FIAT 500 2019 Instructieboek (in Dutch)

Page 141 of 244

monteer de slinger om de krik te
bedienen en hef de auto op totdat het
wiel enkele centimeters van de grond
is. Zorg voor voldoende werkruimte
bij het opkrikken om schaafwonden aan
uw hand door contact met de grond
te voorkomen. Ook de bewegende
onderdelen van de krik (bouten en
scharnieren) kunnen verwondingen
veroorzaken: raak deze onderdelen niet
aan. In geval van accidenteel contact
met smeervet, het betreffende deel
zorgvuldig schoonmaken;
draai de wielbouten volledig los en
verwijder het wiel dat verwisseld moet
worden;
zorg dat de contactvlakken van het
reservewiel en de velg schoon zijn
om het losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het noodreservewiel door
de pen in een van de openingen van
het wiel te laten vallen;
draai de 4 wielbouten niet te hard
vast;
draai aan de slinger van de krik om
het voertuig te laten zakken en
verwijder de krik;
draai de bouten volledig vast door
tegenover elkaar gelegen bouten om en
om vast te draaien.EEN NORMAAL WIEL
MONTEREN
54)
Volg de eerder beschreven procedure,
krik de auto op en verwijder het
noodreservewiel.
Versies met stalen velgen
Ga als volgt te werk:
zorg dat de contactvlakken van het
standaard wiel en de velg schoon
zijn om losraken van de wielbouten te
voorkomen;
monteer het standaard wiel en steek
de vier wielbouten in de betreffende
gaten;
draai de wielbouten vast met de
bijgeleverde sleutel;
breng het voertuig omlaag en
verwijder de krik;
gebruik de meegeleverde sleutel om
de bouten om de beurt en diametraal
volledig vast te draaien;
monteer het geklemde wieldeksel
waarbij de sleuf moet samenvallen met
het ventiel;
plaats het interne deel van het
wieldeksel op de velg;
116F0S0630
117F0S0631
118F0S0653
139

Page 142 of 244

zet de naafdop vast met een axiale
kracht op verschillende punten zoals
getoond in fig. 119 om de correcte
koppeling tussen wieldeksel en wiel
mogelijk te maken.
Voor auto's met 15” stalen velgen en
sierlijke wieldoppen:
163)
zodra het normale wiel geplaatst is
het vastgeklemde deksel inbrengen
en de sleuf met het opblaasventiel
uitlijnen;
plaats het interne deel van het
wieldeksel op de velg;
zet de naafdop vast met een axiale
kracht op verschillende punten zoals
getoond in fig. 120 om de correcte
koppeling tussen wieldeksel en wiel
mogelijk te maken.Versies met lichtmetalen velgen
Ga als volgt te werk:
monteer het wiel op de naaf en draai
met de bijgeleverde sleutel de bouten
vast;
breng het voertuig omlaag en
verwijder de krik;
draai de wielbouten afwisselend
helemaal vast met de bijgeleverde
sleutel;
monteer de vastgeklemde naafdop,
en zorg er daarbij voor dat het
referentiegat op het wiel samenvalt met
de referentiepen op de naafdop.
BELANGRIJK Indien onjuist
gemonteerd, kan de naafdop loskomen
tijdens het rijden.
BELANGRIJK
154)Het ruimtebesparende reservewiel
(voor bepaalde versies/markten) is
specifiek voor de auto; monteer het niet op
andere auto’s en monteer ook geen
ruimtebesparende reservewielen afkomstig
van andere auto’s. Gebruik het
ruimtebesparende reservewiel alleen in
noodgevallen. Gebruik het nooit langer dan
strikt noodzakelijk en rijd nooit harder dan
80 km/h.
155)Op de thuiskomer is een oranje sticker
aangebracht waarop de belangrijkste
waarschuwingen over het gebruik en de
betreffende beperkingen zijn vermeld. Deze
sticker mag nooit verwijderd of afgedekt
worden. Op de sticker staan de volgende
aanwijzingen in vier talen: “Waarschuwing!
Alleen voor tijdelijk gebruik! max. 80 km/h!
Vervang het noodreservewiel zo snel
mogelijk door het standaard wiel. Dek deze
aanwijzingen niet af." Monteer nooit een
wieldeksel op de thuiskomer.
156)Als het gemonteerde velgtype wordt
vervangen (lichtmetalen in plaats van stalen
velgen of vice versa), moeten ook alle
wielbouten worden vervangen door bouten
met een lengte die geschikt is voor het
velgtype.
119F0S0632
120F0S0669
140
NOODGEVALLEN

Page 143 of 244

157)Waarschuw de andere weggebruikers
voor de stilstaande auto conform de
plaatselijke wettelijke voorschriften:
alarmknipperlichten, gevarendriehoek enz.
Alle inzittenden moeten de auto verlaten,
vooral als de auto zwaar beladen is.
Passagiers moeten op een veilige afstand
van het verkeer wachten terwijl het wiel
wordt verwisseld. Blokkeer de wielen met
blokken of andere geschikte voorwerpen
als de auto op een helling of een slecht
wegdek stilstaat.
158)De rijeigenschappen van de auto
kunnen veranderen als een thuiskomer
wordt gebruikt. Vermijd bruusk optrekken
en remmen, scherpe stuurbewegingen
en snelle bochten. De levensduur van de
thuiskomer is ongeveer 3000 km. Hierna
moet de thuiskomer vervangen worden
door een nieuw exemplaar met identieke
eigenschappen. Monteer nooit een
standaard band op de velg van een
ruimtebesparend reservewiel. Zorg ervoor
dat het verwisselde wiel zo snel mogelijk
wordt gerepareerd en gemonteerd. Het
gebruik van twee of meer thuiskomers
is verboden. Smeer de schroefdraad van
de wielbouten niet met vet voordat ze
gemonteerd worden: ze kunnen hierdoor
losraken.159)De krik is een gereedschap dat
ontwikkeld en ontworpen is voor
het vervangen van een wiel, als een band
lek of beschadigd raakt, op het voertuig
waarbij de krik is geleverd of bij voertuigen
van hetzelfde model. Elk ander gebruik, bijv.
om andere modellen voertuigen of andere
dingen op te krikken, is ten strengste
verboden. Gebruik hem nooit voor
onderhoud of reparaties onder het voertuig
of om winterbanden te verwisselen voor
zomerbanden of andersom. Zorg dat u zich
nooit bevindt onder het opgekrikte
voertuig. Als er werk onder het voertuig
verricht moet worden, neem dan contact
op met het Fiat Servicenetwerk. Onjuiste
plaatsing van de krik kan er toe leiden
dat het voertuig eraf valt: gebruik
hem alleen op de aangegeven plaatsen.
Gebruik de krik niet voor zwaardere lasten
dan is aangegeven op het plaatje op de
krik. Start de motor nooit wanneer het
voertuig opgekrikt is. Als het voertuig meer
dan noodzakelijk is opgekrikt, kan alles
onstabieler worden, met het risico dat het
voertuig met een harde klap omlaag komt.
Dus, hef het voertuig slechts zo hoog op
als nodig is om de zone van het reservewiel
te kunnen bereiken.
160)Er kunnen geen sneeuwkettingen op
het noodreservewiel worden gemonteerd.
Dus in geval van een lekke voorband
(aandrijfwiel) en als er sneeuwkettingen
gebruikt moeten worden, moet een
achterwiel aan de voorkant worden
gemonteerd en moet de thuiskomer aan de
achterkant worden gemonteerd. Op die
manier kunnen, met twee normale
aandrijfwielen aan de voorkant,
sneeuwkettingen gemonteerd worden om
deze noodsituatie op te lossen.161)Als de naafdop niet goed gemonteerd
is, kan het tijdens het rijden losraken.
Voer nooit werkzaamheden aan het ventiel
uit. Steek nooit gereedschap tussen de
velg en de band. Controleer regelmatig de
spanning van zowel de banden als de
thuiskomer, in overeenstemming met de
spanningswaarden die zijn aangegeven in
het hoofdstuk “Technische gegevens”.
162)Het is extreem gevaarlijk een wiel te
proberen te vervangen aan de zijkant
van het voertuig vlak naast een rijbaan:
zorg ervoor dat het voertuig op een
voldoende afstand van de weg staat, om te
vermijden overreden te worden.
163)Wees zeer voorzichtig bij het
verwijderen/opnieuw plaatsen van side
member door de nabijheid van de
remschijf. Wij adviseren het gebruik van
hittebestendige handschoenen.
BELANGRIJK
53)Zorg voor voldoende werkruimte bij het
opkrikken om schaafwonden aan uw
hand door contact met de grond te
voorkomen. Ook de bewegende delen van
de krik ("wormschroef" en gewrichten)
kunnen verwondingen veroorzaken: raak
deze delen niet aan. In geval van
accidenteel contact met smeervet, het
betreffende deel zorgvuldig schoonmaken.
54)Neem zo snel mogelijk contact op
met het Fiat Servicenetwerk om het
correcte aanhaalkoppel van de wielbouten
te laten controleren.
141

Page 144 of 244

Fix&Go-kit
(indien aanwezig)
164) 165)
55)
BESCHRIJVING
De Fix&Go snelle bandenreparatiekit fig.
121 bevindt zich in de bagageruimte,
in een specifieke doos, en omvat:
een busje 1 met afdichtmiddel,
voorzien van: een transparante
vulleiding voor het inspuiten van het
afdichtmiddel 4 en een sticker 3 met
daarop het opschrift “Max. 80 km/h”
die na reparatie van de band op een
goed zichtbare plaats moet worden
aangebracht (bijv. op het dashboard);
een compressor 2;
een folder met aanwijzingen voor het
gebruik van de kit;
een paar handschoenen in het
compartiment van de vulleiding van het
flesje 4.REPARATIEPROCEDURE
Ga als volgt te werk:
stop de auto op een plek die niet
gevaarlijk is voor het verkeer en waar
de procedure op veilige wijze
uitgevoerd kan worden. De grond moet
zo mogelijk vlak en voldoende compact
zijn;
zet de motor af, schakel de
noodknipperlichten en de parkeerrem
in;
trek het reflecterende veiligheidsvest
aan voordat u uit de auto stapt (houd
u in elk geval aan de wettelijke
voorschriften van het land waarin u
rijdt);
Plaats het busje 1 met afdichtmiddel
in de daarvoor bestemde ruimte in de
compressor 2 en druk het hard omlaag
fig. 121. Verwijder de sticker met de
indicatie van de snelheid 3 en plak deze
op een duidelijk zichtbare plaats fig.
122;
doe de handschoenen aan;
verwijder de dop van het ventiel van
de lekke band en sluit de transparante
leiding voor de afdichtingsvloeistof 4
aan en maak deze goed vast fig. 121.
Indien een busje van 250 ml aanwezig
is, is de behuizing van de transparante
leiding voorzien van een verwijderbare
ring om het uitnemen te
vergemakkelijken. Zorg ervoor dat de
AAN-UIT-knop 5 fig. 123 in de uit-stand
staat (knop niet ingedrukt);
steek de stekker 3 fig. 124 in het
12V-stopcontact van het voertuig
en start de motor;
121P2000158
122P2000162
142
NOODGEVALLEN

Page 145 of 244

schakel de compressor in door te
drukken op de AAN-UIT-knop 5 fig.
123. Zodra de spanning die vermeld
wordt in de paragraaf "Wielen" in het
hoofdstuk "Technische gegevens" of op
het daarvoor bestemde label op de
meter 7 verschijnt, schakel de
compressor dan weer uit met de
AAN-UIT-knop 5;
verwijder het busje 1 van de
compressor door op knop 8 te drukken
en het busje 1 voorzichtig omhoog te
trekken fig. 125.
Als de meter 7 fig. 123 een spanning
van minder dan 1,8 bar / 26 psi
weergeeft 15 minuten nadat de
compressor ingeschakeld werd,
schakel dan de compressor uit,
ontkoppel de vulleiding 4 van het ventiel
van de band en verwijder het busje 1
van de compressor fig. 121. Verplaats
het voertuig circa 10 m voor een betere
verdeling van het afdichtmiddel; stop
het voertuig op een veilige wijze,
schakel de handrem in en herstel de
spanning met de zwarte vulleiding 9 fig.
126 tot de vereiste waarde is bereikt.
Als ook 15 minuten na het starten
de druk minder dan 1,8 bar / 26 psi is,
rij dan niet verder, maar neem contact
op met het Fiat Servicenetwerk.Na ongeveer 8 km /5 mijl gereden te
hebben, het voertuig op een veilige en
geschikte plaats zetten, met de
handrem aangetrokken. Neem de
compressor en herstel de spanning met
de zwarte vulleiding 9 fig. 126.
Als de weergegeven druk hoger is dan
1,8 bar / 26 psi, herstel dan de druk
en rij voorzichtig zo snel mogelijk naar
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
Indien de druk echter lager is dan 1,8
bar / 26 psi, rij dan niet verder, maar
neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
PROCEDURE OM DE
SPANNING TE
HERSTELLEN
Ga als volgt te werk:
stop het voertuig op een veilige
manier, zoals hierboven beschreven, en
schakel de handrem in;
123P2000160
124P2000159
125P2000161
126P2000163
143

Page 146 of 244

neem de zwarte vulleiding 9 fig. 126
uit en schroef deze stevig op het ventiel
van de band. Volg de aanwijzingen in
fig. 124 en fig. 126.
Druk op de ontluchtingsknop 10 fig.
123 om eventuele overmatige
bandenspanning weg te nemen.
VERVANGING
FILTERELEMENT
Ga als volgt te werk:
gebruik alleen originele Fix&Go-
filterelementen die kunnen worden
aangeschaft bij het Fiat Servicenetwerk.
om het element fig. 125 te
verwijderen, druk op de knop 8 en trek
het omhoog.
BELANGRIJK
164)De informatie die vereist is door het
voorschrift dat van toepassing is, staat
vermeld op het etiket van de verpakking
van de Fix&Go kit. Lees het etiket op
het busje vóór gebruik, vermijd oneigenlijk
gebruik. De kit dient gebruikt te worden
door volwassenen en mag niet gebruikt
worden door kinderen.165)BELANGRIJK: Overschrijd de snelheid
van 80 km/h niet. Vermijd abrupt
accelereren of remmen. De Fix&Go-kit
voorziet in een tijdelijke reparatie, daarom
moet de band zo snel mogelijk onderzocht
en gerepareerd worden door een
specialist. Alvorens de kit te gebruiken,
controleren of de band niet buitensporig
beschadigd is en dat de velg in goede
conditie is, gebruik de kit anders niet en bel
pechverhelping. Verwijder vreemde
voorwerpen niet uit de band. Laat de
compressor niet langer dan 20 minuten
achter elkaar aan staan -
oververhittingsgevaar.
BELANGRIJK
55)Het afdichtmiddel werkt bij
buitentemperaturen tussen -40 °C en +55
°C. Het afdichtmiddel heeft een
houdbaarheidsdatum. Banden met een
beschadiging van het bandoppervlak
tot een maximale diameter van 6
mm kunnen hersteld worden. Toon het
busje en het etiket aan het personeel dat
de band zal behandelen die hersteld werd
met de bandenreparatiekit.
STARTEN MET
HULPACCU
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met startkabels en de
accu van een andere auto, of met
een hulpaccu. In elk geval moet de
gebruikte accu een capaciteit hebben
die gelijk is aan of enigszins groter is
dan de lege accu.
Starten net een hulpaccu kan gevaarlijk
zijn als dit niet correct wordt uitgevoerd:
volg onderstaande procedures
zorgvuldig.
BELANGRIJKE OPMERKINGEN
Wacht, nadat de contactsleutel naar
STOP is gedraaid en het
bestuurdersportier is gesloten,
minstens een minuut voordat u de
elektrische voeding van de accu
loskoppelt en vervolgens weer aansluit.
Gebruik geen hulpaccu of enige andere
externe voedingsbron met een
spanning hoger dan 12 V: de accu, de
startmotor, de dynamo en het
elektrische systeem van het voertuig
kunnen hierdoor worden beschadigd.
Probeer niet te starten met een
hulpaccu als de accu bevroren is. De
accu kan kapot gaan en ontploffen!
144
NOODGEVALLEN

Page 147 of 244

STARTEN MET
HULPACCU
166) 167) 168)
56) 57) 58)
Als de accu leeg is, kan de motor
gestart worden met een hulpaccu fig.
127 met dezelfde of een iets hogere
capaciteit dan de lege accu.
Ga als volgt te werk om te starten:
verbind de plusklemmen (+ teken bij
de klem) van de beide accu's met
een geschikte startkabel;
sluit met een tweede startkabel de
minklem – van de hulpaccu aan op een
massapunt
op de motor of de
versnellingsbak van de auto die gestart
moet worden;
de motor starten;
verwijder als de motor gestart is, de
kabels in de omgekeerde volgorde
los.
Voor versies met Start&Stop-
systeem
Wanneer men met een hulpaccu moet
starten, mag de minkabel (–) van de
hulpaccu NOOIT worden aangesloten
op de minpool (–) van de accu in de
auto, maar uitsluitend op een
massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.
Als de motor na enkele pogingen niet
start, blijf dan niet proberen maar neem
contact op met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Verbind de minklemmen
van de twee accu’s niet rechtstreeks
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
in een andere auto is geïnstalleerd,
moet accidenteel contact tussen de
metalen delen van beide auto's
vermeden worden.
ROLLEND STARTEN
Probeer de motor nooit te starten door
het voertuig te duwen, te slepen of
van een helling af te laten rijden.
Hierdoor kan brandstof in de
katalysator terechtkomen die hierdoor
onherstelbaar beschadigd wordt.BELANGRIJK Onthoud dat de
rembekrachtiging en de elektrische
stuurbekrachtiging (voor bepaalde
versies/markten) niet werken zolang de
motor niet is gestart. Om die reden is
meer kracht benodigd voor de
bediening van het rempedaal en het
stuur.
BELANGRIJK
166)Deze startprocedure moet door
ervaren personeel verricht worden,
aangezien verkeerde handelingen
elektrische ontladingen van aanzienlijke
kracht kunnen veroorzaken. Bovendien is
accuvloeistof giftig en corrosief: vermijd
contact met huid en ogen. Houd open
vuur en brandende sigaretten uit de buurt
van de accu en veroorzaak geen vonken.
167)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
168)Probeer nooit een bevroren accu op
te laden: ontdooi eerst de accu om
ontploffing ervan te voorkomen. Als de
accu bevroren is geweest, moet door
vakbekwaam personeel worden
gecontroleerd of de cellen niet beschadigd
zijn en of de behuizing geen scheuren
vertoont, waardoor de giftige en corrosieve
vloeistof kan weglekken.
127F0S0093
145

Page 148 of 244

BELANGRIJK
56)Gebruik nooit een accusnellader om de
motor te starten, aangezien deze de
elektronische systemen kan beschadigen,
met name de regeleenheden van de
ontsteking en de brandstoftoevoer.
57)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
58)Probeer de motor nooit te starten door
de auto te duwen, te slepen of van een
helling af te laten rijden. Hierdoor kan
brandstof in de katalysator terechtkomen
die hierdoor onherstelbaar beschadigd
wordt.
AFSLUITSYSTEEM
BRANDS-
TOFTOEVOER
169)
Deze grijpt bij een botsing in en
veroorzaakt het volgende:
de afsluiting van de
brandstoftoevoer waarna de motor
afslaat
automatische ontgrendeling van de
portieren
inschakeling van de
interieurverlichting;
Wanneer het systeem in werking treedt,
verschijnt er een bericht op het display.
BELANGRIJK Controleer de auto
zorgvuldig op brandstoflekkage,
bijvoorbeeld in de motorruimte, onder
de auto of in de buurt van de tank.
Draai na een botsing de contactsleutel
naar STOP om te voorkomen dat de
accu leegloopt.
Ga als volgt te werk om de correcte
werking van het voertuig te herstellen:
draai de contactsleutel in de stand
MAR-ON
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
schakel de richtingaanwijzer rechts
in
schakel de richtingaanwijzer rechts
uit
schakel de richtingaanwijzer links in
schakel de richtingaanwijzer links uit
draai de contactsleutel naar de
stand STOP
draai de contactsleutel naar de
stand MAR;
LPG-versies: in geval van een botsing
wordt de benzinetoevoer onmiddellijk
gestopt, de LPG-veiligheidskleppen
worden gesloten en de inspuiting wordt
onderbroken waardoor de motor
uitgeschakeld wordt.
BELANGRIJK
169)Als na een botsing een brandstoflucht
wordt geroken of brandstoflekkage wordt
geconstateerd, dan mag het systeem
niet opnieuw ingeschakeld worden om
brand te voorkomen.
146
NOODGEVALLEN

Page 149 of 244

SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
170) 171) 172) 173)
Het sleepoog dat bij het voertuig wordt
geleverd bevindt zich in de
gereedschapstas, onder de mat in de
bagageruimte.
BEVESTIGING VAN HET
SLEEPOOG
Voor
Ga als volgt te werk:
verwijder dop A fig. 128 ;
haal het sleepoog B fig. 128 uit zijn
behuizing in de gereedschapshouder;
draai het helemaal op de
schroefdraadpen en draai het vast.Achter
verwijder dop A fig. 129 ;
haal het sleepoog B fig. 129 uit zijn
behuizing in de gereedschapshouder;
draai het helemaal op de
schroefdraadpen en draai het vast.
VERSIES MET DUALOGIC
VERSNELLINGSBAK
Verzeker u ervan dat de versnellingsbak
in de vrijstand staat (N) (door te
controleren of het voertuig door te
duwen verplaatst kan worden) en ga
vervolgens te werk zoals bij een
voertuig met handgeschakelde
versnellingsbak.
Sleep de auto niet als de
versnellingsbak niet in de vrijstand kan
worden gezet en neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
170)Alvorens te slepen, moet de
contactsleutel naar MAR en vervolgens
naar STOP worden gedraaid, zonder hem
uit het contactslot te nemen. Als de
contactsleutel wordt uitgenomen, wordt
het stuurslot automatisch ingeschakeld
waardoor het onmogelijk wordt de auto te
besturen.
171)Maak voor de montage van het
sleepoog de schroefdraad zorgvuldig
schoon. Controleer of het sleepoog
volledig op de schroefdraadpen is gedraaid
alvorens de auto te slepen.
172)Het sleepoog (voor/achter) mag
uitsluitend worden gebruikt voor het slepen
op wegen in geval van nood. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen met geschikte middelen conform
de wegenverkeerswetgeving (starre stang)
en om de auto over de weg te verplaatsen
om hem gereed te maken voor het slepen
of voor transport met takelwagen. Het
sleepoog MAG NIET worden gebruikt om
voertuigen off-road (d.w.z. onverharde
wegen) te slepen of waar hindernissen zijn
en/of voor het slepen met kabels of andere
niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde
voorwaarden, moeten er voor het slepen
twee voertuigen worden gebruikt (een
slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.
128F0S0583
129F0S0584
147

Page 150 of 244

173)Houd er rekening mee dat tijdens het
slepen de rembekrachtiging en de
elektrische stuurbekrachtiging niet
beschikbaar zijn, waardoor voor het
bedienen van het rempedaal en het sturen
meer kracht is vereist. Gebruik voor het
slepen geen soepele kabels en vermijd
bruuske bewegingen. Controleer of er
tijdens het slepen geen delen van de auto
door de sleepverbinding kunnen worden
beschadigd. Neem bij het slepen in elk
geval de wettelijke voorschriften in acht van
het land waarin wordt gereden en pas uw
rijgedrag aan. Start de motor niet wanneer
het voertuig wordt gesleept.
148
NOODGEVALLEN

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 250 next >