stop start FIAT FIORINO 2017 Instructieboek (in Dutch)

Page 7 of 274

KENNISMAKING MET DE AUTO
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/
waarschuwingslampjes kunnen per uitvoering verschillen.
1. Uitstroomopening naar de zijruiten – 2. Verstelbaar en richtbaar luchtrooster – 3. Linker hendel: bediening buitenverlichting
– 4. Instrumentenpaneel en lampjes – 5. Rechter hendel: bediening ruitenwissers voor/achter en tripcomputer – 6. Autoradio
(voor bepaalde uitvoeringen/markten) – 7. Schakelaar waarschuwingsknipperlichten, achterruitverwarming, schakelaar voor
in-/uitschakeling ASR/Traction Plus (indien aanwezig), ontgrendelknop achterdeuren (indien aanwezig), schakelaar voor
uitschakeling Start&Stop systeem (indien aanwezig) – 8. Airbag passagierszijde (indien aanwezig) – 9. Opbergvak/
dashboardkastje (indien aanwezig) – 10. Verstelbare en richtbare luchtroosters – 11. Bedieningsknoppen voor
verwarming/ventilatie/airconditioning – 12. Opbergvak – 13. Contactslot – 14. Airbag bestuurderszijde – 15. Hendel
motorkapontgrendeling – 16. Schakelaarpaneel: mistlampen voor/mistlicht achter/koplampverstelling/display
fig. 1F0T0070
3
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 12 of 274

SYMBOLEN
Op of in de nabijheid van enkele onderdelen van uw
auto zijn plaatjes met een bepaalde kleur aangebracht
met daarop symbolen die uw aandacht vragen en
die voorzorgsmaatregelen aangeven die u in acht
moet nemen, als u met het betreffende onderdeel te
maken krijgt.
Op de binnenbekleding van de motorkap bevindt zich
een plaatje met een korte samenvatting van de
symbolen.
FIAT CODE
Dit is een elektronisch startblokkeersysteem voor
een nog betere bescherming tegen diefstal van
de auto. Het wordt automatisch ingeschakeld door
de sleutel uit het contactslot te nemen.
Als u bij het starten van de motor de sleutel in stand
MARdraait, stuurt het Fiat CODE-systeem een
code naar de regeleenheid van de motor die, als de
code wordt herkend, de blokkering van de functies
opheft.
Als bij het starten de code niet wordt herkend, gaat
op het instrumentenpaneel het waarschuwingslampje
branden.
Draai in dat geval de contactsleutel in de stand
STOPen vervolgens in de standMAR; Als
de blokkering niet wordt opgeheven, moet opnieuw
een startpoging worden ondernomen met de andere,
bijgeleverde, sleutels. Als de motor nog niet
aanslaat, wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK Elke sleutel heeft een eigen code,
die in de regeleenheid van het systeem moet worden
opgeslagen. Wendt u voor het opslaan van maximaal
8 nieuwe sleutels tot het Fiat Servicenetwerk.
Als het lampje
tijdens het rijden gaat
branden
Als het lampje(of het symbool op het display)
gaat branden, betekent dit dat het systeem zichzelf
controleert (bijv. bij een vermindering van de
spanning). Draai, als u de auto voor het eerst
8
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 13 of 274

stilzet, de sleutel in de stand STOP en daarna in de
stand MAR: als er geen enkele storing wordt
vastgesteld gaat het lampje
niet branden.
Als het lampje(of het symbool op het display)
blijft branden, moet de hiervoor beschreven
procedure herhaald worden en de contactsleutel
langer dan 30 seconden in stand STOP worden
gezet. Als de storing blijft bestaan, wendt u dan
tot het Fiat Servicenetwerk.
Als het lampje(of het symbool op het display)
blijft branden, wordt de code niet herkend. In dat
geval moet u de sleutel in stand STOP en
vervolgens in stand MAR draaien; als de motor
geblokkeerd blijft, probeer het dan opnieuw met
de andere geleverde sleutels. Als de motor nog
niet aanslaat, voer dan een noodstart uit (zie het
hoofdstuk "Noodgevallen") en wendt u daarna tot
het Fiat Servicenetwerk.
Bij krachtige stoten kunnen de
elektronische componenten in de sleutel
beschadigd worden.
DE SLEUTELS
MECHANISCHE SLEUTEL
De metalen baard A fig. 6 dient voor:
het contactslot;
de sloten van de portieren;
het openen/sluiten van de tankdop.
SLEUTEL MET AFSTANDSBEDIENING
(indien aanwezig)
De metalen baard A fig. 7 dient voor:
het contactslot;
de sloten van de portieren;
het openen/sluiten van de tankdop.
Druk op het knopje B fig. 7 voor het uitklappen van
de metalen baard.
fig. 6F0T0002
9
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 14 of 274

Ga voor het inklappen in de handgreep als volgt te
werk:
houd het knopje B ingedrukt en verplaats de
metalen baard A;
laat het knopje B los en draai de metalen baard A
totdat hij op de juiste wijze is ingeklapt en
vergrendeld.
BELANGRIJK
Druk het knopje B alleen in als de
sleutel ver genoeg van het lichaam
(vooral de ogen) en van voorwerpen die snel
beschadigen (bijvoorbeeld kledingstukken)
is verwijderd. Laat de sleutel nooit onbeheerd
achter. Hiermee voorkomt u dat iemand (dit
geldt in het bijzonder voor kinderen) per
ongeluk op het knopje drukt .Combi uitvoeringen
Met knopje
worden alle portieren (inclusief de
achterdeuren) ontgrendeld;
Knopje
dient voor het vergrendelen van alle
portieren/deuren;
De knop
dient voor het ontgrendelen van de
achterdeuren.
Cargo uitvoeringen
Knopje
dient voor het ontgrendelen van de
voorportieren;
Knopje
dient voor het vergrendelen van alle
portieren/deuren;
Knopje
dient voor het ontgrendelen van de
achterdeuren en de zijschuifdeuren (indien aanwezig).
Als de portieren worden ontgrendeld, wordt de
interieurverlichting gedurende een bepaalde tijd
ingeschakeld.
Openen ruiten met de afstandsbediening
(indien aanwezig)
Als u langer dan 3 seconden op het knopje (op de
sleutel)
drukt, gaan de ruiten open. Om de ruiten
volledig te openen moet u het knopje ingedrukt
houden; als u het knopje loslaat, stoppen de ruiten in
de stand waarop ze zich bevinden. Dat gebeurt op
dezelfde manier als u op de toets voor het openen
van de ruiten op de handgreep van het voorportier
drukt.
fig. 7F0T0241
10
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 15 of 274

Sluiten ruiten met de afstandsbediening
(indien aanwezig)
Als u langer dan 3 seconden op het knopje (op de
sleutel)
drukt, gaan de ruiten dicht. Om de ruiten
volledig te sluiten moet u het knopje ingedrukt
houden; als u het knopje loslaat, stoppen de ruiten in
de stand waarop ze zich bevinden. Dat gebeurt op
dezelfde manier als u op de toets voor het sluiten
van de ruiten op de handgreep van het voorportier
drukt.
BELANGRIJK Tijdens deze werking is het
antiklemsysteem uitgeschakeld.
Laadruimte ont-/vergrendelen van binnenuit
(Cargo-uitvoering)
Druk, vanuit het interieur van de auto op de knop
fig. 8 (Cargo-uitvoering) voor het ontgrendelen
van de laadruimte (achterdeuren en zijschuifdeuren).
Druk nogmaals op de knop voor de vergrendeling
van alle sloten.
Batterij vervangen van de sleutel met
afstandsbediening
Ga voor het vervangen van de batterij als volgt te
werk fig. 9:
druk op de knop A en klap de metalen baard B uit;
draai de schroef C oplos met een kleine
schroevendraaier;
trek de batterijhouder D naar buiten en vervang
de batterij E; let daarbij goed op de polariteit;
Zet de batterijhouder D weer in de sleutel en
draai de schroef C op
vast.
fig. 8F0T0322
fig. 9F0T0300
11
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 18 of 274

De volumetrische beveiliging en de kantelsensor
kunnen met de betreffende bedieningsknop op de
plafondverlichting voor worden uitgeschakeld (zie de
paragraaf "Kantelbeveiliging").
BELANGRIJK De startblokkering wordt geregeld
door de Fiat CODE; deze functie wordt automatisch
geactiveerd als de sleutel uit het contactslot
getrokken wordt.
ALARM INSCHAKELEN
Bij gesloten portieren en achterklep, de
contactsleutel in de stand STOP of uit het
contactslot gehaald, de sleutel met afstandsbediening
in de richting van de auto houden en de knop
kort
indrukken en weer loslaten.
U hoort een akoestisch signaal ("BIEP") en de
portieren worden vergrendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt voorafgegaan
door een zelfdiagnose: als er een storing wordt
vastgesteld, hoort u, ongeveer 4 seconden na het
inschakelcommando, weer een akoestisch signaal.
Schakel in dit geval het diefstalalarm uit door de
knop
in te drukken, controleer of de portieren,
de motorkap en de bagageruimte goed gesloten zijn
en schakel het alarm opnieuw in met de knop
.
Een slecht gesloten portier of motorkap wordt niet
beveiligd door de diefstalbeveiliging.
Als het alarm ook een akoestisch signaal uitzendt als
de portieren, motorkap en bagageruimte goedgesloten zijn, dan is er een storing in de werking van
het systeem gesignaleerd. Wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen baard
van de sleutel centraal worden vergrendeld, dan
schakelt het alarm niet in.
BELANGRIJK Bij aflevering van de nieuwe auto
voldoet het diefstalalarm aan de wettelijke normen
van het land van gebruik.
DIEFSTALBEVEILIGING UITSCHAKELEN
Druk op de knop
van de sleutel met
afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering van
bepaalde markten):
de richtingaanwijzers knipperen twee keer kort;
er klinken twee korte geluidssignalen ("BIEP's");
de portieren worden ontgrendeld.
BELANGRIJK Als de portieren met de metalen baard
van de sleutel centraal worden ontgrendeld, dan
schakelt het alarm niet uit.
VOLUMETRISCHE BESCHERMING/
KANTELBEVEILIGING
Voor een correcte werking van de beveiliging moeten
de ruiten geheel gesloten zijn.
Indien nodig kunt u de volumetrische beveiliging
buiten werking stellen (als er bijvoorbeeld dieren in
14
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 20 of 274

START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 3 standen worden gedraaid fig. 11:
STOP: motor uit, sleutel uitneembaar en stuur
geblokkeerd. Enkele elektrische installaties werken
(bijv. autoradio, centrale portiervergrendeling,
diefstalalarm enz.).
MAR: contact aan. Alle elektrische installaties
werken.
AVV: motor starten. Het contactslot is uitgerust
met een veiligheidsmechanisme dat, als de motor
niet start, de gebruiker verplicht om het
contactslot op STOP te zetten alvorens het
starten te herhalen.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de sleutel uit het
start-/contactslot en draai het stuur totdat het
vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl u de sleutel
in stand MAR draait.
BELANGRIJK
Verwijder de sleutel nooit als de auto
nog in beweging is. Het stuur blokkeert
in dat geval bij de eerste stuurbeweging
automatisch. Dit geldt altijd, ook als de auto
gesleept wordt . Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamheden uit te voeren,
waarvoor wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bijv. bij montage van
een diefstalbeveiliging). Hierdoor kunnen de
prestaties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar worden gebracht en
voldoet de auto niet meer aan de
typegoedkeuring.
fig. 11F0T0039
16
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 23 of 274

DIGITAAL DISPLAY
BEGINSCHERM
Op het standaardscherm fig. 15 kan de volgende
informatie worden weergegeven:
AKoplampstand (alleen bij ingeschakeld dimlicht).
BKilometerteller (weergave kilometer-/
mijltotaalteller).
CTijd.
DIndicatie START&STOP functie (voor bepaalde
uitvoeringen/markten, waar voorzien).
EGear Shift Indication (symbool versnelling) (voor
bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
OpmerkingBij uitgenomen sleutel en ten minste
één geopend voorportier geeft het display gedurende
enige seconden de tijd en de totaalstand van het
aantal gereden kilometers of mijlen weer.BEDIENINGSKNOPPEN
Om het scherm en de keuzemogelijkheden
naar boven te doorlopen of de weergegeven
waarde te verhogen.
SET
Kort indrukken voor toegang tot het menu en/of
naar het volgende scherm te gaan of de keuze te
bevestigen. Lang indrukken om terug te keren naar
het beginscherm.
Om het scherm en de keuzemogelijkheden
naar beneden te doorlopen of de weergegeven
waarde te verlagen.
OPMERKING Met de knoppen
enkunnen
verschillende functies geactiveerd worden, afhankelijk
van de volgende omstandigheden:
fig. 15F0T0459fig. 16F0T0500
19
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 29 of 274

MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
Het voertuig kan uitgerust zijn met een
multifunctioneel display dat de bestuurder nuttige
informatie verschaft afhankelijk van de eerder
gemaakte instellingen.
STANDAARDSCHERM
Het standaardscherm toont de volgende informatie
fig. 19:
ADatum
BKilometerteller (afgelegde afstand in km of mijlen).
CKlok.
DBuitentemperatuur (voor bepaalde versies/
markten, waar voorzien) (voor Natural Power en
Comfort-Matic versies met
buitentemperatuursensor, is het display in het Trip
Menu, zie "Trip Computer").
EStand hoogteregeling koplampen (alleen bij
ingeschakeld dimlicht).
FAanduiding Start&Stop-functie (voor bepaalde
versies/markten).
GGear Shift Indicatie (voor bepaalde versies/
markten)
OpmerkingWanneer een portier wordt geopend,
wordt het display ingeschakeld en worden het tijdstip
en het aantal afgelegde kilometers of mijlen enkele
seconden weergegeven.
BEDIENINGSKNOPPEN
Om de schermpagina en de betreffende opties
naar beneden te doorlopen of om de
weergegeven waarde te verhogen.
fig. 19F0T0421fig. 20F0T0500
25
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page 61 of 274

PARKEERVERLICHTING
Draai met de sleutel in stand STOP of met
uitgenomen sleutel, de draaiknop van de linker
hendel eerst in stand
en vervolgens in standof
.
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
branden. Met de richtingaanwijzerhendel kunt u
kiezen aan welke zijde de verlichting moet worden
ingeschakeld.
DIMLICHT
Draai de draaiknop in stand
.Ophet
instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.
GROOTLICHT
Trek de hendel, met de draaiknop in stand
,inde
richting van het stuur (2e niet vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.
Als vervolgens de hendel naar het stuurwiel wordt
getrokken, dan dooft het grootlicht en wordt het
dimlicht weer ingeschakeld.
GROOTLICHTSIGNAAL
Trek, onafhankelijk van de stand van de draaiknop, de
hendel naar het stuur (1e niet vergrendelde stand).
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.RICHTINGAANWIJZERS
Zet de hendel in de vergrendelde stand fig. 51:
omhoog (stand 1): inschakeling rechter
richtingaanwijzers;
omlaag (stand 2): inschakeling rechter
richtingaanwijzers;
Op het instrumentenpaneel gaat het lampje
of
knipperen.
De richtingaanwijzers schakelen automatisch uit als
de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor het uitvoeren
van een handeling waarvoor het stuurwiel slechts
weinig hoeft te worden verdraaid, dan drukt u de
hendel iets omhoog of omlaag zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat, gaat deze
automatisch terug.
fig. 51F0T0431
57
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 50 next >