Hyundai Santa Fe 2005 Handleiding (in Dutch)
Page 51 of 244
1- 40 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
o Voor de beste bescherming van
het zij-airbagsysteem en om verwondingen bij het in werking treden van de zij-airbag te voorkomen, moeten de beideinzittenden van de voorstoelen rechtop zitten met de veiligheidsgordel correctvastgegespt. De handen van de bestuurder moeten in de standen 9:00 en 3:00 uur op het stuurwielworden gehouden. De armen en handen van de voorpassagiers moeten in de schoot wordengehouden.
o Breng geen extra stoelhoezen
aan.
o Door het gebruik van stoelhoezen wordt het effect van het systeembeperkt.
o Monteer geen accessoires aan de zijkant of bij de zij-airbag.
o Gebruik geen grote krachten aan de zijkant van de stoel.
o Breng geen objecten aan over de airbag of tussen de airbag enuzelf.
!
Zij-airbag sensor
WAARSCHUWING:
o De zij-airbags vormen een aanvulling op de driepunts veiligheidsgordels van debestuurder en de voorpassagier, maar vervangt deze niet. Daarom moet de veiligheidsgordel altijdworden gedragen als u in de auto zit. De zij-airbags worden alleen geactiveerd bij bepaaldebotsingen aan de zijkant die ernstig genoeg zijn om letsel te veroorzaken. B990B01O
Uw Hyundai heeft in elke voorstoel een zij-airbag. Deze airbag heeft tot taak om de bestuurder en/of voorpassagiers extra bescherming tegeven naast de werking van alleen de veiligheidsgordel. De zij-airbags zijn ontworpen om in werking te treden bijeen aanrijding van opzij, afhankelijk van de ernst van de aanrijding, de hoek, de snelheid en hetaanrijdingspunt. De airbags zijn niet ontworpen om bij alle aanrijdingen van opzij in werking te treden.
B990B04Y-AXT Zij-airbag (Indien gemonteerd)
B990B02Y
Page 52 of 244
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 41
!
B240C01HP
WAARSCHUWING:
o Als wijzigingen worden uitgevoerd aan de diverse componenten en de bedradingvan het airbagsysteem, inclusief het aanbrengen van voorwerpen op het stootvlak van het stuurwielof wijzigingen worden uitgevoerd aan het stuurwiel, kan de werking van het airbagsysteem wordenbeïnvloed en persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
o Plaats geen objecten (paraplu,tas enz.) tussen het voorportier en de voorstoel. Dergelijkeobjecten kunnen gevaarlijke projectielen worden of extra verwondingen veroorzaken als dezij-airbag in werking treedt.
o Om ongewild in werking treden van de zij-airbag en daardoor verwondingen te voorkomen, moeten schokken tegen debotsingssensor voor de zij-airbag bij aangezet contact worden voorkomen. B240C01HP-GXT Onderhoud van het airbagsysteem Het airbagsysteem is praktisch
onderhoudsvrij; het is niet toegestaan zelf werkzaamheden eraan uit te voeren. Het gehele airbagsysteemmoet 10 jaar na de productiedatum van de auto door een officiële Hyundai dealer worden gecontroleerd.
Alle werkzaamheden aan het
airbagsysteem, zoals het verwijderen, aanbrengen, repareren of werkzaamheden aan het stuurwielmoeten worden uitgevoerd door een gekwalificeerde Hyundai monteur. Onvakkundig uitgevoerdewerkzaamheden aan het airbagsysteem kunnen ernstig persoonlijk letsel tot gevolg hebben.
Page 53 of 244
1- 42 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
o Als componenten van het
airbagsysteem tot schroot worden verwerkt, of als de wagen tot schroot wordt verwerkt,moeten bepaalde veiligheidsvoorschriften worden opgevolgd. Uw Hyundai dealeris met deze veiligheidsvoorschriften bekend en kan u de noodzakelijkeinformatie verstrekken. Als deze voorschriften en procedures niet worden opgevolgd, kan ditpersoonlijk letsel tot gevolg hebben.
o Bij verkoop van de wagen moet de nieuwe eigenaar van deze belangrijke informatie op de hoogte worden gebracht en moet deze handleiding in de wagenachterblijven als deze aan de nieuwe eigenaar wordt overhandigd.o Aan de diverse componenten enaan de bedrading van het airbagsysteem mogen geen werkzaamheden wordenuitgevoerd, terwijl deze ook niet mogen worden losgemaakt. Als dit wel gebeurt, kan ditpersoonlijk letsel tot gevolg hebben omdat de airbag abusievelijk in werking kantreden of niet in werking kan treden.
o Op de rechter voorstoel mag geen veiligheidssysteem voorkinderen worden gemonteerd. Op de voorstoel mag nooit een kinderstoeltje worden geplaatst. Het kind kan letsel oplopen als de airbag bij een aanrijding wordt geactiveerd.o Het stootvlak kan worden gereinigd met een zachte, droge doek of een doek die vochtig is gemaakt met water zonder enigetoevoeging. Oplosmiddelen of reinigingsmiddelen kunnen een negatief effect hebben op hetstootvlak van het stuurwiel alsmede op de goede werking van systeem.
o Er mogen geen voorwerpen over of bij de airbageenheden op hetstuurwiel, het instrumentenpaneelof de afdekking boven het dashboardkastje aan passagierszijde worden geplaatst, omdat een dergelijk voorwerp letsel kan veroorzakenbij een aanrijding die ernstig genoeg is om de airbags in werking te laten treden.
o Als de airbag in werking is getreden, moet deze wordenvervangen door een officiëleHyundai dealer.
Page 54 of 244
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 43
o De bumper of delen van de
bumper alleen vervangen door originele Hyundai-onderdelen. Anders kan dit de werking vanhet SRS-systeem negatief beïnvloeden en tot letsel leiden.
Page 55 of 244
1- 44 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B260A01O-GAT INSTRUMENTENPANEEL EN CONTROLELAMPEN Benzinemotor
B260A01O-1
Page 56 of 244
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 45
1. Waarschuwingslamp 4-Wielaandrijving
(Indien gemonteerd)
2. Controlelamp ABS systeem
3. Toerenteller
4. Controlelamp richtingaanwijzers
5. Koelvloeistoftemperatuurmeter
6. Verlichting schakelkwadrant van automatische transmissie (Indien gemonteerd)
7. Controlelamp benzinereserve
8. Benzinemeter
9. Snelheidsmeter
10. Controlelamp elektronische motorregeling (MIL) 11. Controlelamp geopende achterklep
12. Controlelamp andrijfregelsysteem (TCS)
(Indien gemonteerd)
13. Controlelamp laadstroom
14. Controlelamp niet goed gesloten portieren
15. Controlelamp remsysteem/aangetrokken handrem
16. Controlelamp oliedruk
17. Kilometertotaalteller/Dagteller/
Boordcomputer (Indien gemonteerd)
18. Controlelamp grootlicht
19. Airbag systeem
20. Controlelamp automatische snelheidsregeling
(Indien gemonteerd)
Page 57 of 244
1- 46 BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
B260B01O-GAT Dieselmotor
B260B01O
Page 58 of 244
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI 1- 47
1. Waarschuwingslamp 4-Wielaandrijving
(Indien gemonteerd)
2. Comtrolelamp limited slip differentieel
(Indien gemonteerd)
3. Controlelamp ABS systeem
4. Toerenteller
5. Controlelamp richtingaanwijzers
6. Koelvloeistoftemperatuurmeter
7. Verlichting schakelkwadrant van automatische
transmissie (Indien gemonteerd)
8. Controlelamp benzinereserve
9. Benzinemeter
10. Snelheidsmeter
11. Controlelamp elektronische motorregeling (MIL)
12. Controlelamp geopende achterklep
13. Controlelamp andrijfregelsysteem (TCS) (Indien gemonteerd) 14. Controlelamp startblokkering
15. Controlelamp laadstroom
16. Controlelamp niet goed gesloten portieren
17. Controlelamp remsysteem/aangetrokken handrem
18. Controlelamp oliedruk
19. Controlelamp voorgloeien
20. Kilometertotaalteller/Dagteller/
Boordcomputer (Indien gemonteerd)
21. Controlelamp grootlicht
22. Airbag systeem
23. Waarschuwingslamp water in brandstoffilter
24. Controlelamp automatische snelheidsregeling (Indien gemonteerd)
25. Waarschuwingslamp Oliepeil
Page 59 of 244
!
ZB110G1-AXControlelamp richtingaanwijzers
Als de richtingaanwijzers worden ingeschakeld gaat deze groene controlelamp knipperen. Als de lamp wel brandt, maar niet knippert, snellerknippert dan normaal of niet brandt, geeft dit een storing in de richtingaanwijzerinstallatie aan.
B260P02Y-GXT Controlelamp ABS
Als de contactsleutel in de stand "ON" wordt gedraaid, zal de controlelamp voor het ABS gaanbranden en na enkele seconden doven. Als de controlelamp blijft branden, gaat branden tijdens het rijdenof niet gaat branden als de contactsleutel in de stand "ON" wordt gedraaid, betekent dit dat er een stor-ing in het ABS systeem is opgetreden. Laat uw auto in dit geval zo snel mogelijk door een HYUNDAI dealercontroleren. Het normale remsysteem blijft echter werken, maar zonder deassistentie van het ABS systeem.
WAARSCHUWING:
Als de waarschuwingslampen voor
ABS SRI en handrem/ remvloeistofpeil beide blijven branden met het contactslot in destand "ON", of tijdens het rijden gaan branden, betekent dit dat er mogelijk een storing is in het EBDSysteem (elektronische remkrachtverdeling).
Indien dit het geval is moet sterk
afremmen worden voorkomen en moet de auto zo snel mogelijk dooruw HYUNDAI dealer worden gecontroleerd. B260C01O-AXT
Traction control controlelampen (Indien gemonteerd)
De Traction Control controlelamp brand
3 seconden als de sleutel in het contact op "ON" gedraaid wordt. Als de Traction Control controlelamp blijftbranden nadat de motor draait moet het Traction Control systeem gecontroleerd worden door een erkendeHYUNDAI dealer.
SB210J1-FX Controlelamp grootlicht
Deze controlelamp gaat branden zodra
het grootlicht wordt ingeschakeld of als een lichtsignaal wordt gegeven.
1- 48
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
Page 60 of 244
!
ZB110K1-AXControlelamp
oliedruk
LET OP:
Als deze lamp bij draaiende motor gaat branden moet de motor direct worden afgezet teneinde ernstigemotorschade te voorkomen. Deze controlelamp gaat branden als de oliedruk te laag is. De lamp gaatbranden zodra het contact wordt aangezet, maar moet doven als de motor is gestart. Blijft deze lamp bij draaiende motor branden, dan bevindt zich een ernstige storingin het smeersysteem van de motor. Is dit het geval, dan moet de motor direct worden afgezet en moet het oliepeil worden gecontroleerd. Als hetoliepeil te laag is, moet de voorgeschreven olie worden bijgevuld en moet de motor opnieuw wordengestart. Als de controlelamp blijft branden moet de motor direct worden afgezet. Raadpleeg in dat geval eenofficiële HYUNDAI dealer.
! B260H02O-GXT
Controlelamp handrem/ remvloeistofpeil WAARSCHUWING:
Bij storingen aan het remsysteem
moet de oorzaak direct door een HYUNDAI dealer wordenopgespoord. Het rijden met een defect remsysteem (in het elektrische of hydraulischegedeelte) is uiterst gevaarlijk.
Werking van de controlelamp Deze lamp moet gaan branden als
het contact wordt aangezet, de motor wordt gestart en als de handrem wordtaangetrokken. Na het starten van de motor moet de lamp doven zodra de handrem wordt vrijgezet. Als dehandrem niet is aangetrokken moet de lamp flauw gaan branden bij het aanzetten van het contact of bij hetstarten van de motor. Als deze lamp tijdens het rijden gaat branden mag niet meer met de wagen worden gereden. Het remvloeistofpeilin het reservoir is dan beneden het minimum niveau gedaald. Vul remvloeistof bij die voldoet aan deDOT 3 of DOT 4 specificatie. Na het bijvullen kan voorzichtig naar een dealer worden gereden voor naderecontrole. Bij een ernstig defect moet de wagen door een sleepbedrijf naar een dealer worden gesleept.Uw HYUNDAI is voorzien van eendiagonaal gescheiden remsysteem.Als één van beide circuits defect is, wordt de wagen nog op de andere wielen afgeremd. Is dit het geval danis meer kracht voor het remmen vereist en is de remweg langer dan normaal. Bij een defect aan hetremsysteem moet worden teruggeschakeld zodat gebruik wordt gemaakt van het remvermogen vande motor.
BIJZONDERHEDEN VAN UW HYUNDAI
1- 49