CITROEN JUMPER 2015 Instructieboekjes (in Dutch)

Page 101 of 248

99
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Opnieuw inschakelen
Het ASR-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact opnieuw wordt aangezet.
- Druk nogmaals op deze knop om het systeem
handmatig weer in te schakelen.
Storing Als dit verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding ter bevestiging op het
display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in het ASR-systeem.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Het ASR- en het CDS-systeem zorgen voor
meer veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot het
nemen van meer risico's of tot het te snel rijden.
De goede werking van de systemen wordt
verzekerd door de naleving van de voorschriften
van de constructeur op het gebied van wielen
(banden en velgen), onderdelen van het
remsysteem, elektronische onderdelen alsmede
de montageprocedure en het uitvoeren van
werkzaamheden door het netwerk.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of door
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Intelligent Traction Control
Systeem dat zorgt voor extra tractie in
situaties met weinig grip (sneeuw, ijzel,
modder...).
Dit systeem signaleert situaties met weinig
grip en zorgt ervoor dat u onder deze
omstandigheden kunt wegrijden en kunt
blijven rijden.
In dergelijke omstandigheden neemt de
Intelligent Traction Control het over van
het ASR -systeem door de aandrijfkracht
over te brengen op het wiel met de
meeste grip, waardoor de tractie en de
bestuurbaarheid optimaal zijn.
Load Adaptive Control
Het werkelijke totaalgewicht van een
bedrijfsauto is sterk afhankelijk van de mate
van belading. De plaats van het zwaartepunt
kan dus veranderen in lengterichting, maar
ook in verticale richting.
Elke verandering heeft invloed op het
remmen, de tractie, het bochtgedrag en de
neiging tot omslaan.
De Load Adaptive Control berekent het
werkelijke totaalgewicht door het gedrag van
de auto tijdens het accelereren en remmen
te analyseren.
Dit systeem past vervolgens de werking
van het CDS- en het ASR-systeem aan
de gewichtsverdeling van de auto aan.
In noodsituaties blijft de auto zo beter de
opgelegde koers volgen.

Page 102 of 248

100
Veiligheid tijdens het rijden
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Hulpsysteem bij een afdalen van een
helling op wegdek met weinig grip (modder,
gravel enz.).
Dit systeem beperkt de kans op wegglijden
van de auto en de kans dat de auto te veel
vaart maakt tijdens een afdaling.
Het werkt volledig samen met de Intelligent
Traction Control .
Hill Descent Control
Inschakelen

Bij het starten van de motor is het systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen; het
verklikkerlampje van de knop gaat branden.
Het systeem werkt slechts bij hellingen van meer
dan 8%.
Dit systeem is actief tot een snelheid van ongeveer
30 km/h.
Zodra de wagensnelheid hoger wordt dan
30 km/h, wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld. Het verklikkerlampje van de knop
blijft echter branden.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld
zodra de wagensnelheid lager wordt dan 30 km/h.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Bij een storing in de Hill Descent
Control gaat dit verklikkerlampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Inschakelen
Bij het starten van de auto is dit systeem
uitgeschakeld.
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem in te schakelen;
het lampje van de knop gaat branden.
Het systeem blijft actief tot ongeveer
30 km/h.
Zodra u sneller rijdt dan 30 km/h, wordt het
systeem automatisch uitgeschakeld, maar
blijft het lampje van de knop branden.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld zodra u weer langzamer dan
30 km/h rijdt.
Uitschakelen
Druk op deze knop in het midden van het
dashboard om het systeem uit te schakelen.
Het lampje van de knop gaat uit en de ASR
is weer actief.
Storing Bij een storing in de Intelligent
Traction Control gaat dit lampje
branden.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.

Page 103 of 248

101
5
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
LANE DEPARTURE WARNING SYSTEM (LDWS)
Dit systeem registreert wanneer de
bestuurder onvrijwillig een rijstrookmarkering
(doorgetrokken of onderbroken streep)
overschrijdt.
Een centraal tegen het bovenste deel van
de voorruit gemonteerde camera scant de
weg en geeft een waarschuwing als de auto
de rijstrook verlaat (bij een wagensnelheid
hoger dan 60 km/h).
Dit systeem werkt met name optimaal op
snelwegen en autowegen.
Uitschakelen
- Druk op deze knop om het systeem uit te schakelen; het lampje van de knop gaat
branden.
De status van het systeem blijft na het afzetten
van het contact in het geheugen opgeslagen.
Inschakelen
- Druk op deze knop om het systeem weer in te schakelen; het verklikkerlampje van
de knop gaat uit.
Detectie
Bij een koersafwijking wordt u gewaarschuwd
door het branden van een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel en een geluidssignaal:
Storing
Bij een storing gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding ter
bevestiging op het display.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het LDWS is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven en verantwoordelijk is. - knipperen van het linker
verklikkerlampje bij een
afwijking naar links,
Als de richtingaanwijzer is ingeschakeld,
en ongeveer 20 seconden nadat deze
is uitgeschakeld, wordt er geen enkele
waarschuwing gegeven.
Het is mogelijk dat een waarschuwing wordt
gegeven bij het overschrijden van een pijl op de
weg of een niet-offi ciële markering (bijv. graffi ti).
Er kunnen storingen in de detectie optreden:
- als de rijstrookmarkeringen weggesleten zijn,
- als er weinig contrast is tussen het wegdek en de markeringen. - knipperen van het rechter
verklikkerlampje bij een
afwijking naar rechts.

Page 104 of 248

Veiligheidsgordels
102
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
VEILIGHEIDSGORDELS CABINE
De bestuurdersstoel is voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u als uitrusting achteraf een bank in
de auto monteren, dan dient deze voorzien
te zijn van veiligheidsgordels.
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTERZITPLAATSEN
De stoelen/banken zijn voorzien van
driepunts veiligheidsgordels met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Hoogteverstelling
Knijp de knop van de geleider in en schuif deze
omhoog of omlaag (veiligheidsgordel aan de
zijde van de bestuurdersstoel en de zijde van
de zitplaats van de buitenste voorpassagier).
De veiligheidsgordel van de middelste
zitplaats is niet in hoogte verstelbaar.
Vastmaken
Trek de gordel met een gelijkmatige
beweging voor u langs en verzeker u ervan
dat deze niet gedraaid is.
Steek de gesp in de gordelsluiting.
Trek kort en snel aan de gordel om de
automatische blokkering van de gesp te
controleren.
Losmaken
Druk op de rode knop van de gordelsluiting. De veiligheidsgordel
rolt automatisch op maar het wordt aanbevolen de
veiligheidsgordel vast te houden terwijl deze zich oprolt.
Uit veiligheidsoverwegingen mag deze
handeling niet tijdens het rijden worden
uitgevoerd.
Verklikkerlampje veiligheidsgordel bestuurder
DUBBELE CABINE
De achterste zitplaatsen zijn voorzien van
driepuntsgordels en oprolautomaten.
Gebruik de veiligheidsgordel slechts voor
1 persoon per zitplaats. Als de veiligheidsgordel van de
bestuurder is losgemaakt, kan bij
auto's met het Stop & Start-systeem de
START-stand van de motor niet worden
geactiveerd. De motor kan dan uitsluitend
met de contactsleutel worden gestart. Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt, gaat bij het starten van
de motor het verklikkerlampje branden.

Page 105 of 248

Veiligheidsgordels
103
5
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van de
inzittenden getrokken wordt.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto.
De veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners werken alleen als het contact
aan staat.
U kunt de gordel losmaken door de rode
knop op de gesphouder in te drukken. Geleid
de gordel tijdens het oprollen. Gebruiksvoorschrift
De bestuurder dient er vóór het wegrijden
zeker van te zijn dat alle inzittenden hun
veiligheidsgordels op de juiste manier
hebben vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die ervoor zorgt dat de lengte
van de gordel automatisch wordt aangepast
aan uw lichaamsbouw.
Gebruik geen accessoires om de
veiligheidsgordels minder strak te laten
aansluiten (zoals wasknijpers, klemmen,
veiligheidsspelden, ...).
Controleer zowel voor als na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verplaatsen
van een stoel of de achterbank of de gordel
goed is opgerold en de gordelsluiting zich op
de juiste plaats bevindt.
De gordelspanners van de veiligheidsgordels
vóór kunnen, afhankelijk van de aard en
de kracht van de aanrijding, onafhankelijk
van de airbags afgaan. De gordelspanners
trekken de veiligheidsgordels direct stevig
tegen het lichaam van de inzittenden. Het
afgaan van de gordels gaat gepaard met
een lichte onschadelijke rookvorming en
een geluid als gevolg van de pyrotechnische
lading in het systeem. Als de gordelspanners
zijn geactiveerd, gaat het
verklikkerlampje airbag ook branden.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Voor een effectieve werking van de veiligheidsgordel:
- mag deze door niet meer dan één persoon worden gedragen,
- moet worden voorkomen dat de gordel gedraaid raakt en
moet de gordel in een vloeiende beweging naar voren worden
getrokken,
- dient deze strak om het lichaam te worden gedragen.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte van de schouder
worden geplaatst.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het bekken worden
geplaatst.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels zijn dan niet voldoende
effectief. Als de zitplaatsen zijn voorzien
van armsteunen, moet de heupgordel altijd
onder de armsteun door worden geleid.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden. De veiligheidsgordel mag door
niet meer dan één persoon gedragen
worden.
Zie voor meer informatie over
kinderzitjes de rubriek "Veiligheid -
Kinderen in de auto".

Vanwege de wettelijke veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door het CITROËN-netwerk, dat
tevens voor de garantie zorgt en de werkzaamheden
volgens de voorschriften uitvoert.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto regelmatig
(ook na een kleine aanrijding) controleren door het
CITROËN-netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats:
de gordels mogen geen slijtagesporen en scheuren
vertonen en er mogen geen wijzigingen aan de gordels
zijn aangebracht.
Reinig de veiligheidsgordels met
zeepsop of een reinigingsmiddel voor
textiel, verkrijgbaar bij het CITROËN-
netwerk.

Page 106 of 248

Veiligheid
104
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Passieve veiligheid
Bij een aanrijding zorgen de maximale
absorbering van krachten op het interieur
voor de bescherming van de inzittenden.
Voor een optimale stijfheid is de voorzijde
van de carrosserie voorzien van een
voorgeprogrammeerde kreukelzone en zijn
de voorportieren versterkt.
Diefstalbeveiliging
Uw auto, in bestelwagenuitvoering, heeft twee
afzonderlijk te vergrendelen compartimenten:
de cabine en de laadruimte.
Dit maakt het mogelijk afhankelijk van
het gebruik van de auto de lading of uw
persoonlijke bezittingen beter te beschermen.
Een inbraakalarm met omtrekbeveiliging
en beveiliging tegen opkrikken en slepen
(standaard of optie, volgens land van
bestemming) zorgt voor extra beveiliging. Zie de rubriek "Voordat u gaat rijden -
Opengaande delen" voor meer
informatie over deze functies.

Page 107 of 248

Airbags
105
5
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
ALGEMENE INFORMATIE OVER AIRBAGS
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij een
ernstige aanrijding: ze vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren
een plotselinge vertraging van de auto:
- bij een zware aanrijding worden de airbags onmiddellijk opgeblazen om de inzittenden
van de auto optimaal te beschermen.
Direct na de aanrijding lopen de airbags
snel leeg om het zicht niet te beperken
en ervoor te zorgen dat de inzittenden de
auto ongehinderd kunnen verlaten,
- bij een lichte aanrijding, bij een aanrijding van achteren en in bepaalde gevallen
als de auto over de kop slaat, worden de airbags niet opgeblazen; in deze gevallen
biedt de veiligheidsgordel voldoende
bescherming.
De airbags werken alleen als het contact
aan is. Airbags voor
Deze zijn voor de bestuurder in het midden
van het stuurwiel en voor de passagier in het
dashboard aangebracht. Ze worden bij een
aanrijding beide geactiveerd, behalve als de
airbag aan passagierszijde is uitgeschakeld.
Het afgaan van de airbag(s)
gaat gepaard met een lichte
rookontwikkeling en een knal; dit wordt
veroorzaakt door de activering van de
pyrotechnische lading van het systeem.
Het bij het afgaan van de airbags
ontsnappende gas is onschadelijk, maar
kan irriterend zijn voor mensen die hiervoor
gevoelig zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor gedurende
een korte periode enigszins verminderen. Storing
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, laat het systeem dan
controleren door het CITROËN-
netwerk.

Page 108 of 248

Airbags
106
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Uitschakelen van de airbag voor aan passagierszijde
In de stand "OFF" werkt de airbag voor aan
passagierszijde bij een eventuele aanrijding niet.
Als u het kinderzitje hebt verwijderd, selecteer
dan "ON" om de airbag opnieuw in te schakelen
en zo de veiligheid van uw passagier te
garanderen. Zij-airbags en window-airbags
De zij-airbags (volgens uitvoering) zijn aan
de zijde van de portieren in de rugleuningen
van de voorstoelen aangebracht.
De window-airbags zijn aangebracht in
de stijlen en in de hemelbekleding bij de
voorste zitplaatsen van de cabine.
De window-airbag wordt opgeblazen tussen
de voorpassagier en de zijruit.
De zij- en window-airbags worden
opgeblazen aan de zijde waar de aanrijding
plaatsvindt.
Schakel voor de veiligheid van uw kind
de airbag voor aan passagierszijde
altijd uit als u een kinderzitje met de rug in
de rijrichting op de voorstoel plaatst. Anders
kan een kind bij het opblazen van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken.
Plaats als de passagiersairbag van uw
auto niet kan worden uitgeschakeld geen
kinderzitje met de rug in de rijrichting op de
voorstoel. Controle uitschakeling
Als de airbag is uitgeschakeld,
gaat elke keer dat de motor
wordt gestart dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
melding op het display.
Storing Neem als dit verklikkerlampje
gaat branden contact op met
het CITROËN-netwerk om het
systeem te laten controleren.
Zie de rubriek "Technologie aan boord -
Configuratie van de auto".
Deze functie kan met de toets
MODE
worden geconfigureerd; selecteer "OFF" in
het menu "Airbag passagierszijde".

Page 109 of 248

Airbags
107
5
VEILIGHEID
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
Gebruiksvoorschrift
Houd u aan de volgende
veiligheidsvoorschriften voor een
maximale effectiviteit van de airbags
(volgens uitvoering):
Draag altijd een correct afgestelde
veiligheidsgordel.
Maak er een gewoonte van om normaal
rechtop te zitten.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen
de airbag en de inzittenden (kinderen,
huisdieren, objecten...).
Dit kan de goede werking van de airbag
belemmeren en/of de inzittende bij het
opblazen van de airbag verwonden.
Werkzaamheden aan airbagsystemen
mogen alleen door het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats worden
uitgevoerd.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw
auto de airbagsystemen controleren.
Airbags voor
Houd het stuurwiel niet aan de spaken
vast en laat uw handen niet op het
stuurwielkussen rusten.
Laat aan passagierszijde uw voeten niet op
het dashboard rusten.
Tracht roken in de auto zoveel mogelijk te
vermijden. Als de airbag wordt opgeblazen,
kunnen brandende sigaretten of een pijp
brandwonden of ander letsel veroorzaken.
Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen
gaten in de stuurwielbekleding en sla er
niet op.
Zij-airbags
Bedek de stoelen alleen met goedgekeurde
stoelhoezen die het opblazen van de
zij-airbags niet hinderen. Neem contact
op met het CITROËN-netwerk voor meer
informatie over het gamma van voor uw auto
geschikte stoelhoezen.
Bevestig nooit iets aan de rugleuning van de
stoelen, dit zou bij het opblazen van de
zij-airbags kunnen leiden tot verwondingen
aan armen of middel.
Ga niet onnodig dicht tegen het
portierpaneel zitten.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op de stijlen of op de
hemelbekleding, dit zou bij het afgaan
van de window-airbags kunnen leiden tot
hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak
los; deze maken deel uit van de bevestiging
van de window-airbags.

Page 110 of 248

Kinderen aan boord
108
JUMPER-PAPIER_NL_CHAP05_SECURITE_ED01-2014
ALGEMENE INFORMATIE MET BETREKKING TOT KINDERZITJES
Hoewel CITROËN bij het ontwerp van uw
auto veel aandacht heeft besteed aan
veiligheidsvoorzieningen voor uw kinderen,
is hun veiligheid natuurlijk ook afhankelijk
van uzelf.
Volg voor een optimale veiligheid de
volgende adviezen op:
- kinderen jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,50 meter dienen in goedgekeurde,
aan het lichaamsgewicht aangepaste
kinderzitjes op met veiligheidsgordels
of ISOFIX-bevestigingen uitgeruste
plaatsen te worden vervoerd,
- de veiligste plaats voor het vervoeren van een kind is volgens de statistieken
een plaats op de achterbank van
uw auto,
- kinderen tot 9 kg moeten zowel voor- als achterin met de rug in de rijrichting
worden vervoerd,
- een kind mag nooit op de schoot van een passagier worden vervoerd.
Bevestiging van een kinderzitje voorin
"Met de rug in de rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met
de rug in de rijrichting op de
passagiersstoel vóór wordt
geplaatst, moet de airbag vóór aan
passagierszijde zijn uitgeschakeld. Anders
kan het kind bij het afgaan van de airbag
levensgevaarlijk gewond raken. "Met het gezicht in de
rijrichting"
Wanneer een kinderzitje met
het gezicht in de rijrichting
op de passagiersstoel vóór
wordt geplaatst, mag de airbag vóór aan
passagierszijde niet worden uitgeschakeld.
CITROËN beveelt u aan kinderen op de
achterzitplaatsen van uw auto te vervoeren:

- met de rug in de rijrichting tot 3 jaar,

- met het gezicht in de rijrichting vanaf 3 jaar.
De procedure voor kinderzitjes en de
functie uitschakelen van de airbag vóór
aan passagierszijde zijn gelijk voor het hele
CITROËN-gamma.
Als de airbag vóór aan passagierszijde niet
kan worden uitgeschakeld, is het absoluut
verboden een kinderzitje "met de rug in de
rijrichting" op de zitplaatsen voor te bevestigen.

Page:   < prev 1-10 ... 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 ... 250 next >