FIAT 124 SPIDER 2018 Instructieboek (in Dutch)
Page 101 of 236
100)Laat een kind niet uit of tegen de
zijruit hangen van een voertuig met
zijairbags. Het is voor iedereen gevaarlijk uit
of tegen een zijruit te hangen. Dit is het
gebied van de passagiersstoel van waaruit
de zijairbags worden geactiveerd, zelfs als
een kinderzitje wordt gebruikt. De impact
van een geactiveerde zijairbag kan leiden
tot ernstig letsel of overlijden van een kind
dat niet in de juiste positie zit. Bovendien
kan het leunen op of tegen een portier de
zijairbags blokkeren en de voordelen van
deze extra beveiliging wegnemen.
Aangezien de zijairbags worden
opgeblazen via het schoudergedeelte van
de stoel moet u verhinderen dat een kind
over of tegen de zijruit leunt, ook als het
kind in een kinderzitje is geplaatst.
101)Gebruik nooit één veiligheidsgordel
voor meerdere personen. Het is gevaarlijk
één veiligheidsgordel voor meerdere
personen te gebruiken. Een
veiligheidsgordel die op deze manier wordt
gebruikt, kan de kracht van een botsing
niet spreiden en de twee passagiers
kunnen worden samengedrukt en ernstig
letsel oplopen of overlijden. Gebruik een
veiligheidsgordel nooit voor meer dan één
persoon en zorg er altijd voor dat elke
inzittende in de rijdende auto goed is
vastgesnoerd.
102)Gebruik de hoofdsteunriem en de
bijbehorende bevestiging voor een
kinderzitje. Bevestigingen van kinderzitjes
zijn alleen bestand tegen de belasting van
een correct geïnstalleerd kinderzitje. Deze
mogen in geen enkel geval worden
gebruikt als veiligheidsgordel voor
volwassenen, als tuigjes of om andere
voorwerpen in het voertuig te bevestigen.103)Installeer een babyzitje tegen de
rijrichting in altijd in de juiste stoelstand.
Het is gevaarlijk om een babyzitje tegen de
rijrichting in te installeren zonder eerst de
tabel "Geschikt kinderzitje voor
verschillende stoelstanden" te raadplegen.
Een babyzitje tegen de rijrichting in dat in
de verkeerde stoelstand is geïnstalleerd,
kan niet goed worden vastgezet. Bij een
botsing kan het kind tegen iets of iemand in
het voertuig aankomen en ernstig letsel
oplopen of overlijden.
104)Gebruikt nooit een kinderzitje dat
tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd
op een passagiersstoel met een airbag.
Zeer gevaarlijk! Gebruik geen kinderzitje dat
tegen de rijrichting in wordt geïnstalleerd
op een stoel met een airbag ervoor! Het
kinderzitje kan worden geraakt door de
opgeblazen airbag en van de plaats
worden geslingerd. Een kind in het
kinderzitje zou ernstig gewond kunnen
raken of gedood kunnen worden. Als uw
voertuig is uitgerust met een
classificatiesysteem voor inzittenden, zorg
er dan altijd voor dat het deactivatielampje
UIT van de airbag van de passagier brandt
als er een kinderzitje tegen de rijrichting op
de passagiersstoel moet worden
geïnstalleerd.105)Installeer nooit een babyzitje in de
rijrichting in de incorrecte stoelstand: Het is
gevaarlijk om een babyzitje in de rijrichting
te installeren zonder eerst de tabel
"Geschikt kinderzitje voor verschillende
stoelstanden" te raadplegen. Een babyzitje
in de rijrichting dat in de verkeerde
stoelstand is geïnstalleerd, kan niet goed
worden vastgezet. Bij een botsing kan het
kind tegen iets of iemand in het voertuig
aankomen en ernstig letsel oplopen of
overlijden. Zorg er voor dat het
deactivatielampje UIT van de airbag van de
passagiersstoel brandt.
106)Verplaats de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren voordat u een
kinderzitje op de passagiersstoel installeert:
Bij een botsing kan de kracht van een
geactiveerde airbag leiden tot ernstig letsel
of overlijden van het kind. Zorg er voor dat
het deactivatielampje UIT van de airbag
van de passagiersstoel brandt.
107)Bevestig de hoofdsteunriem altijd aan
de juiste hoofdriembevestiging. Het is
gevaarlijk om de hoofdsteunriem aan de
incorrecte bevestiging vast te maken. Bij
een botsing kan de hoofdsteunriem
loskomen zodat het kinderzitje los komt te
zitten. Als het kinderzitje verplaatst kan dit
resulteren in ernstig letsel of overlijden van
het kind.
108)Leid de hoofdsteunriem altijd tussen
de hoofdsteun en de achterzijde van de
stoel door. Het is gevaarlijk de
hoofdsteunriem bovenlangs de hoofdsteun
te laten passeren. Bij een botsing kan de
hoofdsteunriem los glippen zodat het
kinderzitje los komt te zitten. Het kinderzitje
kan worden verplaatst hetgeen kan
resulteren in ernstig letsel of overlijden van
het kind.
99
Page 102 of 236
109)Volg de instructies van de fabrikant
voor het gebruik van het kinderzitje. Een
kinderzitje dat niet is vastgezet, levert
gevaarlijke situaties op. Bij een noodstop of
een botsing kan het zitje verplaatsen en
ernstig letsel of het overlijden van kinderen
of andere passagiers veroorzaken. Zorg
ervoor dat het kinderzitje correct is
bevestigd volgens de instructies van de
fabrikant.
110)Zorg ervoor dat het kinderzitje goed
vastzit. Een kinderzitje dat niet goed is
vastgezet, levert gevaarlijke situaties op. Bij
een noodstop of een botsing, kan het zitje
een projectiel worden, iemand raken en
ernstig letsel veroorzaken. Als het zitje niet
in gebruik is, plaats het dan in de kofferbak
of zorg ervoor dat het stevig vastzit met de
ISOFIX-bevestigingen.
111)Zorg ervoor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van of rond het kinderzitje dat met
de ISOFIX-bevestiging is vastgemaakt,
aanwezig zijn. Het levert gevaarlijke
situaties op als de aanwijzingen van de
fabrikant die bij het kinderzitje zijn geleverd
niet zorgvuldig worden opgevolgd. Als
veiligheidsgordels of een ander voorwerp
verhinderen dat het kinderzitje veilig kan
worden aangesloten op de ISOFIX-
bevestigingen en het kinderzitje niet correct
wordt geïnstalleerd, dan kan het kinderzitje
worden verplaatst bij een noodstop of
botsing en leiden tot ernstig letsel of
overlijden van het kind of andere
inzittenden. Zorg er tijdens het installeren
van een kinderzitje voor dat er geen
veiligheidsgordels of andere voorwerpen in
de buurt van de ISOFIX-bevestigingen
aanwezig zijn. Volg altijd de instructies van
de fabrikant van het kinderzitje.AANVULLEND
VEILIGHEIDS
SYSTEEM SRS -
AIRBAG
VOORZORGSMAAT
REGELEN AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM
(SRS)
112) 113) 114)
De aanvullende veiligheidssystemen
(SRS) aan de voor- en zijkant omvatten
drie verschillende soorten airbags.
BELANGRIJK Verifieer met welk type
airbag uw voertuig is uitgerust door de
locatie-indicatoren van de “SRS AIR
BAG” op te zoeken.
Deze indicatoren zijn zichtbaar in de
zone waar de airbags geïnstalleerd zijn.
De airbags zijn op de volgende plaatsen
geïnstalleerd:
het stuurwiel (bestuurdersairbag);
het dashboard van de passagier
(passagiersairbag);
de buitenkanten van de rugleuningen
van de stoelen (zijairbags).
De airbags van de aanvullende
veiligheidssystemen zijn ontworpen om
in bepaalde situaties extra bescherming
te bieden. Daarom zijn de
veiligheidsgordels altijd belangrijk zoals
hieronder is beschreven.
Zonder het gebruik vanveiligheidsgordels kunnen de airbags bij
een ongeluk niet voldoende
bescherming bieden. De
veiligheidsgordel moet worden gebruikt
om:
te voorkomen dat de inzittende
wordt geworpen in een airbag die wordt
opgeblazen;
mogelijk letsel tijdens een ongeval
waarbij de airbag niet opblaast, zoals
omrollen of een botsing achterop, te
beperken;
mogelijk letsel bij een frontale,
bijna-frontale of zijbotsingen die niet
ernstig genoeg zijn voor de activering
van de airbags te beperken;
de mogelijkheid om uit het voertuig
geworpen te worden te beperken;
mogelijk letsel aan het onderlichaam
en de benen tijdens een ongeval te
beperken aangezien de airbags deze
delen van het lichaam niet beschermen;
de bestuurder in een positie te
houden die een betere controle van het
voertuig waarborgt.
Een kind dat te klein is voor het gebruik
van de veiligheidsgordel, moet veilig in
een kinderzitje worden geplaatst.
Beoordeel aandachtig welk kinderzitje
voor uw kind nodig is en volg de
installatieaanwijzingen in dit handboek
alsmede de aanwijzingen van de
fabrikant van het kinderzitje.
100
VEILIGHEID
Page 103 of 236
ONDERDELEN AANVULLEND VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS)
1Opblaassystemen en airbags voor bestuurders en passagiers
2Botsingsensoren en diagnostische module (SAS-unit)
3Gordelspanners
4Frontairbagsensoren
5Botsingsensoren zijkant
6Waarschuwingslampje airbag/gordelspansysteem
7Opblaassystemen en airbags zijkant
8Indicatielampje uitschakeling passagiersairbag
9Passagiersdetectiesensor
10Passagiersdetectiemodule
7503040300-121-002
101
Page 104 of 236
WERKING VAN DE
SRS-AIRBAGS
115) 116) 117) 118) 119) 120) 121) 122) 123) 124) 125) 128)
129) 22)
Uw voertuig is uitgerust met de
volgende typen SRS-airbags.
SRS-airbags zijn ontworpen om samen
met de veiligheidsgordels letsel tijdens
een ongeval te beperken. Ze bieden de
inzittenden bescherming in aanvulling
op de beveiligende functie van de
veiligheidsgordels. Zorg er altijd voor
dat u de veiligheidsgordels op de juiste
manier draagt.
Gordelspanners
De spanners van de veiligheidsgordels
zijn ontworpen voor activatie bij matige
of ernstige frontale, of bijna frontale
botsingen. Bovendien werkt de spanner
bij een zij-aanrijding aan de zijde waar
de botsing optreedt. De spanners
werken verschillend naar gelang the
type airbag dat is geïnstalleerd. Zie voor
bijzonderheden over de werking van de
gordelspanners "Activeringscriteria
SRS-airbag".
Bestuurdersairbag
De frontairbag aan de bestuurderszijde
bevindt zich in het stuurwiel fig. 76.Wanneer de botsingsensor van de
airbag een frontale botsing met een
kracht die groter dan middelmatig is
waarneemt, zal de bestuurdersairbag
snel opblazen om voornamelijk letsel
aan het hoofd of de borst van de
passagier, veroorzaakt door het stoten
tegen het stuurwiel, te voorkomen.
Raadpleeg de "Activeringscriteria SRS
airbag" in dit hoofdstuk voor meer
informatie over het opblazen van de
airbag.
Passagiersairbag
(Eentraps)
De passagiersairbag is in het
dashboard van de passagier
aangebracht fig. 77.Het opblaasmechanisme van de
passagiersairbag is hetzelfde als dat
van de bestuurdersairbag dat hierboven
is beschreven. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De passagiersairbag is bovendien zo
ontworpen dat deze uitsluitend
opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
Zijairbags
De zijairbags zijn in de buitenzijden van
de rugleuningen gemonteerd fig. 78.
Het systeem blaast de zijairbag
uitsluitend op aan de zijde waar het
7606010203-126-1237706010204-126-123
102
VEILIGHEID
Page 105 of 236
voertuig geraakt is wanneer de
botsingsensoren van de airbag een
zijbotsing waarnemen met een kracht
die groter dan middelmatig is.De zijairbag wordt snel opgeblazen om
het letsel aan het hoofd en de borst van
de bestuurder of de passagier door het
stoten tegen de inwendige onderdelen,
zoals het portier of het raam, te
voorkomen. Raadpleeg de
"Activeringscriteria SRS airbag" in dit
hoofdstuk voor meer informatie over het
opblazen van de airbag.
De zijairbag van de passagier is
bovendien zo ontworpen dat deze
uitsluitend opblaast wanneer het
passagiersdetectiesysteem waarneemt
dat een passagier op de
passagiersstoel zit.
Waarschuwingslampje/-pieptoon
Een systeemstoring of werkingsconditie
wordt aangegeven met een
waarschuwing.
Zie de paragraaf "Lampjes en
berichten" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het
instrumentenpaneel". Zie de paragraaf
"Waarschuwingsgeluid is geactiveerd"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Frontairbag passagierszijde en
kinderzitjes
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.
NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 79 in acht.
7806010205-126-123
7903030100-133-555
103
Page 106 of 236
ACTIVERINGSCRITERIA SRS AIRBAG
Deze tabel geeft de SRS-apparatuur weer die afhankelijk van het type botsing zal worden geactiveerd (de illustraties zijn van de
representatieve gevallen van botsingen).
SRS-apparatuurBotsingtypen
Een ernstige frontale/bijna-
frontale botsingEen ernstige zijbotsing (*) Een botsing achterop
SRS-apparatuur
Gordelspanner X (**) (beide zijden) X (**) (alleen aan geraakte zijde)
Bij een botsing achterop zullen
de airbags en gordelspanners
niet worden geactiveerd Bestuurdersairbag X
Passagiersairbag X (**)
Zijairbag X (**) (alleen aan geraakte zijde)
104
VEILIGHEID
Page 107 of 236
BELANGRIJK Bij een frontale botsing kunnen afhankelijk van de richting, de hoek en de kracht van de botsing alle airbags en
gordelspanners worden geactiveerd.
105
X: de SRS-airbag apparatuur is ontworpen om bij een botsing te worden geactiveerd.
(*) Bij een zijbotsing worden de gordelspanners en zijairbags geactiveerd (uitsluitend aan de zijde waar de botsing zich heeft
voorgedaan).
(**) De front- en zijairbags en de gordelspanner van de passagier zijn ontworpen om geactiveerd te worden wanneer de
passagiersdetectiesensor waarneemt dat een passagier op de passagiersstoel zit.
Page 108 of 236
BEPERKINGEN VOOR
SRS AIRBAG
Bij ernstige botsingen zoals wordt
beschreven in de paragraaf
"Activeringscriteria SRS airbag", zal de
van toepassing zijnde SRS-airbag
worden opgeblazen.
Bij bepaalde ongelukken kan het zijn
dat de apparatuur niet wordt
opgeblazen. Dit is afhankelijk van en het
type en ernst van de botsing.
Beperkingen voor detectie van
frontale / bijna frontale botsingen
Frontale/bijna frontale botsingen
worden mogelijk niet als ernstig genoeg
herkend om de SRS-airbag op te
blazen:
botsingen tegen bomen of palen A
fig. 80;
frontale offset-botsingen met het
voertuig B fig. 80;
aanrijdingen van achter, of botsingen
tegen de geopende laadklep van een
vrachtwagen fig. 81.Beperkingen voor detectie van
zijwaartse botsingen
Zijwaartse botsingen zijn mogelijk niet
ernstig genoeg om de SRS-airbag op
te blazen:
zijbotsingen tegen bomen of palen A
fig. 82;
zijbotsingen met tweewielers B
fig. 82;
kanteling fig. 83.
A
B
8003040600-121-001
8103040600-122-001
A
B
8203040600-123-001
106
VEILIGHEID
Page 109 of 236
PASSAGIERSDETECTIE
SYSTEEM
128) 129)
Lees eerst de "Voorzorgsmaatregelen
aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
Precautions" aandachtig door.
Passagiersdetectiesensor
Uw voertuig is uitgerust met een
passagiersdetectiesensor die onderdeel
van het aanvullende veiligheidssysteem
uitmaakt. Deze sensor is aangebracht
in het kussen van de passagiersstoel.
Deze sensor meet de elektrostatische
capaciteit van de passagiersstoel.
De SAS-unit is ontworpen om te
voorkomen dat de front- en zijairbags
aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem in werking treden
als het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden.
Om de kans op letsel door de activeringvan de passagiersairbag te voorkomen,
schakelt het systeem de front- en
zijairbags aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem uit wanneer het
indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden.
Het systeem schakelt de front- en
zijairbags aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem uit. Verzeker u er
daarom van dat het indicatielampje
uitschakeling passagiersairbag gaat
branden.
Het waarschuwingslampje
airbag/gordelspansysteem knippert en
het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden als de
sensoren een mogelijke storing
vertonen. In dit geval zullen de front- en
zijairbags aan de passagierszijde en het
gordelspansysteem niet worden
geactiveerd.
BELANGRIJK Als een persoon is
gezeten zoals is getoond op de
volgende afbeelding fig. 84, kan de
passagiersdetectiesensor niet correct
waarnemen dat een passagier op de
passagiersstoel zit en kan de
activering/niet-activering van de airbags
niet gecontroleerd worden volgens de
voorwaarden gegeven in de tabel
indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag aan/uit.
8303040600-124-002
8403040702-12A-001
107
Page 110 of 236
Indicatielampjes uitschakeling
passagiersairbag
Dit indicatielampje fig. 85 gaat branden
om u eraan te herinneren dat bij een
botsing de front- en zijairbags aan de
passagierszijde en het
gordelspansysteem niet geactiveerd
zullen worden.
22) 23)
OpmerkingHet systeem heeft ongeveer
10 seconden nodig om de front- en
zijairbags van de passagier en het
gordelspansysteem in of uit te
schakelen.
Het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag kan herhaaldelijk gaan
branden als bagage of andere
voorwerpen op de passagiersstoel
worden geplaatst of als de temperatuur
in het voertuig plotseling wijzigt.
Het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag kan 10 seconden
gaan branden als de elektrostatische
capaciteit van de passagiersstoel
wijzigt.
Het waarschuwingslampje
airbag/gordelspansysteem kan gaan
branden als de passagiersstoel een
zware klap te verduren krijgt.
Installeer het kinderzitje opnieuw
volgens de procedure beschreven in dit
handboek als het indicatielampje
uitschakeling passagiersairbag niet gaat
branden nadat u een kinderzitje op de
passagiersstoel heeft geïnstalleerd.
Neem onmiddellijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk als het
indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag UIT nog altijd niet gaat
branden.
Vraag de passagier om diens
houding aan te passen door de voeten
op de grond te plaatsen en de
veiligheidsgordel opnieuw vast te zetten
als het indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag gaat branden terwijl
een passagier op de passagiersstoel
zit. Verplaats de passagiersstoel zo ver
mogelijk naar achteren als het
indicatielampje uitschakeling
passagiersairbag blijft branden. Neem
zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
8506070400-121-001
108
VEILIGHEID