FIAT 124 SPIDER 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2018Pages: 236, PDF Size: 3.29 MB
Page 131 of 236

TANKEN
152) 153) 154) 155) 156) 157)
Zet altijd de motor af alvorens te
tanken.
BRANDSTOFVEREISTEN
Gebruik uitsluitend eersteklas loodvrije
benzine (overeenkomstig EN 228 met
specificatie binnen E10) met een
octaangetal van minstens 95.
BELANGRIJK GEBRUIK UITSLUITEND
LOODVRIJE BENZINE. Gelode benzine
is schadelijk voor de katalysator en de
zuurstofsensoren en kan de werking
van het uitlaatgascontrolesysteem
aantasten en/of storingen veroorzaken.
BELANGRIJK Het gebruik van
E10-brandstof met 10% ethanol binnen
Europa is gevaarlijk voor uw voertuig.
Wanneer het ethanolgehalte dit
aanbevolen percentage overschrijdt,
kan schade aan uw voertuig worden
veroorzaakt.
BELANGRIJK Voeg geen additieven
aan het brandstofsysteem toe om
schade aan het
uitlaatgascontrolesysteem te
voorkomen. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk voor meer
informatie.TANKPROCEDURE
Als bij ontgrendelde portieren op het
uiteinde van het klepje van de
brandstofvulopening gedrukt wordt,
komt het klepje van de
brandstofvulopening omhoog fig. 94.
Het klepje van de brandstofvulopening
werkt in combinatie met het
portiervergrendel- en
portierontgrendelmechanisme.
Sluit klepje van de brandstofvulopening
door het aan te drukken tot u een klik
hoort.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat u
de beide portieren vergrendelt wanneer
u het voertuig verlaat.
BELANGRIJK Vergrendel de portieren
nadat u het klepje van de
brandstofvulopening heeft gesloten.
Het klepje van de brandstofvulopeningkan niet gesloten worden als u dit wilt
doen nadat u de portieren heeft
vergrendeld.
Brandstofvuldop
Verwijder de brandstofvuldop door deze
linksom te draaien fig. 95. Bevestig de
verwijderde dop aan de binnenkant van
het klepje van de brandstofvulopening.
Sluit de brandstofvuldop door deze
rechtsom te draaien tot u een klik hoort.
NOODPROCEDURE
KLEPJE OPENEN
Verricht de volgende procedure om het
klepje van de brandstofvulopening in
geval van nood (bijv. bij een dode accu)
te openen:
open de achterklep, trek aan het
centrale deel van de plastic bevestiging
1 en verwijder de bevestiging fig. 96;
9404040201-12A-002
9504040202-12A-001-high.jpg
129
Page 132 of 236

verwijder het deksel 2 fig. 96 in de
bagageruimte voor een deel en trek aan
de noodhendel 3 fig. 97.
BELANGRIJK
152)Draai voor de verwijdering de
brandstofvuldop een beetje los en wacht
tot het sissende geluid ophoudt. Verwijder
vervolgens de brandstofvuldop:
brandstofnevel is gevaarlijk. Brandstof kan
de huid en de ogen verbranden en bij
inslikken ziekte veroorzaken.
Brandstofnevel komt vrij wanneer de
brandstofvuldop te snel wordt verwijderd
als de brandstoftank onder druk staat.
153)Leg de motor stil voor het tanken.
Houd vonken en open vuur op afstand van
de vulopening: brandstofdamp is gevaarlijk.
De damp kan door vonken of open vuur
ontstoken worden en ernstige
brandwonden en letsel veroorzaken.
Bovendien kan brandstof gaan lekken door
het gebruik van een verkeerde
brandstofvuldop of als geen
brandstofvuldop aanwezig is. Daardoor
kunnen bij een ongeval ernstige
brandwonden of dodelijke gevolgen
worden veroorzaakt.
154)Stop met tanken wanneer de
brandstofpomp automatisch afsluit: blijven
tanken nadat de brandstofpomp
automatisch afgesloten is, is gevaarlijk
omdat door een overvolle brandstoftank de
brandstof kan overstromen of lekken. Door
overstromende en lekkende brandstof kan
schade aan het voertuig worden
veroorzaakt. Als de brandstof ontsteekt
kunnen brand en explosie ontstaan
waardoor ernstig letsel of dodelijke
gevolgen worden veroorzaakt.
9608100100-121-002
9708100100-122-001
130
STARTEN EN RIJDEN
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken. Controleer
alvorens te gaan tanken de symbolen
aan de binnenzijde van de klep van
de brandstofvulopening (indien
aanwezig) en vergelijk deze met de
symbolen op de pomp (indien
aanwezig).
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
Page 133 of 236

CAMERA ACHTER
(PARKVIEW
ACHTERUITRIJ
CAMERA)
(uitsluitend versies met het Radio
7”-systeem)
WERKING
158)
29)
De camera bevindt zich op de
achterklep fig. 98.
Overschakeling naar weergave
achteruitkijkmonitor
Plaats de selectiehendel of de
versnellingspook naar achteruit (R) met
het contact op ON om naar de
weergave van de achteruitkijkmonitor
over te schakelen.
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in het bijzonder op
obstakels die zich boven of onder het
bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK Wees altijd
buitengewoon voorzichtig en verifieer
met uw eigen ogen de daadwerkelijke
omstandigheden achter het voertuig.
Achteruitrijden terwijl u uitsluitend naar
het beeldscherm kijkt is gevaarlijk en
kan een ongeval of een botsing tegen
een voorwerp veroorzaken. De
achteruitkijkmonitor is slechts een
systeem dat u bij het achteruitrijden kan
helpen. De beelden op het
beeldscherm kunnen van de
werkelijkheid afwijken.
Als het beeldscherm koud is kunnen de
beelden over het beeldscherm of het
scherm lopen en minder scherp dan
normaal worden weergeven, waardoor
het moeilijker is om de omstandigheden
van de ruimte rondom het voertuig te
controleren. Wees altijd buitengewoon
voorzichtig en verifieer met uw eigen
ogen de daadwerkelijke
omstandigheden achter het voertuig.
BELANGRIJK Voer niet te veel kracht
uit op de camera. Daardoor zou u de
stand en de hoek van de camera
kunnen wijzigen. Probeer de camera
niet te demonteren, te wijzigen of te
9807040110-124-008
131
155)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
156)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
157)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
Page 134 of 236

BELANGRIJK Neem voor het
vervangen van de banden contact op
met het Fiat Servicenetwerk. Door de
vervanging van de banden kunnen de
lijnen die op het display worden
weergegeven afwijken.
BELANGRIJK Na een frontale botsing,
zijbotsing of botsing achterop kan de
uitlijning (de locatie of de installatiehoek)
van de parkeercamera achter zijn
gewijzigd. Neem contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK De camera kan een
probleem vertonen als op het display
het bericht "no video signal" [geen
beeldsignaal] wordt weergegeven.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
HET DISPLAY BEKIJKEN
De voertuigbreedtelijnen
(geel)fig. 99 worden ter referentie op het
scherm weergegeven. Ze geven een
benadering van de voertuigbreedte in
vergelijking tot de breedte van de
parkeerplaats waarop u zult parkeren.
Gebruik deze weergave op het display
om het voertuig op een parkeerplaats of
in een garage te parkeren.
(gele) voertuigbreedtelijnen: deze
lijnen geven de breedte van het voertuig
aan.
afstandslijnen: deze lijnen geven bij
benadering de afstand tot een punt
gemeten vanaf de achterkant van het
voertuig (vanaf het uiteinde van de
bumper). De rode en gele lijnen geven
de afstand vanaf de bumper
(middelpunt van elke lijn) tot de
volgende punten aan: 50 cm voor de
rode lijnen en 1 m voor de gele lijnen.
BELANGRIJK De lijnen worden vast op
het scherm weergegeven. Ze zijn niet
met de handelingen van de bestuurder
aan het stuurwiel gesynchroniseerd.
Wees buitengewoon voorzichtig en
controleer met uw eigen ogen de ruimte
achter het voertuig en de omringende
omgeving terwijl u achteruit rijdt.
9907080913-111-111
132
STARTEN EN RIJDEN
verwijderen aangezien daardoor de
hermetische afdichting kan worden
aangetast.
BELANGRIJK De kap van de camera is
gemaakt van plastic. Maak de kap van
de camera niet schoon met
ontvettingsmiddelen, organische
oplosmiddelen, was of polijstmiddel
voor glas. Verwijder deze producten
onmiddellijk met een zachte doek als ze
op de kap terechtkomen.
BELANGRIJK Wrijf niet hard met een
schurende of harde borstel over de kap
van de camera. Daardoor kunnen
krassen op de kap of de lens van de
camera ontstaan, waardoor de beelden
nadelig kunnen worden beïnvloed.
BELANGRIJK Maak de cameralens met
een zachte doek schoon als er water,
sneeuw of modder op terecht is
gekomen. Gebruik een neutraal
reinigingsmiddel als u de camera niet
alleen met een doek schoon kunt
krijgen.
BELANGRIJK Het kan zijn dat de
achteruitrijmonitor niet perfect werkt
wanneer de camera aan abrupte
wijzigingen in de temperatuur (van
warm naar koud of omgekeerd) wordt
blootgesteld.
Page 135 of 236

blijf langzaamaan achteruitrijden
wanneer uw voertuig de parkeerplaats
oprijdt, zodat de afstand tussen de
voertuigbreedtelijnen en de zijden van
de parkeerplaats links en rechts min of
meer gelijk is;
verricht de noodzakelijke correcties
met het stuurwiel tot de
voertuigbreedtelijnen parallel aan de
linker- en rechterzijde van de
parkeerplaats zijn geplaatst;
draai het stuurwiel recht als de beide
lijnen parallel zijn Afig. 101 en rijd
langzaam achteruit de parkeerplaats op
B fig. 101. Blijf de omgeving van het
voertuig controleren en stop het
voertuig in de beste positie (controleer
of de voertuigbreedtelijnen parallel aande scheidingslijnen van de parkeerplek
zijn als de parkeerplek van dergelijke
lijnen is voorzien);
het scherm keert naar de vorige
weergave terug als de selectiehendel of
de versnellingspook vanuit achteruit (R)
in een andere stand wordt geplaatst.
10007080913-989-989
10107080913-990-990
133
WERKING VAN DE
ACHTERUITKIJKMONITOR
OPMERKING De beelden afkomstig
van de achteruitkijkcamera die op de
monitor weergegeven worden, zijn
omgekeerd (gespiegeld).
Houd rekening met de bovenstaande
waarschuwingen voordat u de
achteruitkijkmonitor gebruikt:
plaats de selectiehendel of de
versnellingspook naar achteruit (R) om
naar de weergave van het display van
de achteruitkijkmonitor fig. 100 A over
te schakelen;
bevestig de
omgevingsomstandigheden en rij met
het voertuig achteruit B fig. 100;
Page 136 of 236

het aanpassen voldoende aandacht
shenken aan de directe omgeving van
het voertuig:
selecteer het pictogramop het
scherm (zie afbeelding) om de tabs
weer te geven;
selecteer de gewenste tab;
pas de helderheid, contrast, tint en
kleur aan met de slider. Druk op de
resetknop wanneer een reset nodig is;
selecteer het pictogram op het
scherm om de tab te sluiten.
BELANGRIJK Pas de beeldkwaliteit van
de achteruitkijkmonitor altijd bij
stilstaand voertuig aan. Pas de
beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor niet aan terwijl het
voertuig rijdt. Het aanpassen van de
beeldkwaliteit (helderheid, contrast,
kleur en kleurtoon) van de
achteruitkijkmonitor terwijl het voertuig
rijdt is gevaarlijk aangezien debestuurder afgeleid kan worden en een
ernstig ongeval kan veroorzaken.
BELANGRIJK
158)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
betreffende gebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
159)Stel de beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor altijd bij stilstaand
voertuig af: stel de beeldkwaliteit van de
achteruitkijkmonitor niet af terwijl u met het
voertuig rijdt. Het afstellen van de
beeldkwaliteit van de achteruitkijkmonitor,
zoals de helderheid, het contrast, de kleur
en de tint, terwijl u met het voertuig rijdt is
gevaarlijk aangezien daardoor uw aandacht
kan verslappen en een ongeval kan
ontstaan.
10207080914-111-111
134
STARTEN EN RIJDEN
OPMERKING
Aangezien tussen het weergegeven
beeld en de daadwerkelijk situatie
tijdens het parkeren een verschil kan
bestaan, zoals hieronder wordt
weergegeven, dient u altijd met uw
eigen ogen de veiligheid achter en
direct rondom het voertuig vast te
stellen:
de afstandslijnen en de lijnen van de
achterkant kunnen op de afbeelding
van de parkeerplaats (of garage) op het
scherm uitgelijnd lijken te zijn, terwijl ze
in werkelijkheid op de grond niet
uitgelijnd zijn;
wanneer u een parkeerplaats met
een scheidingslijn aan slechts één zijde
betreedt, kunnen de scheidingslijn en
de voertuigbreedtelijnen uitgelijnd op de
monitor worden weergegeven, terwijl ze
in werkelijkheid op de grond niet
uitgelijnd zijn.
FOTOKWALITEITAAN
PASSING
159)
Fotokwaliteitaanpassing kan worden
gedaan met de selectiehendel of
versnellingspook in de achteruit (R).
Er zijn vier instellingen die kunnen
worden aangepast waaronder
helderheid, contrast, tint en kleur. Bij
Page 137 of 236

EEN AANHANGER
TREKKEN
Uw auto is niet ontworpen voor trekken.
135
BELANGRIJK
29)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden gewassen,
waaraan eventueel autoshampoo is
toegevoegd. In wasstraten met
stoomreinigers of hogedrukreinigers
moeten de camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens 10 cm van
de sensoren te houden. Breng geen
stickers op de camera aan.
Page 138 of 236

IN GEVAL VAN NOOD
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Servicepunt te vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......137
EEN LAMP VERVANGEN.......138
ZEKERINGEN VERVANGEN.....147
BANDENREPARATIEKIT........154
STARTEN MET HULPACCU.....159
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .162
SLEPEN BIJ PECH...........163
136
IN GEVAL VAN NOOD
Page 139 of 236

ALARMKNIPPER
LICHTEN
CONTROLE
Druk op de knop fig. 103 om het licht
in/uit te schakelen.
Druk de knop van de
alarmknipperlichten in en alle
richtingaanwijzers zullen gaan
knipperen. Het alarmknipperlichten
indicatielampje
enzullen
tegelijkertijd op het instrumentencluster
gaan knipperen.
NOODSTOP
SIGNALERINGSSYSTEEM
Het systeem schakelt uit als het
vaststelt dat het rempedaal wordt
losgelaten of, op basis van de lagere
voertuigsnelheid, dat er niet langer
sprake van noodremmen is.
Als het systeem bepaalt dat een
dergelijke situatie zich voordoet, zullen
alle richtingaanwijzers snel gaan
knipperen om de bestuurder van het
voertuig achter u te waarschuwen dat
uw voertuig plotseling moet remmen.
Dit systeem is ontworpen om vast te
stellen wanneer u het rempedaal met
een grotere kracht dan normaal indrukt,
zoals wanneer noodremmen vereist is.
De snel knipperende richtingaanwijzers
zullen het normale knipperpatroon
hervatten als u het voertuig tot stilstand
brengt terwijl de richtingaanwijzers snel
knipperen.Het noodstop signaleringssignaal werkt
niet bij een voertuigsnelheid lager dan
circa 60 km/h.
Als het rempedaal bij rijden op een
gladde weg ingedrukt wordt, kan het
noodstop signaleringssysteem worden
ingeschakeld, waardoor alle
richtingaanwijzers gaan knipperen.
10305031100-L12A
137
Page 140 of 236

EEN LAMP
VERVANGEN
ALGEMENE INSTRUCTIES
160) 161) 162) 163)
30) 31)
Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
neem voor het vervangen van de
lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk;
gebruik het beschermdeksel en het
karton van de nieuwe lamp voor de
verwijdering van de oude lamp en houd
de oude lamp buiten bereik van
kinderen;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Verzeker u ervan dat de
platte schroevendraaier de inwendige
aansluitklem niet raakt wanneer u de
lens of lamp met een platte
schroevendraaier verwijdert. Er kan
kortsluiting ontstaan als de platte
schroevendraaier de aansluitklem raakt.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
138
IN GEVAL VAN NOOD