stop start FIAT FIORINO 2017 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: FIORINO, Model: FIAT FIORINO 2017Pages: 274, PDF Size: 6 MB
Page 62 of 274

"Lane change"-functie (rijbaanwisseling)
Als u bij wisseling van rijstrook kort richting wilt
aangeven, moet u de linker hendel korter dan een
halve seconde in de onvergrendelde stand zetten.
De richtingaanwijzer van de gekozen richting zal
3 keer knipperen en vervolgens automatisch worden
uitgeschakeld.
"FOLLOW ME HOME" SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de auto een
bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de contactsleutel in
stand STOP te draaien of uit te nemen en de linker
hendel binnen 2 minuten na het uitzetten van de
motor naar het stuur te trekken.
Telkens als de hendel wordt bediend wordt de
verlichtingsduur met 30 seconden verlengd, tot
maximaal 210 seconden; na afloop van deze periode
wordt de verlichting automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat het
controlelampje
op het instrumentenpaneel
branden en verschijnt er een bericht op het display
(zie het hoofdstuk "Lampjes en berichten")
gedurende de tijd die de functie actief blijft. Het
lampje gaat branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de functie
automatisch uitschakelt. Telkens als de hendel wordt
bediend, wordt alleen de inschakeltijd van de
verlichting verlengd.Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden naar het
stuur getrokken.
58
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 64 of 274

ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
(waar voorzien)
Deze functie werkt uitsluitend als de contactsleutel
in stand MAR staat.
Inschakelen
Als u de draaiknop in stand
zet, schakelt de
achterruitwisser als volgt in:
in intervalstand als de ruitenwissers voor niet zijn
ingeschakeld;
synchroon (met de helft van de wisfrequentie van
de ruitenwissers voor) als de ruitenwissers voor
zijn ingeschakeld;
continu als de achteruit is ingeschakeld en de
functie is ingeschakeld.
Als u bij ingeschakelde ruitenwissers voor de
achteruit inschakelt, gaat automatisch ook
de achterruitwisser continu wissen.
Door de hendel in de richting van het dashboard te
duwen (niet vergrendelde stand), wordt de
achterruitensproeier ingeschakeld. Als u de hendel
langer dan een halve seconde naar het dashboard
geduwd houdt, wordt ook de achterruitwisser
ingeschakeld. Als de hendel wordt losgelaten, wordt
het intelligente wis-/wasprogramma ingeschakeld,
zoals bij de ruitenwissers voor.
Uitschakelen
De werking stopt als de hendel wordt losgelaten.
Gebruik de achterruitwisser niet om lagen
sneeuw of ijs van de achterruit te
verwijderen. In die omstandigheden grijpt ,
als de achterruitwisser te zwaar worden belast , de
beveiliging in, die ervoor zorgt dat de
achterruitwissers enkele seconden worden
uitgeschakeld. Als hierna de werking niet wordt
hervat , wendt u dan tot het Fiat Servicenetwerk.
60
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 69 of 274

PLAFONDVERLICHTING ACHTER MET
VERWIJDERBARE ZAKLANTAARN
(indien aanwezig)
Het lampje gaat automatisch branden als u de
zijschuifdeuren (indien aanwezig) of de achterdeuren
opent en dooft als u de betreffende deur sluit.
Bij gesloten deuren kunt u het lampje in-/uitschakelen
door op de schakelaar A fig. 57 te drukken.
De schakelaar A kan in 3 standen worden gezet:
met de schakelaar in het midden (stand 0) wordt
de verlichting ingeschakeld bij het openen van een
deur;
met de schakelaar omhoog gezet (stand 1) blijft de
verlichting altijd ingeschakeld;
met de schakelaar omlaag gezet (stand2-AUTO
OFF) blijft de verlichting altijd uitgeschakeld.ZAKLANTAARNFUNCTIE
(indien aanwezig)
Deze bevindt zich aan de rechterzijde in de
laadruimte. Deze dient als vaste verlichting en als
uitneembare zaklantaarn.
Om de draagbare draagbare zaklantaarn A fig. 58 te
gebruiken, moet u op knop B drukken en hem te
verwijderen in de richting van de pijl. Druk
vervolgens op schakelaar C om de verlichting in of
uit te schakelen.
Als het plafondlampje zich op de steun bevindt,
wordt de batterij van de zaklamp automatisch
opgeladen.
Het laden van het lampje bij stilstaande auto en
contactsleutel in de stand STOP of uitgenomen duurt
maximaal 15 minuten
AUTO
AUTO
OFF
fig. 57F0T0116
A
UT
O
fig. 58F0T0115
65
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 71 of 274

BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
Deze worden ingeschakeld als op schakelaar A fig. 59
wordt gedrukt, ongeacht de stand van de
contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, gaan op het
instrumentenpaneel de controlelampjes
en
branden. Om de lichten uit te schakelen, nogmaals
de schakelaar A indrukken.
BELANGRIJK Het gebruik van de
waarschuwingsknipperlichten is afhankelijk van de
wegenverkeerswet van het land waarin u rijdt. Houdt
u aan de voorschriften.
Noodstop
(indien aanwezig)
In geval van een noodstop gaan tegelijkertijd de
waarschuwingsknipperlichten en dewaarschuwingslampjes op het dashboard
en
automatisch branden. De functie wordt
uitgeschakeld wanneer het rempedaal niet meer hard
worden ingetrapt. Deze functie voldoet aan de
nieuwe wettelijke voorschriften.
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig)
Gaan branden, als de buitenverlichting brandt, door
op de knop
fig. 60 te drukken. Op het
instrumentenpaneel gaat het lampje
branden.
De lichten schakelen uit als u de knop nogmaals
indrukt.
fig. 59F0T0049fig. 60F0T0501
67
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 73 of 274

BELANGRIJK
Rijd nooit met open dashboardkastje:
het kan de passagier in geval van een
botsing verwonden.VOORSTE STOPCONTACT (12V)
Dit bevindt zich op de tunnelconsole fig. 64 en werkt
alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
Til deksel B op om fig. 64 te gebruiken.
STOPCONTACT ACHTER (12V)
Dit bevindt zich op de bagageruimte fig. 65 en werkt
alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
AANSTEKER
(voor bepaalde versies/markten)
De aansteker bevindt zich op de tunnelconsole. Druk
op knop A fig. 64 met de contactsleutel in stand
MAR, om de aansteker in te schakelen.
Na enkele seconden keert de knop terug naar de
beginstand en is de aansteker gebruiksklaar.
fig. 62F0T0187
fig. 63F0T0069fig. 64F0T0454
69
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 82 of 274

het openen als het sluiten. De ruit stopt in de
gewenste stand als u nogmaals op de knop A of B
drukt.
De ruitbediening is voorzien van een
beveiligingssysteem (voor bepaalde uitvoeringen/
markten, indien aanwezig) dat een eventueel obstakel
kan registreren als de ruit sluit. In dat geval
onderbreekt het systeem de ruitbeweging en wordt
de ruitbeweging onmiddellijk omgekeerd.
BELANGRIJK Als de anti-letselfunctie binnen 1
minuut 5 keer inschakelt, dan voert het systeem
automatisch de "recovery" uit (zelfbescherming).
Hierbij gaat de ruit telkens een klein stukje omhoog
totdat de ruit helemaal gesloten is.
Ga voor het herstellen van de juiste werking van het
systeem als volgt te werk:
open de ruiten;
of
draai de contactsleutel in de stand STOP en
vervolgens in stand MAR.
Als er geen storingen zijn, dan werkt de ruit weer
normaal.
BELANGRIJK Bij uitgenomen sleutel of sleutel in de
stand STOP kunnen de ruiten nog gedurende
ongeveer 2 minuten worden bediend. De werking
wordt onmiddellijk onderbroken als een van de
portieren wordt geopend.
BELANGRIJK
Oneigenlijk gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn.
Controleer voor en tijdens het bedienen van de
ruit altijd of de passagiers niet kunnen worden
verwond door de bewegende ruit of door
voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt . Verwijder altijd de
sleutel uit het contactslot als u de auto
verlaat , om te voorkomen dat een
onverwachtse inschakeling van de elektrische
ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
HANDMATIGE RUITBEDIENING VOOR
Op enkele uitvoeringen moeten de zijruiten voor
met de hand worden bediend.
Open of sluit de ruiten met de daarvoor bestemde
slinger.
fig. 83F0T0044
78
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 88 of 274

BELANGRIJK Onder de motorkap bevindt zich een
plaatje met een korte samenvatting van de hiervoor
beschreven handelingen voor het openen/sluiten
van de motorkap (zie fig. 97).
BELANGRIJK
Om veiligheidsredenen moet de
motorkap tijdens het rijden altijd goed
gesloten zijn. Controleer daarom altijd of de
motorkap goed vergrendeld is. Als u tijdens het
rijden merkt dat de motorkap niet goed is
vergrendeld, stop dan onmiddellijk en sluit de
motorkap op de juiste wijze.
IMPERIAAL/SKIDRAGER
BEVESTIGINGSPUNTEN
De bevestigingspunten bevinden zich op de punten
A, B, C fig. 98.
DAKRAILS
(indien aanwezig)
Enkele uitvoeringen zijn uitgerust met twee dakrails
fig. 99 waarop verschillende accessoires geplaatst
kunnen worden voor het vervoer van diverse
voorwerpen (ski's, surfplanken enz.).
BELANGRIJK
Houdt u zorgvuldig aan de wettelijke
bepalingen betreffende de maximale
afmetingen.
fig. 97F0T0215fig. 98F0T0154
84
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 90 of 274

Koplampverstelling
Druk op de knoppen
ofop het
bedieningspaneelfig. 100.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt
visueel de stand van de bijbehorende instelling
weergegeven.
Stand 0 - een of twee personen op de voorstoelen.
Stand 1 - vijf personen.
Stand 2 - vijf personen + bagage in de bagageruimte.
Stand 3 - bestuurder en bagage tot aan maximum
laadvermogen in de bagageruimte.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de
koplampen telkens als het gewicht van de lading
wijzigt.
MISTLAMPEN AFSTELLEN
(indien aanwezig)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Fiat
Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET
BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land
waar de auto oorspronkelijk is gekocht. Als gereden
wordt in landen waar op de andere weghelft wordt
gereden, moeten, om verblinding van tegenliggers
te voorkomen, delen van de koplamp worden
afgedekt overeenkomstig de wegenverkeerswetgeving
van het betreffende land.
ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem,
voorkomt dat tijdens het remmen de wielen
blokkeren, ongeacht de conditie van het wegdek en
de pedaaldruk, en verhindert daarmee het
doorslippen van een of meerdere wielen. Hierdoor
blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een
elektronische remdrukverdeling EBD (Electronic
Braking Force Distribution), die de remdruk verdeelt
tussen de voor- en achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het
remsysteem is een inrijperiode van ongeveer 500 km
nodig: tijdens deze periode moet bruusk,
herhaaldelijk of langdurig remmen vermeden worden.
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder
dit aan een lichte trilling van het rempedaal, die
gepaard gaat met enig geluid: dit geeft aan dat het
noodzakelijk is de snelheid aan te passen aan de
beschikbare grip op het wegdek.
MECHANISCHE BRAKE ASSIST (regeling bij
noodstops)
(indien aanwezig)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld,
herkent noodstops (op basis van de snelheid
waarmee het rempedaal wordt ingetrapt) en
86
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 92 of 274

BELANGRIJK
Als alleen het waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel gaat
branden (er verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display - indien aanwezig),
stop dan onmiddellijk en wendt u tot het Fiat
Servicenetwerk. Als er vloeistof lekt uit het
hydraulische systeem, wordt de werking van
zowel het conventionele remsysteem als het ABS
in gevaar gebracht .
ESC-SYSTEEM (Electronic Stability
Control)
(indien aanwezig)
Het ESC-systeem verbetert de richtingscontrole en
stabiliteit van het voertuig onder diverse
rijomstandigheden. Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het voertuig door de
remkracht naar de juiste wielen te sturen. Ook
het door de motor geleverde koppel kan verlaagd
worden om de controle over het voertuig te
behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van de in het
voertuig gemonteerde sensoren om de baan
te bepalen die de bestuurder wil volgen en vergelijkt
deze met de werkelijke baan van het voertuig.
Wanneer de werkelijke baan afwijkt van de gewenste
baan, grijpt het ESC-systeem in om het overstuur
of onderstuur van de auto te corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer het voertuig meer
draait dan overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten
Onderstuur: treedt op wanneer de auto minder
draait dan overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Het ESC-systeem omvat ook de volgende
subsystemen:
Hill Holder
ASR
MSR
HBA
88
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 96 of 274

BELANGRIJK
Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is het
voertuig voorzien van dit systeem. Pas het
rijgedrag steeds aan de conditie van het
wegdek, het zicht en het verkeer aan. De
bestuurder is altijd verantwoordelijkheid voor
de verkeersveiligheid.
STORINGSMELDINGEN
In geval van storing wordt het ASR systeem
automatisch uitgeschakeld, gaat het lampje
op het
instrumentenpaneel branden en verschijnt er een
melding op de multifunctionele display (voor
bepaalde versies/markten) (zie het hoofdstuk
“Lampjes en meldingen”). Neem in dit geval zo snel
mogelijk contact op met het Fiat Servicenetwerk.HYDRAULISCHE BRAKE ASSIST
(remondersteuning bij noodstop)
(indien aanwezig)
Het HBA-systeem is een integraal deel van het
ESC-systeem en is ontworpen om de remcapaciteit
van het voertuig te verbeteren tijdens een noodstop.
Het systeem detecteert het noodremmen door de
snelheid en de kracht waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt te controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe. Dit kan de remweg verkorten
en dus vormt het HBA-systeem een aanvulling op
het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het HBA-systeem
verkregen als het rempedaal zeer snel wordt
ingetrapt; tevens moet het rempedaal continu, dus
niet intermitterend, ingetrapt worden tijdens het
remmen, om voordelen van het systeem te
verkrijgen. Verminder niet de druk op het rempedaal
zolang geremd moet worden. Het HBA-systeem
wordt uitgeschakeld wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
BELANGRIJK
Het HBA-systeem kan niet de door het
wegdek geboden grip boven de limieten
van de natuurkundige wetten laten toenemen.
fig. 101F0T0504
92
KENNISMAKING
MET DE AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER