FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 131 of 332

Geschiktheid voor verschillende zitplaatsen
ANDERHALVE CABINE
GewichtsklasseZitplaats
Voorste passagiersstoelAanbevolen kinderzitjes Goedkeuringsnummer UN-R44
Ingeschakelde
airbagUitgeschakelde
airbag*
0 — tot 10 kg X U — —
0+ — tot 13 kg X U, L BABY-SAFE plus: MZ314393 E1-04301146
1 — 9 tot 18 kg X U, LG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
oostelijk gebied): MZ314390E
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
centraal.zuidelijk gebied):
MZ314390CS
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
noordelijk gebied): MZ314390NE4-03443416
DUO plus: MZ313045 E1-04301133
II en III — 15 tot
36 kgX U, L KIDFIX XP: MZ315025 E1-04301304
*Met passagiersairbag uitgeschakeld met behulp van de schakelaar passagiersairbag ON-OFF
129

Page 132 of 332

GewichtsklasseZitplaats
Buitenkant
achterbankAanbevolen kinderzitjes Goedkeuringsnummer UN-R44
0 — tot 10 kg X — —
0+ — tot 13 kg X BABY-SAFE plus: MZ314393 E1-04301146
1 — 9 tot 18 kg XG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor oostelijk
gebied): MZ314390E
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
centraal.zuidelijk gebied): MZ314390CS
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor noordelijk
gebied): MZ314390NE4-03443416
DUO plus: MZ313045 E1-04301133
II en III — 15 tot 36 kg X KIDFIX XP: MZ315025 E1-04301304
164)
78)
Definitie van de in bovenstaande tabel gebruikte tekens:
U — Geschikt voor "universele" kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsklasse.
UF — Geschikt voor "universele" in de rijrichting geplaatste kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsklasse.
X — Zitplaats niet geschikt voor kinderzitjes in deze gewichtsklasse.
130
VEILIGHEID

Page 133 of 332

Geschiktheid voor verschillende zitplaatsen
DUBBELE CABINE
GewichtsklasseZitplaats
Voorste passagiersstoelAanbevolen kinderzitjes Goedkeuringsnummer UN-R44
Ingeschakelde
airbagUitgeschakelde
airbag*
0 — tot 10 kg X U — —
0+ — tot 13 kg X U, L BABY-SAFE plus: MZ314393 E1-04301146
1 — 9 tot 18 kg X U, LG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
oostelijk gebied): MZ314390E
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
centraal.zuidelijk gebied):
MZ314390CS
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
noordelijk gebied): MZ314390NE4-03443416
DUO plus: MZ313045 E1-04301133
II en III — 15 tot
36 kgX U, L KIDFIX XP: MZ315025 E1-04301304
*Met passagiersairbag uitgeschakeld met behulp van de schakelaar passagiersairbag ON-OFF
131

Page 134 of 332

Zitplaats
GewichtsklasseBuitenkant
achterbankMiddenachter Aanbevolen kinderzitjes Goedkeuringsnummer UN-R44
0 — tot 10 kg U U — —
0+ — tot 13 kg U, L U, L BABY-SAFE plus: MZ314393 E1-04301146
1 — 9 tot 18 kg U, L U, LG 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
oostelijk gebied): MZ314390E
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
centraal.zuidelijk gebied):
MZ314390CS
G 0/1 S ISOFIX (Kinderzitje voor
noordelijk gebied): MZ314390NE4-03443416
DUO plus: MZ313045 E1-04301133
II en III — 15 tot
36 kgU, L X KIDFIX XP: MZ315025 E1-04301304
164)
77) 78) 79) 80)
Definitie van de in bovenstaande tabel gebruikte tekens:
U — Geschikt voor "universele" kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsklasse.
UF — Geschikt voor "universele" in de rijrichting geplaatste kinderzitjes goedgekeurd voor gebruik in deze gewichtsklasse.
X — Zitplaats niet geschikt voor kinderzitjes in deze gewichtsklasse.
132
VEILIGHEID

Page 135 of 332

Installatie van een
kinderzitje aan de
onderste verankering
(kinderzitje met
ISOFIX-bevestiging) en
bevestigingsverankering
(dubbele cabine)
Locatie van de onderste
verankering
De achterbank van uw voertuig is
voorzien van verankeringen onderin om
een kinderzitje met ISOFIX-
bevestigingen aan vast te zetten.
type 1 (ISOFIX-markering)Type 2 (i-size-markering)
Locatie van de
bevestigingsverankering
Op het verticale paneel achter de
achterbank zitten twee
verankeringspunten voor kinderzitjes.
Deze zijn bedoeld om de
bevestigingsgordels van kinderzitjes op
de twee achterste zitplaatsen van uw
voertuig te bevestigen.
* — voorkant van het voertuig
165)
Kinderzitjes met
ISOFIX-bevestiging
(dubbele cabine)
Het veiligheidssysteem is ontworpen
voor kinderzitjes met verankeringen aan
de onderkant. Zet het kinderzitje vast
aan de onderste verankering.
Het kinderzitje hoeft niet te worden
vastgezet met de veiligheidsgordels van
het voertuig.
A. Aansluitingen kinderzitje
Monteren
1. Verwijder vreemde delen in of om de
aansluitingen en controleer of de
veiligheidsgordel van het voertuig naar
behoren is ingerold.
2. Verwijder de hoofdsteun van de
plaats waarop u het kinderzitje wilt
installeren. Raadpleeg "Hoofdsteunen".
208AHA106607
209AHA106229
210AHA104759
211AA0014302
133

Page 136 of 332

3. Druk de aansluitingen (A) van het
kinderzitje volgens de instructies van de
fabrikant van het kinderzitje in de
onderste verankeringen (B).
A. Aansluiting
B. Onderste verankering
Als uw kinderzitje een steunpoot heeft,
zorg er dan voor dat de steunpoot een
stabiele plaats op de vloer heeft.
Voer de stappen 4 t/m 8 uit als het
kinderzitje een bevestigingsgordel heeft.
Voer stap 8 uit als het kinderzitje geen
bevestigingsgordel heeft.
4. Laat de bevestigingsgordel (C) van
het kinderzitje door de opening tussende rugleuning van de achterbank en het
achterste paneel naar beneden zakken.
5. Klap de armleuning naar voren. Open
de twee bevestigingen (D) in de ruimte
waar de armleuning was opgeborgen.6. Open het binnenste deksel.
7. Steek uw hand in de opening van de
twee bevestigingen, bevestig de haak
(E) van de bevestigingsgordel aan de
verankering (F) van de bevestiging, en
trek de bevestigingsgordel goed strak.
Draai de haak opzij als het moeilijk is de
haak van de bevestigingsgordel vast te
haken.
212AHA106434
213AHA106610
214AHA106623
215AHA106636
216AHA106649
134
VEILIGHEID

Page 137 of 332

8. Duw en trek het kinderzitje in alle
richtingen om te controleren of het
stevig vastzit.
Verwijderen
Verwijder het kinderzitje volgens de
instructies van de fabrikant van het
kinderzitje.
Installatie van een kinderzitje met
een driepuntsgordel (met
noodblokkering)
Installatie
1. Zet een kinderzitje op de plaats waar
het geïnstalleerd moet worden en
verwijder de hoofdsteun van de stoel.
Raadpleeg "Hoofdsteunen".
2. Als een kinderzitje op de voorste
passagiersstoel geïnstalleerd moet
worden, schuif de stoel dan zo ver
mogelijk naar achteren.
3. Geleid de gordel volgens de
instructies van de fabrikant van het
kinderzitje, door het kinderzitje en doe
de gesp in de sluiting.
4. Elimineer alle speling met gebruik van
de bevestigingsklem (A).
5. Als uw kinderzitje een steunpoot
heeft, zorg er dan voor dat de
steunpoot een stabiele plaats op de
vloer heeft.
6. Duw en trek het kinderzitje in alle
richtingen om te controleren dat het
stevig vastzit, voordat u het kind in het
kinderzitje plaatst. Doe dit voor ieder
gebruik.
166)
BELANGRIJK
164)Verwijder voor de installatie van een
kinderzitje, de hoofdsteun van de stoel.
165)Verankeringen van kinderzitjes zijn
ontworpen om uitsluitend de krachten van
correct geïnstalleerde kinderzitjes te
weerstaan. Deze mogen in geen enkel
geval worden gebruikt als veiligheidsgordel
voor volwassenen, als tuigjes of om andere
voorwerpen in het voertuig te bevestigen.
166)Voor bepaalde kinderzitjes moet de
bevestigingsklem (A) fig. 0 fig. 217 worden
gebruikt om persoonlijk letsel tijdens een
botsing of een plotselinge manoeuvre te
helpen voorkomen. De klem moet worden
bevestigd en gebruikt volgens de
instructies van de fabrikant van het
kinderzitje. De bevestigingsklem moet
worden verwijderd als het kinderzitje wordt
verwijderd.
BELANGRIJK
77)Stel de voorstoel bij de installatie van
een kinderzitje op de achterbank, dusdanig
af dat de rugleuning van de voorstoelen de
kindervoetjes en het kinderzitje niet raken.
78)Zet bij installatie van een kinderzitje
(gewichtsklasse II en III) op de voorste
passagiersstoel, de rugleuning twee
standen naar achteren vanaf de volledig
rechte stand.
79)Kinderzitjes met steunpoot zijn niet
geschikt voor de middenstoel van de
achterbank.
80)Als u "KID-FIX XP" op de achterstoel
gebruikt, trek dan de hoofdsteun van het
kinderzitje omlaag als het kind is uitgestapt,
om te voorkomen dat de hoofdsteun van
het kinderzitje de achterruit raakt. Zorg er
bovendien voor dat de hoofdsteun is
versteld en fatsoenlijk is geplaatst als er een
kind in het kinderzitje zit.
217AA0008772
135

Page 138 of 332

AIRBAG
AANVULLEND
VEILIGHEIDS-
SYSTEEM (SRS)
De informatie van de SRS-airbags
bevat belangrijke informatie over de
frontairbags aan bestuurders- en
passagierszijde, de knie-airbag aan de
bestuurderszijde, de zijairbags en de
gordijnairbags.
De SRS-frontairbags aan
bestuurderszijde en passagierszijde zijn
ontworpen ter aanvulling van de
primaire bescherming van de
bestuurder en de voorpassagier in de
vorm van de veiligheidsgordel, door de
inzittenden in geval van middelmatige
tot ernstige frontale botsingen te
beschermen tegen hoofd- en
borstletsel.
Voor de SRS-bestuurdersairbag is een
tweefasig airbagsysteem gebruikt
(indien aanwezig). De SRS-frontairbags
aan bestuurderszijde en passagierszijde
worden geregeld door botssensoren
(aan de voorkant van het voertuig) en
de regeleenheid (ongeveer in het
midden van het voertuig op
vloerniveau).
De SRS-knie-airbag aan
bestuurderszijde (indien aanwezig) is
ontworpen ter aanvulling van de
primaire bescherming in de vorm van
de veiligheidsgordel aan
bestuurderszijde. Bij bepaalde
middelmatige tot ernstige frontalebotsingen verkleint de airbag de
voorwaartse beweging van de
onderbenen van de bestuurder en biedt
een betere bescherming van het hele
lichaam.
De SRS-zijairbags (indien aanwezig) zijn
ontworpen ter aanvulling van de naar
behoren gedragen veiligheidsgordels en
beschermen de bestuurder en de
voorste passagier in bepaalde
middelmatige tot ernstige
flankbotsingen tegen borstletsel.
De SRS-gordijnairbags (indien
aanwezig) zijn ontworpen ter aanvulling
van de naar behoren gedragen
veiligheidsgordels en beschermen de
bestuurder en de passagier op de
voorstoel en buitenste achterstoel in
bepaalde middelmatige tot ernstige
flankbotsingen tegen hoofdletsel, door
het open gaan van de gordijnairbag aan
de zijkant.
Het SRS is GEEN vervanging voor de
veiligheidsgordels. Voor een maximale
bescherming tijdens allerlei soorten
botsingen en ongevallen, moeten alle
inzittenden, zowel de passagiers als de
bestuurder, hun veiligheidsgordels
dragen.
Opmerking De ERA-GLONASS (indien
aanwezig )is ontworpen om te werken
wanneer een van de airbags open
gaan. Zie “ERA-GLONASS”.Werking van het aanvullende
veiligheidssysteem
Het SRS bevat de volgende componenten:
1. Airbagmodule (bestuurder)
2. Indicatielampje frontairbag aan
passagierszijde (anderhalve cabine en
dubbele cabine) 3. Airbagmodule
(passagier) 4. Knie-airbagmodule
bestuurderszijde* 5. Aan-/uitschakelaar
frontairbag aan passagierszijde
(anderhalve cabine en dubbele cabine)
218AHA106232
219AHA104876
136
VEILIGHEID

Page 139 of 332

6. Zijairbagmodules*
7. Gordijnairbagmodules*
* - Indien aanwezig
De airbags werken alleen als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus in de volgende stand
staat.
Behalve voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
contactschakelaar staat op de stand
"ON" of "START".
Voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat op "ON".
Wanneer de airbagcontrole-unit
detecteert dat het voertuig omrolt,
zullen de gordijnairbags ook open gaan
(indien aanwezig).
Het opengaan van de airbags gaat
gepaard met een plotseling, hard geluid
en vrijkomende rook en poeder, maar
deze omstandigheden zijn niet
schadelijk en duiden niet op brand in
het voertuig. Mensen met
ademhalingsproblemen zouden tijdelijk
irritatie kunnen voelen van de
chemicaliën die voor het opengaan van
de airbag worden gebruikt; open na het
opengaan van de airbags de ruiten, als
het veilig is om dat te doen.
De airbags lopen na het opengaan zeer
snel weer leeg, waardoor er geen
gevaar van belemmerd zicht bestaat.
167) 168) 169) 170) 171) 172) 173) 174) 175) 176) 177) 178)
179)
Waarschuwing voor de installatie
van kinderzitjes in voertuigen met
frontairbag passagierszijde
Het etiket dat hier wordt weergegeven
is aangebracht in voertuigen met een
frontairbag aan passagierszijde.
180)
Opmerking De etiketten kunnen op
verschillende plaatsen zitten, afhankelijk
van het voertuigmodel.
Aan-/uitschakelaar frontairbag aan
passagierszijde (anderhalve cabine
en dubbele cabine)
De aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde kan
worden gebruikt om de frontairbag aan
passagierszijde uit te schakelen. Als u
een kinderzitje hebt dat niet op een
andere stoel dan de voorste
passagiersstoel kan worden
geïnstalleerd, schakel dan de
frontairbag aan passagierszijde uit met
de aan-/uitschakelaar, voordat u het
kinderzitje gebruikt. Raadpleeg "Een
airbag uitschakelen".
De aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde zit op
de plaats die in de afbeelding wordt
weergegeven.
220AF0009484
221AHA100605
222AHA105668
137

Page 140 of 332

Indicatielampje frontairbag aan
passagierszijde (anderhalve cabine
en dubbele cabine)
Het indicatielampje van de frontairbag
aan passagierszijde zit op het
instrumentenpaneel.
Meestal gaat het indicatielampje
branden, als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet en gaat het na een paarseconden weer uit.
Als de aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde wordt
uitgeschakeld, blijft het indicatielampje
"OFF" branden om aan te tonen dat de
frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld. Als de aan-/
uitschakelaar van de frontairbag aan
passagierszijde wordt ingeschakeld,
gaat het indicatielampje "OFF" uit en
gaat het indicatielampje "ON"
gedurende ongeveer 1 minuut branden
om aan te tonen dat de frontairbag aan
passagierszijde is ingeschakeld.
181)
Een airbag uitschakelen
(anderhalve cabine en dubbele
cabine)
182)
Volg de volgende stappen om een
airbag uit te schakelen:
1. Steek de sleutel in de
aan-/uitschakelaar van de frontairbag
aan passagierszijde en draai de sleutel
naar de stand "OFF". 2. Neem de
sleutel uit de aan-/uitschakelaar van de
frontairbag aan passagierszijde.
3. Draai de contactschakelaar naar de
stand "ON" of zet de bedieningsmodus
op "ON". Het indicatielampje "OFF" van
de frontairbag aan passagierszijde blijft
branden.(*) — Type 1; (**) — Type 2
De frontairbag aan passagierszijde is nu
uitgeschakeld en kan niet opengaan
totdat die weer wordt ingeschakeld.
Frontairbags bestuurderszijde en
passagierszijde
De bestuurdersairbag bevindt zich
onder het gevoerde kussen in het
midden van het stuurwiel. De
frontairbag aan passagierszijde bevindt
zich in het instrumentenpaneel, boven
het dashboardkastje.
De bestuurdersairbag (indien aanwezig)
wordt met twee verschillende
snelheden opgeblazen, naargelang de
ernst van de botsing.
De airbag aan bestuurderszijde en de
airbag aan passagierszijde zijn
ontworpen om tegelijkertijd te worden
opgeblazen, zelfs als er niemand in de
passagiersstoel zit.
223AHA106245
224AHA106258
225AHA109190
138
VEILIGHEID

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 340 next >