FIAT TIPO 5DOORS STATION WAGON 2019 Instructieboek (in Dutch)

Page 151 of 316

BELANGRIJK Afhankelijk van het land
zijn er verschillende soorten adapters
voor tankstations. Adapter 1 fig. 132,
wordt bij de auto in een speciaal doosje
geleverd, is speciaal ontworpen voor
het land waarin de auto verkocht is. Als
u in een ander land rijdt, moet u
uitzoeken welke soort adapter hier
gebruikt wordt.BELANGRIJK Voordat de tank met LPG
gevuld wordt, dient het gekwalificeerde
personeel te controleren of de adapter
correct op de vulopening is geschroefd.
BELANGRIJK Bewaar uw LPG-adapter
zorgvuldig zodat hij niet beschadigd
raakt.
BELANGRIJK Gebruik uitsluitend LPG
voor motorvoertuigen.
Brandstof - Grafisch
symbool voor de
identificatie van de
compatibiliteit van het
voertuig voor
consumenten in
overeenstemming met
EN16942
De onderstaande symbolen
vereenvoudigen de herkenning van het
correcte type brandstof dat u in uw
voertuig moet gebruiken.
Controleer, alvorens te tanken, de
symbolen aan de binnenkant van het
brandstofklepje (waar voorzien) en
vergelijk ze met de symbolen op de
pomp (waar voorzien).Symbolen voor voertuigen op
benzine
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734
132PGL000018
149

Page 152 of 316

Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
LPG: Auto-LPG overeenkomstig
EN589
BELANGRIJK
136)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
137)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.138)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
139)Het brandstofsysteem niet openen bij
hoge druk met draaiende motor. De
werking van de motor zorgt voor een hoge
brandstofdruk. Een straal van brandstof
met hoge druk kan ernstig letsel of de
dood veroorzaken.
140)Indien
AdBlue®
in het reservoir
lange tijd tot boven een temperatuur van 50
°C oververhit wordt (bijvoorbeeld door
direct zonlicht), dan kan
AdBlue®
ontleden en ammoniakdampen
produceren. Ammoniakdampen hebben
een penetrante geur wanneer de dop van
het
AdBlue®
-reservoir wordt
opengedraaid. Zorg er daarom voor dat u
geen ammoniakdampen inademt die uit de
opening van het reservoir afkomstig zijn. In
deze concentratie, zijn de ammoniak
dampen niet schadelijk of gevaarlijk voor de
gezondheid.
BELANGRIJK
61)Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen
conform de Europese norm EN 590. Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie, door de
veroorzaakte schade, ongeldig maken. Als
per ongeluk andere brandstofsoorten
worden getankt, mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de motor ook
maar heel kort heeft gewerkt, moet behalve
de tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
150
STARTEN EN RIJDEN

Page 153 of 316

AdBlue®-ADDITIEF
(UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT
De auto is uitgerust met een
UREUM-inspuitsysteem en een
Selectieve Katalytische Reductie om
aan de emissienormen te voldoen.
Deze twee systemen zorgen ervoor dat
aan de vereisten voor dieseluitstoot
wordt voldaan terwijl tegelijkertijd de
volledige efficiëntie, de bestuurbaarheid,
het koppel en het vermogen behouden
blijven. Raadpleeg voor de berichten en
systeemmeldingen de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en -berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
AdBlue®
(UREUM) is een zeer stabiel
product met een lange houdbaarheid.
Wanneer dit product bij een
temperatuur LAGER dan 32 °C
bewaard wordt, heeft het een
houdbaarheid van minstens één jaar.
Raadpleeg voor meer informatie over
het type
AdBlue®
-vloeistof de
paragraaf “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.De auto is voorzien van een
automatisch
AdBlue®
-
verwarmingssysteem wanneer de
motor start dat ervoor zorgt dat het
systeem correct kan werken bij
temperaturen lager dan -11 °C.
BELANGRIJK
AdBlue®
bevriest bij
temperaturen lager dan -11 °C.
151

Page 154 of 316

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......153
LAMP VERVANGEN..........153
ZEKERINGEN VERVANGEN.....162
EEN WIEL VERVANGEN........169
FIX&GO-KIT...............174
STARTEN MET HULPACCU.....176
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER........178
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........180
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE
MET DUBBELE KOPPELING. . . .182
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .183
152
NOODGEVALLEN

Page 155 of 316

ALARM-
KNIPPERLICHTEN
CONTROLE
Druk op de knop fig. 133 om de lichten
aan of uit te zetten.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
LAMP VERVANGEN
141) 142) 143)
62)
ALGEMENE INSTRUCTIESControleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
133P2000021-000-000
153

Page 156 of 316

SOORTEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen
Volglas lampen (type 1): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type 2): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Halogeenlampen (type 3): om de lamp te verwijderen, aan de
stekker trekken en deze uitnemen.
Halogeenlampen (type 4): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon-gasontladingslamp (type 5):
(voor bepaalde versies/markten)
neem voor het verwijderen van de lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
154
NOODGEVALLEN

Page 157 of 316

Lampen Type Vermogen Referentieafbeelding
Dagverlichting (versies met polyelliptische koplampen) LED – –
Zijverlichting voor/dagverlichting) (versies met bi-parabolische
koplampen)H15 15W 4
Lampen grootlicht (versies met polyelliptische koplampen) H7 55W 3
Lampen grootlicht (versies met bi-parabolische koplampen) H15 55W 4
Dimlicht H7 55W 3
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon gasontladingslampen)
(voor bepaalde versies/markten)D5S 25W 5
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W 2
Zijrichtingaanwijzer WY5W 5W 1
Kentekenverlichting W5W 5W 1
Stadslicht achter / remlichten P21W 21W 2
Richtingaanwijzers achter PY21W 21W 2
Achteruitrijlicht W16W 16W 1
Extra remlicht LED – –
Mistlampen H11 55W 4
Mistachterlicht W16W 16W 1
Plafondverlichting voor C5W 5W 1
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W 1
Plafondverlichting achterin C5W 6W 1
Verlichting bagageruimte W5W 5W 1
Verlichting dashboardkastje W5W 5W 1
155

Page 158 of 316

LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Versies met poly-elliptische
koplampen
Voorste lamp positie
1. Dimlicht
2. Mistlampen
3. Grootlicht
4. Dagrijlichten (DRL)
5. RichtingaanwijzersDimlicht
Ga als volgt te werk om lamp 1
fig. 134 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen
afdekkap 1 fig. 135;
maak eerst de stekker los en
vervolgens de borgklem;
vervang lamp 2;
sluit de stekker weer aan en plaats
de lamp terug in de behuizing;
maak de borgklem goed dicht;
monteer de rubber kap 1 weer.
Grootlicht
Ga als volgt te werk om lamp 3
fig. 134 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen
afdekkap 2 fig. 136;
verwijder de stekker van de lamp;
maak de stekker 3 los en vervang de
lamp 4 ;
plaats de lamp terug in de behuizing
en zorg dat deze goed vastzit.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om lamp 5
fig. 134 te vervangen:
draai de lamp/lamphouder 1
fig. 137 een kwartslag linksom en trek
hem naar buiten;
vervang lamp 2 door er zachtjes op
te drukken (bij de as) en gelijktijdig
linksom te draaien (bayonetsluiting);
plaats de lamp/lamphouder terug in
de behuizing en draai het geheel
2 rechtsom, verzeker u ervan dat hij
goed vergrendeld is.134P1030127-000-000
135P1030234-000-000
136P1030234-000-001
156
NOODGEVALLEN

Page 159 of 316

Mistkoplampen
Ga als volgt te werk om lamp 2
fig. 134 te vervangen:
draai de wielen van de auto helemaal
naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 138 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
draai de lamp/lamphouder 3 een
kwartslag linksom en trek hem naar
buiten;
maak de stekker los en vervang het
geheel als unit;
sluit de stekker aan op de nieuwe
lamp/lamphouder;
plaats de unit in de behuizing, draai
het geheel rechtsom en zorg dat hij
goed vastzit;
plaats ten slotte de inspectieklep
1 terug.
Dagrijlichten (DRL)
De lampen van de dagverlichting 4
fig. 134 zijn LED-lampen om hun
levensduur te verlengen. Vervanging
zou daarom niet nodig moeten zijn.
Neem contact op met het Fiat
Servicenetwerk als er problemen zijn.
Zijrichtingaanwijzer
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas 1
fig. 139 om de inwendige borgveer 2 in
te drukken en trek de lichtunit naar
buiten; ga voorzichtig te werk om de lak
niet te beschadigen;
draai de lamphouder 2 linksom,
verwijder de lamp 3 en vervang hem;
plaats de lamphouder 2 terug in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer op zijn plaats
vastklikt.
Versies met bi-parabolische
koplampen
Voorste lamp positie
1. Dimlicht
2. Mistlampen
137P2000185
138P2000135
139P1030251-000-000
14008026J0002EM
157

Page 160 of 316

3. Grootlicht/dagverlichting
(DRL)/posities
4. Richtingaanwijzer.
Grootlicht/dagverlichting
(DRL)/posities
Ga als volgt te werk om lamp 3
fig. 140 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen kap
1 fig. 141;
draai de lamphouder linksom en trek
hem naar buiten;
sluit de elektrische connector af en
vervang de lamp/ lamphouder 2;
sluit de elektrische connector aan op
de nieuwe montage;
plaats vervolgens de samenstelling in
hun zitting en draai deze rechtsom,
verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is;
monteer de rubber kap 1 weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Dimlicht
Rechterkoplamp
Ga als volgt te werk om lamp 1
fig. 140 te vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
pas de tabs aangeduid in
fig. 142 aan en verwijder de klep;
verwijder de rubberen dop;
maak de stekker los;
haal de lamp uit de houder door
deze van uit de borgveren los te
maken;
plaats de nieuwe lamp en voer de
eerder beschreven procedure in
omgekeerde volgorde uit.Linkerkoplamp
werkend van binnen uit de
motorruimte, verwijder de rubberen kap
van de lamp van het dimlicht 1 fig. 140;
haal de lamp uit de houder door
deze van uit de borgveren los te
maken;
koppel de stekker los en vervang de
betreffende lamp 1 fig. 140;
sluit de elektrische connector aan op
de nieuwe lamp;
herplaats de samenstelling in de
zetel;
monteer de rubberen dop weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om lamp 4
fig. 140 te vervangen:
draai de lamp-lamphouderunit
linksom;
vervang de lamp met de
"bajonetsluiting";
plaats vervolgens de lamp/
lamphouder in zijn zitting en draai deze
rechtsom, verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is.
14108026J0025EM
14208026J0004EM
158
NOODGEVALLEN

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 320 next >