FIAT 500X 2017 Instructieboek (in Dutch)
Page 141 of 280
BELANGRIJK
50)Uitstekende ladingen op het dak van
het voertuig kunnen interfereren met de
goede werking van de camera. Controleer,
voor het wegrijden, of de lading goed
geplaatst is en of het blikveld van de
camera niet afgedekt wordt.
51)Als de voorruit vervangen moet worden
vanwege krassen, steenslag of breuk,
neem dan uitsluitend contact op met het
Fiat Servicenetwerk. Vervang de voorruit
niet zelf, gevaar van storingen! Het wordt
aanbevolen de voorruit te laten vervangen
als deze in de buurt van de camera
beschadigd is.
52)Knoei niet met de camera en voer er
geen werkzaamheden aan uit. Dek de
openingen in het sierdeksel onder de
achteruitkijkspiegel niet af. Neem in geval
van een storing van de camera contact op
met het Fiat Servicenetwerk.
53)Dek het blikveld van de camera niet af
met stickers of andere voorwerpen. Let ook
op andere voorwerpen op de motorkap
(bijv. een laag sneeuw) en zorg ervoor dat
deze de werking van de camera niet
hinderen.
54)De werking van de camera kan beperkt
of afwezig zijn als gevolg van
weersomstandigheden zoals: zware regen,
hagel, dichte mist, zware sneeuwval,
ijsvorming op de voorruit.55)De werking van de camera kan ook
worden gehinderd door de aanwezigheid
van stof, condens, vuil of ijs op de voorruit,
door de verkeersomstandigheden (bijv.
voertuigen die niet in lijn met uw voertuig
rijden, overstekende voertuigen of
tegenliggers die op dezelfde rijbaan rijden,
korte bochten), alsook door de rij- en
wegdekomstandigheden (bijv. rijden op
onverharde wegen). Zorg ervoor dat de
voorruit altijd schoon is. Gebruik speciale
reinigingsmiddelen en schone doeken
om te voorkomen dat er krassen op de
voorruit komen. De werking van de camera
kan ook beperkt of afwezig zijn onder
sommige rij-, verkeers- en
wegdekomstandigheden.
ACHTERUITKIJK
BESCHRIJVING
De camera A fig. 103 bevindt zich op
de achterklep.
126)
56)
Elke keer dat de achteruitversnelling
wordt ingeschakeld, toont het display
fig. 104 het gebied rondom het
voertuig, zoals gezien door de
achteruitkijkcamera.
103F1B0064C
139
CAMERA-
Page 142 of 280
SYMBOLEN EN
BERICHTEN OP HET
DISPLAY
Een er overheen geplaatste
onderbroken middenlijn geeft het
midden van het voertuig aan om
parkeermanoeuvres of het uitlijnen van
een sleepoog te vergemakkelijken.
De verschillende gekleurde zones
geven de afstand aan vanaf de
achterkant van het voertuig.
In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond fig. 104:
ZoneAfstand vanaf de
achterkant van het
voertuig
Rood (A) 0–30 cm
Geel (B) 30–100 cm
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
126)De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere mogelijk gevaarlijke
manoeuvres ligt echter altijd bij de
bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen
(vooral kinderen) of dieren in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. De
camera dient als hulp voor de bestuurder,
die echter nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze met lage
snelheden verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen geremd kan
worden in geval van obstakels.
BELANGRIJK
56)Voor een correcte werking is het van
extreem belang dat de camera altijd
schoon en vrij van modder, vuil, sneeuw of
ijs wordt gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet gekrast of
beschadigd wordt. Vermijd het gebruik van
droge, ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moeten de camera snel
gewassen worden door de spuitmond
op minstens 10 cm van de sensoren
te houden. Breng geen stickers op de
camera aan.
104F1B0167C
140
STARTEN EN RIJDEN
Page 143 of 280
AANHANGERS
TREKKEN
BELANGRIJK
127) 128)
Voor het trekken van caravans of
aanhangers moet het voertuig voorzien
zijn van een goedgekeurde trekhaak
en een geschikte elektrische installatie.
Indien er aftermarket-installatie gewenst
wordt, dan moet zit uitgevoerd worden
door specialisten.
Monteer eventuele speciale en/of extra
buitenspiegels conform de
wegenverkeerswetgeving.Vergeet niet dat het klimvermogen van
de auto door het gewicht van een
aanhanger of caravan wordt
gereduceerd. Ook de remafstand wordt
langer en er is meer tijd nodig om in te
halen. Schakel een lage versnelling in bij
een helling omlaag om een continu
gebruik van de rem te voorkomen. Op
de trekhaak rust het gewicht van de
aanhanger waardoor het laadvermogen
van het voertuig proportioneel wordt
gereduceerd. Om er zeker van te zijn
dat het maximum toelaatbaar
getrokken gewicht (op het kenteken
van het voertuig vermeld) niet wordt
overschreden, moet er rekening mee
gehouden worden dat deze waarde
betrekking heeft op het toelaatbaar
gewicht van de volgeladen
aanhangwagen, inclusief accessoires
en bagage.
Neem in elk land de specifieke
snelheidslimieten voor voertuigen met
aanhanger in acht. Rijd in geen geval
harder dan 100 km/h.Elke elektrische rem moet rechtstreeks
vanaf de accu worden gevoed, met
een kabel met een diameter van
minimaal 2,5 mm
2. Naast de elektrische
aansluitingen die op het schakelschema
zijn aangegeven, mag het elektrische
systeem slechts aangesloten worden
op de voedingskabel voor een
elektrische rem en op de kabel voor
een interne gloeilamp van niet meer dan
15 W voor de aanhanger. Voor de
aansluitingen dient de daarvoor
bestemde regeleenheid te worden
gebruikt met een accukabel met een
doorsnede van minstens 2,5 mm
2. Het
gebruik van extra belastingen anders
dan de buitenverlichting (bijv.
elektrische rem) moet met draaiende
motor gebeuren.
141
Page 144 of 280
Gebruik voor de elektrische aansluiting
een gestandaardiseerde
stekkerverbinding die op een speciale
beugel op de trekhaak kan worden
gemonteerd. Het voertuig moet ook
worden voorzien van een regeleenheid
voor de buitenverlichting van de
aanhanger. 7 of 13-polige 12 V
DC-aansluitingen moeten worden
gebruikt (CUNA/UNI en ISO/DIN-
normen). Volg de aanwijzingen van de
fabrikant van het voertuig en/of van
de fabrikant van de trekhaak op.
142
STARTEN EN RIJDEN
MONTAGE VAN DE
TREKHAAK
Laat de trekhaak door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie monteren,
in overeenstemming met de extra
en/of aanvullende aanwijzingen van de
fabrikant van de trekhaak. Deze moet
tevens voldoen aan de huidige
voorschriften met betrekking tot
Richtlijn 94/20/EG en latere wijzigingen.
Voor iedere versie moet een trekhaak
worden gebruikt die geschikt is voor het
maximale trekgewicht van het voertuig
waarop de trekhaak wordt gemonteerd.
Page 145 of 280
Assemblageschema
Het trekhaaksamenstel moet vastgezet worden aan de carrosserie op de punten die aangegeven zijn in de afbeelding fig. 105.
.
BELANGRIJK Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk voor de montage van de trekhaak.
105F1B0168C
143
Page 146 of 280
BELANGRIJK
127)Het ABS waarmee het voertuig is uitgerust heeft geen controle over het remsysteem van de aanhanger. Wees bijzonder voorzichtig op
gladde wegen.
128)Probeer nooit de remwerking van de aanhanger te beïnvloeden door wijzigingen aan het remsysteem van het voertuig uit te voeren. Het
remsysteem van de aanhanger moet volledig onafhankelijk zijn van het hydraulisch systeem van het voertuig.
144
STARTEN EN RIJDEN
Page 147 of 280
TANKEN
129) 130) 131)
BENZINEMOTOREN
Tank alleen loodvrije benzine met een
octaangehalte (R.O.N.) van ten minste
95 (EN 228-specificatie).
DIESELMOTOREN
57)
Tank uitsluitend diesel voor
motorvoertuigen (specificatie EN 590).
Als het voertuig gedurende een lange
periode in de bergen of in koude zones
wordt gebruikt of geparkeerd, wordt
geadviseerd om met de plaatselijk
beschikbare dieselolie te tanken. In dit
geval wordt tevens geadviseerd om
de tank meer dan 50% gevuld te
houden.
TANKPROCEDURE
Het "Capless Fuel" systeem is een
apparaat bij de vulopening van de
brandstoftank dat zich automatisch
opent en sluit wanneer het
brandstofvulpistool wordt geplaatst/
verwijderd.
Het "Capless Fuel" systeem is uitgerust
met een blokkeersysteem dat het
tanken van het onjuiste type brandstof
voorkomt.
Het klepje openen
Ga als volgt te werk om te tanken:
❒ontgrendel klepje A fig. 106 door op
het aangegeven punt te drukken en
open het;
❒steek het vulpistool in de vulopening
en tank;
❒wacht na het tanken minstens 10
seconden alvorens het vulpistool te
verwijderen zodat de brandstof in de
tank kan vloeien;
❒neem het vulpistool uit de vulopening
en sluit het klepje A.
Het klepje is voorzien van een stofkap B
die, wanneer het klepje gesloten is, de
rand van de vulopening beschermt
tegen de afzetting van vuil en stof.
Tanken in een noodgeval
Ga als volgt te werk:
❒open de bagageruimte en neem
adapter C fig. 107, uit de
gereedschapshouder of uit de houder
van de Fix&Go kit (afhankelijk van de
versie);
❒open klepje A fig. 106, zoals eerder is
beschreven;
❒steek de adapter in de vulopening
zoals aangegeven en tank;
❒verwijder de adapter na het tanken
en sluit de klep;
❒leg de adapter tenslotte terug in de
bagageruimte.
106F1B0164C
107F1B0165C
145
Page 148 of 280
BELANGRIJK
129)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geleverd is
voor het voertuig. Het gebruik van
niet-goedgekeurde voorwerpen/doppen
toename van de druk in de tank kan
veroorzaken, hetgeen kan leiden
tot gevaarlijke situaties.
130)Kom niet in de buurt van de
vulopening van de tank met open vuur of
brandende sigaretten: brandgevaar. Kom
niet te dicht met uw gezicht bij de
vulopening, om geen schadelijke dampen
in te ademen.
131)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon bij de brandstofpomp:
brandgevaar.
BELANGRIJK
57)Voertuigen met een dieselmotor mogen
uitsluitend getankt worden met
dieselbrandstof voor voertuigen, in
overeenstemming met de Europese norm
EN590. Het gebruik van andere producten
of mengsels kan de motor onherstelbaar
beschadigen en derhalve de garantie
vanwege de veroorzaakte schade ongeldig
maken. Als per ongeluk andere
brandstofsoorten worden getankt, mag de
motor niet gestart worden en moet de
brandstoftank afgetapt worden. Als de
motor ook maar zeer kortstondig heeft
gewerkt, moet behalve de tank het
complete brandstoftoevoersysteem
geledigd worden.
146
STARTEN EN RIJDEN
Page 149 of 280
NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen
dat in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN ..............148
EEN LAMP VERVANGEN ................148
ZEKERINGEN VERVANGEN ............154
EEN WIEL VERVANGEN .................159
FIX&GO AUTOMATIC KIT ................163
NOODSTART ..................................165
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER ..................167
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN ..........................168
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN ...............................168
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING -
VERSNELLINGSPOOK
ONTGRENDELEN ...........................169
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK MET
DUBBELE KOPPELING -
CONTACTSLEUTEL
VERWIJDEREN ..............................170
SLEPEN VAN HET VOERTUIG ........171
147
Page 150 of 280
ALARMKNIPPER-
BEDIENING
Druk op de knop fig. 108 om de lichten
in of uit te schakelen.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
EEN LAMP
VERVANGEN
132) 133) 134)
58)
ALGEMENE INSTRUCTIES
❒Controleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
❒vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
❒controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
❒als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en vochtverschillen tussen
de binnen- en buitenzijde van het glas,
en dat geen enkele nevenwerking
heeft op de normale werking van de
lichten. Deze aanslag verdwijnt
geleidelijk aan (van het midden tot de
randen) zodra de koplampen worden
ingeschakeld.
108F1B0185C
148
NOODGEVALLEN
LICHTEN