontgrendelen, waarna deze
neerklapt op de zitting.
De bank verdwijnt in de vloer, waarna u
over een vlakke doorlopende vloer be-
schikt.
De rugleuning terugplaatsen:


)
Kantel de rugleuning naar achteren
totdat deze blokkeert.

)
Zet het zitgedeelte in de gewenste
stand.

Verstellen van de hoofdsteunen

De deelbare achterbank (1/3 - 2/3) is
voorzien van kommavormige hoofd-
steunen.
Ze zijn verstelbaar in een hoge stand
(comfort en veiligheid) en in een lage
stand (zicht naar achteren).
Ze zijn bovendien verwijderbaar; ga als
volgt te werk:


)
trek de hoofdsteun omhoog tot de
aanslag,

)
druk vervolgens tegen de nok A
.
Rijd nooit met verwijderde
hoofdsteunen wanneer zich
passagiers op de achterbank
bevinden. Zorg ervoor dat ze ge-
plaatst zijn en in de hoge stand
staan. Let er bij het terugplaatsen op
dat de gordels niet klem komen
te zitten.

Page 60 of 245

3
COMFORT
De weergegeven objecten in de
buitenspiegels lijken verder af
dan ze in werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten
opzichte van achteropkomend
verkeer goed in te schatten.

SPIEGELS

Buitenspiegels

De buitenspiegel is elektrisch verstel-
baar.
Aan de onderkant van het spiegelhuis
is een in- en uitstapverlichting geïnte-
greerd.
Deze verlichting gaat branden bij het
openen of sluiten van een portier. De
verlichting werkt volgens een tijdscha-
keling.

Inklappen


)
Van buitenaf: vergrendel de auto
met de afstandsbediening of de
sleutel.

)
Vanuit het interieur: trek bij aange-
zet contact de schakelaar A
vanuit
de middelste stand naar achteren.
Het automatisch in- en uitklap-
pen van de buitenspiegels kan
worden gedeactiveerd door het
CITROËN-netwerk of door een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Klap de elektrisch bediende
spiegels nooit handmatig in of
uit.

Verstellen

Uitklappen


)
Van buitenaf: ontgrendel de auto
met de afstandsbediening of de
sleutel.

)
Vanuit het interieur: trek bij aange-
zet contact de schakelaar A
vanuit
de middelste stand naar achteren.

Als de buitenspiegels zijn ingeklapt
met behulp van de schakelaar A
, wor-
den ze niet automatisch uitgeklapt als
de auto wordt ontgrendeld. Trek nog-
maals de schakelaar A
naar achteren
om de buitenspiegels uit te klappen.



)
Zet de knop A
naar links of rechts
om de desbetreffende spiegel te se-
lecteren.

)
Duw de knop B
in de 4 richtingen
om de spiegel af te stellen.

)
Zet de knop A
weer in het midden.

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 ... 250 next >