Hyundai Azera 2009 Handleiding (in Dutch)
Page 191 of 288
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
20
ZC170C1-AX Koelvloeistof Het koelsysteem van uw Hyundai is gevuld met ethyleenglycol. Gebruik geen andere koelvloeistof aangezien ethyleenglycol corrosie van hetkoelsysteem tegengaat, uw waterpomp smeert en bevriezing voorkomt. Het systeem moet worden bijgevuldovereenkomstig het onderhoudsoverzicht in hoofdstuk 5. Laat voor de winter de koelvloeistofcontroleren m.b.t. het vriespunt. ZC170D1-AX Accu en accukabels controleren Controleer visueel de accu en de accukabels zoals beschreven in hoofdstuk 6. De staat van de accu kan worden gecontroleerd door uw Hyundaidealer.ZC170E1-AX Gebruik zonodig "winterolie" Voor sommige klimaten is het aan te bevelen bij koud weer een "winterolie"met lagere viscositeit te gebruiken. Zie hoofdstuk 9 voor de aanbevolen oliesoorten. Raadpleeg in geval vantwijfel uw Hyundai dealer.
ZC170F1-AX Bougies en ontstekingssysteem controleren Controleer de bougies zoals beschreven in hoofdstuk 6 en vervang ze zonodig. Controleer tevens de bedrading en de componenten van hetontstekingssysteem. Vervang beschadigde onderdelen.
ZC170B1-AX Rijden in sneeuw of op ijs Voor het rijden in diepe sneeuw kan het nodig zijn sneeuwbanden ofsneeuwkettingen te gebruiken. Als sneeuwbanden nodig zijn moet worden gekozen voor dezelfde maat en typeals de originele fabrieksbanden. Als dit advies niet wordt opgevolgd kan dat een nadelige invloed op de veiligheiden het rijgedrag tot gevolg hebben. Hoge snelheden, snel accelereren, krachtig afremmen en scherpe bochtenmoeten worden vermeden. Maak tijdens het afremmen zoveel mogelijk gebruik van het remvermogen van demotor. Remmen op sneeuw of ijs heeft tot gevolg dat uw wagen in een slip raakt. Houd voldoende afstand tenopzichte van uw voorliggers. Druk het rempedaal gelijkmatig in. N.B.: Sneeuwkettingen zijn niet altijd wettelijk toegestaan. Raadpleeg de geldende wettelijke bepalingen voorhet monteren van sneeuwkettingen.
Page 192 of 288
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
21
ZC170G1-AX Sloten tegen bevriezing beschermen Om het bevriezen van de sloten te voorkomen zijn speciale producten bij uw dealer verkrijgbaar. Ook als eenslot bevroren is, kan dit met doeltreffende middelen worden ontdooid. Soms is het mogelijk eenbevroren slot te ontdooien door de sleutel te verwarmen. N.B.: Het temperatuurgebied waarin de sleutel voor de startblokkering kan worden gebruikt, bedraagt -40°C tot 80°C. Als de sleutel van destartblokkering tot boven 80 °C wordt verwarmd om een bevroren slot te openen, kan de transponderin de sleutelkop worden beschadigd. ZC170H1-AX Gebruik antivries in het ruitensproeierreservoir Om te voorkomen dat het water in het sproeierreservoir bevriest, moet eendaarvoor bestaande toevoeging worden gebruikt. Volg hierbij de gebruiksaanwijzing strikt op. Antivriesvoor het ruitensproeierreservoir is bij alle Hyundai dealers verkrijgbaar. Gebruik geen antivries voor hetkoelsysteem of een ander soort antivries aangezien dit de lak kan aantasten.
ZC170I1-AX Voorkom bevriezing van de handrem Onder sommige omstandigheden kan een aangetrokken handrem bevriezen.Bijvoorbeeld bij een opeenhoping van sneeuw of ijs rond of bij de achterremmen of als de remmen natzijn. Als de kans op bevriezing bestaat, trek de handrem dan tijdelijk aan, zet de versnellingshandel in de eerste ofachteruit versnelling of de keuzehandel in stand "P". Blokkeer de achterwielen zodat de wagen niet weg kan rollen.Zet hierna de handrem vrij.
Page 193 of 288
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
22HET RIJDEN MET HOGE SNELHEDEN
ZC180A1-AX Controles voor het begin van de rit
1. Banden: Houd de bandenspanning voor het rijden met hoge snelheden aan. Een te lage bandenspanning heeftoververhitting en mogelijke defecten tot gevolg. N.B.: De voorgeschreven bandens pan- ning mag niet worden overschreden.
2. Brandstof, koelvloeistof en
motorolie:
Bij het rijden met hoge snelheden wordt 1,5 maal zoveel brandstof verbruikt. Vergeet niet het koelvloeistof-en hetmotoroliepeil te controleren.
3. V-riem: Een niet goed afgestelde of een beschadigde V-riem kan oververhittingvan de motor tot gevolg hebben.HET GEBRUIK VAN DE VERLICHTING
ZC190A1-AX Controleer de verlichting regelmatig en houd de lampglazen schoon. Bij slecht zicht overdag is het aan te bevelen het dimlicht in te schakelen.Hierdoor ziet u niet alleen beter, maar wordt u ook beter gezien.
ZC170J2-AX Voorkom opeenhoping van sneeuw en ijs aan de onderzijdevan de wagen. Onder sommige weersomstandigheden kunnen sneeuw-en ijsklompen onder despatschermen de besturing bemoeilijken. Controleer bij strenge winterse omstandigheden regelmatigde onderzijde van uw wagen of de voorwielen vrij kunnen bewegen en de componenten van de stuurinrichtingniet worden geblokkeerd. ZC170K1-AX Nooduitrusting Zorg, afhankelijk van de weersomstandigheden, voor een geschikte nooduitrusting. Dit zijn o.a. sneeuwkettingen, een sleepkabelhandlantaarn, zand, een schep, hulpstartkabels, een ijskrabber, handschoenen, een deken etc.
Page 194 of 288
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
23RIJDEN MET EEN AANHANGER OF SLEPEN
!
YC200A1-FX Raadpleeg de wettelijke voorschriften indien u van plan bent te gaan rijden met een aanhanger. Aangezien de wettelijke voorschriften voor wat betrefthet rijden met een aanhanger verschillen van land tot land is het raadzaam om uw Hyundai dealer tevragen naar de mogelijkheden.
LET OP:
Rijd gedurende de eerste 2000 kmniet met een aanhanger zodat demotor goed kan inlopen. Als deze raadgeving niet ter harte wordt genomen kan ernstige schadeontstaan aan de motor of transmissie. N.B.: Als met een aanhanger wordt gereden moeten tengevolge van de extra belasting deonderhoudswerkzaamheden met kortere tussenpozen worden uitgevoerd. Zie hoofdstuk"Onderhoudsvoorschriften" bij "Onderhoud onder zware bedrijfsomstandigheden" opbladzijde 5-7.
LET OP:
o Sluit nooit het remsysteem van de aanhanger rechtstreeks aan op het remsysteem van de wagen.
o Bij bet rijden met een aanhanger op een steile helling (meer dan6%) moet worden gelet op de koelvloeistoftemperatuurmeter.Mocht de naald van de meter zich voorbij "H" (HOT) bewegen, dan moet zo snel mogelijk wordengestopt. Laat de motor vervolgens stationair draaien tot hij is afgekoeld.
!
YC200B2-AX Trekhaken Kies een trekhaak die geschikt is voor de aanhanger die getrokken moetworden. De gemonteerde trekhaak moet de kogeldruk gelijkmatig overbrengen op het chassis van dewagen. De trekhaak moet stevig worden aangebracht door een hiervoorbevoegd bedrijf. GEBRUIK GEEN TREKHAAK VOOR TIJDELIJKE MONTAGE EN GEBRUIK NOOITEEN TREKHAAK DIE ALLEEN AAN DE BUMPER IS GEMONTEERD. YC200C3-AX Remsysteem aanhangwagen Als uw aanhanger voorzien is van een remsysteem, dan moet deze voldoenaan de wettelijke voorschriften. Zorg ervoor dat het op de juiste manier is gemonteerd en dat het goed werkt.
Page 195 of 288
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
24
C190E03TG-GXT Maximum aanhangergewicht
Kogeldruk Totaal
aanhangergewicht
De kogeldruk kan gewijziged worden door het gewicht in de aanhanger teverdelen. Controleer de verdeling van het gewicht door het totale gewicht en de kogeldruk te meten. N.B.:
1. Zorg ervoor dat zich nooit meer gewicht in het achterste deel van de aanhanger bevindt dan in het voorste deel. Ca. 60% van het gewicht moet zich in het voorstedeel van de aanhanger bevinden, de overige 40% in het achterste deel. C190E01JM
C190E02JM
Totaal asgewicht
Totaal
autogewicht
2. Het totale voertuiggewicht met aangekoppelde aanhanger mag het toegestane totaalgewicht(GVWR) niet overschrijden. Dit totaalgewicht is te vinden op het identificatieplaatje (zie blz. 8-2).Het totaalgewicht bestaat uit de gewichten van de wagen, bestuurder, passagiers enbagage, lading, trekhaak, kogeldruk en eventuele accessoires.
YC200D2-AX Veiligheidskabel Wanneer de verbinding tussen de trekhaak en de aanhanger verbrokenmocht worden, kunnen gevaarlijke situaties ontstaan voor het verkeer. De aanhanger kan zelfs van de rijbaangeraken. Om deze gevaarlijke situaties te voorkomen is een veiligheidskabel tussen de wagen en de aanhangerverplicht.
Page 196 of 288
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
25
3. De voor-en achterasbelastingen
mogen de toegestane asbelastingen (GAWR) niet overschrijden. De toegestane asbelastingen zijn te vinden ophet identificatieplaatje (zie blz. 8- 2). Het is mogelijk dat het totaalgewicht beneden detoegestane waarde blijft maar dat de asbelasting wordt overschreden. Onjuiste beladingvan de aanhanger en/of teveel gewicht in de bagageruimte kan de achteras te zwaar belasten.Verplaats in dit geval de belading en controleer de asbelasting opnieuw.
4. De maximum toelaatbare verticale belasting op de trekhaak bedraagt90 kg. C190E01TG
5. Maximum toelaatbare overbouw van trekhaak : 1210 mm.
Bevestigingspunt
LET OP:
De volgende specificaties wordenaanbevolen bij het rijden met aanhanger. Het gewicht van de beladen aanhanger mag deonderstaande waarde om veiligheidsredenen niet overschrijden.
! Max. aanhangergewicht
kg!WAARSCHUWING:
Het onjuist beladen van de aanhanger en de wagen kan hetrijgedrag en het remvermogen nadelig beïnvloeden. Hierdoor kunnen ongevallen ontstaan die toternstige verwondingen kunnen leiden.
Kogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1800750
Benzinemotor
Max. aanhangergewicht kgKogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1800750
Max. aanhangergewicht kg
Kogeldruk
90
Geremd Omgeremd Aanhangwagen
1100550
Dieselmotor
Page 197 of 288
2HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
26
9. Als de aanhanger is voorzien vaneen elektrisch remsysteem moet de remwerking als volgt gecontroleerd worden: breng de wagen/aanhanger-combinatie inbeweging en bedien de aanhangerrem handmatig om de werking te controleren. Op dezemanier kunnen tegelijkertijd de elektrische verbindingen getest worden.
10.Controleer tijdens de rit regelmatig de bevestiging van de lading, dewerking van de verlichting en deremmen.
11.Vermijd ruw wegrijden, fel
accelereren en bruusk afremmen.
12.Vermijd scherpe bochten en het snel veranderen van rijstrook.
13.Vermijd het langdurig of vaak afremmen. Hierdoor kunnen de remmen oververhit raken waardoor de remwerking afneemt.
C190F01A-GAT Tips voor het rijden met aanhanger of het slepen van eenauto
1. Controleer vóór het wegrijden de
trekhaak, de veiligheidskabel en de werking van de normale verlichting,de remlichten en de richtingaanwijzers van de aanhanger.
2. Rijd met aangepaste snelheid (maximaal 80 km/h).
3. Rijden met een aanhanger kost meer brandstof dan rijden zonder aanhanger.
4. Om gebruik te kunnen maken van het remmend vermogen van demotor en om te zorgen dat de accu goed geladen blijft, mag er nietgereden worden in de vijfde versnelling (handgeschakelde versnellingsbak) of in overdrive(automatische transmissie).
5. Zorg ervoor dat de belading van de
aanhanger goed vast zit omschuiven van de belading tijdens het rijden te voorkomen. 6. Controleer de bandenspanning van
de wagen en de aanhanger. Te lage bandenspanning kan het rijgedrag nadelig beïnvloeden. Controleer ook de bandenspanningvan het reservewiel.
7. De wagen/aanhanger-combinatie
heeft meer last van zijwind enturbulentie. Als u gepasseerd wordt door een groot voertuig, houd dan de snelheid constant en het stuurrechtuit. Verminder snelheid als de wervelingen te sterk zijn om zo uit de turbulentie van het anderevoertuig te komen.
8. Neem bij het parkeren van de
wagen/aanhanger-combinatie,vooral op een helling, alle normale voorzorgsmaatregelen in acht. Draai de voorwielen richtingstoeprand, trek de parkeerrem stevig aan en schakel de eerste- of achteruitversnelling in(handgeschakelde versnellingsbak) of de parkeerstand (automatische transmissie). Breng bovendienwielblokken aan voor de wielen van de aanhanger.
Page 198 of 288
2
HET RIJDEN MET UW HYUNDAI
27
14. Schakel bij het afdalen van een helling naar een lagere versnelling om gebruik te maken van de remmende werking van de motor. Bij langdurig heuvelopwaarts rijdenmoet worden teruggeschakeld naar een lagere versnelling en met gematigde snelheid wordengereden om de kans op overbelasting en oververhitting van de motor te verkleinen.
15.Houd de wagen tijdens een stop bij heuvelopwaarts rijden niet op zijnplaats door gas te geven. Hierdoorkan de automatische transmissie oververhit raken. Gebruik de voetrem of de parkeerrem.
N.B.: Controleer bij het rijden met aanhanger de olie in de transmissie vaker.
! LET OP:
Als bij het rijden met aanhanger oververhitting plaatsvindt (tempera- tuurmeter gaat naar het rodegebied), kunnen de volgende maatregelen de oververhitting verminderen of opheffen:
1. Zet de airconditioning uit.
2. Matig de snelheid.
3. Schakel bij het heuvelopwaartsrijden een lagereversnelling in.
4. Laat de motor bij fileverkeer tijdens stilstaan versneldstationair draaien met detransmissie in neutraal of de parkeerstand.
Page 199 of 288
3
Als de motor niet aanslaat ........................................... 3-2
Starten met hulpstartkabels ......................................... 3-3
Als de motor te heet wordt ........................................... 3-4Reservewiel................................................................. 3-5
Handelingen bij een lekke band ................................... 3-5
Lekke band verwisselen .............................................. 3-6
Als uw auto moet worden gesl eept .............................3-10
Slepen in noodgevallen ............................................... 3-12
Bij verlies van sleutels ................................................ 3-13
IN GEVAL VAN PECH
3
Page 200 of 288
3IN GEVAL VAN PECH
2
HTG5019
!
ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT
D010A01A-AXT D010B01TG-AXT Als de startmotor niet of langzaam ronddraait
1. Controleer of de keuzehandel in de stand "N" of "P" staat en dat de handrem is aangetrokken. WAARSCHUWING:
De motor mag niet worden gestart door de wagen te duwen of te slepen. Dit kan schade veroorzaken. Bovendien kan door het aanduwen of-slepen de katalysator te heet worden waardoor brandgevaar ontstaat. D010D01A-AXT Wat te doen als de motor tijdens het rijden afslaat
1. Laat de snelheid geleidelijk afnemen,
blijf rechtuitrijden. Zet de wagen langs de kant van de weg op een veilige plaats.
2. Schakel de waarschuwings-
knipperlichten in.
3. Probeer de motor te starten. Als de
motor niet aanslaat, raadpleeg dan "ALS DE MOTOR NIET AANSLAAT".
D010C02A-GXT Als de startmotor werkt, maar de motor niet aanslaat
1. Controleer het brandstofpeil.
2. Controleer de stekkeraansluitingen op de bobine en de bougies (benzinemotor) of de aansluitingen op de gloeibougies en het relais vande gloeibougies (dieselmotor). Zet loszittende aansluitingen weer vast.
3. Controleer de brandstofleidingen in de motorruimte
4. Als de motor niet aanslaat, raadpleeg
dan uw Hyundai dealer of schakel professionele hulp in.
2. Controleer of de accupolen schoon
zijn en de klemmen goed vast zitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de verlichting zwakker wordt ofuitgaat bij het starten van de motor,is de accu ontladen.
4. Probeer de motor niet te starten
door de wagen aan te duwen of teslepen. Zie de richtlijnen voor "Starten met hulpstartkabels" op de volgende pagina's.
F020100AUN-EU Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt Zet de selectiehendel in stand N als de motor afslaat op een kruising ofkruispunt en duw de auto naar een veilige plek.